De Scheg

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.1926.bp100190125-4001
Plantype: bestemmingsplan

Inhoud

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

Artikel 4 Groen

Artikel 5 Tuin

Artikel 6 Water

Artikel 7 Wonen - 1

Artikel 8 Woongebied

Artikel 9 Leiding - Water

Artikel 10 Waarde - Archeologie 1

Artikel 11 Waarde - Archeologie 2

Artikel 12 Waterstaat - Beschermingszone

Artikel 13 Waterstaat - Waterstaatswerk

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

Artikel 15 Algemene bouwregels

Artikel 16 Algemene gebruiksregels

Artikel 17 Algemene afwijkingsregels

Artikel 18 Algemene wijzigingsregels

Artikel 19 Algemene procedureregels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 20 Overgangsrecht

Artikel 21 Slotregel

 

 

Bijlagen:

Bijlage 1 Inrichtingen Wet geluidhinder

Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 3 Nota parkeernormen

Bijlage 4 Geluidschermen rug aan rugwoningen

Bijlage 5 Akoestisch onderzoek Verbakel Techniek

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

 

 

 

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 het plan:

het bestemmingsplan 'De Scheg' van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

 

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1926.bp100190125-4001 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

 

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

1.5 aaneengebouwde woning:

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde woningen, niet zijnde een gestapelde woning;

 

1.6 additionele horeca:

horeca-activiteiten die ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie die ter plaatse is toegestaan met dien verstande dat:

  • de tijdperiode waarin de horeca-activiteiten uitgeoefend worden, valt binnen de openingstijden waarin de hoofdfunctie uitgeoefend wordt;

  • de ruimte waarin de horeca-activiteiten uitgeoefend worden niet mag worden verhuurd of anderszins in gebruik mag worden gegeven aan derden;

  • de horeca-activiteiten ten hoogste 10% van de bebouwde vloeroppervlakte van de hoofdfunctie mogen beslaan, zulks met een maximum van 100 m2; en

  • de horeca-activiteiten niet zelfstandig mogen worden uitgeoefend of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie;

 

1.7 afhankelijke woonruimte:

het niet tot het hoofdgebouw behorende bebouwing laten bewonen door één of meer personen die ondersteuning of verzorging kunnen krijgen van het in het bijbehorende hoofdgebouw woonachtige huishouden;

 

1.8 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

 

 

 

 

1.9 balkon:

een al dan niet inpandig, geheel of gedeeltelijke overdekte bij een woning behorende buitenruimte vanaf de eerste bouwlaag;

 

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

 

1.11 bebouwingspercentage:

een met een maatvoeringsaanduiding in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat het gedeelte van het bestemmingsvlak of bouwvlak aangeeft dat mag worden bebouwd;

 

1.12 bed-and-breakfastvoorziening:

een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als toeristisch-recreatieve activiteit, ondergeschikt aan de woonfunctie. Onder een bed-and-breakfastvoorziening wordt niet verstaan overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of seizoensgebonden arbeid;

 

1.13 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen, opslaan, distribueren en verhandelen van goederen, waarbij de eventuele kantoorfunctie en/of detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt, niet-zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de ter plaatse uitgeoefende hoofdactiviteiten;

 

1.14 belemmeringenstrook:

een in het Besluit externe veiligheid buisleidingen vastgelegde strook die uit het oogpunt van externe veiligheid en de leveringszekerheid gereserveerd is voor werkzaamheden van de leidingexploitant;

 

1.15 belhuis:

een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin de hoofdactiviteit wordt gevormd door het ter plaatse gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, waaronder mede begrepen het verzenden en/of ontvangen van faxen;

 

1.16 beroep en/of bedrijf aan huis:

het in de woning en bijbehorende bouwwerken uitsluitend door de bewoners van de betreffende woning uitoefenen van bedrijfsactiviteiten in categorie 1 zoals genoemd in de bijbehorende Staat van Bedrijfsactiviteiten en die geen horeca of detailhandel zijn, en/of het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk of daarmee gelijk te stellen gebied alsmede zakelijke dienstverlening en een bed-and-breakfastvoorziening. De bedrijfsactiviteiten dienen plaats te vinden met behoud van de woonfunctie en daaraan qua oppervlakte ondergeschikt te zijn;

 

1.17 bedrijfsgebouw:

een gebouw ten dienste van en behorende bij een bedrijf, instelling of voorziening, niet zijnde een bedrijfs- of andere woning;

 

1.18 bedrijfsvloeroppervlakte:

de brutovloeroppervlakte, gemeten conform NEN 2580, van bedrijfs-, kantoor- en andere dienstruimten, uitgezonderd parkeergarages en fietsenstallingen;

 

1.19 beschermde groei- en verblijfplaats:

een verblijfplaats van plant- en diersoorten, waar bij verstoring, vernietiging en soortgelijke activiteiten de verbodsbepalingen in de Wet Natuurbescherming worden overtreden;

 

1.20 bestaand bouwwerk:

bebouwing, situatie, maat, zoals dat bestaat of rechtens mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

 

1.21 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

 

1.22 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

1.23 Bevi-inrichting:

een in het Besluit externe veiligheid inrichtingen bedoelde inrichting die in belangrijke mate een verhoging van de veiligheidsrisico’s kan veroorzaken doordat risicobronnen op de betreffende bedrijfslocatie buiten de perceelsgrenzen een plaatsgebonden risico veroorzaken van meer dan 10-6 per jaar;

 

1.24 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

 

1.25 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

 

1.26 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

 

1.27 bouwlaag:

een voor verblijf geschikt deel van een gebouw, gelegen tussen twee opeenvolgende vloeren (of tussen een vloer en dak);

 

1.28 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

1.29 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

 

1.30 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde zijn toegestaan;

 

1.31 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

 

1.32 brutovloeroppervlakte:

de vloeroppervlakte, gemeten conform NEN 2580, van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;

 

1.33 dakkapel:

een uitspringend dakvenster, aangebracht op het hellende dakvlak en aan alle zijden omgeven door het betreffende dakvlak;

 

1.34 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. In dit plan worden een horecabedrijf alsmede het uitsluitend via internet aanbieden van diensten en producten, waarbij geen verkoopruimte voor rechtstreekse verkoop aanwezig is en aflevering ter plaatse aan consumenten plaatsvindt, niet als detailhandel aangemerkt;

 

1.35 dienstverlening:

het beroepsmatig verlenen van diensten waarbij een onderscheid gemaakt kan worden in:

  1. administratieve, financiële en zakelijke dienstverlening: het verrichten van administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden, al dan niet met daaraan ondergeschikte baliewerkzaamheden;

  2. publieksgerichte dienstverlening: dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent, gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus. Hieronder worden niet verstaan belhuizen;

 

1.36 dove gevel:

een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte;

 

1.37 ecologisch netwerk:

een netwerk van leefgebieden en verbindingszones ten behoeve van de duurzame instandhouding van populaties van plant- en diersoorten;

 

1.38 ecologische waarden

de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling;

 

1.39 erker:

een ruimte op de begane grond in een gebouw die buiten de gevel van het gebouw uitsteekt;

 

1.40 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

1.41 geluidgevoelig gebouw:

een gebouw of deel van een gebouw dat geluidgevoelig is op grond van de Wet geluidhinder juncto het Besluit geluidhinder;

 

1.42 gestapelde woning:

een al dan niet uit meerdere bouwlagen bestaande woning, deel uitmakend van een gebouw waarin meerdere woningen zijn ondergebracht, zodanig dat deze boven dan wel beneden elkaar zijn gesitueerd, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het afgewerkte maaiveld, gewaarborgd is;

 

1.43 grondgebonden woning:

een gebouw, dat een vrijstaande woning of meerdere aaneengebouwde, uitsluitend naast elkaar en niet boven elkaar gelegen, woningen omvat, en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd;

 

1.44 half-vrijstaande woning:

een woning van het type twee-aaneen gebouwd;

 

1.45 hoofdgebouw:

een of meer panden, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

 

1.46 horeca:

een bedrijf dat gericht is op het verstrekken van nachtverblijf, niet zijnde een bed-and-breakfastvoorziening, en/of het ter plaatse nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie. Onder de genoemde categorieën worden mede begrepen de niet genoemde, maar naar aard, omvang en uitstraling op het woon- en leefmilieu vergelijkbare horecasoorten alsmede mengvormen van ter plaatse toegestane categorieën:

 

categorie 1

daghoreca en winkelondersteunende horeca: een bedrijf, waarbij de bedrijfsactiviteit is gericht op het verstrekken van voedsel en dranken voor consumptie ter plaatse en waarbij de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit past binnen een overwegend winkelgebied;

 

categorie 2

restaurant/snackbar: een bedrijf, dat bestaat uit het verstrekken van hoofdzakelijk maaltijden en daaraan ondergeschikt dranken al dan niet voor consumptie ter plaatse, al dan niet met bezorgservice en/of afhaalgelegenheid;

 

categorie 3

hotel/pension: een bedrijf, dat bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie (daaraan) ondergeschikt is;

 

categorie 4

bar/(eet)café: een bedrijf, dat bestaat uit het verstrekken van hoofdzakelijk dranken en daaraan ondergeschikt etenswaren voor consumptie ter plaatse;

 

categorie 5

partycentrum/danscafé/feestcafé: een bedrijf, waarvan de hoofdactiviteit bestaat uit het gelegenheid geven tot (besloten) feesten, bruiloften en partijen en andere daarmee vergelijkbare evenementen, met een horecavloeroppervlakte van ten hoogste 500 m2;

 

categorie 6

discotheek/dancing: bedrijven als bedoeld in categorie 5 met een horecavloeroppervlakte groter dan 500 m2;

 

1.47 horecavloeroppervlakte:

de oppervlakte van de ruimte binnen een horecabedrijf, die voor publiek toegankelijk is;

 

1.48 huishouden:

een persoon of groep van personen waarbij sprake is van continuïteit in de samenstelling en onderlinge verbondenheid;

 

1.49 kantine:

een gebouw of ruimte in een gebouw ten dienste van de op het perceel gelegen bestemming voor het nuttigen van maaltijden en overige consumpties door de gebruikers van de bestemming;

 

1.50 kantoor:

een gebouw of een deel van een gebouw waarin overwegend kantoorwerkzaamheden plaatsvinden;

 

1.51 kinderopvang:

het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen en opvoeden van kinderen, zoals gastouderopvang, een kindercentrum, buitenschoolse opvang (BSO) en een peuterspeelzaal;

 

1.52 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, informatieve, levensbeschouwelijke, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele voorzieningen, zorg- en welzijnsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;

 

1.53 NAP:

Normaal Amsterdams Peil;

 

1.54 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de distributie van gas, water, warmte, elektra en de telecommunicatie;

 

1.55 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

 

1.56 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

 

1.57 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

 

1.58 peil:

de hoogte ten opzichte van het NAP;

 

1.59 plaatsgebonden risico:

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is;

 

1.60 publieksgerichte dienstverlening:

dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde een belhuis, detailhandel, horeca of seksinrichting;

 

1.61 raamprostitutiebedrijf:

een prostitutiebedrijf, waarbij prostituees zich aanbieden aan het publiek door zich opvallend aan een raam aan de straat te vertonen;

 

1.62 scootsafe:

bouwwerk voor de stalling van een scootmobiel of daarmee vergelijkbaar hulpmiddel voor mensen met een beperking;

 

1.63 seksinrichting:

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf en raamprostitutiebedrijf;

 

1.64 straatmeubilair:

alle bij het openbaar gebied behorende en ten dienste van dat gebied en aangrenzende bestemmingen staande bouwwerken, zoals verkeersgeleiders, verkeers-, verwijs- en informatieborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken, abri's, beeldende kunstwerken, speeltoestellen en -objecten, draagconstructies voor reclame, kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen (waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen), onder- en bovengrondse afvalinzamelingsvoorzieningen, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen, regelinstallaties, geluidwerende voorzieningen en fietsenstallingen en -rekken.

 

1.65 twee-aaneen gebouwde woning:

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van tweeaneengebouwde woningen;

 

1.66 veranda:

een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw in de vorm van een op de begane grond en buiten de gevel van het hoofdgebouw aangebouwde overkapping zonder bij de constructie behorende wanden;

 

1.67 verbeelding:

de visuele weergave van de bestemmingen van een bestemmingsplan. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge wijze als de digitale wijze verstaan;

 

1.68 voorgevel:

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een hoofdgebouw gelegen gevel en/of daar waar deze op de verbeelding is aangegeven met de aanduiding 'gevellijn';

 

1.69 voorgevelrooilijn:

de op de verbeelding als zodanig aangegeven lijn die buitenwerks loopt waar de voorgevel van een gebouw zich bevindt of dient te bevinden en/of de denkbeeldige lijn in het verlengde van die lijn;

 

1.70 vrijstaande woning:

woning waarbij het hoofdgebouw vrij staat van naast gelegen hoofdgebouwen;

 

1.71 wonen:

gehuisvest zijn in een woning;

 

1.72 woning:

een complex van aaneengesloten ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

 

1.73 zakelijke dienstverlening:

het verlenen van diensten, al dan niet met baliefunctie en al dan niet in een kantoorgebouw, op administratief, financieel en juridisch gebied, alsmede op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie, de verhuur en handel in onroerend goed, architecten-, onderzoeks-, marketing-, uitzend- en beveiligingsbureaus en daarmee naar de aard vergelijkbare vormen van dienstverlening.

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, zonnepanelen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Bedrijf

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1;

  2. bij een bedrijf behorende kantoorruimte;

  3. bij een bedrijf behorende en daaraan ondergeschikte detailhandel;

  4. bedrijven die hierna zijn aangegeven:

 

bedrijven

 

ter plaatse van de aanduiding:

 

opslagbedrijf

 

'opslag'

 

schildersbedrijf

 

'specifieke vorm van bedrijf - schildersbedrijf'

 

  1. bij het bedrijf behorende wegen met bijbehorende paden en bermen;

  2. groen-, parkeer- en overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen behorende bij een bedrijf en een kantine;

  3. verkoop via internet van diensten en producten, waarbij ter plaatse geen uitstallings- en verkoopruimte aanwezig is voor rechtstreekse verkoop en aflevering aan consumenten;

  4. water;

  5. tevens geluidschermen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm';

 

een en ander met uitzondering van:

  1. detailhandel, anders dan bedoeld in artikel 3.1 onder c;

  2. bedrijven, die krachtens artikel 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht zijn aangewezen als inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, welke inrichtingen als zodanig zijn genoemd in de van deze regels deel uitmakende bijlage 1 'Inrichtingen Wet geluidhinder'.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 3.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. hoofdgebouwen, niet zijnde bedrijfs- of andere woningen;

  2. bergingen en fietsenstallingen;

  3. andere bouwwerken.

 

3.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 3.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;

  3. de goot- en bouwhoogte van gebouwen als bedoeld in sublid 3.2.1, onder a, mogen niet meer bedragen dan op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven;

  4. de oppervlakte van andere bouwwerken ten behoeven van het opslagbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'opslag' mag niet meer dan 280 m2 bedragen;

  5. bij elke bedrijfsvestiging mag de gezamenlijke brutovloeroppervlakte van kantoorruimte behorende bij het bedrijf niet meer dan 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte bedragen en in ieder geval niet meer dan 3000 m2;

  6. bij elke bedrijfsvestiging mag de totale verkoopoppervlakte van ondergeschikte detailhandel behorende bij een bedrijf niet meer bedragen dan 10% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 15%;

  7. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

 

 

Bouwwerken

 

Max. bouwhoogte

 

geluidschermen

 

7 m

 

luifels, vlaggen- en ander masten

 

8 m

 

erf- of perceelafscheidingen op of rond een terrein met daarop een gebouw

 

 

2 m

 

overige andere bouwwerken

 

3 m

 

  1. bergingen en fietsenstallingen mogen buiten bouwvlakken worden gebouwd, tot bij elk bedrijf een gezamenlijke oppervlakte van 100 m² en tot een maximale bouwhoogte van 3 meter;

  2. een omgevingsvergunning voor het bouwen van hoofdgebouwen wordt slechts verleend, indien betreffende voor parkeervoorzieningen wordt voldaan aan de parkeernormen als aangegeven in de van deze regels deel uitmakende bijlage 3 'Nota Parkeernormen' van de gemeente Pijnacker-Nootdorp, vastgesteld op 29 januari 2015.

 

3.3 Afwijken van de gebruikregels

 

3.3.1 Ander bedrijf

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 3.1, onder a, ten behoeve van andere bedrijven, mits per geval is aangetoond dat het betreffende andere bedrijf, gezien de gevolgen daarvan voor de omgeving, redelijkerwijs kan worden gelijkgesteld met bedrijven die op de desbetreffende plaats zijn toegestaan krachtens lid 3.1 onder a.

 

 

 

Artikel 4 Groen

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groen- en speelvoorzieningen;

  2. fiets- en voetpaden, in- en uitritten en andere, ondergeschikte verhardingen,

  3. nutsvoorzieningen;

  4. straatmeubilair;

  5. bij deze bestemming behorende overige voorzieningen zoals watergangen en -partijen, bruggen, duikers en wadi's;

  6. een ontsluitingsweg ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting', met dien verstande dat de breedte van de ontsluitingsweg maximaal 10 meter mag bedragen;

  7. toegangwegen, uitsluitend om ontsluiting van gestapelde woningen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogelijk te maken, met dien verstande dat de breedte van de toegangswegen maximaal 5 meter mag bedragen;

  8. parkeren.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Toegestane bouwwerken

Op de gronden als bedoeld in lid 4.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. gebouwen ten dienste van de bestemming;

  2. andere bouwwerken;

  3. scootsafes;

  4. straatmeubilair.

 

4.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 4.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  1. van gebouwen mag de oppervlakte niet meer dan 20 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van straatmeubilair mag niet meer dan 10 m bedragen en van overige andere bouwwerken niet meer dan 3 m;

  3. scootsafes mogen uitsluitend worden gebouwd, indien:

  1. de inhoud niet meer bedraagt dan 3 m3; en

  2. plaatsing van de scootsafes binnen de woonbestemming al dan niet inpandig niet mogelijk is;

  1. balkons bij gestapelde woningen zijn toegestaan, met dien verstande dat:

  1. de diepte van een uitpandig balkon, al dan niet tezamen met een uitpandig balkon binnen de bestemming 'Woongebied', niet meer dan 2 m mag bedragen;

  2. de breedte van een uitpandig balkon, al dan niet tezamen met een uitpandig balkon binnen de bestemming 'Woongebied', niet meer dan 3 m mag bedragen.

 

 

 

Artikel 5 Tuin

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en water.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 5.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. aan een hoofdgebouw aangebouwde erkers en ingangspartijen;

  2. andere bouwwerken;

  3. scootsafes.

 

5.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 5.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  1. aangebouwde bijbehorende bouwwerken, behorende bij de aan de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. tot een diepte van de uitbreiding mag niet meer bedragen dan 1 m;

  2. tot een oppervlakte van 4 m²;

  3. tot een bouwhoogte van 0,4 m boven de bouwvloer van de 1e verdieping van het hoofdgebouw mits, in geval van bouwen aan de voorgevel van het hoofdgebouw, de diepte van de voortuin tot de voorste perceelsgrens ten minste 4 m bedraagt;

  1. scootsafes mogen uitsluitend worden gebouwd, indien:

  1. de inhoud niet meer bedraagt dan 3 m3; en

  2. plaatsing van de scootsafes binnen de woonbestemming al dan niet inpandig niet mogelijk is;

  1. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

 

bouwwerken

 

max. bouwhoogte

 

erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn

 

2 m

 

overige erf- of perceelafscheidingen

 

1 m

 

overige andere bouwwerken

 

3 m

 

5.3 Specifieke gebruiksregels

Op de gronden als bedoeld in lid 5.1 is het parkeren van auto's uitsluitend toegestaan bij woningen ter plaatse van de aanduidingen 'vrijstaand' of 'twee-aaneen'.

 

 

 

Artikel 6 Water

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd:

  1. voor water met daarbij behorende taluds en oevers;

  2. een ontsluitingsweg ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - zoekgebied ontsluiting' die de bestaande Vlielandseweg verbindt met het nieuwe woongebied, met dien verstande dat de breedte van de ontsluitingsweg maximaal 10 meter mag bedragen.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Toegestane bouwwerken

Op de gronden als bedoeld in lid 6.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. bij de bestemming behorende andere bouwwerken, zoals duikers, bruggen, kademuren, beschoeiingen, een en ander uitgezonderd steigers en andere aanlegplaatsen;

  2. bij aangrenzende wegen behorende andere bouwwerken, zoals overkluizingen ten behoeve van in- en uitritten en paden.

 

6.2.2 Bouwen

De bouwhoogte van bouwwerken als bedoeld in sublid 6.2.1, mag niet meer dan 3 meter bedragen.

 

 

 

Artikel 7 Wonen - 1

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd:

  1. voor wonen, met inbegrip van beroep en/of bedrijf aan huis;

  2. water;

  3. een bloemengroothandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1'.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 7.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. hoofdgebouwen in de vorm van woningen;

  2. andere bouwwerken;

  3. scootsafes;

  4. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kas en bedrijfsruimte' de bestaande kas en bedrijfsruimte met een maximum oppervlakte van 670 m2.

 

7.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 7.2.1, gelden de volgende bepalingen:

 
woningen

  1. woningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, met de voorgevel in de voorgevelrooilijn zoals op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' is aangegeven;

  2. woningen mogen uitsluitend worden gebouwd op de hierna aangegeven wijze:

 

 

bouwwijze:

 

ter plaatse van de aanduiding:

 

half-vrijstaand of vrijstaand

 

'twee-aaneen'

 

vrijstaand

 

'vrijstaand'

 

  1. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;

  2. binnen een bouwvlak mag tussen twee niet aaneengebouwde woningen de afstand van elk van de woningen tot de onderlinge zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 3 m bedragen;

  3. de goothoogte en de bouwhoogte van woningen mogen niet meer bedragen dan op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven; en

  4. een omgevingsvergunning voor het bouwen van hoofdgebouwen wordt slechts verleend, indien betreffende de daarbij behorende parkeervoorzieningen wordt voldaan aan de parkeernormen als aangegeven in de van deze regels deel uitmakende bijlage 3 'Nota Parkeernormen' van de gemeente Pijnacker-Nootdorp, vastgesteld op 29 januari 2015;

 

gebouwen

  1. de oppervlakte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1' mag niet meer dan 220 m2 bedragen;

 

andere bouwwerken

  1. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

 

bouwwerken

 

max. bouwhoogte

 

ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1'

 

5 m

 

pergola’s

 

3 m

 

erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn

 

2 m

 

overige erf- of perceelafscheidingen

 

1 m

 

overige andere bouwwerken

 

3 m

 

7.3 Specifieke gebruiksregels

 

7.3.1 Parkeren

Op de gronden als bedoeld in lid 7.1 is het parkeren van auto's uitsluitend toegestaan bij woningen ter plaatse van de aanduidingen 'vrijstaand' of 'twee-aaneen'.

 

7.3.2 Beroep en/of bedrijf aan huis

de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep en/of bedrijf aan huis dient zowel naar aard als naar oppervlakte ondergeschikt te zijn aan het gebruik voor bewoning, waarbij voorts de bedrijfsactiviteiten door hun aard, omvang en visuele aspecten, het woonkarakter van de woning en het milieu van de omgeving niet onevenredig mogen aantasten.

 

 

Artikel 8 Woongebied

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, met inbegrip van beroep en/of bedrijf aan huis;

  2. water, bruggen, duikers, wadi's en daarbij behorende taluds;

  3. bijbehorende voorzieningen, zoals ontsluitingswegen, voet- en fietspaden, groenvoorzieningen, parkeerplaatsen, gebouwde (half-) verdiepte parkeervoorzieningen en straatmeubilair;

  4. een ontsluitingsweg ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting', met dien verstande dat de breedte van de ontsluitingsweg maximaal 6 meter mag bedragen;

  5. toegangwegen, uitsluitend om ontsluiting van gestapelde woningen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogelijk te maken, met dien verstande dat de breedte van de toegangswegen maximaal 5 meter mag bedragen;

  6. tevens geluidschermen, uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'geluidscherm' en 'specifieke vorm van wonen - geluidscherm 1'.

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 8.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. hoofdgebouwen in de vorm van woningen;

  2. andere bouwwerken, met dien verstande dat veranda's uitsluitend bij aaneengebouwde woningen zijn toegestaan.

 

8.2.2 Bouwen

woningen

  1. woningen worden gebouwd als vrijstaande woning, half-vrijstaande woning of aaneengebouwde woning;

  2. gestapelde woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';

  3. het aantal woningen bedraagt ten hoogste 350, met dien verstande dat het aantal sociale huur- en koopwoningen minimaal 30% bedraagt, met dien verstande dat het aantal sociale huur- en koopwoningen minimaal 100 bedraagt;

  4. de bouwhoogte van woningen mogen niet meer bedragen dan op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;

  5. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - woningen uitgesloten' zijn geen geluidgevoelige gebouwen toegestaan;

  6. een omgevingsvergunning voor het bouwen van hoofdgebouwen wordt slechts verleend, indien betreffende de daarbij behorende parkeervoorzieningen wordt voldaan aan de parkeernormen als aangegeven in de van deze regels deel uitmakende bijlage 3 'Nota parkeernormen' van de gemeente Pijnacker-Nootdorp, vastgesteld op 29 januari 2015;

 

bijbehorende bouwwerken

  1. bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan bij grondgebonden woningen;

  2. in afwijking van het bepaalde onder g zijn balkons bij gestapelde woningen toegestaan, met dien verstande dat:

  1. de diepte van een uitpandig balkon, al dan niet tezamen met een uitpandig balkon binnen de bestemming 'Groen', niet meer dan 2 m mag bedragen;

  2. de breedte van een uitpandig balkon, al dan niet tezamen met een uitpandig balkon binnen de bestemming 'Groen', niet meer dan 3 m mag bedragen;

  1. bijbehorende bouwwerken worden gebouwd:

  1. op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn;

  2. voor de voorgevel, met dien verstande dat het bijbehorende bouwwerk aangebouwd aan het hoofdgebouw is, de diepte niet meer mag bedragen dan 2 m en de totale oppervlakte voor de voorzijde van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 5 m²;

  1. in aanvulling op het bepaalde onder i zijn, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1', bijbehorende bouwwerken voor de voorgevel toegestaan;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag bij elke woning niet meer bedragen dan 50 m²;

  3. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 2,7 m bedragen en de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 3,5 m bedragen, doch in ieder geval niet meer dan 0,30 m boven de bouwvloer van de 1e verdieping.

 

andere bouwwerken

  1. veranda's zijn uitsluitend toegestaan bij grondgebonden woningen, met dien verstande dat:

  1. de diepte van een veranda mag niet meer dan 1,5 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van een veranda mag niet meer dan 3,5 m bedragen, doch in ieder geval niet meer dan 0,3 m boven de bouwvloer van de 1e verdieping;

  1. de bouwhoogte van andere bouwwerken, mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

 

bouwwerken

 

max. bouwhoogte

 

geluidschermen

 

7 m

 

pergola's

 

3 m

 

erf- of perceelafscheidingen - 1 meter achter de voorgevelrooilijn

 

 

2 m

 

overige erf- of perceelafscheidingen

 

1 m

 

overige andere bouwwerken

 

3 m

 

 

8.3 Afwijken van de bouwregels

 

8.3.1 Woningen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 8.2.2 onder e om woningen binnen de gebiedsaanduiding 'overige zone - woningen uitgesloten' toe te staan, indien kan worden aangetoond dat ter plaatse van de woningen sprake is van een goed woon- en leefklimaat in relatie tot de aspecten geluid-, geur- en stofhinder, afkomstig van de omringende bedrijven.

 

8.3.2 Bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 8.2.2 onder i om bijbehorende bouwwerken voor 1 m achter de voorgevelrooilijn toe te staan, indien het ruimtelijk niet mogelijk is de bijbehorende bouwwerken op een afstand van 1 m achter de voorgevelrooilijn te realiseren en dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is.

 

8.4 Specifieke gebruiksregels

 

8.4.1 Brutovloeroppervlakte beroep en/of bedrijf aan huis

de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep en/of bedrijf aan huis dient zowel naar aard als naar oppervlakte ondergeschikt te zijn aan het gebruik voor bewoning, waarbij voorts de bedrijfsactiviteiten door hun aard, omvang en visuele aspecten, het woonkarakter van de woning en het milieu van de omgeving niet onevenredig mogen aantasten.

 

8.4.2 Voorwaardelijke verplichting waterberging

Bij de ontwikkeling van het bebouwd en/of verhard oppervlak binnen de bestemming 'Woongebied' dient een, met het te onwikkelende deel, evenredige percentage aan oppervlaktewater en/of vasthoudmaatregelen gerealiseerd te worden, voor zover dit niet reeds aanwezig is, met dien verstande dat het totaal aan extra waterberging minimaal 1.484 m3 bedraagt.

 

8.4.3 Voorwaardelijke verplichting geluidschermen

  1. Het in gebruik nemen van hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - geluidscherm 1' is alleen toegestaan indien de geluidschermen bij de woningen aan de kopse zijde parallel aan het spoor, zoals omschreven in bijlage 4 bij de regels, gerealiseerd zijn;

  2. het in gebruik nemen van hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - geluidscherm 2' is alleen toegestaan indien:

  1. het geluidscherm ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm', zoals opgenomen in figuur 8 van het akoestisch onderzoek, opgenomen als bijlage 5 van de regels, gerealiseerd is, met dien verstande dat het scherm aan de zijde van Verbakel Techniek absorberend dient te worden uitgevoerd om reflecties te voorkomen en het scherm een minimaal gewicht van 10 kg/m2 dient te hebben, of;

  2. met een akoestisch onderzoek is aangetoond dat er geen sprake is van een langtijdgemiddeld geluidsniveau hoger dan 55 dB(A) etmaalwaarde op de woningen ten gevolge van Verbakel Techniek, of;

  3. de activiteiten van Verbakel Techniek ter plaatse van de aanduiding 'opslag' zijn beëindigd.

 

8.4.4 Voorwaardelijke verplichting dove gevel

  1. Het in gebruik nemen van het hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' is alleen toegestaan indien de zuidgevel van het hoofdgebouw doof wordt uitgevoerd;

  2. van het bepaalde onder a kan worden afgeweken, waardoor af kan worden gezien van het realiseren van de dove gevel, indien:

  1. met een akoestisch onderzoek is aangetoond dat er geen sprake is van een langtijdgemiddeld geluidsniveau hoger dan 55 dB(A) etmaalwaarde op de woningen ten gevolge van Verbakel Techniek, of;

  2. de activiteiten van Verbakel Techniek ter plaatse van de aanduiding 'opslag' zijn beëindigd.

 

8.5 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door de bestemming 'Woongebied' te wijzigen in gedetailleerdere bestemmingen ten behoeve van het beheer, waarbij nadere bepalingen worden opgenomen over de ligging en omvang van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:

  1. de gebruiksmogelijkheden als bepaald in 8.1 niet mogen worden vergroot;

  2. de bouwmogelijkheden als bepaald in 8.2 niet mogen worden verruimd;

  3. de bouw- en gebruiksmogelijkheden niet mogen worden ingeperkt ten opzichte van omgevingsvergunningen die zijn verleend.

 

 

Artikel 9 Leiding - Water

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor drinkwatertransportleiding en daarbij behorende voorzieningen, met de hartlijn van de leiding uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - water'.

 

9.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 9.1, mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de andere bestemmingen, uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken ten behoeve van de betreffende leiding.

 

9.3 Afwijken van bouwregels

Het bevoegd gezag is bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 9.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de desbetreffende andere bestemming van deze gronden, mits:

  1. hierdoor geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding;

  2. ter zake daarvan vooraf advies van de betreffende leidingbeheerder is ingewonnen.

 

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

9.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Behoudens het bepaalde in sublid 9.4.2, is het verboden zonder een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de hierna aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  1. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  2. verlagen van de bodem en afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;

  3. aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;

  4. uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;

  5. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  6. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;

  7. het indrijven van voorwerpen in de grond.

 

9.4.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 9.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  1. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;

  2. werken en werkzaamheden, waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:

  1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen vergunning was vereist;

  2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende vergunning;

  1. werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 9.4.1, onder e, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning is vereist.

 

 

9.4.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in sublid 9.4.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  1. door de uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding en;

  2. ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

 

 

 

 

Artikel 10 Waarde - Archeologie 1

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Bouwen ten behoeve van de bestemming

Op en in de gronden als bedoeld in lid 10.1, mogen bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.

 

10.2.2 Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen

Op en in de gronden als bedoeld in lid 10.1, mag ten behoeve van de andere bestemmingen, met inachtneming van de daarvoor geldende regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betreft:

  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing op de bestaande plaats, waarbij de oppervlakte op of onder peil niet wordt vergroot;

  2. een bouwwerk dat wordt gebouwd zonder graaf- of heiwerkzaamheden die dieper gaan dan 0,3 m onder peil;

  3. een bouwwerk, anders dan onder a en b bedoeld, waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²; of

  4. een bouwwerk, anders dan onder a en b bedoeld, waarvan de oppervlakte meer bedraagt dan 50 m², mits:

  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld; en

  2. de aanwezige archeologische waarden, gelet op het onder 1 bedoelde rapport, door het bouwen niet wezenlijk worden geschaad, met dien verstande dat ter voorkoming van mogelijke schade, aan de vergunning de volgende verplichtingen kunnen worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de aanwezige archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;  

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of

  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

10.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Behoudens het bepaalde in sublid 10.3.2, is het verboden zonder een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag op en in de in lid 10.1 bedoelde gronden de hieronder a. tot en met e. volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, waarvan de oppervlakte meer bedraagt dan 50 m²:

  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;

  2. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, die dieper gaan dan 0,3 m onder peil;

  3. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, die dieper gaan dan 0,3 m onder peil;

  4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;

  5. het ophogen en egaliseren van gronden.

 

10.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 10.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:

  1. in het kader van het normale beheer en onderhoud;

  2. in het kader van het uitvoeren van een bouwplan voor een bouwwerk als bedoeld in sublid 10.2.2;

  3. die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische verwachtingswaarde van niet ingrijpende betekenis zijn;

  4. in het kader archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;

  5. werken en werkzaamheden waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:

  1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;

  2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.

 

10.3.3 Toelaatbaarheid van werken of werkzaamheden

De werken of werkzaamheden als bedoeld in sublid 10.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  1. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en

  2. door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

 

10.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

 

 

 

 

Artikel 11 Waarde - Archeologie 2

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

 

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Bouwen ten behoeve van de bestemming

Op en in de gronden als bedoeld in lid 11.1, mogen bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.

 

11.2.2 Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen

Op en in de gronden als bedoeld in lid 11.1, mag ten behoeve van de andere bestemmingen, met inachtneming van de daarvoor geldende regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betreft:

  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing op de bestaande plaats, waarbij de oppervlakte op of onder peil niet wordt vergroot;

  2. een bouwwerk dat wordt gebouwd zonder graaf- of heiwerkzaamheden die dieper gaan dan 0,3 m onder peil;

  3. een bouwwerk, anders dan onder a en b bedoeld, waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 100 m²; of

  4. een bouwwerk, anders dan onder a en b bedoeld, waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 100 m², mits:

  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld; en

  2. de aanwezige archeologische waarden, gelet op het onder 1 bedoelde rapport, door het bouwen niet wezenlijk worden geschaad, met dien verstande dat ter voorkoming van mogelijke schade, aan de vergunning de volgende verplichtingen kunnen worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de aanwezige archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;  

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of

  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

11.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Behoudens het bepaalde in sublid 11.3.2, is het verboden zonder een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag op en in de in lid 11.1 bedoelde gronden de hieronder a. tot en met e. volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, waarvan de oppervlakte meer bedraagt dan 100 m²:

  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, die dieper gaan dan 0,3 m onder peil;

  2. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, die dieper gaan dan 0,3 m onder peil;

  3. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder peil;

  4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;

  5. het ophogen en egaliseren van gronden.

 

11.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 11.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:

  1. in het kader van het normale beheer en onderhoud;

  2. in het kader van het uitvoeren van een bouwplan voor een bouwwerk als bedoeld in sublid 11.2.2;

  3. die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische verwachtingswaarde van niet ingrijpende betekenis zijn;

  4. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;

  5. werken en werkzaamheden waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:

  1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;

  2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.

 

11.3.3 Toelaatbaarheid van werken of werkzaamheden

De werken of werkzaamheden als bedoeld in sublid 11.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  1. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en

  2. door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

 

11.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

 

 

 

 

Artikel 12 Waterstaat - Beschermingszone

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Beschermingszone’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het beheer en onderhoud van waterkering en waterhuishouding, met de daarbij behorende voorzieningen.

 

12.2 Bouwregels

 

12.2.1 Bouwbepaling 'Waterkering'

In afwijking van het overige in deze regels bepaalde ten aanzien van het bouwen krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, zijn op en in de gronden als bedoeld in lid 12.1, toegestaan andere bouwwerken, zoals keermuren, bruggen, duikers, bakens en lichten, ten dienste van en behorende bij de in dat lid bedoelde doeleinden.

 

12.2.2 Bouwbepalingen samenvallende bestemmingen

Het bouwen krachtens de andere bestemmingen van de gronden als bedoeld in lid 12.1, mag uitsluitend geschieden nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering omtrent de belangen van de waterkering en de waterhuishouding.

 

12.3 Specieke gebruiksregels

 

12.3.1 Gebruiksbepalingen samenvallendende bestemmingen

De inrichting en het gebruik krachtens de andere bestemmingen van de gronden als bedoeld in lid 12.1, mag uitsluitend geschieden nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering omtrent de belangen van de waterkering en de waterhuishouding.

 

 

 

Artikel 13 Waterstaat - Waterstaatswerk

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatswerk’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterkering en waterhuishouding, met de daarbij behorende voorzieningen.

 

13.2 Bouwregels

 

13.2.1 Bouwbepaling 'Waterkering'

In afwijking van het overige in deze regels bepaalde ten aanzien van het bouwen krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, zijn op en in de gronden als bedoeld in lid 13.1, toegestaan andere bouwwerken, zoals keermuren, bakens en lichten, ten dienste van en behorende bij de in dat lid bedoelde doeleinden.

 

13.2.2 Bouwbepalingen samenvallende bestemmingen

Het bouwen krachtens de andere bestemmingen van de gronden als bedoeld in lid 13.1, mag uitsluitend geschieden nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterstaat omtrent de belangen van de waterstaat en de waterhuishouding.

 

13.3 Specifieke gebruiksregels

 

13.3.1 Gebruiksbepalingen samenvallende bestemmingen

De inrichting en het gebruik krachtens de andere bestemmingen van de gronden als bedoeld in lid 13.1, mag uitsluitend geschieden nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterstaat omtrent de belangen van de waterstaat en de waterhuishouding.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 15 Algemene bouwregels

 

15.1 Bestaande afmetingen en afstanden

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand tot enige grens van bouwwerken, die rechtens, in overeenstemming met het bepaalde in de ter zake geldende wet- en regelgeving tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

 

15.2 Hogere grenswaarden

Binnen de onderzoekszones conform artikel 74 van de Wet geluidhinder, mogen woningen en andere geluidgevoelige gebouwen in de zin van de Wet geluidhinder slechts worden opgericht indien terzake de voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder, dan wel de door het college van burgemeester en wethouders voor de vaststelling van het bestemmingsplan vastgestelde hogere grenswaarden niet worden overschreden.

 

Artikel 16 Algemene gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en het uitoefenen van prostitutie;

  2. het gebruik van gebouwen, bouwwerken en onderkomens als belhuis;

  3. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gericht gebruik en onderhoud;

  4. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten,

  5. het gebruik van (aangebouwde) bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

 

Artikel 17 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning in afwijking van het plan verlenen:

  1. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers, gemalen en transformatorhuisjes, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m en de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen;

  2. de bouw van geluidwerende voorzieningen, met een maximale hoogte van 7 meter, indien zulks in het kader van de uitvoering van de Wet geluidhinder noodzakelijk is;

  3. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen en paden en ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 meter bedragen.

 

Artikel 18 Algemene wijzigingsregels

 

18.1 Algemene wijzigingen

Burgemeester en wethouders kunnen de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen zodanig wijzigen, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 10 m worden verschoven.

 

18.2 Wijziging bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten als volgt wijzigen: het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven. 

 

18.3 Wijziging bijlage Inrichtingen Wet Geluidhinder

Burgemeester en wethouders kunnen de van deze regels deel uitmakende bijlage Inrichtingen Wet Geluidhinder wijzigen, ter verwerking van wijzigingen van het Besluit algemene bepalingen omgevingsrecht (Bor). 

 

18.4 Wijzigingsbevoegdheid

 

18.4.1 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming en aanduidingen van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - wijzigingsgebied - 1' te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen - 1' en 'Tuin' met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. ontsluiting van de woningen dient te geschieden via de bestaande ontsluitingsweg van de kas. Een rechtstreekse ontsluiting via het Molenpad of de bestemming 'Woongebied' is uitgesloten;

  2. de situering van de woningen stedenbouwkundig aanvaardbaar is;

  3. parkeren dient te geschieden op eigen terrein conform de van deze regels deel uitmakende bijlage 3 ‘Nota parkeernormen’ van de gemeente Pijnacker-Nootdorp, vastgesteld op januari 2015;

  4. ten opzichte van de Nieuwkoopseweg moeten de nieuwe woningen achter de bestaande woningen worden gebouwd om de bestaande doorzichten te handhaven.

  5. de gronden worden gewijzigd naar de bestemming ‘Wonen - 1’ en ‘Tuin’ waarbij maximaal 2 woningen mogen worden gebouwd;

  6. de goot- en bouwhoogte van de woningen mag niet meer bedragen dan 6 respectievelijk 9 m;

  7. de voormalige bedrijfsbebouwing (bedrijfsruimte en kas), voorafgaande aan de bouw van de woningen, zijn gesloopt;

  8. aangetoond is dat het plan milieuhygiënisch haalbaar is;

  9. wordt voldaan aan de bepalingen van de Wet geluidhinder;

  10. de situering van de woningen stedenbouwkundig aanvaardbaar zijn;

  11. het plan economisch uitvoerbaar is.

 

 

Artikel 19 Algemene procedureregels

In de gevallen dat in deze regels toepassing van deze procedurebepalingen is voorgeschreven, gelden de volgende bepalingen:

  1. het ontwerpbesluit omtrent nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende zes weken voor een ieder ter inzage;

  2. het bevoegd gezag maakt de terinzagelegging vooraf bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze;

  3. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid van belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent het ontwerpbesluit naar voren te brengen bij het bevoegd gezag;

  4. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

 

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

 

Artikel 20 Overgangsrecht

 

20.1 Overgangsrecht bestaande bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

  2. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

20.2 Overgangsrecht bestaand gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel 21 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'De Scheg' van de gemeente Pijnacker-Nootdorp.