direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied Graafstroom 3e herziening
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1927.BPBGGRM3H-VG01

Regels

Op het plan zijn van toepassing de regels en verbeelding welke deel uitmaken van het bestemmingsplan:

met dien verstande dat die regels en verbeelding(en) op onderstaande onderdelen worden aangepast.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

De volgende begripsbepalingen worden vervangen door de volgende omschrijving en/of ingevoegd in artikel 1:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Buitengebied Graafstroom 3e herziening' van de gemeente Molenwaard;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1927.BPBGGRM3H-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 bestemmingsplan Buitengebied:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0693.BPBG-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen,

inclusief de herziening 'Buitengebied Graafstroom 1e herziening reparatie';als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0693.BuitengebiedGRM-VG01;

1.4 aanlegvergunning:

aanlegvergunning en/of omgevingsvergunning voor het uitvoeren voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;

1.5 aanlegvergunning t.b.v. slopen:

aanlegvergunning ten behoeve van het slopen van een bouwwerk en/of omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;

1.6 agrarisch deskundige:

een door het bevoegd gezag aan te wijzen algemeen erkende en onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van landbouw en tuinbouw;

1.7 bed & breakfast:

het verstrekken van logies met ontbijt;

1.8 buitenrijbaan / paardenbak:

een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijdactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining;

1.9 burgemeester en wethouders:

bij een omgevingsvergunning moet dit worden gelezen als 'het bevoegd gezag';

1.10 dierenpension

een tijdelijke opvangplaats voor huisdieren, waar het dier na verloop van tijd weer wordt opgehaald door de eigenaren, bijvoorbeeld na vakantie;

1.11 hondenkennel:

een bedrijf gericht op het africhten, fokken en verzorgen van honden;

1.12 kampeermiddel:

tenten, tentwagens, kampeerauto's of toercaravans dan wel andere onderkomens of andere voertuigen of gedeelten daarvan, die geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf - niet zijnde een stacaravan, chalet of trekkershut - en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

1.13 kinderboerderij:

een voorziening waar ter wille van kinderen dieren worden gehouden;

1.14 kelder

een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,3 m boven peil ;

1.15 kleinschalige horecagelegenheid:

theeschenkerij of proeverij van streekeigen producten dan wel producten afkomstig van het eigen bedrijf, géén café, restaurant of ander horecabedrijf zijnde;

1.16 kleinschalig kamperen/kamperen bij de boer

een kampeerterrein bij een agrarisch bedrijf voor ten hoogste 15 standplaatsen, niet zijnde stacaravans, gedurende de periode 15 maart tot en met 31 oktober;

1.17 mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.18 nevenfunctie / nevenactiviteit:

naast de hoofdfunctie van een agrarisch bedrijf functionerende bedrijfstak, welke dient bij te dragen aan het inkomen van het agrarische bedrijf; ondergeschikt dient te zijn aan de agrarische hoofdfunctie van het bedrijf in inkomsten, oppervlakte en/of tijdsbesteding en verbonden dient te zijn aan het boerenland/boerenerf (erf en/of overige gronden);

1.19 ontheffing:

het afwijken door middel van een omgevingsvergunning;

1.20 paardenpension/paardenstalling

het houden van paarden en pony's ten behoeve van verhuur en eigen gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en pony's in pension te stallen en te weiden; onder paardenpension/paardenstalling worden geen maneges verstaan;

1.21 poldersport:

dagrecreatieve activiteiten op agrarische gronden met vaste voorzieningen, zoals hindernisbanen en teambuilding;

1.22 Staat van Horeca-activiteiten:

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt;

1.23 verkoop streekeigen producten:

het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, bij wijze van neventak van een agrarisch bedrijf, voor zover deze agrarische producten op het eigen bedrijf/in de regio zijn geteeld en hooguit op ambachtelijke wijze op het eigen bedrijf/in de regio zijn verwerkt of bewerkt;

1.24 standplaats

een deel van een bouwperceel, bestemd voor het plaatsen van een verblijfsrecreatieve voorziening zoals een kampeermiddel en stacaravan

1.25 voorgevel:

de naar het openbaar gebied gekeerde gevel van het hoofdgebouw, die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt, met dien verstande dat:

  • ter plaatse van de aanduiding "gevellijn" de naar de gevellijn gerichte gevel van het hoofdgebouw geldt als voorgevel;
1.26 wro-zone:
  • a. voor zover in de regels ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - ....' is opgenomen, wordt hieronder tevens verstaan de aanduiding 'wetgevingzone - ....';
  • b. voor zover in de regels de aanduiding 'wro-zone - aanlegvergunning - ...' is opgenomen, wordt hieronder tevens verstaan de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning - ....';
1.27 zorgboerderij:

de opvang van kinderen, volwassenen of gehandicapten, hetzij als niet-agrarische neventak, hetzij als vervolgfunctie op een agrarisch bouwperceel, waarbij het meewerken in het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig houden van dieren een wezenlijk onderdeel is van resocialisatie of therapie.

Artikel 2 Wijze van meten

Geen onderdeel van deze herziening.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor "Agrarisch met waarden" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch gebruik van gronden;
  • b. grondgebonden veehouderijen;
  • c. bomenteelt en sierteelt uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bomenteelt" en fruitteelt uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "fruitteelt";
  • d. overige agrarische bedrijven, en wel uitsluitend overeenkomstig het aangeduide type;
  • e. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - natura 2000", voor het instandhouden van de landschaps- en natuurwaarden;
  • f. bedrijfsmatige nevenactiviteiten, zoals opgenomen in 3.1.2 sub d;
  • g. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden;
  • h. de instandhouding van het archeologisch monument ter plaatse van de aanduiding "archeologische waarden";
  • i. behoud van de wandelpaden ter plaatse van de aanduiding "as van de weg";
  • j. extensief recreatief medegebruik;
  • k. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • l. bestaande perceelsontsluitingen;
  • m. bestaande voorzieningen van openbaar nut;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen en houtwallen, en overeenkomstig de in 3.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

3.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1:

a Bescherming van waarden

Geen onderdeel van deze herziening.

b Agrarisch bedrijf

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" zijn agrarische bedrijven toegestaan. Per "bouwvlak" is maximaal één agrarisch bedrijf toegestaan, waarbij voorts geldt dat:

  • 1. een boomteeltbedrijf, sierteeltbedrijf of fruitteeltbedrijf uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bomenteelt" of "fruitteelt" (A 3 en 18 Ottoland, Abbekesdoel 22, 22a Bleskengraaf, Haringweg 3, Haringweg ong, Graafdijk Oost, Molenaarsgraaf);
  • 2. een intensieve veehouderij uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding "intensieve veehouderij" ter plaatse van Oosteinde 4, Brandwijksedijk 10 en Veerweg 3;
  • 3. een varkenshouderij als nevenactiviteit uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding "intensieve veehouderij" ter plaatse van Abbekesdoel 49a, Heulenslag 60/ 60a;
  • 4. een wormenkwekerij uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden – wormenkwekerij";

Omschakeling is uitsluitend toegestaan naar een grondgebonden veehouderij.

c Detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit

Geen onderdeel van deze herziening.

d Niet-agrarische nevenactiviteiten

Tabel 3.1 Rechtstreeks toegestane nevenfuncties

Nevenactiviteit  
verkoop aan huis van streekeigen agrarische producten  
inpandige opslag en stalling van agrarische producten (meer dan reguliere opslag ten behoeve van eigen bedrijfsvoering)  
veearts/hoefsmederij/KI-station  
paardenstalling (incl. exploitatie paardenkoets), paardenpension, stalhouderij  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij)  
bed & breakfast/gastenverblijf  
kleinschalige horecagelegenheid/dagrecreatie (theeschenkerij, boerderijcafé, wijnproeverij, speelboerderij) in de categorieën 1a en 1b van de Staat van Horeca-activiteiten   
kano-, boot- en fietsverhuur  
kinderboerderij  
kleinschalig kamperen (maximaal 15 standplaatsen)  

Een en ander met dien verstande dat in afwijking hiervan een grotere omvang van een nevenactiviteit is toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak", zoals deze nader zijn aangeduid en wel uitsluitend ten behoeve van de in de onderstaande tabel genoemde nevenactiviteit, waarbij de in de tabel genoemde vloeroppervlakte voor die nevenactiviteit niet mag worden overschreden.

Uitsluitend de aanpassingen zijn opgenomen. Voor het overige geldt de tabel uit het moederplan.

 

Aanduiding   Betekenis   Toegestane bedrijfsmatige niet-agrarische nevenactiviteit   Adres   Kern   Vloeroppervlakte  
(al)   agrarisch loonbedrijf   agrarisch loonbedrijf   Brandwijksedijk 9 en10   Brandwijk   675 m2  
(al)   agrarisch loonbedrijf   loonbedrijf   Brandwijksedijk 8a en 9   Brandwijk   675 m2  
(al)   agrarisch loonbedrijf   loonbedrijf en machineverhuur   Gijbelandsedijk 1a   Brandwijk   300 m2  
(al)   agrarisch loonbedrijf   loonbedrijf en machineverhuur   Kweldamweg 5 en 5a   Molenaarsgraaf   315m2  
(al)   agrarisch loonbedrijf   loonbedrijf   Westeinde 32a   Wijngaarden   300 m2  
(al)   agrarisch loonbedrijf   loonbedrijf, uitsluitend op een afstand van minimaal 30 m van bestaande planologisch (toegestane) woningen   Kerkepad 7   Molenaarsgraaf   200 m²  
(kdv)   kinderdagverblijf   kinderdagverblijf van maximaal 40 kindplaatsen per dagdeel   Kweldamweg 3-4   Molenaarsgraaf   400 m2  
(saw-ahn)   specifieke vorm van agrarisch met waarden – agrarisch hulp-/ nevenbedrijf   agrarisch hulp-/nevenbedrijf   Heulenslag 36   Bleskensgraaf    

e Landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden

Gestreefd wordt naar behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden. Dit houdt in dat het beleid gericht is op:

  • 1. het in stand houden en versterken van het open weidekarakter van het komgebied, het behoud van de karakteristieke verkaveling (smalle percelen met een fijnmazig slotenpatroon);
  • 2. het behoud en de ontwikkeling van de aanwezige waardevolle water- en oevervegetaties, ruigten en grienden en amfibieën alsmede:
      • ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden – weidevogelgebied" het behoud en bescherming van de weidevogelbiotoop;
      • ter plaatse van de aanduiding "wro-zone – aanlegvergunning peilbeheer" het behoud en bescherming van de abiotische waarden ten behoeve van de plaatselijke natuurwaarden;
      • ter plaatse van de aanduiding "wro-zone – aanlegvergunning gevoelige bodem" het beschermen van de aanwezige bodemkwaliteiten;
      • ter plaatse van de aanduiding "wro-zone – aanlegvergunning overgangsgebied" het beschermen en versterken van de landschappelijke waarden alsmede het herstellen van de knotwilgbeplanting;
  • 3. het behoud van het natte karakter van het gebied, de goede waterkwaliteit, het fijnmazig slotenstelsel, aanwezige ruigten en grienden en extensief agrarisch graslandgebruik;
  • 4. behoud van cultuurhistorisch waardevolle landschapselementen en structuren zoals woonheuvels, tiendwegen, hennepakkers, achterkaden en dijken, havelingen, eendenkooien, wielen en kleiputten;
  • 5. behoud, beheer en herstel van de cultuurhistorische waarden van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden".
f Recreatief medegebruik

Geen onderdeel van deze herziening.

g Aan huis verbonden beroep

Geen onderdeel van deze herziening.

h Mestbewerking en mestverwerking en -vergisting

Geen onderdeel van deze herziening.

i Maïsteelt

Geen onderdeel van deze herziening.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

De volgende algemene bouwregels gelden:

  • a. Op de tot "Agrarisch met waarden" bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van doeleinden omschreven in 3.1.
  • b. Ten behoeve van de in tabel 3.1 en 3.2 genoemde nevenfuncties geldt dat het oprichten van nieuwe bebouwing niet is toegestaan;
3.2.2 Bouwvlak

Ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" mogen uitsluitend worden opgericht:

  • a. agrarische bedrijfsgebouwen;
  • b. indien en voor zover een nevenactiviteit als bedoeld in 3.1.2 onder d is toegestaan, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze nevenactiviteit;
  • c. één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen per aangeduid "bouwvlak", dan wel per aanduiding "bedrijfswoning", met dien verstande dat:
      • ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten" is een bedrijfswoning niet toegestaan binnen het betreffende "bouwvlak";
      • ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" in combinatie met "maximum aantal wooneenheden" is het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal bedrijfswoningen binnen het betreffende "bouwvlak";
  • d. gebouwen die bedrijfseconomisch noodzakelijk en doelmatig zijn voor de bedrijfsvoering en afgestemd zijn op de aard, inrichting en omvang van het bedrijf, hetgeen met een schriftelijk advies van een agrarisch deskundige dient te worden aangetoond;
        • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming.
3.2.3 Teeltondersteunende voorzieningen

Geen onderdeel van deze herziening.

3.2.4 Maatvoering en situering

De maatvoering en de situering van de gebouwen en bouwwerken, geen

gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" is als volgt:

BEDRIJFSGEBOUWEN PER "BOUWVLAK"   MIN.   MAX.  
GOOTHOOGTE   n.v.t.   7 m  
BOUWHOOGTE   n.v.t.   12 m  
OPPERVLAKTE TEELTONDERSTEUNENDE VOORZIENINGEN ("bouwvlak" met aanduiding "bomenteelt")   n.v.t.   300 m2  

BEDRIJFSWONING   MIN.   MAX.  
GOOTHOOGTE   n.v.t.   6 m  
INHOUD   maximaal 750 m3, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen en inclusief een kelder met een plafondhoogte van meer dan 0,3 m boven peil  

BIJGEBOUWEN EN OVERKAPPINGEN BIJ BEDRIJFSWONING   MIN.   MAX.  
BEBOUWDE OPPERVLAKTE   n.v.t.   50 m², in combinatie met oppervlakte bouwwerken, geen gebouwen zijnde  
GOOTHOOGTE   n.v.t.   3 m  
BOUWHOOGTE   n.v.t.   6 m  
Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning mogen uitsluitend achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning worden opgericht.  

BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN EN OVERKAPPINGEN ZIJNDE   MAX.  
HOOGTE MESTSILO   5,5 m  
DOORSNEDE MESTSILO   25 m  
INHOUD MESTSILO   2500 m3  
HOOGTE OVERIGE SILO'S   15 m  
HOOGTE ERFAFSCHEIDINGEN   Voor voorgevelrooilijn: 1 m;
Overige: 2 m  
HOOGTE OVERIGE BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE   6 m  
het oprichten van lichtmasten, lichtbakken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan    

In afwijking van bovenstaande tabel geldt het volgende:

  • a. Ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m)" in het "bouwvlak" geldt de als zodanig aangeduide goothoogte als maximum goothoogte.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)" in het "bouwvlak" geldt de als zodanig aangeduide bouwhoogte als maximum bouwhoogte.
3.2.5 Buiten bouwvlak

Geen onderdeel van deze herziening.

3.2.6 Afwijkingenregeling

Geen onderdeel van deze herziening.

3.3 Nadere eisen

Geen onderdeel van deze herziening.

3.4 Ontheffing van de bouwregels
3.4.1 Ontheffing overschrijden bouwvlak

Geen onderdeel van deze herziening.

3.4.2 Ontheffing bouwen buiten bouwvlak

Geen onderdeel van deze herziening.

3.4.3 Ontheffing grotere bouwhoogte erf- en perceelsafscheidingen

Geen onderdeel van deze herziening.

3.4.4 Ontheffing grotere inhoudsmaat bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.4 teneinde een grotere inhoudsmaat voor bedrijfswoningen (inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen) toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de inhoud bedraagt niet meer dan 1000 m3;
  • b. de grotere inhoud leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige structuur van de omgeving;
  • c. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of doen of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
  • b. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en bewerken of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het agrarisch bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
  • c. detailhandel, behoudens het bepaalde in 3.1.2 onder c;
  • d. wonen, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
  • e. het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde bouwwerken; bestaand gebruik mag worden voortgezet.
  • f. kamperen, behoudens kleinschalig kamperen bij het agrarisch bedrijf, met inachtneming van het volgende:
    • 1. kleinschalig kamperen is uitsluitend op of direct aansluitend aan de gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" toegestaan;
    • 2. kampeermiddelen mogen uitsluitend worden geplaatst in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    • 3. het aantal kampeermiddelen mag ten hoogste 15 bedragen;
    • 4. het plaatsen van stacaravans is niet toegestaan.
  • g. het aanbrengen van boomgaarden en fruitteelt;
  • h. het diepwoelen en diepploegen van de bodem (>40 cm), uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "wro-zone – aanlegvergunning peilbeheer" en/of "wro-zone – aanlegvergunning gevoelige bodem";
  • i. het omzetten (scheuren) van grasland in bouwland uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "wro-zone – aanlegvergunning peilbeheer" en/of "wro-zone – aanlegvergunning gevoelige bodem";
  • j. het aanbrengen boomteelt, heesters of sierteelt uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "wro-zone – aanlegvergunning peilbeheer" en/of "wro-zone – aanlegvergunning gevoelige bodem";
  • k. het realiseren van paardenbakken;
  • l. complexgewijze volkstuinen en/of moestuinen.
3.6 Ontheffing van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijking ten behoeve van niet-agrarische nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het toestaan van de in tabel 3.2 genoemde niet-agrarische nevenfuncties binnen het bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen optreden ten aanzien van zowel de bestaande situatie als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden;
  • b. bestaande cultuurhistorische en landschappelijke waarden, zoals bedoeld in 3.1, in de omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • c. de aanvrager dient aan de hand van een schriftelijk advies van een deskundige inzake cultuurhistorie en landschap aan te tonen dat aan het gestelde onder b wordt voldaan;
  • d. ten behoeve van de nevenfuncties mag geen nieuwe bebouwing worden opgericht;
  • e. in afwijking van het gestelde onder 3.2.1 mag ten behoeve van een sociale nevenfunctie, zoals genoemd in tabel 3.2, nieuwe bebouwing worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de aanvrager dient aan de hand van een schriftelijk advies van een agrarisch deskundige aan te tonen dat de nevenfunctie niet kan worden ondergebracht in de op het bouwvlak reeds bestaande bebouwing;
    • 2. de nieuwe bebouwing is uitsluitend bedoeld voor dagactiviteiten en logies ten dienste van de sociale nevenfunctie, permanent wonen is niet toegestaan;
    • 3. de nieuwe bebouwing ten behoeve van de nevenfunctie mag niet meer dan 20% bedragen van de bebouwing ten dienste van de hoofdactiviteit aanwezig binnen het bouwvlak;
  • f. voor de in tabel 3.2 genoemde functies is buitenopslag in geen geval toegestaan;
  • g. een buitenrijbaan of een uitloop is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • h. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan, hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken;
  • i. er dient op eigen terrein en binnen het bouwvlak voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid voor de betreffende functie;
  • j. nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan indien de nevenfunctie geen verkeersaantrekkende werking heeft en er geen verslechtering optreedt in de verkeersafwikkeling ter plaatse;
  • k. de nevenfuncties dierenpension en hondenkennel zijn uitsluitend toegestaan indien de afstand van de nevenfunctie tot woningen van derden ten minste 50 m bedraagt;
  • l. de vergunning voor de nevenfunctie kleinschalig kamperen wordt ingetrokken wanneer de voorwaarden van de vergunning worden overtreden ten aanzien van de periode waarin kamperen is toegestaan.

Tabel 3.2 Toegestane nevenfuncties na afwijking bij een omgevingsvergunning

Nevenactiviteit  
biomassa- en mestvergistingsinstallaties  
veehandelsbedrijf, foeragehandel, paardenhandel  
agrarisch loonbedrijf behorende tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten  
paardenstalling (inclusief exploitatie paardenkoets)/paardenpension/stalhouderij  
bedrijven behorende tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten  
hoveniersbedrijf behorende tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten  
inpandige statische volumineuze opslag en stalling van niet-agrarische producten/ werktuigen/ voertuigen in bestaande gebouwen behorende tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten  
agrarisch georiënteerde dagrecreatie (poldersport, boerengolf)  
kampeerboerderij en trekkershutten  
dierenpension  
hondenfokkerij  
museum/tentoonstellingsruimte  
kunst- of antiekhandel  
verhuur/gebruik van ruimte ten behoeve van sociaal-maatschappelijke activiteiten (verenigingen, sociaal, workshops)  
educatieve rondleidingen  
agrarisch aanverwante sociale functie (resocialisatie, therapie, zorgboerderij)  
ondergeschikte kleinschalige ontvangstruimten (rondleidingen, familiebijeenkomsten, kinderfeestjes)  
3.6.2 Algemene bevoegdheid tot afwijken ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de categorieën nevenfuncties zoals genoemd in tabel 3.1 en 3.2, teneinde nevenfuncties toe te laten die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de in tabel 3.1 en 3.2 toelaatbare nevenfuncties met inachtneming van de voorwaarden zoals genoemd in lid 3.6.1.

3.6.3 Ontheffing grotere omvang niet-agrarische nevenactiviteit

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.1.2  onder d, teneinde de omvang van bedrijfsmatige niet-agrarische nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf te vergroten ten behoeve van een agrarisch verwant bedrijf als nevenactiviteit, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. uitsluitend gebouwen ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" mogen voor de nevenactiviteit worden gebruikt, die voldoen aan de maatvoeringseisen voor bedrijfsgebouwen als bedoeld in 3.2.4;
  • b. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m2;
  • c. de totale vloeroppervlakte aan niet-agrarische nevenactiviteiten mag niet meer bedragen dan 750 m2;
  • d. in plaats van het bepaalde onder b en c is het toegestaan paardenbakken te realiseren met een oppervlakte van maximaal 800 m2; voor het toestaan van paardenbakken als recreatieve nevenactiviteit gelden voorts de voorwaarden als opgenomen in 3.6.8;
  • e. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • f. detailhandel ten behoeve van deze niet-agrarische nevenactiviteit is niet toegestaan;
  • g. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • h. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • i. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • j. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1  omschreven waarden.
3.6.4 Ontheffing grotere omvang zorg als nevenactiviteit

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.1.2 onder d teneinde de omvang van bedrijfsmatige niet-agrarische nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf te vergroten ten behoeve van nevenactiviteiten in de vorm van zorgverlening op sociaal, fysiek of psychisch vlak, zoals opvang van kinderen, ouderen en gehandicapten, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. uitsluitend gebouwen ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" mogen voor de nevenactiviteit worden gebruikt; deze dienen te voldoen aan de maatvoeringseisen voor bedrijfsgebouwen als bedoeld in 3.2.4;
  • b. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 500 m2;
  • c. de totale vloeroppervlakte aan niet-agrarische nevenactiviteiten mag niet meer bedragen dan 750 m2;
  • d. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • e. geurgevoelige objecten kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • f. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • g. detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm, waarbij de vloeroppervlakte niet meer mag bedragen 30 m2;
  • h. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • i. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • j. voldaan wordt aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder;
  • k. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1  omschreven waarden.
3.6.5 Ontheffing grotere omvang dag- en verblijfsrecreatie als nevenactiviteit

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.1.2 onder d, teneinde de omvang van bedrijfsmatige niet-agrarische nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf te vergroten ten behoeve van extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een kinderboerderij, theehuis, ambachtelijke ijs- of kaasmakerij, verhuur van fietsen/huifkarren, educatief centrum, klim- en klauterhallen, organiseren van rondleidingen en exposities, bed en breakfastvoorzieningen, manege-activiteiten e.d., mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nevenactiviteit vindt plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;
  • b. verblijfsrecreatieve activiteiten zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van vakantieappartementen, kamerverhuur en bed en breakfast.;
  • c. maneges zijn niet toegestaan;
  • d. uitsluitend gebouwen ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" mogen voor de nevenactiviteit worden gebruikt, die voldoen aan de maatvoeringseisen voor bedrijfsgebouwen als bedoeld in 3.2.4;
  • e. de vloeroppervlakte die wordt aangewend voor recreatieve nevenactiviteiten, mag niet meer bedragen dan 400 m2;
  • f. de totale vloeroppervlakte aan niet-agrarische nevenactiviteiten mag niet meer bedragen dan 750 m2;
  • g. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • h. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • i. geurgevoelige objecten kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • j. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • k. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • l. ten behoeve van de nevenactiviteit is ondersteunende horeca toegestaan, zoals de verkoop van ijs, thee e.d.;
  • m. detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm, waarbij de vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 30 m2;
  • n. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1  omschreven waarden.
3.6.6 Ontheffing afhankelijke woonruimte

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.5.1 onder d en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. de afhankelijke woonruimte kan uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • d. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de bestaande bijgebouwen of er vindt herbouw plaats met de bestaande situering, met een maximale gebruiksoppervlakte van 60 m2. Indien de afhankelijke woonruimte redelijkerwijs niet binnen deze oppervlakte is in te passen, is een gebruikoppervlakte van maximaal 80 m2 toegestaan;
  • e. het bijgebouw is gelegen op een afstand van maximaal 25 m van de woning;
  • f. geluid, geur en veiligheid vormen geen belemmeringen voor het toestaan van de woonfunctie;
  • g. burgemeester en wethouders trekken de ontheffing in, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
3.6.7 Ontheffing meer kampeermiddelen kleinschalig kamperen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen als bedoeld in 3.5.1 onder f. teneinde meer kampeermiddelen ten behoeve van het kleinschalig kamperen en de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, toe te staan, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" of op gronden gelegen direct grenzend aan de aanduiding "bouwvlak";
  • b. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, toercaravans e.d.);
  • c. maximaal 20 kampeermiddelen zijn toegestaan;
  • d. gebouwde voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen zoals sanitaire voorzieningen, zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
  • e. de voorzieningen worden, voorzover dat redelijkerwijs mogelijk is, gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing, of anders aansluitend aan de bestaande bebouwing;
  • f. de bebouwde oppervlakte van nieuwe bebouwing ten behoeve van kleinschalig kamperen mag maximaal 30 m2 bedragen;
  • g. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • h. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • i. geurgevoelige objecten kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • j. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • k. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • l. de ontheffing mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1  omschreven waarden.
3.6.8 Ontheffing paardenbakken

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen als bedoeld in 3.5.1 onder k teneinde het realiseren van paardenbakken toe te staan, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de paardenbak wordt gesitueerd ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is het toegestaan de paardenbak te situeren direct grenzend aan de gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak", mits wordt aangetoond dat situering ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" redelijkerwijs niet mogelijk is, hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies van een agrarisch deskundige aangetoond dient te worden;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a is het toegestaan om paardenbakken die worden gerealiseerd ten behoeve van een (bedrijfs)woning binnen de bestemming Wonen of Bedrijf de paardenbak te situeren direct grenzend aan het betreffende bestemmingsvlak, mits wordt aangetoond dat situering binnen het bestemmingsvlak redelijkerwijs niet mogelijk is;
  • d. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 25 m wordt aangehouden ten opzichte van (bedrijfs)woningen van derden;
  • e. de paardenbak mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke waarden;
  • f. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • g. het gebruik van paardenbakken ten behoeve van de bestemming Agrarisch met waarden zijn toegestaan als recreatieve nevenactiviteit; het gebruik van een paardenbak ten behoeve van de bestemming Wonen of Bedrijf is uitsluitend hobbymatig toegestaan;
  • h. de omvang van de paardenbakken mag in totaal niet meer bedragen dan 800 m2 per bouwperceel;
  • i. lichtmasten zijn niet toegestaan;
  • j. de hoogte van afrasteringen mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  • k. overige bouwwerken zijn niet toegestaan'
  • l. paardenbakken zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - te ontwikkelen natuur";
  • m. indien activiteiten die samenhangen met het aanleggen van een paardenbak aanlegvergunningplichtig zijn ingevolge het bepaalde in 3.7, vormt de afweging hierbij onderdeel van deze ontheffing en is geen aparte aanlegvergunning benodigd.
3.7 Aanlegvergunning
3.7.1 Aanlegvergunningplicht

Geen onderdeel van deze herziening.

3.7.2 Uitzonderingen

Het onder 3.7.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

Geen onderdeel van deze herziening.

3.7.3 Verlening

Geen onderdeel van deze herziening.

3.7.4 Schema aanlegvergunningen

Aanlegvergunningplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de aanlegvergunning  
het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen   1.het aanbrengen van de leidingen mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de agrarische belangen;
2.er mag geen onherstelbare schade plaatsvinden aan ecologische waarden in de gebieden ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van agrarisch met waarden - weidevogelgebied"  
het aanleggen of verharden van oppervlakteverhardingen of halfverhardingen met een grotere oppervlakte dan 200 m2   1. het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik
2. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
3. er mag geen onherstelbare schade plaatsvinden aan ecologische waarden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - weidevogelgebied"; aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - te ontwikkelen natuur" de ontwikkeling van natuur niet in de weg staan.  
het diepwoelen en diepploegen van de bodem (>40 cm)   1. het mag niet leiden tot inklinking;
2. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;  
het graven en ophogen van de bodem   1. er mag geen verandering van de bodemstructuur optreden ter plaatse van de aanduiding "wro-zone – aanlegvergunning peilbeheer";
2. het mag niet leiden tot inklinking
3. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij het de waterbeheerder;
4. het verkavelingspatroon mag niet onevenredig worden aangetast;
5. de activiteit mag ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - te ontwikkelen natuur" de ontwikkeling van natuur niet in de weg staan.  
het graven, dempen, vergroten of herprofileren van sloten en kleine oppervlaktewateren   1. er mag geen verandering van de bodemstructuur optreden ter plaatse van de aanduiding "wro-zone – aanlegvergunning peilbeheer";
2. indien de werkzaamheden passen binnen de afspraken zoals gemaakt in het convenant Alblassewaard/Vijfheerenlanden kan een aanlegvergunning worden afgegeven.

Indien niet voldaan kan worden aan het bepaalde onder 2, dan gelden de volgende criteria:
3. het verkavelingspatroon mag niet onevenredig worden aangetast;
4. het mag niet leiden tot inklinking
5. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
6. er mag geen onevenredige aantasting van de natte grasland vegetaties en oevervegetaties plaatsvinden;
7. de activiteit mag ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - te ontwikkelen natuur" de ontwikkeling van natuur niet in de weg staan.  
het aanbrengen van houtgewas   1. de karakteristieke openheid mag niet onevenredige worden aangetast. Dit criterium geldt niet ter plaatse van de aanduiding "wro-zone – aanlegvergunning overgangsgebied"; hier geldt als criterium dat het aanbrengen van houtgewas past binnen de afspraken zoals gemaakt in het convenant Alblassewaard/Vijfheerenlanden;
2. de activiteit mag ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - te ontwikkelen natuur" de ontwikkeling van natuur niet in de weg staan.  
het aanbrengen boomteelt, heesters of sierteelt buiten de aanduiding "wro-zone – aanlegvergunning gevoelige bodem" en/of "wro-zone – aanlegvergunning peilbeheer"   1. de karakteristieke openheid van het gebied mag niet onevenredig worden aangetast;
2. er mag geen onherstelbare schade plaatsvinden aan ecologische waarden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden –weidevogelgebied";
3. het mag niet leiden tot inklinking;
4. de activiteit mag ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - te ontwikkelen natuur" deontwikkeling van natuur niet in de weg staan.  
het omzetten (scheuren) van grasland in bouwland buiten de aanduiding "wro-zone – aanlegvergunning gevoelige bodem" en/of "wro-zone – aanlegvergunning peilbeheer"   1. de karakteristieke openheid van het gebied mag niet onevenredig worden aangetast
2. er mag geen onherstelbare schade plaatsvinden aan ecologische waarden in de gebieden aangeduid met "specifieke vorm van agrarisch met waarden – weidevogelgebied"  
het verwijderen van houtgewas, houtwallen, bosjes ter plaatse van de aanduiding "wro-zone – aanlegvergunning overgangsgebied"   1. de activiteiten mogen geen onevenredige aantasting betekenen van de aanwezige landschaps- en natuurwaarden, danwel dat de activiteit ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - te ontwikkelen natuur" de ontwikkeling van natuur in de weg staat;
2. de activiteit mag ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - te ontwikkelen natuur" de ontwikkeling van natuur niet in de weg staan.  
Het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden"   Door de genoemde werken en werkzaamheden, dan wel door de daardoor direct hetzij indirect te verwachten gevolgen mogen geen blijvende onomkeerbare verstoring van de cultuurhistorische waarden tot gevolg hebben.
Sloop van gebouwen kan worden toegestaan in de volgende gevallen:
1. de karakteristieke hoofdvorm is niet langer aanwezig en kan niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand worden hersteld;
2. de karakteristieke hoofdvorm is niet te handhaven;
3. het betreft delen van een pand of bijgebouwen, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan vindt geen onevenredige aantasting plaats van de cultuurhistorische waarden.
Ter afweging van het bovenstaande wordt advies ingewonnen bij de monumentencommissie.  

3.8 Wijzigingsbevoegdheid
3.8.1 Wijziging (nieuw)vestiging en omschakeling

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen ten behoeve van de (nieuw)vestiging dan wel omschakeling van een agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de (nieuw)vestiging betreft een grondgebonden veehouderij of een overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf; omschakeling is uitsluitend toegestaan naar een grondgebonden veehouderij of een overig niet- grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. voor een overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf geldt dat deze zich uitsluitend mag vestigen op een bestaande agrarisch bedrijfslocatie;
  • c. de bedrijfseconomische noodzaak van de vestiging / verplaatsing/omschakeling dient aangetoond te worden, hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies van een agrarisch deskundige aangetoond dient te worden;
  • d. er dient sprake te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf, dan wel van een bedrijf met reëel perspectief om binnen enige jaren tot volwaardig bedrijf uit te groeien, hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies van een agrarisch deskundige aangetoond dient te worden;
  • e. er dient een bouwvlak op maat te worden toegekend door middel van het opnemen van de aanduiding "bouwvlak";
  • f. de onder 3.2 genoemde eisen worden in acht genomen;
  • g. vestiging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone – molenbiotoop 100 m" of ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone – molenbiotoop 400 m";
  • h. (nieuw)vestiging is uitsluitend toegestaan:
      • ter plaatse van de aanduiding "wro-zone – wijzigingsgebied dorpslint" of ter plaatse van de aanduiding "wro-zone – wijzigingsgebied verkavelingslint" en wel uitsluitend grenzend aan de aanduiding "specifieke vorm van verkeer – gebiedsontsluitingsweg" of de aanduiding "specifieke vorm van verkeer – erftoegangsweg";
      • op de gronden ten zuiden van en grenzend aan de Melkweg;
  • i. de wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - te ontwikkelen natuur";
  • j. een nieuwe bedrijfswoning kan uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • k. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • l. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • m. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • n. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • o. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • p. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • q. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden. Voor zover het betreft de waterhuishouding, wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.
  • r. vooraf dient omtrent het bepaalde onder c en d advies te zijn ingewonnen van een onafhankelijke terzake deskundige.
3.8.2 Wijziging vergroten en/of vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op

onderdelen wijzigen ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van de aanduiding "bouwvlak", mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de vergroting en/of vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van continuïteit van het bedrijf, hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies van een agrarisch deskundige aangetoond dient te worden;
  • b. de bestaande aanduiding "bouwvlak" mag worden uitgebreid tot een maximum van 2 ha;
  • c. de wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - te ontwikkelen natuur";
  • d. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • e. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • f. geurgevoelige objecten kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • g. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • h. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • i. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • j. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • k. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.8.3 Wijziging vormverandering en/of verschuiving ivm molenbiotoop

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen ten behoeve van het vorm veranderen en/of het verschuiven van een "bouwvlak" in verband met de ligging ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone – molenbiotoop 100 m" of ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone – molenbiotoop 400 m", mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de verschuiving en/of vormverandering dient noodzakelijk te zijn uit het oogpunt van continuïteit van het bedrijf, hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies van een agrarisch deskundige aangetoond dient te worden;
  • b. het nieuwe "bouwvlak" dient enige overlap te hebben met het "bouwvlak" dat gewijzigd wordt;
  • c. het "bouwvlak" mag niet in omvang worden vergroot;
  • d. de wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - te ontwikkelen natuur";
  • e. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • f. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • g. geurgevoelige objecten kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • h. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • i. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • j. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • k. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • l. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.8.4 Wijziging Wonen met vab

Geen onderdeel van deze herziening.

3.8.5 Wijziging Wonen nieuwbouw

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" wijzigen in de bestemming Wonen waarbij na bedrijfsbeëindiging nieuwbouw van woningen is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. per 1000 m2 te slopen bedrijfsgebouwen mag één burgerwoning worden opgericht; ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" is sloop van cultuurhistorisch waardevolle panden niet toegestaan;
  • b. in totaal zijn maximaal 4 woningen/wooneenheden toegestaan, inclusief de voormalige bedrijfswoning;
  • c. de inhoud van de burgerwoning met aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 1000 m3;
  • d. woningen kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • e. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • f. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • g. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • h. voldaan wordt aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder;
  • i. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • j. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
  • k. de regels van de bestemming Wonen worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
3.8.6 Wijziging Bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" wijzigen in de bestemming Bedrijf met de nadere aanduiding "specifieke bouwaanduiding – vrijkomende agrarische bebouwing", mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. uitsluitend zijn de volgende niet-agrarische bedrijven toegestaan:
      • bedrijven, te weten overige (kleinschalige) niet-agrarische bedrijven, en agrarisch verwante bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zoals opgenomen in Staat van bedrijfsactiviteiten, dan wel bedrijven die daarmee naar aard en invloed op het milieu vergelijkbaar zijn;
      • agrarische hulp- en nevenbedrijven;
      • loonbedrijven;
  • b. agrarische hulp- en nevenbedrijven, behoudens loonbedrijven, zijn niet toegestaan in het gebied ten noorden van De Graafstroom, de Alblas en de Goudriaan;
  • c. omzetting naar een loonbedrijf voor bedrijven gelegen aan de "wro-zone-verkavelingslint", kan uitsluitend worden toegestaan indien aangetoond wordt dat ter plaatse hervestiging van een agrarisch bedrijf niet meer mogelijk is, hetgeen door de initiatiefnemer met een schriftelijk advies van een agrarisch deskundige aangetoond dient te worden. Tevens dient het te vestigen loonbedrijf een reeds bestaand bedrijf binnen de gemeente Graafstroom te betreffen, dat verplaatst wordt;
  • d. agrarisch verwante bedrijven en overige (kleinschalige) niet-agrarische bedrijven, kleinschalige kantoren en ateliers zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduidingen "wro-zone – wijzigingsgebied dorpslint";
  • e. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • f. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;
  • g. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat het hergebruik plaatsvindt binnen het bestaande bouwvolume; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
  • h. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, waarbij de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen nimmer meer dan 750 m2 mag bedragen; ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" is sloop van cultuurhistorisch waardevolle panden niet toegestaan;
  • i. geurgevoelige objecten kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • j. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • k. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • l. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • m. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • n. detailhandel is niet toegestaan;
  • o. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • p. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
  • q. de regels van de bestemming Bedrijf worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
3.8.7 Wijziging inpandige statische opslag

Geen onderdeel van deze herziening.

3.8.8 Wijziging Recreatie

Geen onderdeel van deze herziening.

3.8.9 Wijziging Natuur

Geen onderdeel van deze herziening.

3.8.10 Wijziging Sport

Geen onderdeel van deze herziening.

3.8.11 Wijziging tweede agrarische bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen ten behoeve van de bouw van een tweede agrarische bedrijfswoning ter plaatse van een bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. van de wijzigingsbevoegdheid wordt slechts gebruik gemaakt ten behoeve van een reëel agarisch bedrijf;
  • b. permanent toezicht door twee bedrijfshoofden dient noodzakelijk te zijn, hetgeen met een schriftelijk advies van een agarisch deskundige wordt aangetoond;
  • c. er mag nog niet eerder een tweede agarische bedrijfswoning voor het bedrijf aanwezig zijn geweest;
  • d. inwoning of uitbreiding van de bestaande eerste agrarische bedrijfswoning is niet mogelijk;
  • e. de tweede bedrijfswoning dient milieuhygienisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperking optreden ten aanzien van zowel de bestaande situatie als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden;
  • f. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van wegverkeer, mag de uiterste grenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

Geen onderdeel van deze herziening.

4.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 4.1.1:

a Molen

Geen onderdeel van deze herziening.

b Aantal bedrijven

Geen onderdeel van deze herziening.

c Staat van agrarisch verwante bedrijven en agrarische hulp- of nevenbedrijven

Als bestaande bedrijven als bedoeld in 4.1.1 onder a worden de bedrijven aangemerkt die overeenkomstig de aanduiding, zoals opgenomen in de kolom 'Aanduiding' en 'Betekenis', zijn aangeduid:

Uitsluitend de aanpassingen zijn opgenomen. Voor het overige geldt de tabel uit het moederplan.

Aanduiding   Betekenis   Bedrijf   Adres   Kern   Beb. opp.  
(sb-ahn)   specifieke vorm van bedrijf – agrarisch hulp-/nevenbedrijf   loonbedrijf   Heulenslag 36   Bleskensgraaf   655 m2  
(sb-ahn)   specifieke vorm van bedrijf – agrarisch hulp-/nevenbedrijf   loonbedrijf   Brandwijksedijk 4   Brandwijk   1569 m2  
(sb-ahn)   specifieke vorm van bedrijf – agrarisch hulp-/nevenbedrijf   loonbedrijf   Oosteinde 36   Oud-Alblas   bestaande oppervlakte  
(sb-ahn)   specifieke vorm van bedrijf – agrarisch hulp-/nevenbedrijf   loonbedrijf   Oosteinde 55   Oud-Alblas   252 m2  
(sb-ahn)   specifieke vorm van bedrijf – agrarisch hulp-/nevenbedrijf   loon- en aannemingsbedrijf   Oosteinde 55a   Oud-Alblas   1500 m2  
(sb-ahn)   specifieke vorm van bedrijf – agrarisch hulp-/nevenbedrijf   loonbedrijf   Zuidzijde 137   Goudriaan   1600 m2  

d Staat van niet-agrarische bedrijven

Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig de aanduiding, zoals opgenomen in de kolom 'Aanduiding' en 'Betekenis', uitsluitend toegestaan de niet-agrarische bedrijven genoemd in de navolgende Staat van niet-agrarische bedrijven:

Uitsluitend de aanpassingen zijn opgenomen. Voor het overige geldt de tabel uit het moederplan.

Aanduiding   Betekenis   Bedrijf   Adres   Kern   Beb. opp.  
(sb-anb)   specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf   aannemers-
bedrijf  
Gijbelandsedijk 111   Brandwijk   120 m²  
(sb-arb)   specifieke vorm van bedrijf – autoreparatiebedrijf   autoreparatie-
bedrijf  
Hofwegen 15a   Bleskensgraaf   620 m2  
(sb-lma)   specifieke vorm van bedrijf – lijstenmakerij   lijstenmakerij   Oosteinde 42a   Oud-Alblas   237 m2  
(sb-lbd)   specifieke vorm van bedrijf – loonbedrijf   loonwerk- en verhuurbedrijf   Heiweg 3   Oud-Alblas   1740 m2  
(sb-scb)   specifieke vorm van bedrijf – schildersbedrijf   schildersbedrijf   Heulenslag 15/15a   Bleskensgraaf   25 m2  
(sb-vkt)   specifieke vorm van bedrijf - verkoop van kleding en tenten   winkel   Kerkweg 5   Brandwijk   binnen bouwvlak  
e Staat van loonbedrijven

Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig de aanduiding, zoals opgenomen in de kolom 'Aanduiding' en 'Betekenis', uitsluitend toegestaan de niet-agrarische bedrijven genoemd in de navolgende Staat van loonbedrijven:

Aanduiding   Betekenis   Bedrijf   Adres   Kern   Beb. opp.  
(sb-ahn)   specifieke vorm van bedrijf – agrarisch hulp-/nevenbedrijf   loonbedrijf   Heulenslag 36   Bleskensgraaf   655 m2  
(sb-ahn)   specifieke vorm van bedrijf – agrarisch hulp-/nevenbedrijf   loonbedrijf   Brandwijksedijk 4   Brandwijk   1569 m2  
(sb-ahn)   specifieke vorm van bedrijf – agrarisch hulp-/nevenbedrijf   loonbedrijf   Oosteinde 36   Oud-Alblas   bestaande oppervlakte  
(sb-ahn)   specifieke vorm van bedrijf – agrarisch hulp-/nevenbedrijf   loonbedrijf   Oosteinde 55   Oud-Alblas   252 m2  
(sb-ahn)   specifieke vorm van bedrijf – agrarisch hulp-/nevenbedrijf   loon- en aannemingsbedrijf   Oosteinde 55a   Oud-Alblas   1500 m2  
(sb-ahn)   specifieke vorm van bedrijf – agrarisch hulp-/nevenbedrijf   loonbedrijf   Zuidzijde 137   Goudriaan   1600 m2  
(sb-lbd)   specifieke vorm van bedrijf – loonbedrijf   loonwerk- en verhuurbedrijf   Heiweg 3   Oud-Alblas   1740 m2  

f Milieucategorie 1 en 2

Geen onderdeel van deze herziening.

g Aan huis gebonden beroep

Geen onderdeel van deze herziening.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen en bedrijfswoning

Geen onderdeel van deze herziening.

4.2.2 Bouwvlak

Geen onderdeel van deze herziening.

4.2.3 Bebouwde oppervlakte

Geen onderdeel van deze herziening.

4.2.4 Inhoud

Geen onderdeel van deze herziening.

4.2.5 Overige maatvoering en situering

De bouwwerken dienen te voldoen aan de volgende maatvoerings- en situeringseisen:

BEDRIJFSGEBOUWEN   MIN.   MAX.  
GOOTHOOGTE   n.v.t.   6 m  
BOUWHOOGTE   n.v.t.   10 m  
AFSTAND ZIJDELINGSE BOUWPERCEELGRENS   5 m   n.v.t.  

BEDRIJFSWONING   MIN.   MAX.  
GOOTHOOGTE   n.v.t.   6 m  
BOUWHOOGTE   n.v.t.   10 m  
INHOUD   maximaal 750 m3, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen en inclusief een kelder met een plafondhoogte van meer dan 0,3 m boven peil  
AFSTAND VRIJSTAANDE BEDRIJFSWONING TOT ZIJDELINGSE BOUWPERCEELGRENS   5 m   n.v.t.  

BIJGEBOUWEN EN OVERKAPPINGEN BIJ BEDRIJFSWONING   MAX.  
BEBOUWDE OPPERVLAKTE   50 m², in combinatie met oppervlakte bouwwerken, geen gebouwen zijnde  
GOOTHOOGTE   3 m  
BOUWHOOGTE   5,5 m  
Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning mogen uitsluitend achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning worden opgericht.  

BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN EN OVERKAPPINGEN ZIJNDE   MAX.  

HOOGTE ERFAFSCHEIDINGEN  
1 m voor voorgevelrooilijn;
overige: 2 m  
HOOGTE OVERIGE BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE   6 m  

In afwijking van bovenstaande tabel geldt het volgende:

  • a. Ter plaatse van de aanduiding "maximale goothoogte (m)" in het "bouwvlak" geldt de als zodanig aangeduide goothoogte als maximum goothoogte.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte (m)" in het "bouwvlak" geldt de als zodanig aangeduide bouwhoogte als maximum bouwhoogte.
4.2.6 Afwijkingenregeling

Geen onderdeel van deze herziening.

4.3 Ontheffing van de bouwregels
4.3.1 Ontheffing inhoud en bebouwde oppervlakte 10%

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de in 4.2.3 opgenomen maximale oppervlakte aan bedrijfsbebouwing en de in 4.2.4 opgenomen maximale inhoud van bedrijfsbebouwing, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de uitbreiding mag niet meer bedragen dan eenmalig 10% van de bestaande inhoud van de bedrijfsgebouwen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding – vrijkomende agrarische bebouwing" is een uitbreiding van de bebouwde oppervlakte niet toegestaan;
  • c. de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere functies worden niet onevenredig aangetast;
  • d. er vindt geen toename van de milieubelasting plaats;
  • e. de noodzaak voor de uitbreiding wordt aangetoond via een gekwalificeerd bedrijfsplan;
  • f. geurgevoelige objecten kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • g. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • h. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • i. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • j. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast.
4.3.2 Ontheffing inhoud en bebouwde oppervlakte 20% van agrarisch verwante en agrarische hulp- en nevenbedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de in 4.2.3 opgenomen maximale oppervlakte aan bedrijfsbebouwing en de in 4.2.4 opgenomen maximale inhoud van bedrijfsbebouwing van agrarisch verwante en agrarische hulp- of nevenbedrijven mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de uitbreiding bedraagt meer dan 10%, maar nooit meer dan 20% van de bestaande inhoud van de bedrijfsgebouwen, waarbij slechts eenmalig een uitbreiding mag plaatsvinden;
  • b. de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere functies worden niet onevenredig aangetast;
  • c. er vindt geen toename van de milieubelasting plaats;
  • d. er vindt geen opslag buiten de gebouwen plaats;
  • e. de noodzaak voor de uitbreiding wordt aangetoond via een gekwalificeerd bedrijfsplan;
  • f. door aanvrager is aangetoond dat verplaatsing naar een bedrijventerrein niet mogelijk is;
  • g. geurgevoelige objecten kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • h. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • i. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • j. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • k. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast.
4.3.3 Ontheffing inhoud en bebouwde oppervlakte 10% van niet-agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de in 4.2.3 opgenomen maximale oppervlakte aan bedrijfsbebouwing en de in 4.2.4 opgenomen maximale inhoud van bedrijfsbebouwing van niet-agrarische bedrijven, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de uitbreiding mag niet meer bedragen dan eenmalig 10% van de bestaande inhoud van de bedrijfsgebouwen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding – vrijkomende agrarische bebouwing" is een uitbreiding van de bebouwde oppervlakte niet toegestaan;
  • c. de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere functies worden niet onevenredig aangetast;
  • d. er vindt geen toename van de milieubelasting plaats;
  • e. de noodzaak voor de uitbreiding wordt aangetoond via een gekwalificeerd bedrijfsplan;
  • f. geurgevoelige objecten kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • g. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • h. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • i. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • j. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast.
4.3.4 Ontheffing inhoud en bebouwde oppervlakte 20% van niet-agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de in 4.2.3 opgenomen maximale oppervlakte aan bedrijfsbebouwing en de in 4.2.4 opgenomen maximale inhoud van bedrijfsbebouwing van niet-agrarische bedrijven, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de uitbreiding bedraagt meer dan 10%, maar nooit meer dan 20% van de bestaande inhoud van de bedrijfsgebouwen, waarbij slechts eenmalig een uitbreiding mag plaatsvinden;
  • b. de uitbreiding mag niet meer bedragen dan eenmalig 10% van de bestaande inhoud van de bedrijfsgebouwen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding – vrijkomende agrarische bebouwing" is een uitbreiding van de bebouwde oppervlakte niet toegestaan;
  • d. de belangen van de omliggende (niet) agrarische bedrijven en andere functies worden niet onevenredig aangetast;
  • e. er vindt geen toename van de milieubelasting plaats;
  • f. er vindt geen opslag buiten de gebouwen plaats;
  • g. de noodzaak voor de uitbreiding wordt aangetoond via een gekwalificeerd bedrijfsplan;
  • h. door aanvrager is aangetoond dat verplaatsing naar een bedrijventerrein niet mogelijk is;
  • i. geurgevoelige objecten kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • j. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • k. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • l. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • m. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast.
4.3.5 Ontheffing oppervlakte bijgebouwen

Geen onderdeel van deze herziening.

4.3.6 Ontheffing grotere inhoudsmaat bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.5 teneinde een grotere inhoudsmaat voor bedrijfswoningen (inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen) toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de inhoud bedraagt niet meer dan 1000 m3;
  • b. de grotere inhoud leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige structuur van de omgeving;
  • c. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of doen of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming:

  • a. voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en bewerken of verwerken van producten tenzij dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van grond en opstallen;
  • b. voor detailhandel, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van grond en opstallen;
  • c. voor wonen, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
  • d. van vrijstaande bijgebouwen voor zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen – afhankelijke woonruimte" een afhankelijke woonruimte is toegestaan;
  • e. voor een seksinrichting;
  • f. voor het realiseren van paardenbakken.
4.5 Ontheffing van de gebruiksregels
4.5.1 Ontheffing afhankelijke woonruimte

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.4.1. onder c. en toestaan dat een bijgebouw bij de bedrijfswoning gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de bestaande bijgebouwen of er vindt herbouw plaats met de bestaande situering, met een maximale gebruiksoppervlakte van 60 m2. Indien de afhankelijke woonruimte redelijkerwijs niet binnen deze oppervlakte is in te passen, is een gebruikoppervlakte van maximaal 80 m2 toegestaan;
  • d. het bijgebouw is gelegen op een afstand van maximaal 25 m van de woning;
  • e. geluid, geur en veiligheid vormen geen belemmeringen voor het toestaan van de woonfunctie;
  • f. burgemeester en wethouders trekken de ontheffing in, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
4.5.2 Ontheffing paardenbak

Geen onderdeel van deze herziening.

4.5.3 Ontheffing Staat van bedrijfsactiviteiten - verkeersaantrekkende werking

Geen onderdeel van deze herziening.

4.5.4 Ontheffing bed&breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 4.1 en 4.4 ten behoeve van het toestaan van een bed & breakfast, met inachtneming van het volgende:

  • a. het aantal bedden bedraagt ten hoogste 4;
  • b. de bed & breakfast mag uitsluitend in bestaande bebouwing gerealiseerd worden;
  • c. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  • d. detailhandel is niet toegestaan;
  • e. de bed & breakfast dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen optreden ten aanzien van zowel de bestaande situatie als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden.
4.6 Aanlegvergunning

Geen onderdeel van deze herziening.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Wijziging ander type bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden wijzigen teneinde ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding – vrijkomende agrarische bebouwing" een andere type bedrijvigheid toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. uitsluitend zijn de volgende niet-agrarische bedrijven toegestaan:
      • bedrijven, te weten overige (kleinschalige) niet-agrarische bedrijven, en agrarisch verwante bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, dan wel bedrijven die daarmee naar aard en invloed op het milieu vergelijkbaar zijn;
      • agrarische hulp- en nevenbedrijven;
      • loonbedrijven;
  • b. agrarische hulp- en nevenbedrijven, behoudens loonbedrijven, zijn niet toegestaan in het gebied ten noorden van De Graafstroom, de Alblas en de Goudriaan;
  • c. omzetting naar een loonbedrijf voor bedrijven gelegen aan de "wro-zone-verkavelingslint", kan uitsluitend worden toegestaan indien aangetoond wordt dat ter plaatse hervestiging van een agrarisch bedrijf niet meer mogelijk is en indien het te vestigen loonbedrijf een reeds bestaand bedrijf binnen de gemeente Graafstroom betreft, dat verplaatst wordt;
  • d. agrarisch verwante bedrijven en overige (kleinschalige) niet-agrarische bedrijven, kleinschalige kantoren en ateliers zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduidingen "wro-zone – wijzigingsgebied dorpslint";
  • e. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • f. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;
  • g. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat het hergebruik plaatsvindt binnen het bestaande bouwvolume; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
  • h. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, waarbij de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen nimmer meer dan 750 m2 mag bedragen; ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" is sloop van cultuurhistorisch waardevolle panden niet toegestaan;
  • i. geurgevoelige objecten kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • j. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • k. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • l. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • m. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • n. detailhandel is niet toegestaan;
  • o. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • p. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;
  • q. de regels van de bestemming Bedrijf worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
4.7.2 Wijziging nieuwvestiging agrarisch bedrijf

Geen onderdeel van deze herziening.

4.7.3 Wijziging Wonen

Geen onderdeel van deze herziening.

4.7.4 Wijziging Recreatie

Geen onderdeel van deze herziening.

Artikel 5 Bedrijf - Gaswinbedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

Geen onderdeel van deze herziening.

5.2 Bouwregels

Geen onderdeel van deze herziening.

5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of doen of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming:

  • a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. voor commerciële en reclamedoeleinden.

Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening

6.1 Bestemmingsomschrijving

Geen onderdeel van deze herziening.

6.2 Bouwregels

Geen onderdeel van deze herziening.

6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of doen of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming:

  • a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. voor commerciële en reclamedoeleinden;
  • c. voor de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf.

Artikel 7 Bos

7.1 Bestemmingsomschrijving

Geen onderdeel van deze herziening.

7.2 Bouwregels

Geen onderdeel van deze herziening.

7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of doen of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming:

  • a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. voor lawaaisporten;
  • c. voor het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen;
  • d. het aanbrengen van maïs, boomgaarden, fruitteelt, boomteelt, heesters, sierteelt;
  • e. het aanbrengen van verhardingen of halfverhardingen groter dan 200 m2;
  • f. het diepploegen en diepwoelen van de bodem (> 40 cm) uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "wro-zone – aanlegvergunning gevoelige bodem";
  • g. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen;
  • h. het realiseren van paardenbakken.
7.4 Aanlegvergunning

Geen onderdeel van deze herziening.

Artikel 8 Cultuur en ontspanning

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Algemeen

Geen onderdeel van deze herziening.

8.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 8.1.1:

a Aantal bedrijven

Geen onderdeel van deze herziening.

b Staat van cultuur en ontspanning

Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig de aanduiding uitsluitend toegestaan de voorzieningen genoemd in de navolgende Staat van cultuur en ontspanning:

Uitsluitend de aanpassingen zijn opgenomen. Voor het overige geldt de tabel uit het moederplan.

Aanduiding   Betekenis   Cultuur en ontspanning   Adres   Kern   Beb. opp.  
(mu)   museum   museum   B 134a   Ottoland   bestaande oppervlakte  
(mu)   museum   museum   B 130   Ottoland   bestaande oppervlakte  
(os)   ontsluiting   ontsluiting van het museum   B 130   Ottoland   bestaande oppervlakte  
(p)   parkeerterrein   parkeerterrein van het museum   B 130   Ottoland   bestaande oppervlakte  
c Speeltuin

Geen onderdeel van deze herziening.

d Bedrijfswoning

Geen onderdeel van deze herziening.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Geen onderdeel van deze herziening.

8.2.2 Bedrijfsgebouwen

Bedrijfsgebouwen dienen aan de volgende bepalingen te voldoen:

  • a. Indien binnen een bestemmingsvlak een "bouwvlak" is aangeduid, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak".
  • b. De in de Staat van cultuur en ontspanning aangegeven bebouwde oppervlakte van gebouwen mag niet worden overschreden.
  • c. De inhoud van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande inhoud van bedrijfsgebouwen.
  • d. De goothoogte van gebouwen mag maximaal 6 m bedragen, de bouwhoogte maximaal 10 m.
8.2.3 Bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen)

Voor het bouwen van bedrijfswoningen inclusief aan- en uitbouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. indien binnen een bestemmingsvlak een "bouwvlak" is aangeduid, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
  • b. de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 6 en 10 m;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning mag, inclusief aan- en uitbouwen en incl. bijgebouwen als bedoeld in 8.2.4, , maximaal 750 m3 bedragen, waarbij een kelder met een plafondhoogte van meer dan 0,3 m boven peil wordt meegerekend bij de inhoud.
  • d. de afstand van een vrijstaande bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 5 m.
8.2.4 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning mag maximaal 50 m² bedragen;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mag maximaal 3 m respectievelijk 5,5 m bedragen;
  • c. bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning mogen uitsluitend achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning worden opgericht.

8.2.5 Maatvoering bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Geen onderdeel van deze herziening.

8.2.6 Afwijkingenregeling

Geen onderdeel van deze herziening.

8.3 Ontheffing van de bouwregels
8.3.1 Ontheffing inhoud en bebouwde oppervlakte

Geen onderdeel van deze herziening.

8.3.2 Ontheffing grotere inhoudsmaat bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.3 teneinde een grotere inhoudsmaat voor bedrijfswoningen (incl. aan- en uitbouwen en bijgebouwen) toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de inhoud bedraagt niet meer dan 1000 m3;
  • b. de grotere inhoud leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige structuur van de omgeving;
  • c. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 8.1 omschreven waarden.
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of doen of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming:

  • a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en opstallen;
  • b. voor een seksinrichting.
8.5 Wijzigingsbevoegdheid

Geen onderdeel van deze herziening.

Artikel 9 Horeca

9.1 Bestemmingsomschrijving

Geen onderdeel van deze herziening.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Geen onderdeel van deze herziening.

9.2.2 Bedrijfsgebouwen

Bedrijfsgebouwen dienen aan de volgende bepalingen te voldoen:

  • a. Indien binnen een bestemmingsvlak een "bouwvlak" is aangeduid, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak".
  • b. De in de Staat van horecavoorzieningen aangegeven bebouwde oppervlakte van gebouwen mag niet worden overschreden.
  • c. De inhoud van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande inhoud van bedrijfsgebouwen.
  • d. De goothoogte van gebouwen mag maximaal 6 m bedragen, de bouwhoogte maximaal 10 m. Een en ander met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "maximale goothoogte (m)" de aangeduide goothoogte als maximum geldt.
9.2.3 Bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen)

Voor het bouwen van bedrijfswoningen inclusief aan- en uitbouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. indien binnen een bestemmingsvlak een "bouwvlak" is aangeduid, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
  • b. de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 6 en 10 m;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning mag, inclusief aan- en uitbouwen en incl. bijgebouwen als bedoeld in 9.2.4, maximaal 750 m3 bedragen, waarbij een kelder met een plafondhoogte van meer dan 0,3 m boven peil wordt meegerekend bij de inhoud.
  • d. de afstand van een vrijstaande bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 5 m.
9.2.4 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning mag maximaal 50 m² bedragen;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mag maximaal 3 m respectievelijk 5,5 m bedragen;
  • c. bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning mogen uitsluitend achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning worden opgericht.
9.2.5 Maatvoering bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Geen onderdeel van deze herziening.

9.2.6 Afwijkingenregeling

Geen onderdeel van deze herziening.

9.3 Ontheffing van de bouwregels
9.3.1 Ontheffing inhoud en bebouwde oppervlakte

Geen onderdeel van deze herziening.

9.3.2 Ontheffing grotere inhoudsmaat bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2.3 teneinde een grotere inhoudsmaat voor bedrijfswoningen (incl. aan- en uitbouwen en bijgebouwen) toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de inhoud bedraagt niet meer dan 1000 m3;
  • b. de grotere inhoud leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige structuur van de omgeving;
  • c. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 9.1 omschreven waarden.
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of doen of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming:

  • a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en opstallen;
  • b. voor wonen;
  • c. voor een seksinrichting.
9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Geen onderdeel van deze herziening.

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

Geen onderdeel van deze herziening.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Geen onderdeel van deze herziening.

10.2.2 Bedrijfsgebouwen

Bedrijfsgebouwen dienen aan de volgende bepalingen te voldoen:

  • a. Indien binnen een bestemmingsvlak een "bouwvlak" is aangeduid, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak".
  • b. De in de Staat van maatschappelijk aangegeven bebouwde oppervlakte van gebouwen mag niet worden overschreden.
  • c. De inhoud van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande inhoud van bedrijfsgebouwen.
  • d. De goothoogte van gebouwen mag maximaal 6 m bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "maximale goothoogte (m)" de als zodanig aangeduide goothoogte als maximum goothoogte geldt.
  • e. De bouwhoogte van gebouwen mag maximaal 10 m bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte (m)" de als zodanig aangeduide bouwhoogte als maximum bouwhoogte geldt.
10.2.3 Bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen)

Voor het bouwen van bedrijfswoningen inclusief aan- en uitbouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. indien binnen een bestemmingsvlak een "bouwvlak" is aangeduid, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
  • b. de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 6 en 10 m;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning mag, inclusief aan- en uitbouwen en incl. bijgebouwen als bedoeld in 10.2.4, maximaal 750 m3 bedragen, waarbij een kelder met een plafondhoogte van meer dan 0,3 m boven peil wordt meegerekend bij de inhoud.
  • d. de afstand van een vrijstaande bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 5 m.
10.2.4 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning mag maximaal 50 m² bedragen;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mag maximaal 3 m respectievelijk 5,5 m bedragen;
  • c. bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning mogen uitsluitend achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning worden opgericht.
10.2.5 Maatvoering bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Geen onderdeel van deze herziening.

10.2.6 Afwijkingenregeling

Geen onderdeel van deze herziening.

10.3 Ontheffing van de bouwregels
10.3.1 Ontheffing inhoud en bebouwde oppervlakte

Geen onderdeel van deze herziening.

10.3.2 Ontheffing grotere inhoudsmaat bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2.3 teneinde een grotere inhoudsmaat voor bedrijfswoningen (incl. aan- en uitbouwen en bijgebouwen) toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de inhoud bedraagt niet meer dan 1000 m3;
  • b. de grotere inhoud leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige structuur van de omgeving;
  • c. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 10.1 omschreven waarden.
10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of doen of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van grond en opstallen;
  • b. detailhandel;
  • c. wonen, behoudens de dienstwoning als bedoeld onder 10.1.2 onder c.
10.5 Aanlegvergunning

Geen onderdeel van deze herziening.

Artikel 11 Natuur

11.1 Bestemmingsomschrijving

Geen onderdeel van deze herziening.

11.2 Bouwregels

Geen onderdeel van deze herziening.

11.3 Specifieke gebruiksregels
11.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of doen of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming:

  • a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. voor lawaaisporten;
  • c. voor het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen;
  • d. het aanbrengen van maïs, boomgaarden, fruitteelt, boomteelt, heesters, sierteelt;
  • e. het aanbrengen van verhardingen of halfverhardingen groter dan 200 m2;
  • f. het omzetten (scheuren) van grasland in bouwland;

het realiseren van paardenbakken.

11.4 Aanlegvergunning

Geen onderdeel van deze herziening.

Artikel 12 Recreatie

12.1 Bestemmingsomschrijving
12.1.1 Algemeen

Geen onderdeel van deze herziening.

12.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 12.1.1:

a Aantal bedrijven

Geen onderdeel van deze herziening.

b Staat van recreatieve voorzieningen

Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig de aanduiding uitsluitend toegestaan de voorzieningen genoemd in de navolgende Staat van recreatieve voorzieningen:

Uitsluitend de aanpassingen zijn opgenomen. Voor het overige geldt de tabel uit het moederplan.

Aanduiding   Betekenis   Recreatieve voorziening   Adres   Kern   Beb. opp.  
(sr-spt)   specifieke vorm van recreatie - speeltuin   speeltuin   Burgemeester van Slijpestraat 8a   Goudriaan   40 m2  
(vr)   verblijfsrecreatie   camping, recreatiewoning en groepsaccommodatie   A 93   Ottoland   756 m2  

c Camping Bloklandse Kade

Geen onderdeel van deze herziening.

d Camping Donkseweg

Geen onderdeel van deze herziening.

e Camping A 93

Ter plaatse van de aanduiding "verblijfsrecreatie" aan de A 93 zijn de volgende voorzieningen toegestaan:

  • 1 recreatiewoning;
  • 1 sanitairgebouw;
  • groepsaccommodatie;
  • maximaal 25 kampeermiddelen.
f Camping annex ijsclubgebouw

Geen onderdeel van deze herziening.

g Dagrecreatieve voorzieningen

Geen onderdeel van deze herziening.

h Volkstuin

Geen onderdeel van deze herziening.

i Bedrijfswoning

Geen onderdeel van deze herziening.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

Geen onderdeel van deze herziening.

12.2.2 Bedrijfsgebouwen

Bedrijfsgebouwen dienen aan de volgende bepalingen te voldoen:

  • a. Indien binnen een bestemmingsvlak een "bouwvlak" is aangeduid, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak".
  • b. De in de Staat van recreatieve voorzieningen aangegeven bebouwde oppervlakte van gebouwen (incl. bedrijfswoning en bijbehorende aan, uit- en bijgebouwen) mag niet worden overschreden.
  • c. De inhoud van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande inhoud van bedrijfsgebouwen.
  • d. De goothoogte van gebouwen mag maximaal 6 m bedragen, de bouwhoogte maximaal 10 m, met dien verstande dat voor de gebouwen:
      • ter plaatse van de aanduiding "dagrecreatie" de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt;
      • ter plaatse van de aanduiding "volkstuin" de goothoogte maximaal 2,5 m bedraagt;

Een en ander met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "maximale goothoogte (m)" de als zodanig aangeduide goothoogte als maximum goothoogte geldt.

12.2.3 Bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen)

Voor het bouwen van bedrijfswoningen inclusief aan- en uitbouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. indien binnen een bestemmingsvlak een "bouwvlak" is aangeduid, mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
  • b. de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 6 en 10 m;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning mag, inclusief aan- en uitbouwen, maximaal 750 m3 bedragen, waarbij een kelder met een plafondhoogte van meer dan 0,3 m boven peil wordt meegerekend bij de inhoud.
  • d. de afstand van een vrijstaande bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 5 m.
12.2.4 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning mag maximaal 50 m² bedragen;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mag maximaal 3 m respectievelijk 5,5 m bedragen;
  • c. bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning mogen uitsluitend achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning worden opgericht.
12.2.5 Maatvoering bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Geen onderdeel van deze herziening.

12.2.6 Afwijkingenregeling

Geen onderdeel van deze herziening.

12.2.7 Stacaravans

Voor het bouwen van stacaravans gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximaal toegestane oppervlakte van stacaravans, bedraagt per stacaravan 50 m2;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte van stacaravans mag maximaal 3 m respectievelijk 4 meter bedragen;
  • c. de onderlinge afstand tussen stacaravans bedraagt minimaal 3 m;
  • d. per stacaravan mag 1 bijgebouw worden gebouwd met een maximale oppervlakte van 7,5 m2;
  • e. de bouwhoogte van een bijgebouw bij een stacaravan mag maximaal 2,7 m bedragen.
12.3 Ontheffing van de bouwregels
12.3.1 Ontheffing inhoud en bebouwde oppervlakte

Geen onderdeel van deze herziening.

12.3.2 Ontheffing grotere inhoudsmaat bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2.3 teneinde een grotere inhoudsmaat voor bedrijfswoningen toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de inhoud bedraagt niet meer dan 1000 m3;
  • b. de grotere inhoud leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige structuur van de omgeving;
  • c. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 12.1 omschreven waarden.
12.4 Specifieke gebruiksregels
12.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of doen of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming:

  • a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en opstallen;
  • b. voor wonen;
  • c. voor detailhandel, behoudens voorzover behorend bij dagrecreatie.
12.5 Aanlegvergunning

Geen onderdeel van deze herziening.

Artikel 13 Recreatie - Recreatiewoning

13.1 Bestemmingsomschrijving

Geen onderdeel van deze herziening.

13.2 Bouwregels

Geen onderdeel van deze herziening.

13.3 Specifieke gebruiksregels
13.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of doen of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming:

  • a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en opstallen;
  • b. voor permanente bewoning;
  • c. voor een seksinrichting.

Artikel 14 Sport

Geen onderdeel van deze herziening.

Artikel 15 Verkeer

Geen onderdeel van deze herziening.

Artikel 16 Verkeer - Railverkeer

Geen onderdeel van deze herziening.

Artikel 17 Water

Geen onderdeel van deze herziening.

Artikel 18 Water - Oever

18.1 Bestemmingsomschrijving

Geen onderdeel van deze herziening.

18.2 Bouwregels

Geen onderdeel van deze herziening.

18.3 Specifieke gebruiksregels
18.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of doen of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming:

  • a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. voor lawaaisporten;
  • c. voor het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen, behoudens ter plaatse van de aanduiding "kampeerterrein" voor zover het betreft één tent of één caravan/tourcaravan (inclusief voortent) per perceel gedurende de periode van 1 april tot 1 oktober;
  • d. voor het aanbrengen van maïs, boomgaarden, fruitteelt, boomteelt, heesters en sierteelt;
  • e. voor het diepploegen of diepwoelen (>40 cm);
  • f. voor het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen;
  • g. voor het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en halfverhardingen groter dan 200 m2;
  • h. het realiseren van paardenbakken.
18.4 Aanlegvergunning
18.4.1 Aanlegvergunningplicht

Geen onderdeel van deze herziening.

18.4.2 Uitzonderingen

Geen onderdeel van deze herziening.

18.4.3 Verlening

Geen onderdeel van deze herziening.

18.4.4 Schema aanlegvergunningen

Aanlegvergunningplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de aanlegvergunning  
het verwijderen van houtgewas, houtwallen, bosjes   1. deze werkzaamheid vindt plaats in het kader van bos- of natuurbeheer
2. er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de aanwezige natuurwaarden
3. er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de aanwezige landschapswaarden ter plaatse van de aanduiding "wro-zone – aanlegvergunning overgangsgebied".  
het graven, ophogen en egaliseren van de bodem   1. deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van het bos- of natuurbeheer;
2. het mag niet leiden tot inklinking;
3. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
4. het verkavelingspatroon mag niet onevenredig worden aangetast.  
het graven, dempen, vergroten of herprofileren van sloten en kleine oppervlaktewateren   1. deze werkzaamheid vindt plaats in het kader van bos- of natuurbeheer
2. het mag niet leiden tot inklinking;
3. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
4. het verkavelingspatroon mag niet onevenredig worden aangetast;  
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en half verhardingen van maximaal 200 m2   1. de verhardingen zijn noodzakelijk voor het beheren dan wel verbeteren van bos en natuur dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik;
2. de verhardingen mogen geen onevenredige aantasting betekenen van de aanwezige natuurwaarden
3. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;  
het aanbrengen van ondergrondse leidingen   1. er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de aanwezige natuurwaarden;
2. het aanbrengen van de leidingen mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de agrarische belangen.  
het omzetten (scheuren) van grasland in bouwland   1. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschaps- en natuurwaarden;
2. de karakteristieke openheid mag niet onevenredige worden aangetast.  
het aanbrengen van houtgewas   de karakteristieke openheid mag niet onevenredige worden aangetast. Dit criterium geldt niet ter plaatse van de aanduiding "wro-zone – aanlegvergunning overgangsgebied"; hier geldt als criterium dat het aanbrengen van houtgewas past binnen de afspraken zoals gemaakt in het convenant Alblassewaard/Vijfheerenlanden.  

Artikel 19 Wonen

19.1 Bestemmingsomschrijving
19.1.1 Algemeen

Geen onderdeel van deze herziening.

19.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 19.1.1:

a Aan huis gebonden beroep

Geen onderdeel van deze herziening.

b Staat van niet-woonfuncties

Uitsluitend ter plaatse van de onderstaande aanduidingen zijn tevens de volgende niet-woonfuncties toegestaan:

Uitsluitend de aanpassingen zijn opgenomen. Voor het overige geldt de tabel uit het moederplan.

Aanduiding   Betekenis   Niet-woonfunctie   Adres   Kern   Vloeroppervlakte  
(atl)   atelier   atelier   A 9a   Ottoland   60 m2  
(atl)   atelier   atelier   A 17   Ottoland   60 m2  
(sw-tie)   specifieke vorm van wonen – trouwlocatie en expositieruimte   trouwlocatie en expositieruimte   A 92-A 94   Ottoland   Expositieruimte 162 m2
Trouwlocatie 60 m2  
(sw-trw)   specifieke vorm van wonen – trouwlocatie   trouwlocatie   A 92   Ottoland   60 m2  
(sw-exo)   specifieke vorm van wonen – expositieruimte   expositieruimte   A 94   Ottoland   162 m2  
(dh)   detailhandel   detailhandel in optische hulpmiddelen (opticiën)   Brandwijksedijk 15b   Brandwijk   202 m2  
(zbo)   zorgboerderij   zorgboerderij, maximaal 5 kinderen   Heulenslag 76   Oud-Alblas   60 m2  
sb-lbd   specifieke vorm van bedrijf-loonwerkbedrijf   loonwerkbedrijf   Graafdijk-west 41   Molenaarsgraaf   233 m2  
sb-lbd   specifieke vorm van bedrijf-loonwerkbedrijf   loonwerkbedrijf   Noordzijde 2   Oud-Alblas   60 m2  
sb-lbd   specifieke vorm van bedrijf-loonwerkbedrijf   loonwerkbedrijf   Oosteinde 1   Wijngaarden   60 m2  

c Parkeren vrachtwagens

Geen onderdeel van deze herziening.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Algemeen

Geen onderdeel van deze herziening.

19.2.2 Aanduiding "bijgebouwen"

Geen onderdeel van deze herziening.

19.2.3 Aantal woningen

Per aangeduid bouwvlak is maximaal één woning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" maximaal het aangegeven aantal wooneenheden is toegestaan.

19.2.4 Inhoud

Met betrekking tot de inhoud van de woningen gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud van woningen, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag maximaal 750 m3 bedragen, waarbij een kelder met een plafondhoogte van meer dan 0,3 m boven peil wordt meegerekend bij de inhoud;
  • b. indien de bestaande inhoud van een woning, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen, meer bedraagt dan 750 m3, geldt deze bestaande inhoud als maximaal toegestane inhoud., zij het dat een bijgebouw van 50 m2 is toegestaan.
19.2.5 Maatvoering en situering bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Met betrekking tot de maatvoering en situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dient aan het volgende te worden voldaan:

WONING   MIN.   MAX.  
GOOTHOOGTE   n.v.t.   6 m  
AFSTAND ZIJDELINGSE BOUWPERCEELGRENS   min. 2 m  
INHOUD   zie 19.2.4.  

BIJGEBOUWEN EN OVERKAPPINGEN BIJ WONING   MIN.   MAX.  
BEBOUWDE OPPERVLAKTE   n.v.t.   50 m², in combinatie met oppervlakte bouwwerken, geen gebouwen zijnde  
GOOTHOOGTE   n.v.t.   3 m  
AFSTAND VAN VRIJSTAANDE BIJGEBOUWEN TOT DE WONING   2 m   10 m  
Bijgebouwen en overkappingen bij de woning mogen uitsluitend achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning worden opgericht.  
BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN EN OVERKAPPINGEN ZIJNDE   MAX.  
HOOGTE ERFAFSCHEIDINGEN   vóór voorgevel woning: 1 m;
overige: 2 m  
HOOGTE OVERIGE BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE   6 m  

In afwijking van bovenstaande tabel geldt het volgende:

  • a. Ter plaatse van de aanduiding "maximale goothoogte (m)" in het "bouwvlak" geldt de als zodanig aangeduide goothoogte als maximum goothoogte.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte (m)" in het "bouwvlak" geldt de als zodanig aangeduide bouwhoogte als maximum bouwhoogte.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding –bestaande veestallen toegestaan" zijn de bestaande veestallen toegestaan in afwijking van de in de tabel opgenomen maatvoering. Deze gebouwen mogen worden herbouwd in de bestaande situering en met de bestaande maatvoering als maximum.
19.2.6 Herbouw

Herbouw van bestaande woningen is, voorzover het de situering van de woning betreft, uitsluitend toegestaan indien en voorzover:

  • a. de voorgevel van de te herbouwen woning maximaal 15 m achter de voormalige voorgevelrooilijn wordt gesitueerd;
  • b. de bouwwijze (vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) niet afwijkt van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en);
  • c. het bepaalde in 19.2.4 en 19.2.5 wordt in acht genomen, met dien verstande dat voor zover de inhoud van de woning, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen, meer bedraagt dan 650 m3, deze overmaat moet worden teruggebracht met ten minste de helft, waarbij de nieuwe maat nooit meer mag bedragen dan 750 m3.
19.2.7 Afwijkingenregeling

Geen onderdeel van deze herziening.

19.3 Ontheffing van de bouwregels
19.3.1 Ontheffing woningsplitsing

Geen onderdeel van deze herziening.

19.3.2 Ontheffing bebouwde oppervlakte bijgebouwen (sloopbonus)

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 19.2.5 teneinde de toegestane bebouwde oppervlakte van de bijgebouwen te vergroten, mits voormalige bedrijfsgebouwen worden gesloopt. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:

indien sprake is van sloop van voormalige bedrijfsgebouwen, kan een bebouwde oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen worden toegestaan van 50 m2 vermeerderd met maximaal 20% van het meerdere van de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfsgebouwen, tot een totaal maximum van 100 m2;
Ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" is sloop van gebouwen met cultuurhistorische waarden niet toegestaan.

19.3.3 Ontheffing situering voorgevel

Geen onderdeel van deze herziening.

19.3.4 Ontheffing grotere inhoudsmaat woning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 19.2.4 teneinde een grotere inhoudsmaat voor woningen ( incl. aan- en uitbouwen en bijgebouwen) toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de inhoud bedraagt niet meer dan 1000 m3;
  • b. de grotere inhoud leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige structuur van de omgeving;
  • c. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • d. de afwijking mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 19.1 omschreven waarden.
19.4 Specifieke gebruiksregels

Geen onderdeel van deze herziening.

19.5 Ontheffing van de gebruiksregels
19.5.1 Ontheffing aan huis gebonden bedrijf

Geen onderdeel van deze herziening.

19.5.2 Ontheffing afhankelijke woonruimte

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 19.4.1 onder e. en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. een afhankelijke woonruimte kan uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • d. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de bestaande bijgebouwen of er vindt herbouw plaats met de bestaande situering, met een maximale gebruiksoppervlakte van 60 m2. Indien de afhankelijke woonruimte redelijkerwijs niet binnen deze oppervlakte is in te passen, is een gebruikoppervlakte van maximaal 80 m2 toegestaan;
  • e. het bijgebouw is gelegen op een afstand van maximaal 25 m van de woning;
  • f. geluid, geur en veiligheid vormen geen belemmeringen voor het toestaan van de woonfunctie;
  • g. burgemeester en wethouders trekken de ontheffing in, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
19.5.3 Ontheffing paardenbak

Geen onderdeel van deze herziening.

19.5.4 Afwijking bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 19.1 en 19.4 ten behoeve van het toestaan van een bed & breakfast, met inachtneming van het volgende:

  • a. het aantal bedden bedraagt ten hoogste 4;
  • b. de bed & breakfast mag uitsluitend in bestaande bebouwing gerealiseerd worden;
  • c. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  • d. detailhandel is niet toegestaan;
  • e. de bed & breakfast dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen optreden ten aanzien van zowel de bestaande situatie als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden.
19.6 Aanlegvergunning

Geen onderdeel van deze herziening.

19.7 Wijzigingsbevoegdheid
19.7.1 Wijziging extra woningen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde nieuwbouw van extra woningen toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. nieuwbouw van extra woningen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding – vrijkomende agrarische bebouwing";
  • b. per 1000 m2 te slopen bedrijfsgebouwen mag één burgerwoning worden opgericht; ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" is sloop van cultuurhistorisch waardevolle panden niet toegestaan;
  • c. in totaal zijn maximaal 4 woningen/wooneenheden toegestaan, inclusief de reeds op het bouwperceel aanwezige woning(en);
  • d. de inhoud van de burgerwoning met aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 1000 m3;
  • e. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • f. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • g. voldaan wordt aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder;
  • h. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • i. de regels van de bestemming Wonen zijn na wijziging van overeenkomstige toepassing.
19.7.2 Wijziging nieuwvestiging agrarisch bedrijf

Geen onderdeel van deze herziening.

19.7.3 Wijziging Bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding – vrijkomende agrarische bebouwing" de bestemming van de gronden wijzigen in de bestemming Bedrijf met de nadere aanduiding "specifieke bouwaanduiding – vrijkomende agrarische bebouwing" teneinde een andere type bedrijvigheid toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. uitsluitend zijn de volgende niet-agrarische bedrijven toegestaan:
      • bedrijven, te weten overige (kleinschalige) niet-agrarische bedrijven, en agrarisch verwante bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zoals opgenomen in Staat van bedrijfsactiviteiten, dan wel bedrijven die daarmee naar aard en invloed op het milieu vergelijkbaar zijn;
      • agrarische hulp- en nevenbedrijven;
      • loonbedrijven;
  • b. agrarische hulp- en nevenbedrijven, behoudens loonbedrijven, zijn niet toegestaan in het gebied ten noorden van De Graafstroom, de Alblas en de Goudriaan;
  • c. omzetting naar een loonbedrijf voor bedrijven gelegen aan de "wro-zone-verkavelingslint", kan uitsluitend worden toegestaan indien aangetoond wordt dat ter plaatse hervestiging van een agrarisch bedrijf niet meer mogelijk is en indien het te vestigen loonbedrijf een reeds bestaand bedrijf binnen de gemeente Graafstroom betreft, dat verplaatst wordt;
  • d. agrarisch verwante bedrijven en overige (kleinschalige) niet-agrarische bedrijven, kleinschalige kantoren en ateliers zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduidingen "wro-zone – wijzigingsgebied dorpslint";
  • e. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • f. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;
  • g. als belangrijke voorwaarde voor hergebruik geldt dat het hergebruik plaatsvindt binnen het bestaande bouwvolume; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
  • h. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt, waarbij de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen nimmer meer dan 750 m2 mag bedragen; ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden" is sloop van cultuurhistorisch waardevolle panden niet toegestaan;
  • i. geurgevoelige objecten kunnen uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • j. er wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van externe veiligheid;
  • k. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • l. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • m. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • n. detailhandel is niet toegestaan;
  • o. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • p. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden;
  • q. de regels van de bestemming Bedrijf worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
19.7.4 Wijziging inpandige statische opslag

Geen onderdeel van deze herziening.

19.7.5 Wijziging Recreatie

Geen onderdeel van deze herziening.

Artikel 20 Leiding - Gas

Geen onderdeel van deze herziening.

Artikel 21 Leiding - Hoogspanningsverbinding

Geen onderdeel van deze herziening.

Artikel 22 Leiding - Riool

Geen onderdeel van deze herziening.

Artikel 23 Leiding - Water

Geen onderdeel van deze herziening.

Artikel 24 Waarde - Archeologie

De vervangende bestemming Waarde - Archeologie is - vanwege het instandhouden van de nummering uit het moederplan - opgenomen in:

Artikel 27 Waarde - Archeologie 1

Artikel 28 Waarde - Archeologie 2

Artikel 29 Waarde - Archeologie 3

Artikel 30 Waarde - Archeologie 4

Artikel 31 Waarde - Archeologie 5

Artikel 32 Waarde - Archeologie 6

Artikel 33 Waarde - Archeologie 7

Artikel 34 Waarde - Archeologie 8

Artikel 35 Waarde - Archeologie 9  

 

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde – Archeologie" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle archeologische informatie in de bodem.

24.2 Bouwregels

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. Bij een aanvraag voor een reguliere bouwvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 100 m² dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door de erkend archeoloog;
    • 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
    • 5. het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
  • c. De onderzoeksverplichting als genoemd onder a. geldt niet in de volgende gevallen:
  • d. In afwijking van het bepaalde onder a geldt in het geval de bouwlocatie is gelegen ter plaatse van de aanduiding "archeologische waarden" dat altijd een archeologisch onderzoek is vereist.
24.3 Aanlegvergunning
24.3.1 Vergunningplicht

Onverminderd het in de Monumentenwet bepaalde is het verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende vergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. grondwerkzaamheden dieper dan 0,30 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 100 m², zoals afgraven, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleg van drainage, verwijderen van funderingen en aanleg of rooien van bos, boomgaard, boom- of fruitteelt of diepwortelende beplanting. In afwijking van het voorgaande geldt in het geval de locatie is gelegen ter plaatse van de aanduiding "archeologische waarden" dat altijd een archeologisch onderzoek is vereist;
  • b. graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. aanleggen van leidingen dieper dan 0,5 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 100 m².
  • d. In afwijking van het voorgaande geldt in het geval de locatie is gelegen ter plaatse van de aanduiding "archeologische waarden" dat altijd een archeologisch onderzoek is vereist.
24.3.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 24.3.1 opgenomen verbod geldt niet:

  • a. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale agrarische gebruik, waaronder de aanleg van teeltondersteunende voorzieningen;
  • c. voor werken en werkzaamheden waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • d. ingeval op grond van de Monumentenwet een vergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Monumentenwet van toepassing zijn;
  • e. ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" binnen de bestemmingen Agrarisch met waarden , alsmede het bestemmingsvlak van de bestemmingen Bedrijf, Bedrijf - Gaswinbedrijf, Bos, Cultuur en ontspanning, Horeca, Maatschappelijk, Recreatie - Recreatiewoning, Wonen.
24.3.3 Beoordelingscriteria
  • a. De onder 24.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een aanlegvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld. Indien het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van de erkend archeoloog zonodig een opgraving plaats te vinden.
  • b. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
24.3.4 Voorwaarden aan aanlegvergunning

Overeenkomstig het in artikel 3.16 lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening bepaalde kunnen burgemeester en wethouders de aanlegvergunning onder beperkingen verlenen en kunnen zij voorschriften aan de aanlegvergunning verbinden, waaronder de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

24.4 Wijzigingsbevoegdheid
24.4.1 Vervallen dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 25 Waterstaat - Waterberging

Geen onderdeel van deze herziening.

Artikel 26 Waterstaat - Waterkering

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waterstaat - Waterkering" aangewezen gronden zijn, behalve voor de aldaar voorkomende andere bestemming(en), primair bestemd voor dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering.

26.2 Bouwregels

Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming. Op de wateren zijn de gebods- en verbodsbepalingen en de onderhoudsverplichtingen volgens de Keur voor waterkeringen en wateren van het waterschap van toepassing.

26.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 26.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemmingen toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de waterkering geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken beheerder.

Op grond van de Keur voor waterkeringen en wateren van het waterschap gelden verbodsbepalingen voor werken, werkzaamheden en beplantingen.

Artikel 27 Waarde - Archeologie 1

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

De inhoud van deze dubbelbestemming gaat vóór ten opzichte van de hieronder liggende enkelbestemmingen.

27.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 27.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is de omgevingsvergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
    • 3. het overleggen van een rapport als bedoeld in dit lid onder b.1.is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de betrokken locatie in andere beschikbare informatie volgende is vastgesteld;
    • 4. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
      • vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
      • een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 30 m²;
      • een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.3.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  • f. Het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • g. Het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • h. Het aanleggen van bos of boomgaard;
  • i. Het scheuren van grasland;
  • j. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage.
27.3.2 Uitzonderingen

Het verbod van lid 27.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 27.2 in acht is genomen, en/of ;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 30 m², en/of ;
  • c. niet dieper dan 30 cm worden uitgevoerd, en/of ;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, en/of ;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
27.3.3 Voorwaarden

De werken en werkzaamheden, zoals in lid  27.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 28 Waarde - Archeologie 2

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

De inhoud van deze dubbelbestemming gaat vóór ten opzichte van de hieronder liggende enkelbestemmingen.

28.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 28.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is de omgevingsvergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
    • 3. het overleggen van een rapport als bedoeld in dit lid onder b.1.is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de betrokken locatie in andere beschikbare informatie volgende is vastgesteld;
    • 4. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
      • vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
      • een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
      • een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
28.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.3.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  • f. Het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • g. Het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • h. Het aanleggen van bos of boomgaard;
  • i. Het scheuren van grasland;
  • j. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage.
28.3.2 Uitzonderingen

Het verbod van lid 28.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 28.2 in acht is genomen, en/of ;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m², en/of ;
  • c. niet dieper dan 30 cm worden uitgevoerd, en/of ;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, en/of ;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
28.3.3 Voorwaarden

De werken en werkzaamheden, zoals in lid  28.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 29 Waarde - Archeologie 3

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

De inhoud van deze dubbelbestemming gaat vóór ten opzichte van de hieronder liggende enkelbestemmingen.

29.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 29.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is de omgevingsvergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
    • 3. het overleggen van een rapport als bedoeld in dit lid onder b.1.is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de betrokken locatie in andere beschikbare informatie volgende is vastgesteld;
    • 4. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
      • vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
      • een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²;
      • een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
29.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.3.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  • f. Het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • g. Het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • h. Het aanleggen van bos of boomgaard;
  • i. Het scheuren van grasland;
  • j. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage.
29.3.2 Uitzonderingen

Het verbod van lid 29.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 29.2 in acht is genomen, en/of ;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 50 m², en/of ;
  • c. niet dieper dan 30 cm worden uitgevoerd, en/of ;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, en/of ;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
29.3.3 Voorwaarden

De werken en werkzaamheden, zoals in lid  29.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 30 Waarde - Archeologie 4

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

De inhoud van deze dubbelbestemming gaat vóór ten opzichte van de hieronder liggende enkelbestemmingen.

30.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 30.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is de omgevingsvergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
    • 3. het overleggen van een rapport als bedoeld in dit lid onder b.1.is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de betrokken locatie in andere beschikbare informatie volgende is vastgesteld;
    • 4. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
      • vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
      • een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 250 m²;
      • een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
30.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.3.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  • f. Het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • g. Het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • h. Het aanleggen van bos of boomgaard;
  • i. Het scheuren van grasland;
  • j. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage.
30.3.2 Uitzonderingen

Het verbod van lid 30.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 30.2 in acht is genomen, en/of ;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 250 m², en/of ;
  • c. niet dieper worden uitgevoerd dan 30 cm, en/of ;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, en/of ;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
30.3.3 Voorwaarden

De werken en werkzaamheden, zoals in lid  30.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 31 Waarde - Archeologie 5

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

De inhoud van deze dubbelbestemming gaat vóór ten opzichte van de hieronder liggende enkelbestemmingen.

31.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 31.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is de omgevingsvergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
    • 3. het overleggen van een rapport als bedoeld in dit lid onder b.1.is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de betrokken locatie in andere beschikbare informatie volgende is vastgesteld;
    • 4. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
      • vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
      • een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 250 m²;
      • een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 150 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
31.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.3.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  • f. Het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • g. Het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • h. Het aanleggen van bos of boomgaard;
  • i. Het scheuren van grasland;
  • j. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 150 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage.
31.3.2 Uitzonderingen

Het verbod van lid 31.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 31.2 in acht is genomen, en/of ;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 250 m², en/of ;
  • c. niet dieper worden uitgevoerd dan 150 cm, en/of ;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, en/of ;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
31.3.3 Voorwaarden

De werken en werkzaamheden, zoals in lid  31.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 32 Waarde - Archeologie 6

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

De inhoud van deze dubbelbestemming gaat vóór ten opzichte van de hieronder liggende enkelbestemmingen.

32.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 32.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is de omgevingsvergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
    • 3. het overleggen van een rapport als bedoeld in dit lid onder b.1.is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de betrokken locatie in andere beschikbare informatie volgende is vastgesteld;
    • 4. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
      • vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
      • een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 250 m²;
      • een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 500 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
32.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
32.3.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  • f. Het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • g. Het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • h. Het aanleggen van bos of boomgaard;
  • i. Het scheuren van grasland;
  • j. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 500 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage.
32.3.2 Uitzonderingen

Het verbod van lid 32.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 32.2 in acht is genomen, en/of ;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 250 m², en/of ;
  • c. niet dieper worden uitgevoerd dan 500 cm, en/of ;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, en/of ;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
32.3.3 Voorwaarden

De werken en werkzaamheden, zoals in lid  32.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 33 Waarde - Archeologie 7

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 7' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

De inhoud van deze dubbelbestemming gaat vóór ten opzichte van de hieronder liggende enkelbestemmingen.

33.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 33.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is de omgevingsvergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
    • 3. het overleggen van een rapport als bedoeld in dit lid onder b.1.is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de betrokken locatie in andere beschikbare informatie volgende is vastgesteld;
    • 4. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
      • vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
      • een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
      • een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
33.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.3.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 7' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  • f. Het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • g. Het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • h. Het aanleggen van bos of boomgaard;
  • i. Het scheuren van grasland;
  • j. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage.
33.3.2 Uitzonderingen

Het verbod van lid 33.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 33.2 in acht is genomen, en/of ;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 500 m², en/of ;
  • c. niet dieper worden uitgevoerd dan 30 cm, en/of ;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, en/of ;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
33.3.3 Voorwaarden

De werken en werkzaamheden, zoals in lid  33.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 34 Waarde - Archeologie 8

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 8' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

De inhoud van deze dubbelbestemming gaat vóór ten opzichte van de hieronder liggende enkelbestemmingen.

34.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 34.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is de omgevingsvergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
    • 3. het overleggen van een rapport als bedoeld in dit lid onder b.1.is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de betrokken locatie in andere beschikbare informatie volgende is vastgesteld;
    • 4. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
      • vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
      • een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 10.000 m²;
      • een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
34.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
34.3.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 8' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  • f. Het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • g. Het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • h. Het aanleggen van bos of boomgaard;
  • i. Het scheuren van grasland;
  • j. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage.
34.3.2 Uitzonderingen

Het verbod van lid 34.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 34.2 in acht is genomen, en/of ;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 10.000 m², en/of ;
  • c. niet dieper worden uitgevoerd dan 30 cm, en/of ;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, en/of ;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
34.3.3 Voorwaarden

De werken en werkzaamheden, zoals in lid  34.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 35 Waarde - Archeologie 9

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 9' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologisch vastgestelde waarden.

De inhoud van deze dubbelbestemming gaat vóór ten opzichte van de hieronder liggende enkelbestemmingen.

35.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 35.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is de omgevingsvergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
    • 3. het overleggen van een rapport als bedoeld in dit lid onder b.1.is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de betrokken locatie in andere beschikbare informatie volgende is vastgesteld;
    • 4. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
      • vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
35.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
35.3.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 9' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  • f. Het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • g. Het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • h. Het aanleggen van bos of boomgaard;
  • i. Het scheuren van grasland;
  • j. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage.
35.3.2 Uitzonderingen

Het verbod van lid 35.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 35.2 in acht is genomen, en/of;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, en/of ;
  • c. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
35.3.3 Voorwaarden

De werken en werkzaamheden, zoals in lid  35.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 36 Waarde - Archeologie 10

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 10' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologisch vastgestelde waarden.

De inhoud van deze dubbelbestemming gaat vóór ten opzichte van de hieronder liggende enkelbestemmingen.

36.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in 36.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is de omgevingsvergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
    • 3. het overleggen van een rapport als bedoeld in dit lid onder b.1.is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de betrokken locatie in andere beschikbare informatie volgende is vastgesteld;
    • 4. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
      • vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
      • een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 30 m²;
      • een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
36.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
36.3.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 10' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
  • b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  • f. Het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
  • g. Het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • h. Het aanleggen van bos of boomgaard;
  • i. Het scheuren van grasland;
  • j. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage.
36.3.2 Uitzonderingen

Het verbod van lid 36.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 36.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 30 m², en/of ;
  • c. niet dieper dan 30 cm worden uitgevoerd, en/of ;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, en/of ;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
36.3.3 Voorwaarden

De werken en werkzaamheden, zoals in lid  36.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 37 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 38 Algemene bouwregels

Geen onderdeel van deze herziening.

Artikel 39 Algemene aanduidingsregels

39.1 Molenbiotoop

Ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone – molenbiotoop 400 m" gelden ter bescherming en instandhouding van de belangen van de bestaande molen als werktuig en beeldbepalend element de volgende bepalingen:

39.1.1 Bouwregels

Voor de bouwhoogte van nieuw op te richten gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt het volgende:

  • a. ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone – molenbiotoop 400 m" mag de maximale hoogte niet meer bedragen dan 1/100 van de afstand tussen bouwwerk en het middelpunt van die molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek.
39.1.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 39.1.1 teneinde hogere gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde op te richten, mits de vrije windvang en het zicht op de molen reeds beperkt zijn door bebouwing. Hierover dient tevoren advies te zijn ingewonnen bij een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke terzake deskundige.

39.1.3 Omgevingsvergunning
  • a. Vergunningplicht
    Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder d opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen of laten uitvoeren.
  • b. Uitzonderingen
    Het onder a vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
    • 1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning danwel omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
    • 2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
    • 3. welke het normale onderhoud, beheer en gebruik van de gronden betreffen.
  • c. Verlening
    De in a bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien voldaan wordt aan het in d opgenomen criterium.
  • d. Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden

Vergunningplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning  
a. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan de ingevolge 39.1.1 toegestane bouwhoogte voor gebouwen;
b. het hebben of aanleggen van beplantingen die hoger wordt dan de bouwhoogte die ingevolge 39.1.1 voor bouwwerken is toegestaan;
c. het ophogen van gronden.  
indien en voor zover door de werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de belangen van de molen niet onevenredig worden aangetast. Hierover dient tevoren advies te zijn ingewonnen bij een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke terzake deskundige  
39.2 Vrijwaringszone - spoor

Geen onderdeel van deze herziening.

39.3 Wetgevingszone

Ter plaatse van de gebiedsaanduidingen:

  • a. "wetgevingszone – aanlegvergunning peilbeheer";
  • b. "wetgevingszone – aanlegvergunning gevoelige bodem";
  • c. "wetgevingszone – aanlegvergunning overgangsgebied";
  • d. "wetgevingszone – wijzigingsgebied dorpslint";
  • e. "wetgevingszone – wijzigingsgebied verkavelingslint";
  • f. "wetgevingszone – wijzigingsgebied 1";

gelden specifieke regels. Deze specifieke regels zijn opgenomen in de bestemming waarbinnen dit geldt.

39.4 Milieuzone - eendenkooi

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - eendenkooi' zijn activiteiten of werken en werkzaamheden die eenden binnen de afpalingskring kunnen verstoren niet toegestaan. Voor openbare werken en werken waarvan redelijkerwijs niet kan worden gevergd dat deze op ander wijze dan wel tijdstip worden verricht is het verbod niet van toepassing.

39.5 Geluidzone - industrie

In afwijking van het overigens in het plan bepaalde is het niet toegestaan nieuwe geluidsgevoelige objecten te bouwen en/of in gebruik te nemen ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie', te weten de 50 dB(A) zone behorende bij het industrieterrein.

Artikel 40 Algemene ontheffingsregels

40.1 Nutsvoorzieningen

Geen onderdeel van deze herziening.

40.2 Baggerdepots

Geen onderdeel van deze herziening.

40.3 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in de regels, ten behoeve van het toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit oogpunt van mantelzorg;
  • b. er geen onevenredig aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. een afhankelijke woonruimte kan uitsluitend worden toegestaan indien voldaan wordt aan de geldende geurnormen of afstanden;
  • d. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de bestaande bijgebouwen of er vindt herbouw plaats met de bestaande situering, met een maximale gebruiksoppervlakte van 80 m²;
  • e. het bijgebouw is gelegen op een afstand van maximaal 25 m van de woning;
  • f. geluid, geur en veiligheid vormen geen belemmeringen voor het toestaan van de woonfunctie;
  • g. het bevoegd gezag kan de bevoegdheid tot afwijking intrekken indien de bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

Artikel 41 Algemene procedureregels

Ter voorbereiding van een besluit tot ontheffing op grond van de in dit plan aan burgemeester en wethouders toegekende ontheffingsbevoegdheden, wordt de procedure gevolgd zoals opgenomen in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 42 Overgangsrecht

42.1 Overgangsrecht bouwwerken
42.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
42.1.2 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 42.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 42.1.1 met maximaal 10%.

42.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 42.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

42.2 Overgangsrecht gebruik
42.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

42.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 42.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

42.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 42.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

42.2.4 Strijd met voorheen geldend bestemmingsplan

Het bepaalde in 42.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 43 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

"Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Graafstroom 3e herziening".

Bijlagen bij regels

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten

Geen onderdeel van deze herziening.