direct naar inhoud van 2.1 Geschiedenis
Plan: Dijkverzwaren Nieuw-Lekkerland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1927.BPdijkverzwarenNLL-VG02

2.1 Geschiedenis

Lange tijd zijn grote delen van het rivierengebied onbewoond gebleven. Het moerassige karakter en de frequente overstromingen door de rivier maakte het gebied minder geschikt voor bewoning. De eerste bebouwing ontstond langs de oeverwallen van de grote rivieren. Ten tijde van de oudste bebouwing was er nog geen bedijking aanwezig. Aan het eind van de 10e eeuw werd een begin gemaakt met de ontginning van de Alblasserwaard. Bij de ontginning van de veengebieden begon men te werken vanaf de hogere gedeelten langs de grote rivieren en de daarin uitstromende veenriviertjes. Daar werden ook de boerderijen of hoeven gebouwd. Zo ontstond de voor het veengebied zo karakteristieke lintbebouwing. Een ontginning bestond uit een groter of kleiner aantal hoeven. Vrijwel overal in het veengebied werd voor de verdeling van de grond dezelfde methode gebruikt. De gronden werden onderverdeeld in langwerpige, over de volle diepte strekkende kavels van ongeveer gelijke grootte, die vervolgens ter ontginning werden uitgegeven aan een kolonist. De boerderijen werden op de vaak hoger gelegen koppen van het land gebouwd. Op een paar honderd meter afstand van de dijk en evenwijdig daarvan lagen tiendwegen. De (hoger gelegen) grond tot de tiendweg werd voor een groot deel gebruikt voor de akkerbouw. De percelen die voor de akkerbouw werden gebruikt waren omgeven door brede sloten.

Met de ontginning van het veengebied en de verbetering van de waterafvoer daalde het grondwater en daarmee de bodem. Door de bodemdaling en de daarmee gepaard gaande vernatting schakelden de bewoners noodgedwongen over op veeteelt en hennepteelt. Rond 1270 waren in de Alblasserwaard alle te ontginnen stukken uitgegeven, maar het duurde nog enkele eeuwen voordat de ontginning voltooid was. Bodemdaling en rivieroverstromingen zorgden voor een toename van de wateroverlast, vooral in de periode tussen 1265 en 1280. Op verzoek van de heemraden in de Alblasserwaard verleende Floris V toestemming tot het instellen van een centrale dijkzorg, waarbij de autonome zeggenschap van de lokale landsheren werd overgedragen aan een dijkscollege. Op 31 maart 1277 werd blijkens een oorkonde uit dat jaar het hoogheemraadschap van de Alblasserwaard opgericht. Dit gaf de aanzet tot een grootschalige bedijking van het gebied. Door bodemdaling en stijgende rivierstanden was het noodzakelijk de dijk in de loop van de eeuwen te verzwaren en te verhogen. Desondanks traden herhaaldelijk overstromingen op.

Tot 1945 is er weinig veranderd aan de bebouwing van de kernen in dit gebied. Na 1945 breidden de kernen zich uit. Bij de ruilverkaveling die in 1984 werd afgerond, zijn in het achterland nieuwe wegen aangelegd en nieuwe boerderijen gebouwd. De boerderijen getuigen van een zich steeds aan de eisen van de tijd aanpassende bedrijfsvoering. Deze aanpassing en de ruilverkaveling hebben ook tot gevolg gehad dat in onbruik geraakte boerderijgebouwen nieuwe functies kregen: burgerwoningen, agrarische hulp- en nevenbedrijven, autoreparatiebedrijven, transportbedrijven en anderen.

In de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw heeft de laatste versterking van de
Lekdijk tussen Kinderdijk en Schoonhovenseveer plaatsgevonden. Hierdoor is de vormgeving van de dijk ingrijpend gewijzigd. Oorspronkelijk was sprake van een weg op de kruin van de dijk. Bij de versterking is aan de buitenzijde van de dijk op veel plaatsen een tuimelkade aangelegd. Hierdoor kon de binnendijkse infrastructuur en de bebouwing worden gespaard. Op plaatsen waar een buitenwaartse versterking niet mogelijk was, is de dijk 'vierkant' versterkt. Hierbij is veelal aan de binnenzijde van de dijk de aanwezige bebouwing afgebroken en herbouwd.