direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied West
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1930.BPBGDWEST-3002

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Buitengebied West met identificatienummer NL.IMRO.1930.BPBGDWEST-3002 van de gemeente Nissewaard.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw, maar dat in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw.

1.6 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevellijn van het hoofdgebouw of achter de denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.8 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het continue en duurzaam voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren; nader te onderscheiden in:

  • a. akker- en opengrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, met uitzondering van fruit-, bollen- en sierteelt en bosbouw;
  • b. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee alsmede het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij waarbij het africhten van en de handel in de gefokte paarden in ondergeschikte mate plaatsvindt, geheel of nagenoeg geheel met gebruikmaking van open grond;
  • c. glastuinbouw: de teelt van tuinbouwgewassen geheel of nagenoeg geheel met behulp van kassen;
  • d. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
  • e. sierteelt: de teelt van siergewassen met in beperkte mate gebruikmaking van kassen al dan niet gecombineerd met de handel en export in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
  • f. bosbouw: de teelt van bomen vanwege de houtproductie;
  • g. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of vissen en wormen, zonder of nagenoeg zonder gebruik te maken van daglicht;
  • h. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en geheel of nagenoeg geheel zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel.
1.9 agrarisch aanverwant bedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het leveren van diensten aan agrarische bedrijven en groene en recreatieve functies in het buitengebied zonodig met behulp van werktuigen en apparaturen of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van werktuigen of apparatuur. Kenmerkende werkzaamheden zijn cultuurtechnische werken en grondverzet, meststoffendistributie en agrarisch loonwerk.

1.10 agrarisch handels- en exportbedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het vervoer, de opslag, de oppervlakkige bewerking of de afzet van agrarische producten dan wel aan het agrarisch bedrijf verwante producten, zoals opslagbedrijven, koelhuizen en dergelijke, met uitzondering van transportbedrijven.

1.11 agrarische activiteiten bij wijze van hobby

agrarische bezigheden, voornamelijk bij wijze van liefhebberij.

1.12 archeologisch deskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg.

1.13 bed&breakfast

recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt in bestaande gebouwen.

1.14 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.15 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.16 bestaande bouwwerken

de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande bouwwerken die zijn of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.17 bestaand gebruik

de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande vorm van gebruik die wordt uitgevoerd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.18 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.19 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.20 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.21 Bevi-inrichting

bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.22 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.23 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.24 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.25 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.26 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.27 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.28 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.29 bijgebouw

een al dan niet vrijstaand, afzonderlijk van het hoofdgebouw, in functioneel en bouwkundig opzicht te onderscheiden gebouw.

1.30 café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek, nachtclub of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

1.31 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.32 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf.

1.33 dienstverlening

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.

1.34 extensieve dagrecreatie

de niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.35 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.36 hoofdgebouw

een gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.37 horecabedrijf

een onderneming gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.38 hoveniersbedrijf

een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.

1.39 huishouden

van een huishouden is sprake wanneer een persoon dan wel personen in een zekere continue samenstelling met elkaar wonen en tussen de verschillende personen de intentie bestaat om bestendig, voor onbepaalde tijd, een met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband met elkaar aan te gaan.

1.40 kampeermiddelen

de niet als een bouwwerk aan te merken, zoals vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.41 kantoor

een voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.42 kas

een bouwwerk van glas of ander lichtdoorlatend materiaal ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering met een hoogte van 1,5 m of meer, trek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen.

1.43 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.44 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.45 kleinschalige horecagelegenheid

voorzieningen, waarbij de uitoefening van het horecabedrijf niet op zichzelf staat en dus ondergeschikt is aan de hoofdfunctie, voor het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en etenswaar voor het gebruik ter plaatse.

1.46 kleinschalige natuurontwikkeling

de kleinschalige aanleg van natuurlijk beplanting, poelen, terrasoevers en dergelijke, anders dan bij wijze van inrichting van particuliere tuinen/terreinen bij woningen en andere niet-agrarische functies.

1.47 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.

1.48 manege

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's (eventueel van derden) houdt, in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en/of pony's van derden, horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.

1.49 milieuhygiënisch inpasbaar

een ontwikkeling is milieuhygiënisch inpasbaar indien is aangetoond dat op het gebied van de volgende aspecten aan onder meer de genoemde voorwaarden wordt voldaan:

  • a. milieu:
    • 1. voor milieugevoelige functies een goed woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd;
    • 2. omliggende functies niet onevenredige in hun gebruiksmogelijkheden worden aangetast;
    • 3. de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.
    • 4. bij het toestaan van nieuwe geurgevoelige functies voldaan wordt aan de wettelijke geurnormen of vastgestelde hogere geurnorm;
    • 5. er geen belemmeringen zijn op het gebied van externe veiligheid;
    • 6. de luchtkwaliteit geschikt is voor de gewijzigde functie;
    • 7. bij het toestaan van nieuwe geluidsgevoelige functies voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarden of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. natuur
    • 1. er geen sprake is van significant negatief effecten op Natura 2000-gebied(en);
    • 2. nieuwe functies binnen de ecologische hoofdstructuur niet schadelijk zijn voor de natuur;
  • c. verkeer
    • 1. de capaciteit van de omliggende wegen voldoende is voor veilige afwikkeling van de verkeerstoename;
    • 2. er op eigen terrein voorzien wordt in de parkeerbehoefte;
  • d. water
    • 1. de toename aan verhard oppervlak wordt gecompenseerd;
1.50 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.

1.51 nutsvoorzieningen

de voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.52 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.53 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.

1.54 paardenfokkerij

een agrarisch bedrijf dat uitsluitend is gericht op het fokken van paarden, de africhting en verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij, waarbij het houden van paarden van derden niet is toegestaan.

1.55 paardenhouderij

een bedrijf dat uitsluitend is gericht op het houden, stallen of africhten van paarden, alsmede het houden, stallen of africhten van paarden van derden en de handel in paarden.

1.56 paardrijactiviteiten

het houden van paarden en/of pony's ten behoeve van verhuur en eigen gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en/of pony's in pension te stallen en te weiden.

1.57 paardrijschool

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's houdt.

1.58 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
1.59 recreatiewoning

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond.

1.60 restaurant

een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.

1.61 rooilijn
  • de lijn evenwijdig aan de weg en in het verlengde van de dichtst bij de weg gelegen gevel van een gebouw (niet zijnde een bijgebouw) die het dichtst bij de weg is gelegen, dan wel (indien deze gevel niet evenwijdig aan de weg is gelegen de lijn evenwijdig aan de weg door het dichtst bij de weg gelegen hoekpunt van de gevel van een gebouw (niet zijnde een bijgebouw);
  • indien op een bouwvlak geen gebouw, zoals hiervoor bedoeld, aanwezig is, wordt de rooilijn op de wijze, zoals hiervoor aangegeven, bepaald door het dichtstbij gelegen gebouw (niet zijnde een bijgebouw) op een ander bouwvlak;
  • een rooilijn wordt niet aanwezig geacht, indien een bouwvlak geen volledig naar de weg toegekeerde zijde heeft, ook al grenst dit bouwvlak op enig punt aan gronden met de bestemming Verkeer.
1.62 schuilgelegenheid

een bouwwerk, bedoeld als schuilplaats voor dieren, voorzien van maximaal 3 wanden en een dak.

1.63 seksinrichting en/of seksbedrijf

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub, raamprostitutie en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.64 Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.65 stacaravan

een gebouw dat in zijn geheel kan worden verplaatst en is bestemd voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.66 tuincentrum

een bedrijf, gericht op de teelt en de verhandeling van bomen, heesters, planten, bloemen en andere siergewassen en in samenhang daarmee op de verkoop van artikelen die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschap, tuinmeubilair en tuingrond.

1.67 verkoopvloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.

1.68 volkstuinen

de gronden waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld.

1.69 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf in de omvang van ten minste een eenmansbedrijf met daarbij passende arbeidsomvang en met een daaruit redelijkerwijs te verwachten bedrijfsinkomen.

1.70 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.71 Wgh-inrichting

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.72 wonen

het gebruik van een complex van ruimten voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

1.73 woning

een complex van ruimten, inclusief aan- en uitbouwen, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden.

1.74 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

1.75 zomerseizoen

de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot erfscheidingen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een gebouw

tussen de bovenkant van het gebouw, met uitzondering van antennes, schoorstenen en andere ondergeschikte bouwdelen, en het peil.

2.3 bouwhoogte van een gebouw

tussen de bovenkant van het bouwwerk en het peil.

2.4 breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

de hoogte gemeten vanaf het peil tot de hoogst gelegen horizontale snijlijn van het gevelvlak en het dakvlak; indien zich aan enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen of dakopbouwen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte (op de achterzijde van het gebouw meer dan 70%) wordt de goot- of boeibord van de dakkapel of dakopbouw als hoogte aangemerkt.

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van de daken, uitgezonderd dakkapellen en van het betrokken gebouw deel uitmakende kelders en andere ondergrondse ruimten.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren; indien een gebouw voorzien is van een niet geheel door wanden omsloten overkapping, wordt het gedeelte van het gebouw onder deze overkapping mede als oppervlakte berekend, met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is op dakoverstekken en luifels met een diepte van minder dan 1 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden veehouderij;
  • b. akker- en opengrondstuinbouw, zoals nader omschreven in lid 3.4;
  • c. fruitteelt, zoals nader omschreven in lid 3.4;
  • d. beheer, behoud en ontwikkeling van de aanwezige landschapswaarden in de vorm van het patroon van dijken, wegen, wielen, sloten en kreken;
  • e. beheer en behoud van de natuurwaarden in de vorm van de aanwezigheid van weidevogels en oever- en slootvegetaties;

alsmede voor:

  • f. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': uitsluitend opslag in gebouwen behorende tot categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • g. kleinschalige natuurontwikkeling;
  • h. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  • i. kleinschalige windturbines;
  • j. mestvergisting voor het eigen bedrijf;
  • k. verharde wandel- en fietspaden, overige verhardingen (niet zijnde kavelpaden) en ruiterpaden;
  • l. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ aangeduide bebouwing;
  • m. nevenfuncties zoals opgenomen in tabel 3.1;

bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals:

  • n. ontsluitingswegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en –afvoer, waterberging en sierwater.

Tabel 3.1 nevenfuncties bij recht toelaatbaar

veearts; hoefsmederij  
verkoop streekeigen producten  
paardrijactiviteiten (paardenstalling/-pension)  
verhuur fietsen/kano's/roeiboten  
bed & breakfast  
educatieve rondleidingen (natuur, agrarisch, milieu)  
intensieve kwekerij  
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. overigens geldt het volgende:
  max. aantal per bouwvlak   max. oppervlak   max.
inhoud  
max.
goothoogte  
max. bouwhoogte  
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen)   1*     650 m³
 
5 m voor hoofdgebouwen

3 m voor aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen  
 
vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning     50 m2     3 m voor bijgebouwen   3 m voor overkappingen  
bedrijfsgebouwen ter plaatse van een intensieve kwekerij als nevenfunctie     1.000 m2     6,5 m    
overige gebouwen en overkappingen ter plaatse van bouwvlakken van akkerbouw-, opengrondse tuinbouw en fruitteeltbedrijven     geheel bouwvlak     6,5 m    
overige gebouwen en overkappingen     geheel bouwvlak     5 m    
voedersilo's           12 m  
overige silo's, water- en warmtetanks en overige tanks           6 m  
lichtmasten           8 m  
paardenbakken   1   800 m²       2 m  
kleinschalige windturbines           2,5 m**  
erf- en terreinafscheidingen
- voor de voorgevel van gebouwen
- overige plaatsen  
       
1 m
2 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde           3 m  

* tenzij door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangegeven.

** met dien verstande dat kleinschalige windturbines uitsluitend op bestaande gebouwen of kleine masten met een bouwhoogte van ten hoogste 10 m geplaatst mogen worden en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens 5 m bedraagt.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Overschrijding agrarisch bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 ten behoeve van een eenmalige overschrijding van het bouwvlak van agrarische bedrijven aan één zijde met niet meer dan 10 m en met inachtneming van het volgende:

  • a. een doelmatige bedrijfsvoering moet overschrijding van de maatvoering noodzakelijk maken; deze noodzaak is in ieder geval aanwezig, wanneer overschrijding van het bouwvlak noodzakelijk is om aan milieuvoorschriften of regelgeving met betrekking tot dierenwelzijn te kunnen voldoen;
  • b. overschrijding van bouwvlakken is uitsluitend toegestaan ter plaatse van gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden en -indien van toepassing - aangrenzende gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Waardevolle openheid;
  • c. de overschrijding van het bouwvlak geen onevenredige afbreuk doet aan de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

3.3.2 Goothoogte

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 ten behoeve van een grotere goothoogte voor agrarische bedrijfsgebouwen en overkappingen, met inachtneming van het volgende:

  • a. uitbreiding is uitsluitend toegestaan ten behoeve van bedrijfsgebouwen behorende bij akker- en vollegrondstuinbouwbedrijven en grondgebonden veehouderijbedrijven;
  • b. de nieuwe goothoogte bedraagt ten hoogste 8 m;
  • c. de verruiming van de goothoogte doet geen onevenredige afbreuk doet aan de bestaande landschappelijke en natuurlijke waarden in de directe omgeving dienen.

3.3.3 Schuilgelegenheden

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 ten behoeve van het oprichten van een schuilgelegenheid buiten het bouwvlak met inachtneming van het volgende:

  • a. aangetoond dient te worden dat er binnen het eigen bouwvlak geen ruimte is voor het oprichten van een schuilgelegenheid;
  • b. in eerste instantie dient gezocht te worden naar een locatie in een gebied van 150 m vanaf de woonkern of –lint; indien aangetoond kan worden dat hiervoor geen reële mogelijkheid is, mag een schuilgelegenheid buiten dit gebied worden opgericht;
  • c. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing, waarbij in ieder geval de uitstraling van het bouwwerk en de positionering op het perceel worden meegewogen (bij voorkeur aan de randen, in de hoek van het perceel, aansluitend bij de dijken, bestaande bossages, waterlopen of erfafscheidingen);
  • d. de goot- en bouwhoogte van een schuilstal bedragen ten hoogste respectievelijk 2,5 m en 3 m;
  • e. de oppervlakte van een schuilgelegenheid mag afhankelijk van de kavelgrootte maximaal bedragen:

Kavelgrootte   Maximale oppervlakte  
0 m2 tot 2000 m2
2.000 m2 tot 5.000 m2  
0 m2
18 m2  
5.000 m2 tot 10.000 m2   24 m2  
10.000 m2 tot 20.000 m2   27 m2  
20.000 m2 en meer   30 m2  

3.3.4 Mestopslag buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 ten behoeve van het toestaan van mestopslag buiten het bouwvlak met inachtneming van het volgende:

  • a. aangetoond dient te worden dat er binnen het eigen bouwvlak geen reële mogelijkheid bestaat voor de beoogde mestopslag (fysiek of milieutechnisch)
  • b. de mestopslag is milieuhygiënisch inpasbaar;
  • c. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing.

3.3.5 Zonnepanelen buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 ten behoeve van het toestaan van zonnepanelen buiten het bouwvlak met inachtneming van het volgende:

  • a. de zonnepanelen zijn uitsluitend toegestaan voor eigen gebruik met een maximumoppervlak van 2 ha per bedrijf;
  • b. de zonnepanelen zijn milieuhygiënisch inpasbaar;
  • c. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing;
  • d. de zonnepanelen doen geen onevenredige afbreuk aan de in lid 3.1 genoemde waarden.

Artikel 3.3.5 is komen te vervalen als gevolg van de Reactieve Aanwijzing van Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland d.d. 10-01-2017, met identieficatiecode NL.IMRO.9928.DOSx2016x0012394-VA01.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. onverminderd het bepaalde in lid 3.6 is het in ieder geval verboden meer dan 20% van het bedrijfsoppervlak van agrarische bedrijven te gebruiken voor de teelt van ruwvoedergewassen;
  • b. permanente akkerbouw en/of opengrondstuinbouw, dat wil zeggen langer dan één teeltseizoen op dezelfde gronden, is uitsluitend toegestaan voor zover dit het bestaand gebruik betreft;
  • c. het omzetten van grasland naar akkerbouw en/of opengrondstuinbouw voor een aaneengesloten periode langer dan één teeltseizoen is niet toegestaan;
  • d. fruitteelt is uitsluitend toegestaan voor zover dit het bestaand gebruik betreft;
  • e. mestzakken/mestbassins zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van bestaande mestzakken/mestbassins die buiten het bouwvlak zijn gelegen, of op basis van lid 3.3.4 zijn toegestaan;
  • f. industriële mestvergisting is niet toegestaan;
  • g. paardenbakken, tredmolens, uitloopvoorzieningen en mestplaten zijn uitsluitend toegestaan binnen de bouwvlakken;
  • h. de oppervlakte van een paardenbak mag maximaal 800 m² bedragen;
  • i. de nevenfuncties zoals opgenomen in tabel 3.1 dienen binnen het bouwvlak gerealiseerd en/of uitgeoefend te worden;
  • j. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en lichtreclame is ten behoeve van nevenfuncties niet toegestaan;
  • k. parkeren ten behoeve van de nevenfunctie dient op eigen terrein en binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • l. buitenopslag is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met dien verstande dat:
    • 1. buitenopslag voor en binnen 3 m achter de (voorgevel)rooilijn niet is toegestaan;
    • 2. de hoogte van buitenopslag ten hoogste 4 m bedraagt;
  • m. in combinatie met het wonen in een bedrijfswoning is de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toegestaan in gedeelten van woningen met inbegrip van vrijstaande bijgebouwen, voor zover: 
    • 1. het vloeroppervlak ten behoeve van kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot een maximum van 60 m2;
    • 2. activiteiten moeten ondergeschikt zijn aan de hoofdbestemming;
    • 3. ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
    • 4. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op het woonklimaat in de directe omgeving en de normale afwikkeling van het verkeer en mag niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    • 5. de activiteit dient uitgeoefend te worden door de bewoner van de woning.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het toestaan van nevenfuncties bij wijze van neventak bij volwaardige agrarische bedrijven, zoals opgenomen in tabel 3.2, met inachtneming van het volgende:

  • a. bestaande landschappelijke en natuurlijke waarden in de directe omgeving, zoals genoemd in lid 3.1 dienen niet onevenredig te worden aangetast;
  • b. de nevenfuncties dienen binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden;
  • c. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • d. ten behoeve van de nevenfunctie mag ten hoogste 400 m2 aan nieuwe bebouwing, binnen het bouwvlak worden gerealiseerd;
  • e. de functies zijn niet toegestaan in kassen en loodskassen;
  • f. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en lichtreclame is niet toegestaan.
  • g. er dient op eigen terrein en binnen het bouwvlak voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid voor de betreffende functie;
  • h. uitoefening van de nevenfunctie dient door de betreffende agrariër te worden uitgevoerd;
  • i. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 500 m² en mag er niet meer dan 4.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
  • j. de oppervlakte van paardenbakken ter plaatse van de nevenfunctie paardenhouderij bedraagt ten hoogste 1.200 m2;
  • k. ten aanzien van de nevenfuncties:
    • 1. agrarische loonbedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 2. opslag/stalling van niet agrarische producten in categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in de bestaande bebouwing (niet zijnde kassen en loodskassen);

geldt tevens dat:

      • bedrijven zijn toegelaten in één categorie hoger dan de in tabel 3.2 genoemde categorie, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in tabel 3.2 genoemde categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
      • bedrijven zijn toegelaten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals in tabel 3.2 genoemd;

met dien verstande dat risicovolle inrichtingen en geluidshinderlijke inrichtingen niet zijn toegestaan.

  • l. in afwijking van het bepaalde onder b. geldt dat de nevenfunctie kleinschalig kamperen tevens buiten het bouwvlak is toegestaan mits:
    • 1. er binnen het bouwvlak onvoldoende ruimte beschikbaar is, gelet op de omvang en situering van de bebouwing en de transportbewegingen binnen het bouwvlak;
    • 2. het kleinschalig kamperen aansluitend aan het bouwvlak wordt gesitueerd;
    • 3. wordt voorzien in een afschermende opgaande beplanting met een breedte van ten minste 5 m.

Tabel 3.2 Nevenfuncties via afwijking toegestaan

agrarische loonbedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten  
foeragehandel; handel in zaaizaad en pootgoed, opslag agrarische producten voor derden  
veehandelsbedrijven/africhtingsbedrijven voor paarden  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten 1)  
opslag/stalling van niet agrarische producten in categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in de bestaande bebouwing (niet zijnde kassen en loodskassen)  
kinderboerderij  
kleinschalig kamperen voor ten hoogste 25 kampeermiddelen  
kampeerboerderij  
kleinschalige horecagelegenheid met een vloeroppervlakte van ten hoogste 100 m2  
sociale nevenfunctie (resocialisatie, therapie, gehandicaptenzorg, kinderopvang)  
museum/tentoonstellingsruimte/workshops  
paardenhouderij  

3.5.2 Overige nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de categorieën nevenfuncties zoals genoemd in de tabel 3.1 en 3.2 teneinde nevenfuncties toe te staan die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolgde de tabellen 3.1 en 3.2 toelaatbare nevenfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals genoemd in lid 3.5.1.

3.5.3 Plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning, met inachtneming van het volgende:

  • a. de bedrijfswoning wordt in gebruik genomen als burgerwoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort heeft de bedrijfsactiviteiten niet beëindigd;
  • b. er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • c. op het agrarisch bouwvlak komt de mogelijkheid voor een extra bedrijfswoning te vervallen;
  • d. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • e. de bouwregels voor een bedrijfswoning zoals opgenomen in lid 3.2 blijven van toepassing ;
  • f. er mag geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding- en ontwikkelingsmogelijkheden).
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. ontginnen, ophogen, afgraven, bodemverhogen, egaliseren;
  • b. dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater;
  • c. scheuren van grasland anders dan ten behoeve van de verbetering van het grasland;
  • d. aanbrengen opgaande beplantingen met uitzondering van erfbeplanting;
  • e. aanleg van verharde fietspaden, overige verhardingen (niet zijnde kavelpaden en wandelpaden) en ruiterpaden;
  • f. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm bij wijze van woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en afgraven dan wel ten behoeve van ontginnen of draineren;
  • g. aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur;
  • h. het verrichten van exploratieboringen;
  • i. vellen, rooien of beschadigen van houtgewassen of verwijderen, verstoren van andere natuurlijke vegetatie.

3.6.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 3.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  • d. binnen het bouwvlak plaatsvinden;
  • e. grondophogingen of afgravingen met een hoogte of diepte van 0,15 m of minder betreffen.

3.6.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en landschapswaarden zoals bedoeld in lid 3.1 niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Vergroten bouwvlakken

Burgemeester en wethouders kunnen het bouwvlak ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak van volwaardig agrarische bedrijven met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden wijzigen met inachtneming van het volgende:

  • a. van de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend mag gebruik worden gemaakt, indien de vergroting van het bouwvlak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling noodzakelijk is;
  • b. de bestaande bij het agrarisch bedrijf behorende bebouwing blijft binnen de gewijzigde bouwgrenzen gelegen;
  • c. het bouwvlak mag worden vergroot tot maximaal 2 ha;
  • d. de vergroting van het bouwvlak doet geen onevenredige afbreuk aan de in lid 3.1 genoemde waarden;
  • e. de vergroting dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • f. burgemeester en wethouders kunnen de aanvrager om een schriftelijk advies van een deskundige inzake natuur en landschap vragen waarin wordt aangetoond dat aan het gestelde onder d wordt voldaan.

3.7.2 Realisatie nieuwe natuur

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden wijzigen ten behoeve van de realisatie van ecologische verbindingszones met inachtneming van het volgende:

  • a. een besluit tot planwijziging niet eerder wordt genomen dan nadat de betrokken gronden in eigendom zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie dan wel via particulier natuurbeheerschap worden gerealiseerd;
  • b. verwerving dient op vrijwillige basis te geschieden;
  • c. de bestemmingswijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • d. er dient sprake te zijn van ruimtelijk afgeronde eenheden.

3.7.3 Vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden wijzigen ten behoeve van een van de vervolgfuncties zoals opgenomen in tabel 3.3, met inachtneming van het volgende:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien het agrarisch gebruik beëindigd is;
  • b. bestaande landschappelijke en natuurlijke waarden in de directe omgeving, zoals genoemd in lid 3.1 dienen niet onevenredig te worden aangetast;
  • c. de aanvrager dient aan de hand van een schriftelijk advies van een deskundige inzake natuur en landschap aan te tonen dat aan het gestelde onder b wordt voldaan;
  • d. vervolgfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • e. de aard en omvang van de nieuwe functie, dient in relatie te staan tot de omvang en de situering van de aanwezige bebouwing;
  • f. de vervolgfuncties zijn alleen toegestaan binnen de bestaande gebouwen, niet zijnde kassen en loodskassen;
  • g. na de bestemmingswijziging wordt de omvang het bouwvlak zoveel mogelijk beperkt tot het in gebruik genomen en als zodanig ingerichte erf en wordt een aanduiding opgenomen die aangeeft dat het een voormalig agrarisch bedrijf betreft;
  • h. ter plaatse van bouwvlakken mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd. Evenmin mogen de gebouwen na bestemmingswijziging qua oppervlakte en hoogte worden uitgebreid; in het wijzigingsplan wordt geregeld dat de gebouwen in geen enkel opzicht mogen worden uitgebreid;
  • i. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • j. ten aanzien van de vervolgfuncties:
    • 1. agrarische loonbedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 2. opslag/stalling van goederen in de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in de bestaande bebouwing (niet zijnde kassen en loodskassen);
    • 3. overige bedrijven in de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

geldt tevens dat:

      • a. bedrijven in één categorie hoger dan in tabel 3.3 genoemd zijn toegestaan, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in tabel 3.3 genoemde categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
      • b. bedrijven die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd zijn toegestaan, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals in tabel 3.3 genoemd;

met dien verstande dat risicovolle inrichtingen en geluidshinderlijke inrichtingen niet zijn

toegestaan.

  • k. de oppervlakte van een paardenbak bij een paardenhouderij ten hoogste 1200 m2 mag bedragen;
  • l. de vervolgfunctie dierenpension/hondenfokkerij en -africhting is niet toegestaan in stiltegebieden;
  • m. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en lichtreclame is niet toegestaan;
  • n. er dient op eigen terrein en binnen het bouwvlak voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid.

Tabel 3.3 Vervolgfuncties

wonen/hobbyboeren  
agrarische loonbedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten  
veehandelsbedrijven/africhtingbedrijven voor paarden  
foeragehandel; handel in zaaizaad en pootgoed; opslag agrarische producten  
veearts; hoefsmederij  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten  
opslag/stalling van goederen in de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in de bestaande bebouwing (niet zijnde kassen en loodskassen)  
overige bedrijven in de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten  
kinderboerderij  
paardenstalling/paardrijactiviteiten  
paardenhouderij  
bed & breakfast  
kampeerboerderij  
kleinschalige horecagelegenheid als ondergeschikte, niet zelfstandige, functie bij een andere vervolgfunctie  
sociale nevenfunctie (resocialisatie, therapie, gehandicaptenzorg, kinderopvang)  
museum/tentoonstellingsruimte  
dierenpension/hondenfokkerij en -africhting  

3.7.4 Overige vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders de bestemming kunnen de bestemming Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden wijzigen ten behoeve van een vervolgfunctie anders dan de vervolgfuncties zoals genoemd in tabel 3.3 teneinde vervolgfuncties toe te staan die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolgde de tabellen 3.3 toelaatbare vervolgfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals genoemd in lid 3.7.3.

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Waardevolle openheid

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Waardevolle openheid' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. akker- en opengrondstuinbouw;
  • b. grondgebonden veehouderij;
  • c. fruitteelt, zoals nader omschreven in lid 4.4;
  • d. beheer, behoud en ontwikkeling van de aanwezige landschappelijke waarden in de vorm van waardevolle openheid en het patroon van dijken, wegen en kreken;

alsmede voor:

  • e. ter plaatse van de aanduiding 'sierteelt': sierteelt;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw': glastuinbouw;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch aanverwant bedrijf': een agrarisch aanverwant bedrijf;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - verhuur machines': de verhuur van machines;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - sierteelt- en handel in sierteeltgewassen': sierteelt en in combinatie daarmee de handel (im- en export daaronder begrepen) van sierteeltgewassen en andere planten en bomen;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - wijnbouw': wijnbouw, de productie en opslag van wijn, het geven van daaraan gerelateerde workshops en cursussen en maximaal 6 camperstandplaatsen ten behoeve van toeristisch kamperen;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan': een ijsbaan met bijbehorende voorzieningen;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': detailhandel;
  • m. kleinschalige natuurontwikkeling;
  • n. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  • o. kleinschalige windturbines;
  • p. verharde wandel- en fietspaden, overige verhardingen (niet zijnde kavelpaden) en ruiterpaden;
  • q. mestvergisting voor het eigen bedrijf;
  • r. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ aangeduide bebouwing;
  • s. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’ aangeduide bebouwing;
  • t. nevenfuncties zoals opgenomen in tabel 4.1;

bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals :

  • u. ontsluitingswegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en –afvoer, waterberging en sierwater.

Tabel 4.1 Nevenfuncties bij recht toelaatbaar

foeragehandel; handel in zaaizaad en pootgoed, opslag agrarische producten voor derden  
veehandelsbedrijven/africhtingsbedrijven voor paarden  
veearts; hoefsmederij  
verkoop streekeigen producten  
paardrijactiviteiten (paardenstalling/-pension)  
verhuur fietsen/kano's/roeiboten  
kleinschalig kamperen voor ten hoogste 25 kampeermiddelen  
bed & breakfast  
kleinschalige horecagelegenheid  
sociale nevenfunctie (resocialisatie, therapie, gehandicaptenzorg, kinderopvang)  
museum/tentoonstellingsruimte/workshops  
educatieve rondleidingen (natuur, agrarisch, milieu)  
intensieve kwekerij  
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van kassen en erf- en terreinafscheidingen, zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde' uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  • c. overigens geldt het volgende:
  max. aantal per bouwvlak   max. oppervlak   max.
inhoud  
max.
goothoogte  
max. bouwhoogte  
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen)   1*     650 m³
 
5 m voor hoofgebouwen

3 m voor aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen  
 
vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning     50 m2     3 m voor bijgebouwen   3 m voor overkappingen  
kassen ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw'     2 ha     5 m   7 m  
kassen op overige bouwvlakken     300 m²     5 m   7 m  
loodskassen en overige gebouwen (inclusief bedrijfswoning) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - sierteelt- en handel in sierteeltgewassen'     6.000 m²     5 m   7 m  
bedrijfsgebouwen ter plaatse van een intensieve kwekerij als nevenfunctie     1.000 m2     6,5 m    
gebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch aanverwant bedrijf'     geheel bouwvlak **     6,5 m    
overige gebouwen en overkappingen ter plaatse van bouwvlakken van akkerbouw-, opengrondse tuinbouw en fruitteeltbedrijven     geheel bouwvlak     6,5 m    
overige gebouwen en overkappingen     geheel bouwvlak **     5 m   -  
voedersilo's           12 m  
overige silo's, water- en warmtetanks en overige tanks           6 m  
lichtmasten           8 m  
paardenbakken   1   800 m²       2 m  
kleinschalige windturbines           2,5 m***  
erf- en terreinafscheidingen
- voor de voorgevel van gebouwen
- overige plaatsen  
       
1 m
2 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde           3 m  

* tenzij door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangegeven, of met de aanduiding ''specifieke bouwaanduiding - uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde' uitsluiten' gebouwen zijn uitgesloten..

** tenzij anders is aangegeven doormiddel van de aanduiding 'maximum oppervlakte'

*** met dien verstande dat kleinschalige windturbines uitsluitend op bestaande gebouwen of kleine masten met een bouwhoogte van ten hoogste 10 m geplaatst mogen worden en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens 5 m bedraagt.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Boog- en gaaskassen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 ten behoeve van het oprichten van boog- en gaaskassen buiten het bouwvlak met inachtneming van het volgende:

  • a. de boog- en gaaskassen dienen aansluitend aan het agrarische bouwvlak te worden opgericht;
  • b. het oppervlak aan boog- en gaaskassen mag ten hoogste 300 m² bedragen;
  • c. de boog- en gaaskassen zijn in geen geval toegestaan ter plaatse van:
    • 1. dijkhellingen;
    • 2. waardevolle doorzichten;
  • d. het oprichten van boog- en gaaskassen doet geen onevenredige afbreuk aan de in de bestemmingsomschrijving lid 4.1 genoemde waarden;
  • e. de boog- en gaaskassen worden niet gebruikt ten behoeve van wisselteelt;
  • f. de aanvrager dient aan de hand van een schriftelijk advies van een deskundige inzake landschap aan te tonen dat aan het gestelde onder d kan worden voldaan.

4.3.2 Overschrijding agrarisch bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 ten behoeve van een eenmalige overschrijding van het bouwvlak van agrarische bedrijven aan één zijde met niet meer dan 10 m met inachtneming van het volgende:

  • a. een doelmatige bedrijfsvoering moet overschrijding van de maatvoering noodzakelijk maken; deze noodzaak is in ieder geval aanwezig, wanneer overschrijding van het bouwvlak noodzakelijk is om aan milieuvoorschriften of regelgeving met betrekking tot dierenwelzijn te kunnen voldoen;
  • b. overschrijding van bouwvlakken is uitsluitend toegestaan ter plaatse van gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Waardevolle openheid en -indien van toepassing - aangrenzende gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden;
  • c. de overschrijding van het bouwvlak geen onevenredige afbreuk doet aan de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

4.3.3 Goothoogte bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 ten behoeve van een grotere goothoogte voor agrarische bedrijfsgebouwen en overkappingen, met inachtneming van het volgende:

  • a. uitbreiding is uitsluitend toegestaan ten behoeve van bedrijfsgebouwen behorende bij akker- en opengrond tuinbouwbedrijven en grondgebonden veehouderijbedrijven;
  • b. de nieuwe goothoogte bedraagt ten hoogste 8 m;
  • c. de verruiming van de goothoogte doet geen onevenredige afbreuk doet aan de bestaande landschappelijke en natuurlijke waarden in de directe omgeving dienen.

4.3.4 Schuilgelegenheden

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 ten behoeve van het oprichten van een schuilgelegenheid buiten het bouwvlak met inachtneming van het volgende:

  • a. aangetoond dient te worden dat er binnen het eigen bouwvlak geen ruimte is voor het oprichten van een schuilgelegenheid;
  • b. in eerste instantie dient gezocht te worden naar een locatie in een gebied van 150 m vanaf de woonkern of –lint; indien aangetoond kan worden dat hiervoor geen reële mogelijkheid is, mag een schuilgelegenheid buiten dit gebied worden opgericht;
  • c. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing, waarbij in ieder geval de uitstraling van het bouwwerk en de positionering op het perceel worden meegewogen (bij voorkeur aan de randen, in de hoek van het perceel, aansluitend bij de dijken, bestaande bossages, waterlopen of erfafscheidingen);
  • d. de goot- en bouwhoogte van een schuilstal bedragen ten hoogste respectievelijk 2,5 m en 3 m;
  • e. de oppervlakte van een schuilgelegenheid mag afhankelijk van de kavelgrootte maximaal bedragen:

Kavelgrootte   Maximale oppervlakte  
0 m2 tot 2000 m2
2.000 m2 tot 5.000 m2  
0 m2
18 m2  
5.000 m2 tot 10.000 m2   24 m2  
10.000 m2 tot 20.000 m2   27 m2  
20.000 m2 en meer   30 m2  

4.3.5 Mestopslag buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 ten behoeve van het mestopslag buiten het bouwvlak met inachtneming van het volgende:

  • a. aangetoond dient te worden dat er binnen het eigen bouwvlak geen reële mogelijkheid bestaat voor de beoogde mestopslag (fysiek of milieutechnisch)
  • b. de mestopslag is milieuhygiënisch inpasbaar;
  • c. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing.

4.3.6 Zonnepanelen buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 ten behoeve van het toestaan van zonnepanelen buiten het bouwvlak met inachtneming van het volgende:

  • a. de zonnepanelen zijn uitsluitend toegestaan voor eigen gebruik met een maximumoppervlak van 2 ha per bedrijf;
  • b. de zonnepanelen zijn milieuhygiënisch inpasbaar;
  • c. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing;
  • d. de zonnepanelen doen geen onevenredige afbreuk aan de in lid 4.1 genoemde waarden.

Artikel 4.3.6 is komen te vervalen als gevolg van de Reactieve Aanwijzing van Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland d.d. 10-01-2017, met identieficatiecode NL.IMRO.9928.DOSx2016x0012394-VA01.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de teelt van ruwvoeder is zonder meer toelaatbaar;
  • b. fruitteelt is uitsluitend toegestaan voor zover dit het bestaand gebruik betreft;
  • c. met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding 'sierteelt', waar sierteelt als permanente functie is toegestaan, is sierteelt op overige gronden uitsluitend toegestaan als wisselteelt, dat wil zeggen voor de duur van ten hoogste één teeltseizoen op dezelfde gronden;
  • d. mestzakken/mestbassins zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van bestaande mestzakken/mestbassins die buiten het bouwvlak zijn gelegen, of op basis van lid 4.3.5 zijn toegestaan;
  • e. industriële mestvergisting is niet toegestaan;
  • f. paardenbakken, tredmolens, uitloopvoorzieningen en mestplaten zijn uitsluitend toegestaan binnen de bouwvlakken;
  • g. de oppervlakte van een paardenbak mag maximaal 800 m² bedragen;
  • h. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en lichtreclame is ten behoeve van nevenfuncties niet toegestaan;
  • i. parkeren ten behoeve van de nevenfunctie dient op eigen terrein en binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  • j. de nevenfunctie dient binnen het bouwvlak gerealiseerd en/of uitgeoefend te worden, tenzij er binnen het bouwvlak onvoldoende ruimte beschikbaar is, gelet op de omvang en situering van de bebouwing en de transportbewegingen binnen het bouwvlak. In dat geval mag het kleinschalig kamperen aansluitend aan het bouwvlak worden gesitueerd, mits wordt voorzien in een afschermende opgaande beplanting met een breedte van ten minste 5 m;
  • k. buitenopslag is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met dien verstande dat:
    • 1. buitenopslag voor en binnen 3 m achter de (voorgevel)rooilijn niet is toegestaan;
    • 2. de hoogte van buitenopslag ten hoogste 4 m bedraagt;
  • l. in combinatie met het wonen in een bedrijfswoning is de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toegestaan in gedeelten van woningen met inbegrip van vrijstaande bijgebouwen, voor zover: 
    • 1. het vloeroppervlak ten behoeve van kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot een maximum van 60 m2;
    • 2. activiteiten moeten ondergeschikt zijn aan de hoofdbestemming;
    • 3. ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
    • 4. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op het woonklimaat in de directe omgeving en de normale afwikkeling van het verkeer en mag niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    • 5. de activiteit dient uitgeoefend te worden door de bewoner van de woning.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van het toestaan van nevenfuncties bij wijze van neventak bij volwaardige agrarische bedrijven, zoals opgenomen in tabel 4.2, met inachtneming van het volgende:

  • a. bestaande landschappelijke waarden in de directe omgeving, zoals genoemd in lid 4.1 mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. de nevenfuncties dienen binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden;
  • c. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • d. ten behoeve van de nevenfunctie mag ten hoogste 400 m2 aan nieuwe bebouwing, binnen het bouwvlak worden gerealiseerd;
  • e. de functies zijn niet toegestaan in kassen en loodskassen;
  • f. uitoefening van de nevenfunctie dient door de betreffende agrariër te worden uitgevoerd;
  • g. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 500 m² en mag er niet meer dan 4.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
  • h. de oppervlakte van paardenbakken ter plaatse van de nevenfunctie paardenhouderij bedraagt ten hoogste 1.200 m2;
  • i. ten aanzien van de nevenfuncties:
    • 1. agrarische loonbedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten,
    • 2. opslag/stalling van niet agrarische producten in categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in de bestaande bebouwing (niet zijnde kassen en loodskassen)
    • 3. overige bedrijven in categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

geldt tevens dat:

      • bedrijven zijn toegelaten in één categorie hoger dan de in tabel 4.2 genoemde categorie, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in tabel 4.2 genoemde categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
      • bedrijven zijn toegelaten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals in tabel 4.2 genoemd;

met dien verstande dat risicovolle inrichtingen en geluidshinderlijke inrichtingen niet zijn

toegestaan.

Tabel 4.2 nevenfuncties via afwijking

agrarische loonbedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten 1)  
opslag/stalling van niet agrarische producten in categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in de bestaande bebouwing (niet zijnde kassen en loodskassen)  
overige bedrijven in categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten  
kinderboerderij  
kampeerboerderij  
dierenpension/hondenfokkerij en -training  
paardenhouderij  

4.5.2 Overige nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de categorieën nevenfuncties zoals genoemd in de tabel 4.1 en 4.2 teneinde nevenfuncties toe te staan die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolgde de tabellen 4.1 en 4.2 toelaatbare nevenfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals genoemd in lid 4.5.1.

4.5.3 Kampeermiddelenopslag

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van het toestaan van opslag van kampeermiddelen ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling', met dien verstande dat:

  • a. de functie glastuinbouw ter plaatse beëindigd is en niet langer uitvoerbaar is;
  • b. vestiging van de stalling op een bedrijventerrein redelijkerwijs niet tot de mogelijkheden behoort;
  • c. de stalling uitsluitend kan worden toegestaan binnen bestaande kassen met inbegrip van bestaande staketsels;
  • d. de stalling in een aantoonbare behoefte voorziet;
  • e. de stalling uitsluitend gebruikt wordt voor kampeermiddelen en geen aanverwante functies als een showroom of verkoop zijn toegestaan;
  • f. de functie milieuhygiënisch inpasbaar dient te zijn;
  • g. buitenstalling niet is toegestaan;
  • h. er sprake dient te zijn van een goede landschappelijke inpassing en er per saldo sprake is van ruimtelijke kwaliteitsverbetering.

Artikel 4.5.3 is komen te vervalen als gevolg van de Reactieve Aanwijzing van Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland d.d. 10-01-2017, met identieficatiecode NL.IMRO.9928.DOSx2016x0012394-VA01.

4.5.4 Fruitteelt

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 en lid 4.4 onder b ten behoeve van het toestaan van fruitteelt indien:

  • a. de openheid van het gebied niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. de fruitteeltlocatie landschappelijk kan worden ingepast;
  • c. er sprake is van een verfraaiing van ontsierende landschapsdelen;

en met inachtneming van het volgende:

4.5.5 Plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning, met inachtneming van het volgende:

  • a. de bedrijfswoning wordt in gebruik genomen als burgerwoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort heeft de bedrijfsactiviteiten niet beëindigd;
  • b. er dient sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • c. op het agrarisch bouwvlak komt de mogelijkheid voor een extra bedrijfswoning te vervallen;
  • d. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • e. de bouwregels voor een bedrijfswoning zoals opgenomen in lid 4.2 blijven van toepassing ;
  • f. er mag geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding- en ontwikkelingsmogelijkheden).
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Waardevolle openheid zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanbrengen opgaande beplantingen met uitzondering van erfbeplanting.

4.6.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 4.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  • d. binnen het bouwvlak plaatsvinden;
  • e. grondophogingen of afgravingen met een hoogte of diepte van 0,15 m of minder betreffen.

4.6.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de landschapswaarden zoals bedoeld in lid 4.1 niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Vergroten bouwvlakken

Burgemeester en wethouders kunnen het bouwvlak ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak van volwaardig agrarische bedrijven met de bestemming Agrarisch met waarden - Waardevolle openheid wijzigen met inachtneming van het volgende:

  • a. van de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend mag gebruik worden gemaakt, indien de vergroting van het bouwvlak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling noodzakelijk is;
  • b. de bestaande bij het agrarisch bedrijf behorende bebouwing blijft binnen de gewijzigde bouwgrenzen gelegen;
  • c. het bouwvlak mag worden vergroot tot maximaal 2 ha;
  • d. de vergroting van het bouwvlak doet geen onevenredige afbreuk aan de in de bestemmingsomschrijving, lid 4.1 genoemde waarden;
  • e. de vergroting dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • f. burgemeester en wethouders kunnen de aanvrager om een schriftelijk advies van een deskundige inzake natuur en landschap vragen waarin wordt aangetoond dat aan het gestelde onder d wordt voldaan.

4.7.2 Vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch met waarden - Waardevolle openheid wijzigen ten behoeve van een van de vervolgfuncties zoals opgenomen in tabel 4.3, met inachtneming van het volgende:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien het agrarisch gebruik is beëindigd;
  • b. de bestaande landschappelijke waarden in de directe omgeving zoals bedoeld in lid 4.1 dienen niet onevenredig te worden aangetast;
  • c. vervolgfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • d. de aard en omvang van de nieuwe functie, dient in relatie te staan tot de omvang en de situering van de aanwezige bebouwing;
  • e. de vervolgfuncties zijn alleen toegestaan binnen de bestaande gebouwen, niet zijnde kassen en loodskassen;
  • f. na de bestemmingswijziging wordt de omvang van het bouwvlak zoveel mogelijk beperkt het in gebruik genomen en als zodanig ingerichte erf en wordt een aanduiding opgenomen die aangeeft dat het een voormalig agrarisch bedrijf betreft;
  • g. ter plaatse van bouwvlakken mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd. Evenmin mogen de gebouwen na bestemmingswijziging qua oppervlakte en hoogte worden uitgebreid;
  • h. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • i. ten aanzien van de vervolgfuncties:
    • 1. agrarische loonbedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 2. opslag/stalling van goederen in de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in de bestaande bebouwing (niet zijnde kassen en loodskassen);
    • 3. overige bedrijven in de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

geldt tevens dat:

      • bedrijven in één categorie hoger dan in tabel 4.3 genoemd zijn toegestaan, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in lid 1 genoemde categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
      • bedrijven die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd zijn toegestaan, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals in lid 1 genoemd;

met dien verstande dat risicovolle inrichtingen en geluidshinderlijke inrichtingen niet zijn

toegestaan.

  • j. de oppervlakte van een paardenbak bij een paardenhouderij mag ten hoogste 1200 m2 bedragen;
  • k. de vervolgfunctie dierenpension/hondenfokkerij en -africhting is niet toegestaan in stiltegebieden;
  • l. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en lichtreclame niet is toegestaan;
  • m. er op eigen terrein en binnen het bouwvlak voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid;

Tabel 4.3 Vervolgfuncties

wonen/hobbyboeren  
agrarische loonbedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten  
veehandelsbedrijven/africhtingbedrijven voor paarden  
foeragehandel; handel in zaaizaad en pootgoed; opslag agrarische producten  
veearts; hoefsmederij  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten  
opslag/stalling van goederen in de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in de bestaande bebouwing (niet zijnde kassen en loodskassen)  
overige bedrijven in de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten  
kinderboerderij  
paardenstalling/paardrijactiviteiten  
paardenhouderij  
bed & breakfast  
kampeerboerderij  
kleinschalige horecagelegenheid als ondergeschikte, niet zelfstandige, functie bij een andere vervolgfunctie  
sociale nevenfunctie (resocialisatie, therapie, gehandicaptenzorg, kinderopvang)  
museum/tentoonstellingsruimte  
dierenpension/hondenfokkerij en -africhting  

4.7.3 Overige vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders de bestemming kunnen de bestemming Agrarisch met waarden - Waardevolle openheid wijzigen ten behoeve van een vervolgfunctie anders dan de vervolgfuncties zoals genoemd in tabel 4.3 teneinde vervolgfuncties toe te staan die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolgde de tabellen 4.3 toelaatbare vervolgfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals genoemd in lid 4.7.2.

4.7.4 Realisatie nieuwe natuur

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch met waarden - Waardevolle openheid wijzigen ten behoeve van de realisatie van ecologische verbindingszones met inachtneming van het volgende:

  • a. een besluit tot planwijziging niet eerder wordt genomen dan nadat de betrokken gronden in eigendom zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie dan wel via particulier natuurbeheerschap worden gerealiseerd;
  • b. verwerving dient op vrijwillige basis te geschieden;
  • c. de bestemmingswijziging dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
  • d. er dient sprake te zijn van ruimtelijk afgeronde eenheden.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met dien verstande dat in afwijking van het bepaalde onder a ter plaatse van de volgende aanduidingen, uitsluitend de volgende bedrijven zijn toegestaan:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel 2' : uitsluitend een groothandel in zand en grind behorende tot maximaal categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij': uitsluitend een paardenhouderij;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling': uitsluitend een caravanstalling;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': uitsluitend opslag in gebouwen behorende tot categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend een nutsvoorziening;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasdrukmeet- en regelstation': uitsluitend een gasdrukmeet- en regelstation;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'gemaal': uitsluitend een gemaal;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'waterzuiveringsinstallatie': uitsluitend een afvalwaterzuiveringsinstallatie;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg': uitsluitend een verkooppunt voor motorbrandstoffen, inclusief lpg, met bijbehorende detailhandel.

met dien verstande dat in aanvulling op het bepaalde onder a, ter plaatse van de volgende aanduidingen tevens de volgende bedrijven zijn toegestaan:

  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf': een aannemersbedrijf behorend tot ten hoogste de categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf in bagger- en sloopwerken en groen- en grondverzet': een aannemersbedrijf in bagger- en sloopwerken en groen- en grondverzet behorend tot ten hoogste de categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - constructiewerkplaats': een constructiewerkplaats behorend tot ten hoogste de categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel 1': een groothandel in mechanisatie- en reparatiebedrijf van landbouwmachines en landbouwwerktuigen en machines voor de groenvoorziening behorend tot ten hoogste de categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel 3': een groothandel in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptieaardappelen behorend tot ten hoogste de categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loonwerk- en agrarisch handels- en exportbedrijf': een loonwerkbedrijf en agrarisch handels- en exportbedrijf behorend tot ten hoogste de categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - botenstalling, onderhoud en reparatie van plezierjachten': botenstalling, onderhoud en reparatie van plezierjachten behorend tot ten hoogste de categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'hovenier': tevens een hoveniersbedrijf behorende tot categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

en

  • s. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde' uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  • c. overigens geldt het volgende:

  max. aantal per bouwvlak   max.
inhoud  
max. oppervlakte (inclusief bedrijfswoning)   max.
goothoogte  
max. bouw-
hoogte  
gebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loonwerk- en agrarisch handels- en exportbedrijf'       bestaand + 10 %   6 m   9 m  
gebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'waterzuiveringsinstallatie'       bestaand + 10 %     10 m  
gebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'gemaal'       bestaand + 10 %, tenzij met een maatvoeringsaanduiding 'maximum bebouwingspercentage' anders is aangegeven     12 m  
gebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - botenstalling, onderhoud en reparatie van plezierjachten'
 
    bestaand + 10%   6 m   9 m  
gebouwen en overkappingen elders       bestaand + 10 %   4 m    
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen)   1*   650 m³  
 
4 m voor hoofgebouwen

3 m voor aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen  
 
vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning     50 m2     3 m voor bijgebouwen   3 m voor overkappingen  
lichtmasten           8 m  
paardenbakken   1     1.200 m²     2 m  
bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorzieningen'           voor masten 60 m voor het overige 30 m  
bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'waterzuiveringsinstallatie '           10 m  
bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'gemaal'           12 m  
erf- en terreinafscheidingen
- voor de voorgevel van gebouwen
- overige plaatsen  
       

1 m**

2 m**  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde           3 m  

* tenzij door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangegeven.

** de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding ' specifieke vorm van bedrijf - gasdrukmeet- en regelstation' mag ten hoogste 3,5 m bedragen.

met dien verstande dat:

  • d. op bouwvlakken met de aanduiding 'bedrijfswoning' bedrijfswoningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zijn toegestaan.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 om de oppervlakte van gebouwen en overkappingen (voor zover gemaximeerd tot 'bestaand + 10%') uit te breiden, met inachtneming van het volgende:

  • a. de uitbreiding bedraagt ten hoogste 30% van de bestaande oppervlakte;
  • b. de uitbreiding is milieuhygiënisch inpasbaar;
  • c. door de initiatiefnemer is aangetoond dat verplaatsing van het bedrijf naar een bedrijventerrein niet mogelijk is;
  • d. geen sprake is van ligging in zone's met beschermingscategorie 1 op basis van de Verordening Ruimte van de provincie Zuid-Holland.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. zelfstandige kantoren niet zijn toegestaan;
  • b. niet meer dan 50% van het bedrijfsvloeroppervlak per bedrijf voor kantooractiviteiten mag worden gebruikt met een maximum van 500 m² per bedrijf;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' bedraagt de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van detailhandel ten hoogste 125 m²;
  • d. buitenopslag is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met dien verstande dat:
    • 1. buitenopslag voor en binnen 3 m achter de (voorgevel)rooilijn niet is toegestaan;
    • 2. de hoogte van buitenopslag ten hoogste 4 m bedraagt;
  • e. Bevi-inrichtingen, anders dan de bestaande inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • f. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • g. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • h. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • i. in combinatie met het wonen in een bedrijfswoning is de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toegestaan in gedeelten van woningen met inbegrip van vrijstaande bijgebouwen, voor zover: 
    • 1. het vloeroppervlak ten behoeve van kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot een maximum van 60 m2;
    • 2. activiteiten moeten ondergeschikt zijn aan de hoofdbestemming;
    • 3. ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
    • 4. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op het woonklimaat in de directe omgeving en de normale afwikkeling van het verkeer en mag niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    • 5. de activiteit dient uitgeoefend te worden door de bewoner van de woning.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Afwijken Staat van Bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1:

  • a. om bedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 5.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in lid 5.1 genoemde categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals in lid 5.1 genoemd;

met dien verstande dat risicovolle inrichtingen en geluidshinderlijke inrichtingen niet zijn toegestaan.

5.5.2 Nevenfunctie kleinschalige horeca

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van het toestaan van nevenfuncties kleinschalige horeca bij wijze van neventak, met inachtneming van het volgende:

  • a. bestaande landschappelijke en natuurlijke waarden in de directe omgeving dienen niet onevenredig te worden aangetast;
  • b. de nevenfunctie dient binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden;
  • c. de nevenfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • d. ten behoeve van de nevenfunctie mag geen nieuwe bebouwing, anders dan de bebouwing op basis van lid 5.2 is toegestaan, worden gerealiseerd;
  • e. de nevenfunctie is niet toegestaan in kassen en loodskassen;
  • f. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en lichtreclame is niet toegestaan.
  • g. er dient op eigen terrein en binnen het bouwvlak voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid voor de betreffende functie;
  • h. uitoefening van de nevenfunctie dient door de betreffende bedrijfseigenaar c.q. bedrijfsvoerder te worden uitgevoerd.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Bedrijf wijzigen ten behoeve van een van de vervolgfuncties zoals opgenomen in tabel 5.1, met inachtneming van het volgende:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien het bedrijfsmatige gebruik is beëindigd;
  • b. de bestaande landschappelijke waarden in de directe omgeving dienen niet onevenredig te worden aangetast;
  • c. vervolgfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • d. de aard en omvang van de nieuwe functie, dient in relatie te staan tot de omvang en de situering van de aanwezige bebouwing;
  • e. de vervolgfuncties zijn alleen toegestaan binnen de bestaande gebouwen, niet zijnde kassen en loodskassen;
  • f. na de bestemmingswijziging wordt de omvang van het bouwvlak zoveel mogelijk beperkt het in gebruik genomen en als zodanig ingerichte erf en wordt een aanduiding opgenomen die aangeeft dat het een voormalig agrarisch bedrijf betreft;
  • g. ter plaatse van bouwvlakken mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd. Evenmin mogen de gebouwen na bestemmingswijziging qua oppervlakte en hoogte worden uitgebreid;
  • h. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • i. de vervolgfunctie dierenpension/hondenfokkerij en -africhting is niet toegestaan in stiltegebieden;
  • j. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en lichtreclame niet is toegestaan;
  • k. er op eigen terrein en binnen het bouwvlak voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid.

Tabel 5.1 Vervolgfuncties

wonen/hobbyboeren  
kampeerboerderij  
kleinschalige horecagelegenheid als ondergeschikte, niet zelfstandige, functie bij een andere vervolgfunctie  
sociale nevenfunctie (resocialisatie, therapie, gehandicaptenzorg, kinderopvang)  
museum/tentoonstellingsruimte  
dierenpension/hondenfokkerij en -africhting  

5.6.2 Overige vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Bedrijf wijzigen ten behoeve van een vervolgfunctie anders dan de vervolgfuncties zoals genoemd in tabel 5.1 teneinde vervolgfuncties toe te staan die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolgde de tabel 5.1 toelaatbare vervolgfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals genoemd in lid 5.6.1.

Artikel 6 Bedrijf - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-1': tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code 29/71.3, uit ten hoogste voor deze bedrijfsactiviteit in de tabel aangegeven categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' alsmede in ondergeschikte mate detailhandel in benodigdheden voor land- en tuinbouw;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-2': tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code 01.4/45 , uit ten hoogste voor deze bedrijfsactiviteit in de tabel aangegeven categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens een bedrijfswoning;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de in de onderstaande tabel gegeven goot- en of bouwhoogte:
  goothoogte   bouwhoogte  
gebouwen   6 m   9 m  
overkappingen   4 m    
bedrijfswoningen   4 m    
aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen     3 m  
erfafscheidingen aan de naar de weg gekeerde zijde     1 m  
overige erfafscheidingen     2 m  
licht- en vlaggenmasten     8 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde     3 m  

  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-1' bedraagt de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen ten hoogste 3.525 m²;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-2' bedraagt de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen ten hoogste 6.300 m²;
  • e. de afstand van gebouwen tot de grens van het plangebied bedraagt ten minste 5 m;
  • f. indien gebouwen op een bouwperceel of binnen een bouwvlak niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 3 m.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • b. per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte niet toegestaan; kantoorvloeroppervlakte van meer dan 500 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan;
  • c. de oppervlakte ten behoeve van detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-1' bedraagt ten hoogste 100 m²;
  • d. bedrijfswoningen inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' en hebben een inhoud van ten hoogste 650 m³.
  • e. Bevi-inrichtingen, anders dan de bestaande inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • f. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • g. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • h. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • i. in combinatie met het wonen in een bedrijfswoning is de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toegestaan in gedeelten van woningen met inbegrip van vrijstaande bijgebouwen, voor zover: 
    • 1. het vloeroppervlak ten behoeve van kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot een maximum van 60 m2;
    • 2. activiteiten moeten ondergeschikt zijn aan de hoofdbestemming;
    • 3. ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
    • 4. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op het woonklimaat in de directe omgeving en de normale afwikkeling van het verkeer en mag niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    • 5. de activiteit dient uitgeoefend te worden door de bewoner van de woning.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
6.4.1 Afwijken Staat van Bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1:

met dien verstande dat risicovolle inrichtingen en geluidshinderlijke inrichtingen niet zijn toegestaan.

6.5 Wijzigingsbevoegdheid
6.5.1 Vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders de bestemming kunnen de bestemming Bedrijf - 1 wijzigen ten behoeve van een van de vervolgfuncties zoals opgenomen in tabel 6.1, met inachtneming van het volgende:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien het bedrijfsmatige gebruik is beëindigd;
  • b. de bestaande landschappelijke waarden in de directe omgeving dienen niet onevenredig te worden aangetast;
  • c. vervolgfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • d. de aard en omvang van de nieuwe functie, dient in relatie te staan tot de omvang en de situering van de aanwezige bebouwing;
  • e. de vervolgfuncties zijn alleen toegestaan binnen de bestaande gebouwen, niet zijnde kassen en loodskassen;
  • f. na de bestemmingswijziging wordt de omvang van het bouwvlak zoveel mogelijk beperkt het in gebruik genomen en als zodanig ingerichte erf en wordt een aanduiding opgenomen die aangeeft dat het een voormalig agrarisch bedrijf betreft;
  • g. ter plaatse van bouwvlakken mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd. Evenmin mogen de gebouwen na bestemmingswijziging qua oppervlakte en hoogte worden uitgebreid;
  • h. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • i. de vervolgfunctie dierenpension/hondenfokkerij en -africhting is niet toegestaan in stiltegebieden;
  • j. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en lichtreclame niet is toegestaan;
  • k. er op eigen terrein en binnen het bouwvlak voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid.

Tabel 6.1 Vervolgfuncties

wonen/hobbyboeren  
kampeerboerderij  
kleinschalige horecagelegenheid als ondergeschikte, niet zelfstandige, functie bij een andere vervolgfunctie  
sociale nevenfunctie (resocialisatie, therapie, gehandicaptenzorg, kinderopvang)  
museum/tentoonstellingsruimte  
dierenpension/hondenfokkerij en -africhting  

6.5.2 Overige vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Bedrijf - 1 wijzigen ten behoeve van een vervolgfunctie anders dan de vervolgfuncties zoals genoemd in tabel 6.1 teneinde vervolgfuncties toe te staan die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolgde de tabel 6.1 toelaatbare vervolgfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals genoemd in lid 6.5.1.

Artikel 7 Bedrijf - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2': bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3' bedrijven uit ten hoogste categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens een bedrijfswoning;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens kantoren;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasdrukmeet- en regelstation': tevens een gasdrukmeet- en regelstation;
  • h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, groen en water.
7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

7.2.1 Gebouwen
  • a. op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • c. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringsaanduiding aangegeven goothoogte;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringsaanduiding aangegeven bouwhoogte;
  • e. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
  • a. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • c. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
7.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. zelfstandige kantoren niet zijn toegestaan;
  • b. niet meer dan 50% van het bedrijfsvloeroppervlak per bedrijf voor kantooractiviteiten mag worden gebruikt met een maximum van 500 m² per bedrijf;
  • a. Bevi-inrichtingen, anders dan de bestaande inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • d. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan, met uitzondering van:
    • 1. opslag van pallets tot een stapelhoogte van ten hoogste 8 m ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - pallets';
    • 2. opslag van tarra tot een stapelhoogte van ten hoogste 6 m ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - tarra';
  • e. in combinatie met het wonen in een bedrijfswoning is de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toegestaan in gedeelten van woningen met inbegrip van vrijstaande bijgebouwen, voor zover: 
    • 1. het vloeroppervlak ten behoeve van kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot een maximum van 60 m2;
    • 2. activiteiten moeten ondergeschikt zijn aan de hoofdbestemming;
    • 3. ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
    • 4. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op het woonklimaat in de directe omgeving en de normale afwikkeling van het verkeer en mag niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    • 5. de activiteit dient uitgeoefend te worden door de bewoner van de woning.
7.4 Afwijken van de gebruiksregels
7.4.1 Afwijken Staat van Bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1:

met dien verstande dat risicovolle inrichtingen en geluidshinderlijke inrichtingen niet zijn toegestaan.

7.5 Wijzigingsbevoegdheid
7.5.1 Vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Bedrijf - 2 wijzigen ten behoeve van een van de vervolgfuncties zoals opgenomen in tabel 7.1, met inachtneming van het volgende:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien het bedrijfsmatige gebruik is beëindigd;
  • b. de bestaande landschappelijke waarden in de directe omgeving dienen niet onevenredig te worden aangetast;
  • c. vervolgfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • d. de aard en omvang van de nieuwe functie, dient in relatie te staan tot de omvang en de situering van de aanwezige bebouwing;
  • e. de vervolgfuncties zijn alleen toegestaan binnen de bestaande gebouwen, niet zijnde kassen en loodskassen;
  • f. na de bestemmingswijziging wordt de omvang van het bouwvlak zoveel mogelijk beperkt het in gebruik genomen en als zodanig ingerichte erf en wordt een aanduiding opgenomen die aangeeft dat het een voormalig agrarisch bedrijf betreft;
  • g. ter plaatse van bouwvlakken mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd. Evenmin mogen de gebouwen na bestemmingswijziging qua oppervlakte en hoogte worden uitgebreid;
  • h. het aantal woningen mag niet toenemen;
  • i. de vervolgfunctie dierenpension/hondenfokkerij en -africhting is niet toegestaan in stiltegebieden;
  • j. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en lichtreclame niet is toegestaan;
  • k. er op eigen terrein en binnen het bouwvlak voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid.

Tabel 7.1 Vervolgfuncties

wonen/hobbyboeren  
kampeerboerderij  
kleinschalige horecagelegenheid als ondergeschikte, niet zelfstandige, functie bij een andere vervolgfunctie  
sociale nevenfunctie (resocialisatie, therapie, gehandicaptenzorg, kinderopvang)  
museum/tentoonstellingsruimte  
dierenpension/hondenfokkerij en -africhting  

7.5.2 Overige vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Bedrijf - 2 wijzigen ten behoeve van een vervolgfunctie anders dan de vervolgfuncties zoals genoemd in tabel 7.1 teneinde vervolgfuncties toe te staan die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de ingevolgde de tabel 7.1 toelaatbare vervolgfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals genoemd in lid 7.5.1.

Artikel 8 Bos

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bosgebied;
  • b. het behoud, herstel en ontwikkeling van de actuele en potentiële landschaps- en natuurwaarden;
  • c. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater.
8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 9 Cultuur en ontspanning

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'museum': een museum;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater.
9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. overigens geldt het volgende:
  max. aantal per bouwvlak   max. oppervlak (inclusief bedrijfswoning)   max. inhoud   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
gebouwen en overkappingen     zoals aangegeven door middel van de maatvoeringsaanduiding 'maximum oppervlakte'     4 m    
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen)   1     650 m³
 
4 m voor hoofgebouwen

3 m voor aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen  
 
vrijstaande bijgebouwen en overkappingen     50 m2*     3 m voor bijgebouwen   3 m voor overkappingen  
erf- en terreinafscheidingen           2 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde           3 m  

Artikel 10 Detailhandel

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel in bloemen en planten, aardappelen, groenten en fruit en dierbenodigdheden;
  • b. bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater.
10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
  • c. overigens geldt het volgende:

  max. oppervlakte   max.
goothoogte  
max. bouwhoogte  
gebouwen en overkappingen   bestaand + 10%   4 m    
lichtmasten       4 m  
erf- en terreinafscheidingen
- voor de voorgevel van gebouwen
- overige plaatsen  
   
1 m
2 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde       3 m  

Artikel 11 Groen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. beplantingen,
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. bermen en bermsloten;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. in- en uitritten ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater.
11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 12 Horeca

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een (eet)café, bistro en/of restaurant;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater.
12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. overigens geldt het volgende:
  max. aantal per bouwvlak   max. oppervlak (inclusief bedrijfswoning)   max. inhoud   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
gebouwen en overkappingen     bestaand + 10%     4 m    
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen)   1     650 m³
 
4 m voor hoofgebouwen

3 m voor aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen  
 
vrijstaande bijgebouwen en overkappingen     50 m2     3 m voor bijgebouwen   3 m voor overkappingen  
lichtmasten           4 m  
erf- en terreinafscheidingen
- voor de voorgevel van gebouwen
- overige plaatsen  
       
1 m

2 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde           3 m  

Artikel 13 Leiding - Afsluiterlocatie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Afsluiterlocatie aangewezen' gronden zijn bestemd voor:

  • a. afsluitervoorzieningen ten behoeve van een gasleiding;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water.
13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. de goothoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 4 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw en geen overkapping zijnde, bedraagt ten hoogste 3,5 m.

Artikel 14 Maatschappelijk

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats': een begraafplaats;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'jeugdopvang' en 'verenigingsleven': voorzieningen voor jeugdopvang en het verenigingsleven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - woonzorgvoorziening': woonverblijven met een zorgvoorziening;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater.
14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. overigens geldt het volgende:
  max. aantal per bouwvlak   max. oppervlak *   max. inhoud   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
gebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'jeugdopvang'     225 m2       5 m  
overige gebouwen en overkappingen     bestaand + 10%     4 m    
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen)   1**     650 m³
 
4 m voor hoofgebouwen

3 m voor aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen  
 
vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning     50 m2     3 m voor bijgebouwen   3 m voor overkappingen  
erf- en terreinafscheidingen
- voor de voorgevel van gebouwen
- overige plaatsen  
       
1 m

2 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde           3 m  

* inclusief bedrijfswoning, mits toegestaan

** tenzij door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangegeven.

Artikel 15 Natuur

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, bescherming en beheer van aanwezige natuurgebieden;
  • b. natuurwaarden in de vorm van waardevolle sloot- en oevervegetaties, weidevogels, rietmoeras, rietruigte en graslanden;
  • c. kleinschalige natuurontwikkeling in de vorm van rietlandjes, schraallanden, moerasjes of open water
  • d. grondgebonden veehouderij voor zover dit mede ten dienste staat van natuurbehoud en -ontwikkeling;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': parkeerterrein ten behoeve van het parkeren door bezoekers van het aangrenzende, te ontwikkelen natuurgebied;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'pad': verharde wandel- en fietspaden;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - extensieve dagrecreatie': de ontwikkeling van natuurgebied met extensieve dagrecreatie en de bescherming en beheer daarvan.
15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - extensieve dagrecreatie' geldt tevens het volgende:
    • 1. in afwijking van het bepaalde onder a zijn op deze gronden tevens gebouwen toegestaan;
    • 2. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 4 m;
    • 3. de bouwhoogte van een uitkijktoren bedraagt ten hoogste 10 m;
    • 4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
15.3 Specifieke gebruiksregels

Het is niet toegestaan gronden met de bestemming Natuur te gebruiken of te laten gebruiken voor doeleinden die gepaard gaan met werken of werkzaamheden zoals:

  • a. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm bij wijze van woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en afgraven dan wel ten behoeve van ontginnen of draineren;
  • b. het verrichten van exploratieboringen.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Natuur zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. ontginnen, ophogen, afgraven, bodemverhogen, egaliseren;
  • b. dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater;
  • c. scheuren van grasland anders dan ten behoeve van de verbetering van het grasland;
  • d. aanbrengen opgaande beplantingen met uitzondering van erfbeplanting;
  • e. aanleg van verharde wandel- en fietspaden, overige verhardingen (niet zijnde kavelpaden) en ruiterpaden;
  • f. aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. vellen, rooien of beschadigen van houtgewassen of verwijderen, verstoren van andere natuurlijke vegetatie.

15.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 15.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;

15.4.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 15.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 16 Recreatie - Dagrecreatie

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven': een jachthaven, alsmede beperkte mogelijkheden voor overnachting op vaartuigen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': volkstuinen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding ' specifieke vorm van recreatie - paardenstalling': een paardenstalling;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater.
16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. overigens geldt het volgende:
  max. aantal   max. oppervlak (inclusief bedrijfswoning)   max. inhoud   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
gebouwen en overkappingen     **     4 m    
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen)   1*     650 m³
 
4 m voor hoofgebouwen

3 m voor aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen  
 
vrijstaande bijgebouwen en overkappingen     50 m2*     3 m voor bijgebouwen   3 m voor overkappingen  
vrijstaande berging ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin'   1 per volkstuin   6 m2       3 m  
hobbykas ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin'   1 per volkstuin   20 m2       3 m  
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven'           14 m  
vlaggenmasten           6 m  
lichtmasten           4 m  
erf- en terreinafscheidingen
- voor de voorgevel van gebouwen
- overige plaatsen  
       
1 m

2 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde           3 m  

* tenzij door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangegeven.

** tenzij door middel van de aanduiding 'maximum oppervlakte' anders is aangegeven.

Artikel 17 Recreatie - Verblijfsrecreatie

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - natuurkampeerterrein': een natuurkampeerterrein voor maximaal 25 kampeermiddelen, waarbij het kampeermiddel voor ten hoogste 4 weken in de periode van 1 april tot 1 november op de standplaats mag worden geplaatst;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals sanitaire voorzieningen, recreatieruimten, (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater.
17.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
  • c. overigens geldt het volgende:
  max. oppervlak   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
beheersgebouwen, sanitaire voorzieningen en overkappingen   90 m2   4 m    
(schapen)schuur   bestaand      
lichtmasten       4 m  
erf- en terreinafscheidingen
- voor de voorgevel van gebouwen
- overige plaatsen  
   
1 m

2 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde       3 m  
17.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het is verboden om kampeermiddelen te gebruiken of laten gebruiken voor permanente bewoning.

Artikel 18 Recreatie - Verblijfsrecreatie 1

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een terrein voor maximaal 150 kampeermiddelen, te onderscheiden in:
    • 1. 70 vaste standplaatsen, waarbij de stacaravan of chalet gedurende het hele jaar op de standplaats mag worden geplaatst;
    • 2. 50 seizoenstandplaatsen, waarbij het kampeermiddel uitsluitend in de periode van 1 april tot 1 november op de standplaats mag worden geplaatst;
    • 3. 30 toeristische plaatsen, waarbij het kampeermiddel voor ten hoogste 4 weken in de periode van 1 april tot 1 november op de standplaats mag worden geplaatst;
  • b. bijbehorende en ondergeschikte detailhandel en horecavoorzieningen;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals sanitaire voorzieningen, recreatieruimten, (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater;

met dien verstande dat:

  • d. de oppervlakte van een kampeermiddel, stacaravan of chalet ten hoogste 55 m² en de hoogte maximaal 4 m mag bedragen.
18.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. overigens geldt het volgende:
  max. aantal per bouwvlak   max. oppervlak (inclusief bedrijfswoning)   max. inhoud   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
gebouwen, voor zover geen kampeermiddelen, stacaravans of chalets zijnde, en overkappingen, waaronder beheergebouwen, sanitaire voorzieningen en overkappingen     zoals aangegeven door middel van de aanduiding 'maximum oppervlakte'     4 m    
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen)   1*     650 m³
 
4 m voor hoofgebouwen

3 m voor aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen  
 
vrijstaande bijgebouwen en overkappingen     50 m2*     3 m voor bijgebouwen   3 m voor overkappingen  
stacaravan of chalet     55 m² waarbij geldt dat maximaal 35 stacaravans of chalets de oppervlakte 80 m² mag bedragen     3,6 m   4 m  
bijgebouwen bij stacaravans of chalets   1 per stacaravan of chalet   9 m² per stuk       2,7 m  
lichtmasten           4 m  
erf- en terreinafscheidingen
- voor de voorgevel van gebouwen
- overige plaatsen  
       
1 m

2 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde           3 m  

* tenzij door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangegeven.

18.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het is verboden om kampeermiddelen, stacaravans of chalets te gebruiken of laten gebruiken voor permanente bewoning.

18.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 18.1 en lid 18.2 om afwijkende type verblijfseenheden of afwijkend vormgegeven verblijfseenheden toe te staan, met dien verstande dat:

  • a. het maximum aantal verblijfseenheden dat op basis van lid 18.1 is toegestaan niet wordt overschreden;
  • b. het type verblijfseenheid milieuhygiënisch inpasbaar is;
  • c. sprake is van een goede landschappelijke inpassing.

Artikel 19 Recreatie - Verblijfsrecreatie 2

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een terrein voor maximaal 50 kampeermiddelen, te onderscheiden in:
    • 1. 5 vaste standplaatsen, waarbij de stacaravan gedurende het hele jaar op de standplaats mag worden geplaatst;
    • 2. 10 seizoenstandplaatsen, waarbij het kampeermiddel uitsluitend in de periode van 1 april tot 1 november op de standplaats mag worden geplaatst;
    • 3. 40 toeristische plaatsen, waarbij het kampeermiddel voor ten hoogste 4 weken in de periode van 1 april tot 1 november op de standplaats mag worden geplaatst;
  • b. bijbehorende en ondergeschikte detailhandel en horecavoorzieningen;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals sanitaire voorzieningen, recreatieruimten, (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater;

met dien verstande dat:

  • d. de oppervlakte van een kampeermiddel, stacaravan of chalet ten hoogste 55 m² en de hoogte maximaal 4 m mag bedragen.
19.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. overigens geldt het volgende:
  max. aantal per bouwvlak   max. oppervlak (inclusief bedrijfswoning)   max. inhoud   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
gebouwen, voor zover geen kampeermiddelen, stacaravans of chalets zijnde, en overkappingen, waaronder beheergebouwen, sanitaire voorzieningen en overkappingen     zoals aangegeven door middel van de aanduiding 'maximum oppervlakte'     4 m    
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen)   1*     650 m³
 
4 m voor hoofgebouwen

3 m voor aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen  
 
vrijstaande bijgebouwen en overkappingen     50 m2     3 m voor bijgebouwen   3 m voor overkappingen  
stacaravan of chalet     55 m²     3,6 m   4 m  
bijgebouwen bij stacaravans of chalets   1 per stacaravan of chalet   9 m² per stuk       2,7 m  
lichtmasten           4 m  
erf- en terreinafscheidingen
- voor de voorgevel van gebouwen
- overige plaatsen  
       
1 m

2 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde           3 m  

* tenzij door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangegeven.

19.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het is verboden om kampeermiddelen, stacaravans of chalets te gebruiken of laten gebruiken voor permanente bewoning.

Artikel 20 Sport

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'manege': een manege;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardrijschool': een paardrijschool;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'sportveld': veldsport;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'zwembad': een zwembad;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater.
20.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. overigens geldt het volgende:
  max. aantal per bouwvlak   max. oppervlak (inclusief bedrijfswoning)   max. inhoud   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
gebouwen en overkappingen     bestaand + 10%**     4 m    
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen)   1*     650 m³
 
4 m voor hoofgebouwen

3 m voor aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen  
 
vrijstaande bijgebouwen en overkappingen     50 m2*     3 m voor bijgebouwen   3 m voor overkappingen  
lichtmasten ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan' en 'sportveld'           10 m  
vlaggenmasten           6 m  
overige lichtmasten           4 m  
erf- en terreinafscheidingen
- voor de voorgevel van gebouwen
- overige plaatsen  
       
1 m

2 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde           3 m  

* tenzij door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangegeven.

** tenzij door middel van de aanduiding 'maximum oppervlakte' anders is aangegeven.

Artikel 21 Verkeer

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal rijstroken': wegen met ten hoogste 2 x 2 doorgaande rijstroken;
  • b. overige wegen met ten hoogste 2x1 doorgaande rijstrook, exclusief opstelstroken en busstroken;
  • c. fiets- en voetpaden en andere verhardingen en bermen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ aangeduide monumentale waarden;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals geluidswerende voorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, passeerplaatsen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater.
21.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 10 m.

Artikel 22 Verkeer - Dijk

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dijken;

alsmede voor:

  • b. het behoud, herstel en versterking van de aan de betreffende gronden eigen zijnde landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden, beweiding;
  • c. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ aangeduide monumentale waarden;

en tevens voor:

  • d. overige wegen met ten hoogste 2x1 doorgaande rijstrook, exclusief opstelstroken en busstroken;
  • e. fiets- en voetpaden en andere verhardingen en bermen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals geluidswerende voorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, passeerplaatsen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater.
22.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, ten behoeve van verkeersdoeleinden bedraagt ten hoogste 10 m.
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 1 m.
22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Verkeer - Dijk zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, bodem verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewassen en het verwijderen of verstoren van natuurlijke vegetaties;
  • e. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen.

22.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 22.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  • d. het onderhoud en herstel van oeverbeschoeiingen betreffen;
  • e. werken en/of werkzaamheden, die strekken ter behoud of tot het herstel van de landschappelijk en natuurlijke waarden betreffen.

22.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 22.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover zij voor wat betreft hun plaats, hun omvang en hun wijze van uitvoering de landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden van deze gronden niet in onevenredige mate aantasten.

Artikel 23 Water

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de scheepvaart;
  • b. de (beroeps)visserij;
  • c. wateraanvoer en -afvoer en waterberging;
  • d. de recreatievaart;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden': tevens water met de bijbehorende natuurwaarden.
23.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals oeverbeschoeiingen, duikers, bruggen en bouwwerken ten dienste van het verkeer over water toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
23.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. steigers en ligplaatsen voor recreatievaartuigen zijn niet toegestaan.

Artikel 24 Wonen

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen, en in samenhang daarmee de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. hobbymatige agrarische activiteiten;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, nutsvoorzieningen, ontsluitingswegen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en
    -afvoer, waterberging en sierwater;

alsmede voor:

  • d. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': kantoor;
  • e. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ aangeduide bebouwing;
  • f. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’ aangeduide bebouwing;

met dien verstande dat:

  • g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' detailhandel is toegestaan met een maximaal verkoop vloeroppervlak van 60 m².
24.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  • c. overigens geldt het volgende:
  max. aantal per bouwvlak   max.
inhoud  
max. oppervlak   max.
goothoogte  
max. bouwhoogte  
woningen (inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen)   1*   650 m3***     4 m voor hoofdgebouwen**

3 m voor aan en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen  
 
vrijstaande bijgebouwen en overkappingen       50 m2   3 m voor bijgebouwen   3 m voor overkappingen  
lichtmasten           4 m  
paardenbakken   1     800 m2     2 m  
erf- en terreinafscheidingen
- voor de voorgevel van gebouwen
- overige plaatsen  
       
1 m

2 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde           3 m  

* tenzij door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangegeven.

** tenzij door middel van de aanduiding 'maximum goothoogte' anders is aangegeven.

*** door middel van de aanduiding 'maximum volume' anders is aangegeven met dien verstande dat:

- ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume bijgebouwen' naast het maximum volume voor woningen (inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen) een extra volume aan vrijstaande bijgebouwen zoals aangegeven doormiddel van de aanduiding 'maximum volume bijgebouwen' is toegestaan.

- het volume zoals aangegeven door middel van de aanduiding 'maximum volume' tevens ingezet mag worden voor de realisatie van bijgebouwen.

24.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de in lid  24.2 onder c genoemde oppervlakte en inhoudsmaat ten behoeve van sanering, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het oprichten van gebouwen is uitsluitend toegestaan voor zover na inwerkingtreding van het plan èn voorafgaand aan de bouw een of meerdere gebouwen met een inhoud van minimaal het dubbele van het op te richten gebouw of de gebouwen zijn geamoveerd;
  • b. gebouwen mogen uitsluitend bij de sanering worden betrokken indien zij met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet tot stand gekomen zijn;
  • c. conform het bepaalde in artikel 44.3 is algehele herbouw van woningen uitsluitend mogelijk op bestaande fundamenten, tenzij hier op grond van artikel 46.4 van kan worden afgeweken.
24.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. onder de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in samenhang met het wonen wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen met inbegrip van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover: 
    • 1. het vloeroppervlak ten behoeve van kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot een maximum van 60 m2;
    • 2. activiteiten moeten ondergeschikt zijn aan de hoofdbestemming;
    • 3. ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
    • 4. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op het woonklimaat in de directe omgeving en de normale afwikkeling van het verkeer en mag niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    • 5. de activiteit dient uitgeoefend te worden door de bewoner van de woning.
  • b. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
  • c. paardenbakken, tredmolens, uitloopvoorzieningen en mestplaten ten behoeve van een hobbymatige paardenhouderij zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan; de oppervlakte van de paardenbak mag ten hoogste 800 m2 bedragen.
24.5 Afwijken van de gebruiksregels
24.5.1 Nevenfunctie kleinschalige horeca

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.1 ten behoeve van het toestaan van nevenfuncties kleinschalige horeca bij wijze van neventak, met inachtneming van het volgende:

  • a. bestaande landschappelijke en natuurlijke waarden in de directe omgeving dienen niet onevenredig te worden aangetast;
  • b. de nevenfunctie dient binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden;
  • c. de nevenfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • d. ten behoeve van de nevenfunctie mag geen nieuwe bebouwing, anders dan de bebouwing op basis van lid 24.2 is toegestaan, worden gerealiseerd;
  • e. de nevenfunctie is niet toegestaan in kassen en loodskassen;
  • f. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en lichtreclame is niet toegestaan.
  • g. er dient op eigen terrein en binnen het bouwvlak voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid voor de betreffende functie;
  • h. uitoefening van de nevenfunctie dient door de betreffende bewoner te worden uitgevoerd.

Artikel 25 Wonen - 1

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen, en in samenhang daarmee de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. hobbymatige agrarische activiteiten;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, nutsvoorzieningen, ontsluitingswegen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en
    -afvoer, waterberging en sierwater.
25.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

25.2.1 Hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen (aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak mag uitsluitend één vrijstaande woning worden gebouwd;
  • c. op gronden met de nadere aanduiding 'nokrichting' is de nokrichting van noord-west naar zuid-oost;
  • d. de maximale inhoud van woningen met aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt 700m3;
  • e. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven;
  • f. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 meter;
  • g. de goothoogte van een aan- en uitbouw en bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en bijgebouw mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • i. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • j. voor het bouwen van overkappingen gelden ook de volgende regels:
    • 1. per bouwvlak mag niet meer dan één overkappingen worden gebouwd;
    • 2. de oppervlakte mag niet meer dan 30m2 bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 3m;

25.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3m.

25.3 Specifieke gebruiksregels

Beroepsmatig gebruik of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in een woning met inbegrip van vrijstaande bijgebouwen, zijn bij wijze van medebestemming toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de activiteiten worden uitsluitend uitgeoefend door de bewoner;
  • b. het vloeroppervlak ten behoeve van beroeps- en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is niet groter dan 25% van de brutovloeroppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen met een maximum van 60 m2;
  • c. op de bij de betreffende woning behorende gronden vindt geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de beroeps- of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten plaats;
  • d. het beroepsmatig gebruik en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten gaan niet gepaard met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte detailhandel die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken beroeps- of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • e. beroeps- of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn inpasbaar in de woonomgeving, met dien verstande dat:
    • 1. op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, tenzij kan worden aangetoond dat het voorgenomen gebruik geen onevenredige toename van parkeerbehoefte veroorzaakt;
    • 2. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige verkeersdruk optreedt;
    • 3. geen verlichte of opvallende reclame uitingen aan de gevel zichtbaar mogen zijn;
    • 4. de woning dient te blijven voldoen aan het Bouwbesluit;
    • 5. er geen sprake is van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wabo.
  • f. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.

Artikel 26 Leiding - Gas

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een aardgastransportleiding met:

  • a. een diameter van ten hoogste 36 inch en een druk van ten hoogste 80 bar;
  • b. een diameter van ten hoogste 36 inch en een druk van ten hoogste 67 bar;
  • c. een diameter van ten hoogste 18 inch en een druk van ten hoogste 67 bar;
  • d. een diameter van ten hoogste 16 inch en een druk van ten hoogste 40 bar;
  • e. een diameter van ten hoogste 12 inch en een druk van ten hoogste 40 bar;
  • f. een diameter van ten hoogste 8 inch en een druk van ten hoogste 40 bar;
  • g. een diameter van ten hoogste 6 inch en een druk van ten hoogste 40 bar;
  • h. een diameter van ten hoogste 4 inch en een druk van ten hoogste 40 bar;

met dien verstande dat:

  • i. de bestaande maximale diameter en druk niet overschreden mag worden.
26.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 26.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
26.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) (lid 26.2 onder b) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Gas zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding.

26.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 26.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 26.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer betreffen, wat onder andere kan blijken uit de tussen de leidingbeheerder en de grondeigenaar gesloten en geldende overeenkomst;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.

26.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 26.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

 

26.4.4 Advies

Alvorens omtrent het verlenen van een aanlegvergunning te beslissen, het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de leiding omtrent de vraag of door de uitvoering van de voorgenomen en werken en werkzaamheden de belangen van de leiding(en) niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

Artikel 27 Leiding - Hoogspanning

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een ondergrondse hoogspanningsverbinding van 150 KV met dien verstande dat de bestaande maximale voltage niet overschreden mag worden.

27.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 27.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bouwhoogte niet wordt vergroot.
27.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 27.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Hoogspanning zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

27.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 27.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 27.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer betreffen, wat onder andere kan blijken uit de tussen de leidingbeheerder en de grondeigenaar gesloten en geldende overeenkomst;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

27.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 27.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

27.4.4 Advies

Alvorens omtrent het verlenen van een aanlegvergunning te beslissen, het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de leiding omtrent de vraag of door de uitvoering van de voorgenomen en werken en werkzaamheden de belangen van de leiding(en) niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

 

Artikel 28 Leiding - Hoogspanningsverbinding

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding van:

  • a. 150 KV;
  • b. 380 kV;

met dien verstande dat:

  • c. de bestaande maximale voltage niet overschreden mag worden.
28.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 28.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de hoogte van de hoogspanningsmasten ten hoogste 60 m bedraagt;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bouwhoogte niet wordt vergroot.
28.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 28.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoog opgroeiende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau;
  • d. het aanleggen van watergangen en -partijen;
  • e. het aanleggen van oppervlakteverhardingen.

28.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 28.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 28.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer betreffen, wat onder andere kan blijken uit de tussen de leidingbeheerder en de grondeigenaar gesloten en geldende overeenkomst;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

28.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 28.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

28.4.4 Advies

Alvorens omtrent het verlenen van een aanlegvergunning te beslissen, het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de leiding omtrent de vraag of door de uitvoering van de voorgenomen en werken en werkzaamheden de belangen van de leiding(en) niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

 

Artikel 29 Leiding - Leidingstrook

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor stroken voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse energieleidingen, communicatieleidingen en transportleidingen (waaronder onder andere de Rotterdam-Rijn pijpleiding).

29.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 29.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
29.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 29.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet wordt geschaad.

29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Leidingstrook zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van beplantingen, (hout)gewas en/of bomen welke dieper dan 30 cm wortelen en/of hoger groeien dan 1,5 m;
  • b. het rooien van beplantingen, (hout)gewas) en/of bomen;
  • c. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • f. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • g. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • h. het al dan niet tijdelijk opslaan van gronden en/of goederen;
  • i. het al dan niet tijdelijk inrichten van een evenemententerrein.

29.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 29.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 29.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer betreffen, wat onder andere kan blijken uit de tussen de leidingbeheerder en de grondeigenaar gesloten en geldende overeenkomst;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

29.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 29.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet wordt geschaad.

29.4.4 Advies

Alvorens omtrent het verlenen van een aanlegvergunning te beslissen, het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de leiding omtrent de vraag of door de uitvoering van de voorgenomen en werken en werkzaamheden de belangen van de leiding(en) niet worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

Artikel 30 Leiding - Olie

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Olie aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), tevens bestemd voor een ondergrondse leiding (PRB-leiding) voor het transport van aardolieproducten (vloeibare koolwaterstoffen) met een diameter van ten hoogste 8 inch en een druk van ten hoogste 85 bar met de daarbij behorende belemmeringenstrook van 5 meter aan weerszijden van de leiding.

30.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. in afwijking van hetgeen wordt bepaald door de onderliggende basisbestemming(en), binnen de op de verbeelding aangegeven dubbelbestemming 'Leiding - Olie' begrepen gronden uitsluitend bouwwerken mogen worden opgericht die zijn bestemd voor de aanleg en instandhouding van de in lid 30.1 bedoelde leiding.
30.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 30.2, indien de veiligheid en bedrijfsvoering van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Olie zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: het ophogen en egaliseren, bodem verlagen, afgraven, ontginnen of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte;
  • b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, het aanleggen van drainage en het verrichten van graaf- en grondwerkzaamheden, dieper dan 0,30 meter;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem en het verrichten van heiwerkzaamheden;
  • e. het aanbrengen, vellen of rooien van bomen en diepwortelende beplantingen;
  • f. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties, apparatuur of objecten zoals lichtmasten, wegwijzers, informatiepanelen en ander straatmeubilair;
  • g. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • h. het tijdelijk of permanent opslaan van goederen;
  • i. het inrichten van evenemententerreinen.

30.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 30.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer betreffen, wat onder andere kan blijken uit de tussen de leidingbeheerder en de grondeigenaar gesloten en geldende overeenkomst;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. gericht zijn op het verwijderen van diepwortelende beplantingen en bomen door of namens de leidingbeheerder van de in lid 30.1 bedoelde leiding.

30.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, kan worden verleend indien door de genoemde werken en/of werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de betreffende leiding met de bijbehorende belemmeringenstrook niet wordt aangetast.

30.4.4 Advies

Alvorens omtrent het verlenen van een aanlegvergunning te beslissen, het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de leiding omtrent de vraag of door de uitvoering van de voorgenomen en werken en werkzaamheden de belangen van de leiding(en) niet worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

Artikel 31 Leiding - Riool

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor:

  • a. een rioolleiding;
  • b. een effluentleiding;

met dien verstande dat:

  • c. de maximale diameter niet overschreden mag worden.
31.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 31.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
31.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 31.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Riool zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

31.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 31.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 31.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer betreffen, wat onder andere kan blijken uit de tussen de leidingbeheerder en de grondeigenaar gesloten en geldende overeenkomst;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

31.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 31.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

31.4.4 Advies

Alvorens omtrent het verlenen van een aanlegvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de leiding omtrent de vraag of door de uitvoering van de voorgenomen en werken en werkzaamheden de belangen van de leiding(en) niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

 

Artikel 32 Leiding - Water

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor:

  • a. een waterleiding;

met dien verstande dat:

  • b. de maximale diameter niet overschreden mag worden.
32.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 32.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
32.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 32.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
32.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Water zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

32.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 32.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 32.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer betreffen, wat onder andere kan blijken uit de tussen de leidingbeheerder en de grondeigenaar gesloten en geldende overeenkomst;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

32.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 32.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

32.4.4 Advies

Alvorens omtrent het verlenen van een aanlegvergunning te beslissen, het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de leiding omtrent de vraag of door de uitvoering van de voorgenomen en werken en werkzaamheden de belangen van de leiding(en) niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

 

Artikel 33 Waarde - Archeologie 1

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

Bodemverstorende werkzaamheden in dit gebied behoeven een vergunning van de minister van OCW, conform de Monumentenwet 1988, artikel 14.

Artikel 34 Waarde - Archeologie 2

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

34.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 34.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden; aan de vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:
      • de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
      • de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
      • de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan het maaiveld en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
34.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
34.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie 2 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen en afgraven;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.

34.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 34.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 34.2 in acht is genomen;
  • b. het normale onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen, met uitzondering van draineren en egaliseren;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. ter plaatse van bestaande weg- en leidingcunetten worden uitgevoerd.

34.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 34.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, of de aanvrager naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate heeft aangetoond dat de archeologische verwachtingswaarde voor de betrokken locatie niet meer reëel is;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden; aan de vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologisch monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Artikel 35 Waarde - Archeologie 3

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

35.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 35.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden; aan de vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:
      • de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
      • de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
      • de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
35.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
35.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie 3 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen (van welke aard dan ook) die dieper reiken dan 30 cm;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen en afgraven;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.

35.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 35.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 35.2 in acht is genomen;
  • b. het normale onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m²;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • f. ter plaatse van bestaande weg- en leidingcunetten worden uitgevoerd.

35.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 35.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, of de aanvrager naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate heeft aangetoond dat de archeologische verwachtingswaarde voor de betrokken locatie niet meer reëel is;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden; aan de vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologisch monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Artikel 36 Waarde - Archeologie 4

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

36.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 36.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden; aan de vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:
      • de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
      • de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
      • de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
36.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
36.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie 4 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen (van welke aard dan ook) die dieper reiken dan 50 cm;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen en afgraven;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.

36.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 36.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 36.2 in acht is genomen;
  • b. het normale onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m²;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • f. ter plaatse van bestaande weg- en leidingcunetten worden uitgevoerd.

36.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 36.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, of de aanvrager naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate heeft aangetoond dat de archeologische verwachtingswaarde voor de betrokken locatie niet meer reëel is;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden; aan de vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologisch monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Artikel 37 Waarde - Archeologie 5

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

37.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 37.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden; aan de vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:
      • de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
      • de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
      • de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 200 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
37.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
37.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie 5 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen (van welke aard dan ook) die dieper reiken dan 40 cm;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen en afgraven;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.

37.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 37.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 37.2 in acht is genomen;
  • b. het normale onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 200 m²;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • f. ter plaatse van bestaande weg- en leidingcunetten worden uitgevoerd.

37.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 37.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, of de aanvrager naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate heeft aangetoond dat de archeologische verwachtingswaarde voor de betrokken locatie niet meer reëel is;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden; aan de vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologisch monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Artikel 38 Waarde - Archeologie 6

38.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

38.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 38.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden; aan de vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:
      • de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
      • de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
      • de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 200 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 80 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
38.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
38.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie 6 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen (van welke aard dan ook) die dieper reiken dan 80 cm;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen en afgraven;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.

38.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 38.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 38.2 in acht is genomen;
  • b. het normale onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 200 m²;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • f. ter plaatse van bestaande weg- en leidingcunetten worden uitgevoerd.

38.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 38.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, of de aanvrager naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate heeft aangetoond dat de archeologische verwachtingswaarde voor de betrokken locatie niet meer reëel is;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden; aan de vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologisch monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Artikel 39 Waarde - Archeologie 7

39.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 7' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

39.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 39.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden; aan de vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:
      • de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
      • de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
      • de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 200 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 4 m en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
39.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
39.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie 7 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen (van welke aard dan ook) die dieper reiken dan 4 m;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen en afgraven;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.

39.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 39.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 39.2 in acht is genomen;
  • b. het normale onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 200 m²;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • f. ter plaatse van bestaande weg- en leidingcunetten worden uitgevoerd.

39.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 39.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, of de aanvrager naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate heeft aangetoond dat de archeologische verwachtingswaarde voor de betrokken locatie niet meer reëel is;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden; aan de vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologisch monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Artikel 40 Waarde - Archeologie 8

40.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 8' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

40.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 40.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden; aan de vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:
      • de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
      • de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
      • de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 200 m²;
    • 3. een bouwwerk dat niet dieper reikt dan de huidige onderwaterbodem en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
40.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
40.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie 8 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen (van welke aard dan ook) die dieper reiken dan de huidige onderwaterbodem;
  • b. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • c. het wijzigen van de huidige diepte van de onderwaterbodem;
  • d. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

40.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 40.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 40.2 in acht is genomen;
  • b. het normale onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 200 m²;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • f. ter plaatse van bestaande weg- en leidingcunetten worden uitgevoerd.

40.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 40.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, of de aanvrager naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate heeft aangetoond dat de archeologische verwachtingswaarde voor de betrokken locatie niet meer reëel is;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden; aan de vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologisch monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Artikel 41 Waterstaat - Waterkering

41.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – bestemd voor dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering.

41.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 41.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 10 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
41.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 41.2 onder b, indien:

  • a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. alvorens omtrent het verlenen van de afwijking ten behoeve van de secundaire bestemmingen te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

Artikel 42 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

42.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – bestemd voor de waterhuishouding (anders dan met behulp van dijken) en het beheer van Rijksvaarweg.

42.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 42.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 10 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
42.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 42.2 onder b, indien:

  • a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterstaatsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. alvorens omtrent het verlenen van de afwijking ten behoeve van de secundaire bestemmingen te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van het waterlichaam omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het waterstaatsbelang niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 43 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 44 Algemene bouwregels

44.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
44.2 Bestaande maten

Met betrekking tot bestaande maten geldt het volgende:

  • a. voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
  • b. ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  • c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht bouwwerken, als opgenomen in dit plan, niet van toepassing.
  • d. het bepaalde onder a is niet van toepassing indien een groter oppervlak aan bestaande bebouwing aanwezig is en nieuwbouw uitsluitend mogelijk is na sanering van bestaande bebouwing, zoals opgenomen in de volgende artikelen:
  • e. In aanvulling op het bepaalde onder d geldt dat indien gebruik is gemaakt van een saneringsregeling waar onder d naar verwezen wordt, het oppervlak aan bebouwing dat in de nieuwe situatie is ontstaan als bestaand mag worden beschouwd, ook als dit oppervlak groter is dan volgens de bouwregels van de betreffende bestemming is toegestaan.
44.3 Herbouw (bedrijfs)woningen

Algehele herbouw van (bedrijfs)woningen mag uitsluitend plaatsvinden op bestaande fundamenten, mits dit niet strijdig is met de geldende (dubbel)bestemming.

44.4 Ondergronds bouwen

Ondergrondse gebouwen mogen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. ondergrondse gebouwen mogen worden gebouwd op alle gronden waar ingevolge de bestemming gebouwen toelaatbaar zijn;
  • b. de bouwhoogte van ondergrondse gebouwen mag ten hoogste 3 m bedragen;
  • c. ondergrondse gebouwen worden meegerekend bij het bebouwingsoppervlak, indien en voor zover ze niet onder een bovengronds gebouw zijn gelegen.
44.5 Rooilijn

De rooilijn mag niet met gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden overschreden, tenzij het betreft:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, funderingen, balkons, erkers en entreeportalen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt;
  • c. perceelsafscheidingen.
44.6 Afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
  • a. De afstand van mestplaten, mestsilo's en paardenrijbanen tot de zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 5 m te bedragen.
  • b. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde onder a teneinde gebouwen tot op de perceelsgrens te kunnen bouwen, mits de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen niet onevenredig worden geschaad.
44.7 Afstand tussen geurgevoelige objecten en maneges, pensionstalling en andere veehouderij
  • a. De afstand tussen geurgevoelige objecten van derden en bouwvlakken met de bestemming Bedrijf (paardenhouderij), de bestemming Sport (manege) en de bestemming Agrarisch (veehouderijen) bedraagt ten minste 50 m met dien verstande dat voor geurgevoelige objecten, gelegen binnen de bebouwde kom een afstand van 100 m geldt.
  • b. De afstand tussen paardenbakken en woningen van derden bedraagt ten minste 50 m.

Artikel 45 Algemene aanduidingsregels

45.1 Luchtvaartverkeerzone

In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone' de volgende regels:

  • a. de gronden zijn mede bestemd voor het toetsingsvlak van de locator Heenvliet;
  • b. de bouwhoogte van een bouwwerk bedraagt in geen enkel opzicht meer dan de hoogte van de ter plaatse van de luchtvaartverkeerszone aangegeven maximale bouwhoogte ten opzichte van NAP van 150 m.
  • c. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder b, indien:
    • 1. de correcte werking van elektronische navigatie-, communicatie en landingspunten van de beheerder van luchtvaartverkeerszone niet onevenredig wordt geschaad;
    • 2. alvorens omtrent het verlenen van de afwijking ten behoeve van de secundaire bestemmingen te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de luchtvaartverkeerszone (LVNL) omtrent de vraag of door de uitvoering van de voorgenomen ontwikkeling de luchtvaartverkeersbelangen niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
45.2 Molenbiotoop

In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' de volgende regels:

  • a. de gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en behoud van de vrije windvang van en het zicht op de molen;
  • b. binnen een afstand van 100 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • c. binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/100 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • d. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van dit lid onder a en b, indien:
    • 1. de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing;
    • 2. toepassing van de in dit lid onder a en b bedoelde afstands- en/of hoogtematen de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden;
  • e. indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge dit lid onder a t/m c, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2.
45.3 Geluidzone - industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone – industrie' zijn geen nieuwe geluidsgevoelige objecten toegestaan.

45.4 veiligheidszone - leiding
45.4.1 Verbod nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - leiding' geldt geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' mogen worden opgericht.

45.4.2 Afwijken ten behoeve van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten

Het college van Burgemeester en wethouders kan met een omgevingsvergunning toestemming verlenen om af te wijken van het bepaalde in artikel 45.4.1, met dien verstande dat:

  • a. voldaan wordt aan de normen die gelden voor het plaatsgebonden risico;
  • b. indien sprake is van toename van het groepsrisico, hiervoor een verantwoording plaatsvindt.
  • c. advies is ingewonnen door Burgemeester en wethouders bij de betreffende leidingbeheerder.
45.5 veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation
  • a. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation 1' geldt dat geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogen worden opgericht zoals bedoeld in het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen';
  • b. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation 2' geldt dat geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden opgericht zoals bedoeld in het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen'.

Artikel 46 Algemene afwijkingsregels

46.1 Maten en bouwgrenzen

Tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de regels voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

46.2 Vergroting woningen die deel uitmaken van een groter hoofdgebouw

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de maximaal toegestane inhoudsmaat van woningen, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien het een woning betreft die deel uitmaakt van een groter gebouw en de afmetingen van dit hoofdgebouw in geen enkel opzicht worden uitgebreid.

46.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van waterstaatkundige en verkeers-technische doeleinden

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels in het plan:

  • a. voor het bouwen van straatmeubilair of andere bouwwerken, geen gebouw zijnde, die om waterstaatkundige of verkeerstechnische redenen noodzakelijk zijn, zoals duikers, keermuren en bruggen met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m.

met dien verstande dat:

  • b. vergunning niet wordt verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
46.4 Afwijkingsregels voor de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten bestaande fundamenten

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 44.3 ten behoeve van de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten de bestaande fundamenten met inachtneming van het volgende:

  • a. de herbouw vindt plaats binnen hetzelfde bouwvlak;
  • b. de herbouw mag niet leiden tot aantasting van de bestaande doorzichten;
  • c. de nieuwe situering dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • d. de herbouw buiten de bestaande funderingen is stedenbouwkundig aanvaardbaar;
  • e. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast.

Artikel 47 Algemene wijzigingsregels

47.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

47.2 Waarde archeologie
47.2.1 Wijzigingsbevoegdheid voor verwijdering van de bestemming

Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologie 1 t/m 8 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
47.3 Samenvoegen bestaand aantal woningen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan te wijzigen ten behoeve van de samenvoeging van twee-aaneengebouwde woningen tot één woning, met dien verstande dat bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid het aantal woningen door middel van de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' met één dient te worden verminderd.

Artikel 48 Overige regels

48.1 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, verandering van gebruik van een bouwwerk of van gronden – al dan niet gecombineerd - , waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  • b. Bij een omgevingsvergunning, dan wel bij de uitoefening van de bestuursrechtelijke handhavingstaken wordt aan de hand van de gemeentelijke beleidsregel 'Parkeernormering Nissewaard' of de opvolger van deze beleidsregel bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 49 Overgangsrecht

49.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

49.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

49.3 Persoonsgebonden overgangsrecht

Voor het perceel Velgersdijkscheweg 3 geldt het volgende:

De gronden zijn in strijd met het bestemmingsplan in gebruik genomen voor de stalling van 7 vrachtwagens met aanhangers. Dit gebruik mag worden voortgezet door de heer P. Mol. Uitbreiding van het bestaande gebruik is niet toegestaan. Zodra het stallen van de vrachtwagens door de heer P. Mol wordt beëindigd, vervalt het recht op het gebruik van deze gronden voor vrachtwagenstalling.

Artikel 50 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Buitengebied West'.