direct naar inhoud van 2.5 Gemeentelijk beleid
Plan: Buitengebied Liesveld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1927.BuitengebiedLSV-VG01

2.5 Gemeentelijk beleid

2.5.1 Structuurplan Liesveld (juni 2006)

Liesveld staat voor 'landelijk, leefbaar en levendig', dat in woord en beeld is terug te vinden in het logo van de gemeente. Landelijk is de sfeer aan de noordrand van de Alblasserwaard in het Groene Hart, waar rust en ruimte de groene polders verbinden met de dynamiek van de Lek. Dat levert niet alleen een levendig beeld op van een typisch Hollands rivierenlandschap. Ook menselijke activiteiten in de dorpen, het bedrijventerrein en het buitengebied dragen hieraan bij. Dit alles zorgt voor een prettige en leefbare omgeving, waar het goed wonen, werken en recreƫren is. Het is echter niet vanzelfsprekend dat dit in de toekomst zo blijft. Om de kwaliteiten en nieuwe kansen te benutten, heeft de gemeente besloten een integraal Structuurplan op te stellen. Met dit instrument in de hand wil de gemeente ook in de toekomst een vitale gemeente blijven en waar mogelijk de dreiging van neerwaartse ontwikkelingen afwenden.

De strategische hoofdlijnen van de visie luiden als volgt:

  • behoud van de cultuurhistorische kwaliteiten van het landschap, de oost-west openheid en mede daarmee het zicht op het open landschap vanaf de dijk langs de Lek;
  • expliciet rekening houden met 'groenblauwe' aspecten bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen;
  • ruimte bieden voor een duurzame landbouw met mogelijkheden voor zowel schaalvergroting als verbreding;
  • met nieuwe combinaties van functies inspelen op veranderingen in het grondgebruik, vooral daar waar de kwaliteit van het landschap dreigt te worden aangetast;
  • versterking van de ecologische hoofdstructuur met de aanleg van ontbrekende verbindingen, mede met het oog op behoud van bestaande natuurgebieden en vergroting van de biodiversiteit;
  • realisering van groene overgangen tussen de kernen, bedrijventerrein en het buitengebied; hierbij hoort ook 'het groen in de dorpen trekken' en verbetering van de recreatieve toegankelijkheid van het buitengebied;
  • ontwikkeling van een landgoederenzone tussen Groot-Ammers en Gelkenes;
  • zorgen voor een blijvend duurzaam veilige hoofdinfrastructuur;
  • verbetering van de ontsluiting tussen het oostelijk en westelijk deel van de gemeente;
  • integrale kwaliteitsverbetering van de rivieroever; dat kan door een goed afgewogen versterking van de recreatieve functie van de dijk langs de Lek en verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van de uiterwaarden met nieuwe combinaties van water, ecologie en wonen in een lage dichtheid ter bevordering van de financiĆ«le uitvoerbaarheid;
  • versterking van de recreatieve potenties met extensieve vormen van recreatie, verbetering van routestructuren en ontwikkeling van toeristisch-recreatieve knooppunten;
  • versterking van de waterrecreatie bij Streefkerk, Groot-Ammers en Nieuwpoort;
  • versterking van de beleving van de molencomplexen;
  • behoud van het waterwingebied aan de oostzijde van de gemeente.

2.5.2 Beleid leegkomende of leegstaande agrarische bebouwing en gronden

In de gemeenten zijn veel agrarische bedrijven en voormalige agrarische bedrijfslocaties aanwezig. In de jaren tussen 1990 en 2000 is het aantal bedrijven met ongeveer een derde afgenomen. Een deel van deze locaties heeft wel een andere bestemming gekregen, maar niet een geschikte functie voor (alle) leegkomende agrarische bebouwing. Daarnaast worden een aantal locaties strijdig met het bestemmingsplan gebruikt waardoor handhavingzaken ontstaan.

Het probleem van leegkomende agrarische bebouwing de komende jaren zal toenemen. Door schaalvergroting in de sector zullen niet alle bedrijven levensvatbaar kunnen zijn in de toekomst. Daarnaast spelen strengere milieueisen een rol bij de bedrijven die in de linten, in nabijheid van woonbebouwing zijn gelegen, evenals de ligging dicht bij natuurgebieden. Ook is niet voor alle bedrijven de bedrijfsopvolging verzekerd, waarmee de kans dat deze bedrijven in de toekomst agrarisch in gebruik blijven bijzonder klein is. Daarmee ontstaat een nieuwe 'stroom' van leegkomende agrarische bebouwing. Deze nieuwere bebouwing is door nieuwe technische eisen steeds meer specifiek aangepast aan de agrarische bedrijfsvoering en daardoor moeilijker aan te passen aan een andere functie.

Wanneer voor de leegkomende bebouwing geen geschikte functies worden gevonden, blijven deze leegstaan of worden deze voor ongewenste functies illegaal gebruikt. Aangezien er nu geen beleid is, wordt ad-hoc per locatie een passende oplossing gezocht. Het is wenselijk om voor de drie gemeenten gelijk luidend beleid op te stellen zodat duidelijk wordt op welke wijze met leegkomende agrarische bebouwing wordt omgegaan.

Er zijn (rand)voorwaarden gesteld aan nieuwe functies en de inrichting van een perceel na functieverandering. Doel hiervan is om te komen tot een invulling voor het perceel welke ruimtelijk passend is in de omgeving en planologisch gezien passend is binnen de schaal en functiespreiding die wenselijk is binnen de gemeenten. Dit beleid is verwerkt in dit bestemmingsplannen.