direct naar inhoud van Artikel 19 Wonen
Plan: Buitengebied Liesveld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1927.BuitengebiedLSV-VG01

Artikel 19 Wonen

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - detailhandel': een detailhandel;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - antiekhandel': een antiekhandel;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - detailhandel en smederij': een detailhandel en smederij;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - veestalling toegestaan': een stalling ten behoeve van het stallen van vee;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'garage': uitsluitend een garage ten behoeve van een nabij gelegen woning;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek': het behoud en de bescherming van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden;
  • h. wegen, paden, parkeervoorzieningen en verhardingen;
  • i. tuinen en erven;
  • j. bij de bestemming behorende voorzieningen zoals nutsvoorzieningen, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met dien verstande dat:

  • k. ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' geen woning is toegestaan.

19.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming worden gebouwd:

  • a. woningen met bijbehorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  • b. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. paardenbakken;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - antiekhandel': een verkoopruimte en werkplaats;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - veestalling toegestaan': veestallen, met dien verstande dat de oppervlakte en de hoogte van de gebouwen niet groter mogen zijn dan 10% van de bestaande maten;

met dien verstande dat:

  • f. gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, en paardenbakken, uitsluitend binnen het bouwvlak zijn toegestaan;
  • g. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zonder woning' mogen uitsluitend aan de woning ondergeschikte gebouwen gebouwd worden, die niet als woonruimte gebruikt mogen worden.

19.2.1 Woning

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. het aantal toegestane woningen per bouwvlak bedraagt één, tenzij met de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' of met de aanduiding 'wonen uitgesloten' anders is aangegeven;
  • b. ter plaatse van de bouwaanduiding 'aaneengebouwd' dienen woningen aaneengebouwd te worden gebouwd;
  • c. de voorgevel van de woning moet worden gesitueerd in de aangegeven 'gevellijn' dan wel op een afstand van niet meer dan 3 m daarachter, indien geen 'gevellijn' is ingetekend dan geldt deze regel niet ;
  • d. de maximale inhoud van een woning inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt 750 m3;
  • e. de goothoogte van de woning mag maximaal 4 m bedragen, tenzij met de maatvoeringsaanduiding 'maximale goothoogte' anders is aangegeven;
  • f. ter plaatse geldt geen maximale bouwhoogte, tenzij met de maatvoeringsaanduiding 'maximale bouwhoogte' anders is aangegeven;
  • g. indien de woning en de aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet aaneen worden gebouwd dient de onderlinge afstand minstens 4 m te bedragen;
  • h. indien de woning niet in de erfgrens wordt gebouwd, dient de afstand tot de erfgrens ten minste 2 m te bedragen;
  • i. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - nok', dient de nok van een nieuw te bouwen woning in de lengte van de perceelsindeling gericht te zijn en mogen de goot- en nokhoogte van de nieuw op te richten woning niet meer bedragen dan de hoogte van de op het perceel reeds aanwezige woning;
  • j. indien in de bestaande situatie al meerdere wooneenheden aanwezig zijn binnen een hoofdgebouw, geldt in het geval dat:
    • 1. het aantal woningen binnen het hoofdgebouw is of wordt verminderd dan wel,
    • 2. het hoofdgebouw geheel of gedeeltelijk is of wordt gesloopt of anderszins teniet gaat,

het niet is toegestaan om afzonderlijke woningen te bouwen overeenkomstig het aantal wooneenheden binnen het hoofdgebouw en bij herbouw van het hoofdgebouw dient overigens het gebouw door één aaneengesloten dak te worden afgedekt.

19.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. in afwijking van het gestelde in lid 19.2 onder f, zijn ter plaatse van de bouwaanduiding 'bijgebouw' tevens bijgebouwen buiten het bouwvlak toegestaan;
  • b. ten hoogste 50% van de gronden die niet tot het hoofdgebouw behoren mag worden bebouwd met aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 50 m2;
  • c. het gestelde onder b geldt niet indien met de maatvoeringsaanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' een maximaal oppervlak aan bijgebouwen is aangegeven;
  • d. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen achter de voorgevelrooilijn gebouwd te worden;
  • e. de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • f. ter plaatse geldt geen maximale bouwhoogte, tenzij met de maatvoeringsaanduiding 'maximale bouwhoogte' anders is aangegeven.

19.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. ten behoeve van de bouw van paardenbakken gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de omvang van de paardenbak mag in totaal niet meer bedragen dan 800 m2 per bouwperceel;
    • 2. lichtmasten zijn niet toegestaan;
    • 3. de hoogte van afrastering mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

19.3 Afwijken van de bouwregels
19.3.1 Ten behoeve van woningsplitsing

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 19.2.1 onder a ten einde het aantal woningen in het hoofdgebouw te vermeerderen, met inachtneming van het volgende:

  • a. de totale inhoud van het hoofdgebouw dat gebruikt wordt voor de woningsplitsing dient ten minste 1.000 m3 te bedragen;
  • b. het gebouw dient na woningsplitsing door één aaneengesloten dak afgedekt te blijven;
  • c. de extra wooneenheden dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen optreden ten aanzien van zowel de bestaande situatie als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden.

19.3.2 Ten behoeve van vergroten inhoud woning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 19.2.1 onder b ten behoeve van het vergroten van de inhoudsmaat voor woningen inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met inachtneming van het volgende:

  • a. de inhoudsmaat mag worden vergroot tot maximaal 1.000 m3;
  • b. van de bevoegdheid mag alleen gebruik worden gemaakt indien deze milieuhygiënisch inpasbaar is; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande burgerwoningen en (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden).

19.3.3 Ten behoeve van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op buitendijkse gronden

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in 19.2 onder f teneinde aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op buitendijkse gronden ook buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. het grondoppervlak per gebouw of overkapping, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

19.3.4 Ten behoeve van vergroten bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in 19.2.2 onder a ten behoeve van het vergroten van het oppervlak van bijgebouwen, met inachtneming van het volgende:

  • a. het oppervlak van de bijgebouwen mag vergroot worden tot ten hoogste 75 m2;
  • b. de landschappelijke en natuurlijke waarden van het perceel en de directe omgeving mogen niet onevenredig worden geschaad.

19.3.5 Saneringsregeling bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in 19.2.2 onder a ten behoeve van het vergroten van het oppervlak van bijgebouwen, indien er meer dan 75 m2 aanwezig is tot maximaal 150 m2, met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte van de aanwezige bijgebouwen die meer is dan 75 m2 dient met minimaal 50% te worden gesaneerd;
  • b. de landschappelijke en natuurlijke waarden van het perceel en de directe omgeving mogen niet onevenredig worden geschaad.

19.4 Specifieke gebruiksregel

Kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis zijn toegestaan tot een vloeroppervlak van 60 m2 en uitsluitend in de bestaande bebouwing; in het kader van deze kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is geen horeca en detailhandel toegestaan.

19.5 Afwijken van de gebruiksregels
19.5.1 Ten behoeve van bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 19.1 ten behoeve van het toestaan van een bed & breakfast, met inachtneming van het volgende:

  • a. het aantal bedden bedraagt ten hoogste 4;
  • b. de bed & breakfast mag uitsluitend in bestaande bebouwing gerealiseerd worden;
  • c. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  • d. detailhandel is niet toegestaan;
  • e. de bed & breakfast dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen optreden ten aanzien van zowel de bestaande situatie als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden.

19.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeesters en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de herbouw van een beeldbepalende woning inclusief eventuele bijbehorende beeldbepalende schuur, met inachtneming van:

  • a. van de wijzigingsbevoegdheid wordt slechts gebruikgemaakt indien blijkt dat behoud niet haalbaar is;
  • b. de beeldbepalendheid van het gebouw dient met een schriftelijk advies van de welstandscommissie aangetoond te worden;
  • c. de op te richten woning dient qua opzet en materialisering vrijwel gelijk te zijn aan de te slopen woning, de welstandscommissie dient dit te bepalen;
  • d. de woning en de bijbehorende schuur mogen gebruikt worden voor de woonfunctie;
  • e. het aantal woningen mag niet toenemen.