direct naar inhoud van 4.1 Watertoets
Plan: Dorpskernen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1927.BPdorpskernen-VG01

4.1 Watertoets

Watertoets en waterbeheer

Het is wettelijk verplicht een watertoets uit te voeren. Dit is een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over de beoogde ruimtelijke ontwikkeling. De watertoets heeft als doel het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. In het plangebied wordt het waterbeheer gevoerd door het Waterschap Rivierenland. Tevens beheert zij de waterkeringen en in het Zuid-Hollandse deel van haar beheergebied de wegen buiten de bebouwde kom, niet zijnde rijks- en provinciale wegen. In het kader van de watertoets is deze waterparagraaf schriftelijk overlegd met de waterbeheerder.

Beleid duurzaam waterbeheer

Europees beleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is sinds 2000 van kracht en schrijft voor dat in 2015 alle waterlichamen een 'goede ecologische toestand' (GET), en voor sterk veranderde/kunstmatige wateren een 'goed ecologisch potentieel' (GEP) moeten hebben bereikt. De chemische toestand moet voor alle waterlichamen (natuurlijk en kunstmatig) in 2015 goed zijn.

Nationaal beleid

Het Rijk, de provincies, de gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben op 25 juni 2008 een geactualiseerde versie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-Actueel) ondertekend. Hierin zijn afspraken vastgelegd voor een duurzame en klimaatbestendige waterhuishouding in Nederland. Inmiddels is in de afgelopen vijf jaar een groot deel van de gemaakte afspraken in het oorspronkelijke NBW uitgevoerd. De NBW-partijen gaan nu gezamenlijk verder met de uitvoering van de nieuwe afspraken in het akkoord, onder meer over klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur. Ook is er meer aandacht voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering.

Provinciaal beleid

In het Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010 is het provinciale beleid voor milieu en water, en ook voor natuur en landschap geïntegreerd. Rekening is gehouden met het beleid vanuit de KRW en het NBW. De provincie wil met het beleidsplan een leef- en investeringsklimaat realiseren dat gezond, groen en veilig is. Een duurzame ontwikkeling van stedelijk en landelijk gebied wordt voorgestaan door het toepassen van de lagenbenadering. Het beleidsplan bevat de randvoorwaarden vanuit onder meer de ruimtelijke wateropgave en aspecten van veiligheid (risico's van wateroverlast en overstroming). Momenteel werkt de provincie aan een nieuw Provinciaal Waterplan.

Waterschapsbeleid

Het Waterbeheerplan 2010-2015 (2009) heeft een integraal en strategisch karakter. De koers voor de komende zes jaren wordt hierin vastgelegd. In de planperiode staan de volgende aspecten centraal:

  • het bieden van veiligheid tegen overstromingen;
  • het realiseren van de kwantitatieve wateropgave (NBW1);
  • het realiseren van de waterkwaliteits- en ecologische doelstellingen (KRW2);
  • het samen met de gemeenten realiseren van de kwantitatieve wateropgave in het stedelijk gebied en het verbeteren van de waterkwaliteit in stedelijke wateren;
  • het invulling geven aan de samenwerking in de afvalwaterketen.

Het Waterbeheerplan 2010-2015 borduurt voort op de verschillende beleidsplannen die in de afgelopen jaren zijn vastgesteld. Er is dus geen sprake van een breuk in het waterbeleid maar wel van een verdere intensivering. Het is het eerste volledig integrale waterbeheerplan van het waterschap. Alle beleidsaspecten van waterkeringen, watersysteem en afvalwaterketen zijn in dit plan verwoord. Ook zijn voor het eerst de nationale, de provinciale en waterschapsplannen tegelijkertijd opgesteld. Omdat deze verschillende plannen elkaar beïnvloeden is er veel geïnvesteerd in een goede afstemming tussen de verschillende overheden.

Gemeentelijk beleid

Het Stedelijk Waterplan Gemeente Liesveld en Graafstroom is tot stand gekomen door samenwerking tussen de gemeenten Liesveld en Graafstroom en Waterschap Rivierenland. Deze samenwerking is ook direct één van de nevendoelen om het hoofddoel, namelijk een veilig, robuust en duurzaam watersysteem in 2025, te bereiken. Aanleiding voor het opstellen van het waterplan is onder andere het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW), waarin is afgesproken dat voor alle gemeenten in Nederland een stedelijk waterplan opgesteld wordt. In dit waterplan is aangegeven wat de opstellers willen bereiken op het gebied van stedelijk waterbeheer voor de kernen van de gemeenten Liesveld en Graafstroom en welke activiteiten daarvoor de komende jaren uitgevoerd moeten worden.

Om een veilig, robuust en duurzaam watersysteem te bereiken in 2025 moet gewerkt worden aan het optimaliseren van het huidige systeem. Hiervoor is de visie uitgewerkt in vier aspecten: afkoppelen, belevingswaarde, samenwerking en beheer en onderhoud.

Door invulling te geven aan het afkoppelen wordt meer ruimte voor water gecreëerd en worden diffuse bronnen aangepakt (duurzaam onkruid beheer, duurzaam bouwen). Het systeem is daardoor beter bestand tegen piekafvoeren en raakt minder snel vervuild. Het tweede aspect, de belevingswaarde, is in bebouwde gebieden belangrijk. Hiervoor zijn streefbeelden opgesteld voor de watergangen in de kernen, waarbij voorop staat dat deze afgestemd moeten zijn op de omgeving.

Met onder andere dit waterplan wordt invulling gegeven aan de samenwerking. De gemeenten en het Waterschap gaan de komende jaren intensief samenwerken om de gestelde doelen te bereiken. Hierbij wordt, naast het toetsen van nieuwe ontwikkelingen in de ruimtelijke inrichting, ook aandacht besteed aan de gezamenlijke uitvoering en communicatie rond de geplande ingrepen. In het laatste aspect wordt deze samenwerking doorgezet voor het beheer en onderhoud. Dit is een belangrijke peiler voor het op orde houden van het watersysteem.

Huidige situatie waterhuishouding

Algemeen

In de dorpskernen bedraagt de maaiveldhoogte gemiddeld circa NAP -1,3 m. In Oud-Alblas bestaat de bodem uit klei. Volgens de Bodemkaart van Nederland geldt in het plangebied grondwatertrap IV. De gemiddeld hoogste grondwaterstand ligt hier van nature meer dan 0,4 m beneden het maaiveld, terwijl de gemiddeld laagste grondwaterstand tussen 0,8 m en 1,2 m beneden het maaiveld ligt.

In de overige dorpskernen bestaat de bodem uit veen. Volgens de Bodemkaart van Nederland geldt in deze dorpskernen grondwatertrap II. De gemiddeld hoogste grondwaterstand ligt hier van nature meer dan 0,4 m beneden het maaiveld, terwijl de gemiddeld laagste grondwaterstand tussen 0,5 m en 0,8 m beneden het maaiveld ligt.

Voor de dorpskernen is geen wateropgave aanwezig.

De Alblas en Graafstroom hebben een secundaire waterkering aan beide kanten. Deze secundaire waterkeringen hebben een keurzone waarin restricties gelden vanuit de Keur van het waterschap. De keurzone bestaat uit een kernzone en een beschermingszone. De kernzone bestaat uit het kadelichaam, zoals in het leggerprofiel aangeduid plus een strook van 2 m aan beide zijden. De grens van de beschermingszone ligt aan de polderkant op 20 m uit de middenkruinlijn en aan de boezemkant op 12,5 m uit de middenkruinlijn. De totale breedte van de keurzone is daarmee 32,5 m. Deze strook krijgt de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'.

De voor- en achterweteringen, de Alblas (boezemwater) en de Graafstroom (boezemwater) die door en langs de dorpskernen lopen zijn A-watergangen. De bij de watergangen behorende beschermingszones zijn in tabel 4.1 weergegeven. Langs de boezemwatergangen geldt een beschermingsregime voor het hele gebied tussen de beide boezemkades. Deze beschermingszone krijgt de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied'. In het plangebied bevinden zich tevens rioolpersleidingen. Deze zijn als zodanig bestemd.

Tabel 4.1 Classificatie watergangen en bijbehorende beschermingszones

status   omvang beschermingszones  
A-water   5 m breed  
B-water   1 m breed  
C-water   geen  

Hieronder zijn per kern de polder met bijbehorende peilgebieden waarin de kern is gelegen weergegeven. Het waterschap stelt de peilen vast en beheert deze. Actuele informatie over de peilstanden is bij het waterschap te vinden.

kern   polder   peilgebied  
Oud-Alblas   Laag-Blokland
Gijbeland  
Laag-Blokland  
Bleskensgraaf-Hofwegen   Bleskensgraaf   Bleskensgraaf Zuidzijd Brandwijk
Zevenhoven  
Molenaarsgraaf-Brandwijk   Brandwijk
Gijbeland
Molenaarsgraaf  
Molenaarsgraaf Hoog
Gijbeland
Noordzijde Hofwegen
Brandwijk
Zevenhoven  
Vuilendam   Laag-Blokland
Gijbeland  
Laag-Blokland
 
Laag-Blokland   Laag-Blokland
Ottoland  
Laag-Blokland
 
Ottoland   Ottoland   Ottoland  
Goudriaan   Oud Goudriaan
Nieuw Goudriaan  
Oud Goudriaan
Nieuw Goudriaan  
Wijngaarden   Wijngaarden
Sliedrecht  
Wijngaarden
Sliedrecht Noord  

Toekomstige situatie

Dit bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Ontwikkelingen en uitbreidingen maken geen onderdeel uit van dit plan.

Voor nieuwe ontwikkelingen is het een voorwaarde dat (verbeterd) gescheiden rioolsystemen worden toegepast en ingeval dat de verharding toeneemt, dient de initiatiefnemer compenserende waterberging te realiseren. Het Waterschap hanteert hierbij de vuistregel dat voor elke hectare nieuwe verharding 436 m³ waterberging gerealiseerd moet worden. Deze waterberging dient te worden aangelegd in open water en daarbij mag de maximale peilstijging niet meer dan 20 cm bedragen. Als de toename aan verhard oppervlak voor het stedelijk gebied kleiner is als 500 m² en de ontwikkeling op zichzelf staat (dus geen cumulatief effect), is geen watercompensatie nodig.

Bij nieuwe ontwikkelingen adviseert het Waterschap om (schone) verharde oppervlakken niet aan te koppelen op het rioolstelsel maar af te koppelen op de watergang, en daar waar nodig een filterende voorziening toe te passen. Voor alle bouwplannen geldt dat duurzame, niet-uitloogbare bouwmaterialen toegepast moeten worden (dus geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen) om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen.

In algemene zin geldt dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem bij het waterschap een vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor graaf- en bouwwerkzaamheden in de beschermingszone van watergangen, de aanleg van overstorten van de hemelwaterafvoer op het oppervlaktewater en het graven van nieuwe watergangen.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan geen negatieve gevolgen heeft voor de waterhuishoudkundige situatie. De aanpassingen van de waterhuishouding voldoen aan de doelstellingen van duurzaam waterbeheer.