direct naar inhoud van 6.1 Algemeen
Plan: Dorpskernen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1927.BPdorpskernen-VG01

6.1 Algemeen

Zoals in de inleiding is gesteld, is het bestemmingsplan hoofdzakelijk consoliderend van aard, waarbij een globale wijze van bestemmen is toegepast. Historisch waardevolle situatie en recente ontwikkelingen (vergunde bouwplannen) zijn daarbij - vergelijkbaar met reeds bestaande situaties - voorzien van een passende regeling. Ingevolge de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de daarbij behorende ministeriële regelingen dienen bestemmingsplannen op vergelijkbare wijze opgebouwd en gepresenteerd te worden en tevens digitaal uitwisselbaar gemaakt te worden. De regeling is afgestemd op deze nieuwe Wro, Bro en daarbij behorende ministeriële regelingen. Het bestemmingsplan is tevens afgestemd op de terminologie en regelgeving zoals opgenomen in de op 1 oktober 2010 in werking getreden Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Iedere functie in het plangebied is voorzien van een daarop toegesneden bestemmingsregeling. In het bestemmingsplan is echter de nodige flexibiliteit ingebracht door middel van de opname van algemene afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden. Deze opzet biedt flexibiliteit voor perceelsgewijze ontwikkelingen die mogelijk zijn ingevolge het vigerende bestemmingsplan en biedt tegelijkertijd rechtszekerheid voor de bewoners en gebruikers van de aangrenzende gebieden. De omvang van de diverse functies is verankerd in de bestemmingsregeling. Door deze wijze van bestemmen zijn de functies ruimtelijk begrensd.

Bepaalde onderdelen van de regels hebben een zekere ruimtelijke hardheid gekregen, zoals de situering van de toegelaten hoofdgebouwen binnen een aantal bestemmingen. Daarmee vindt een duidelijke afbakening plaats ten opzichte van de aan-, uitbouwen en bijgebouwen, waarvoor bijvoorbeeld in het geval van de bestemmingen 'Wonen' en 'Woongebied' kwantitatieve normen zijn opgenomen met betrekking tot de oppervlakte van erfbebouwing.

Vanuit de systematiek zijn in het bestemmingsplan allereerst aaneengesloten gebieden met een bepaalde karakteristiek onderscheiden. Per aaneengesloten gebied met specifieke kenmerken (bijvoorbeeld gebieden met een grote menging van functies en woongebied voor planmatig tot stand gekomen woongebieden) zijn bestemmingsregelingen opgenomen bestaande uit een bestemmingsomschrijving, een aantal bouwregels en eventueel de bevoegdheden van het bevoegd gezag voor het afwijken van het bestemmingsplan dan wel het stellen van nadere eisen.