direct naar inhoud van Artikel 6 Centrum
Plan: Dorpskernen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1927.BPDorpskernenLSV-VG04

Artikel 6 Centrum

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen met daaronder begrepen aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven;
  • b. detailhandel en dienstverlening;
  • c. horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca- activiteiten;
  • d. maatschappelijke voorzieningen;
  • e. cultuur en ontspanning;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'garage': uitsluitend garageboxen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'sport': tevens een sporthal;
  • h. ter plaatse de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 3': tevens horeca-activiteiten tot en met categorie 3 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' zijn geen woningen toegestaan;
  • j. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen, verkeersvoorzieningen (waaronder (ontsluitings)wegen), parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • c. de afstand van hoofdgebouwen tot de erfgrens bedraagt ten minste 2 m, indien hoofdgebouwen niet aaneengebouwd worden;
  • d. indien de hoofdgebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 4 m;
  • e. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woningen worden achter de voorgevel (of het verlengde daarvan) van de woning gebouwd;
  • f. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • g. het gezamenlijk grondoppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woningen bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf met een maximum van 70 m².

6.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan;
  • b. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning inclusief aan- en uitbouwen met een maximum van 60 m²;
  • c. het is toegestaan om in een woning kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten uit te oefenen;
  • d. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • e. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  • f. detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel zijn niet toegestaan.

6.4 Afwijken van de gebruiksregels
6.4.1 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.3 sub a en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. een afhankelijke woonruimte kan uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende richtafstanden voor geluid, geur en veiligheid en er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de bestaande bijgebouwen of er vindt herbouw plaats met de bestaande situering, met een maximale gebruiksoppervlakte van 60 m²;
  • d. het bijgebouw is gelegen op een afstand van maximaal 25 m van de woning.

6.4.2 Afwijken van de Staat van Horeca-activiteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1:

  • a. om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 6.1 genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 6.1 genoemd;
  • b. om horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 6.1 genoemd.