20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde - Archeologie" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Bouwen ten behoeve van de bestemming
Op of in de in lid 20.1 gronden mogen bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.
20.2.2 Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen
Op of in de in lid 20.1 bedoelde gronden, mag ten behoeve van de andere bestemmingen, met inachtneming van de daarvoor geldende regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betreft:
-
a. vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing op de bestaande plaats, waarbij de oppervlakte op of onder peil niet wordt vergroot;
-
b. een bouwwerk dat wordt gebouwd zonder graaf- of heiwerkzaamheden die dieper gaan dan 0,5 m onder peil;
-
c. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 1.000 m2;
-
d. een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 1.000 m2, mits:
-
1. de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en
-
2. de aanwezige archeologische waarden, gelet op het onder 1 bedoelde rapport, door het bouwen niet wezenlijk worden geschaad, met dien verstande dat ter voorkoming van mogelijke schade aan de vergunning de volgende verplichtingen kunnen worden verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de aanwezige archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen, of
- de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan de door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
20.3 Aanlegvergunning
20.3.1 Aanlegvergunningplicht
Behoudens het bepaalde in lid 20.3.1, is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) op en in de in lid 20.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van 1.000 m2 of meer:
-
a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van van gronden, dieper dan 0,5 m onder peil;
-
b. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,5 m onder peil;
-
c. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,5 m onder peil;
-
d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
-
e. het ophogen en egaliseren van gronden.
20.3.2 Uitzonderingen aanlegvergunningplicht
Het in sublid 20.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:
-
a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
-
b. in het kader van het uitvoeren van een bouwplan voor een bouwwerk als bedoeld in sublid 20.2.2;
-
c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
-
d. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van het plan.
20.3.3 Aanlegvergunning; toelaatbaarheid werken en werkzaamheden
De werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in sublid 20.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:
-
a. door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
-
b. door de aanvrager van de aanlegvergunning een rapport is overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
20.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming "Waarde - archeologie" naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.