Regels

 

 

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

plan:

het bestemmingsplan 'P&R-terrein Pijnacker' van de gemeente Pijnacker-Nootdorp.

 

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1926.bp100062-4001 met de bijbehorende regels.

 

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

aanlegplaats:

een bouwwerk, niet zijnde beschoeiing, kennelijk bedoeld voor het afmeren/aanleggen van vaartuigen.

 

aan- of uitbouw:

een al of niet voor bewoning bestemd gebouw dat aan een woning is aangebouwd en daarmee in directe verbinding staat.

 

ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

 

bedrijf aan huis:

het in de woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, bedrijfsmatig uitoefenen van bedrijfsactiviteiten:

  1. die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving, en;

  2. die geen horeca of detailhandel zijn, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit.

 

bedrijfsvloeroppervlakte:

de brutovloeroppervlakte van bedrijfs-, kantoor- en andere dienstruimten, uitgezonderd parkeergarages en fietsenstallingen.

 

 
bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

beroep aan huis:

het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk of daarmee gelijk te stellen gebied, waaronder begrepen kinderopvang, alsmede de beroepen van schoonheidsspecialist, kapper en pedicure, in de woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie.

 

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

bijgebouw:

een bij een woning behorend gebouw, zoals een garage, berging of hobbyruimte, dat niet in directe verbinding staat met de woning en dat niet voor bewoning is bestemd.

 

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

bouwlaag:

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van zolder en onderbouw.

 

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

 

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

 
bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; in dit plan wordt een horecabedrijf niet als detailhandel aangemerkt.

 

eindwoning:

hoekwoning van een rij aaneengebouwde woningen.

 

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

hoofdgebouw:

een gebouw, dat op bij elkaar behorende, aaneengesloten gronden door constructie of afmetingen als het belangrijkste valt aan te merken.

 

onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.

 

peil:

  1. de hoogte van de kruin van de weg: in geval van een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan die weg grenst en de onderzijde van de hoofdtoegang op maximaal 0,25 m boven of onder de hoogte van de kruin is gelegen;

  2. de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw: in andere gevallen.

 

raamprostitutiebedrijf:

een prostitutiebedrijf, waarbij prostituees zich aanbieden aan het publiek door zich opvallend aan een raam aan de straat te vertonen.

 

 
seksinrichting:

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf en raamprostitutiebedrijf.

 

steiger:

constructie aan de oever, haaks op die oever gesitueerd, die tot ligplaats dient voor vaartuigen.

 

veranda:

een met het hoofdgebouw verbonden overkapping;

 

vlonder:

een vloer boven het water, niet zijnde een steiger.

 

voorgevel:

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel.

 

voorgevelrooilijn:

de lijn die buitenwerks loopt langs de voorgevel van een gebouw en/of de denkbeeldige lijn in het verlengde van die lijn.

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

 

Artikel 3 Tuin

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 3.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. aan- of uitbouwen, zoals erkers en ingangspartijen aan een hoofdgebouw;

  2. fietsenbergingen;

  3. andere bouwwerken, zoals erf- of perceelafscheidingen, tuinmeubilair en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

3.2.2 Bouwen

 

Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen, als bedoeld in sublid 3.2.1 onder a en b, gelden de volgende bepalingen:

  1. Aan- of uitbouwen mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. tot een diepte van 1 m ten opzichte van de betreffende gevel van het hoofdgebouw;

  2. tot een gezamenlijke oppervlakte van 4 m²;

  3. tot een bouwhoogte van 0,25 m boven de bouwvloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;

  4. tot een gezamenlijke oppervlakte van aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij elke woning van 50% van de gezamenlijke oppervlakte van de bij de woning behorende gronden als bedoeld in artikel 6 (Wonen) buiten het bouwvlak, en gronden als bedoeld in deze bestemming;

mits, in geval van bouwen aan de voorgevel van het hoofdgebouw, de diepte van de voortuin tot de voorste perceelsgrens ten minste 4 m bedraagt.

  1. Fietsenbergingen mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. tot een oppervlakte van 4 m²;

  2. tot een bouwhoogte van 1,5 m.

 

 
Andere bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 3.2.1, onder c, geldt de volgende bepaling:

  1. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

 

Bouwwerken

Max. bouwhoogte

luifels, vlaggen- en andere masten

8 m

pergola’s

3 m

erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een terrein waarop een gebouw staat

2 m

overige erf- of perceelsafscheidingen

1 m

overige andere bouwwerken

3 m

 

 

3.3 Specifieke gebruiksregels

Op de gronden als bedoeld in lid 3.1 is het parkeren van auto's niet toegestaan.

 

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. verhardingen voor woonstraten, pleinen, auto-, fiets- en voetgangersverkeer en parkeervoorzieningen;

  2. bermen, groen- en speelvoorzieningen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;

  4. bruggen en duikers;

  5. bij een en ander behorende andere voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Toegestane bouwwerken

Op de gronden als bedoeld in lid 4.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. ondergeschikte gebouwen, zoals abri's, telefooncellen, kabelkasten en gemaalgebouwtjes, en;

  2. bij de bestemming behorende andere bouwwerken, zoals lichtmasten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties en straatmeubilair, onder- en bovengrondse containers voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen, waaronder mede begrepen groen-, vuil- en glasinzameling en fietsenstallingen en -rekken, bruggen en duikers.

 

4.2.2 Bouwen

 

Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen als bedoeld in sublid 4.2.1, onder a, geldt de volgende eis:

  1. van gebouwen mag de oppervlakte niet meer dan 20 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen.

 

Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken als bedoeld in sublid 4.2.1, onder b, gelden de volgende eisen:

  1. de bouwhoogte van licht- en andere masten, informatieborden, verkeerstekens en - regelinstallaties mag niet meer dan 10 m bedragen en van overige andere bouwwerken niet meer dan 3 m;

  2. de hoogte van speeltoestellen mag niet meer dan 6 m bedragen.

 

Artikel 5 Water

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. water;

  2. daarbij behorende taluds en oevers;

  3. waterberging en waterhuishouding;

  4. daarbij behorende voorzieningen als bruggen, duikers, vlonders en gemalen.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Toegestane bouwwerken

Op de gronden als bedoeld in lid 5.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. bij de bestemming behorende andere bouwwerken, zoals duikers, bruggen, kademuren, beschoeiingen, vlonders bij woningen, één en ander uitgezonderd steigers en andere aanlegplaatsen, en;

  2. bij aangrenzende wegen behorende andere bouwwerken zoals overkluizingen ten behoeve van in- en uitritten en paden.

 

5.2.2 Bouwen

 

Gebouwen

  1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen gebouwd worden.

 

Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken als bedoeld in sublid 5.2.1, onder b, gelden de volgende eisen:

  1. de bouwhoogte van andere bouwwerken als bedoeld in 5.2.1, mag niet meer dan 3 m bedragen;

  2. bij vlonders mag de diepte van de oversteek niet meer bedragen dan 0,70 m en de breedte niet meer bedragen dan 2,75 m.

 

 

 

Artikel 6 Wonen

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. beroep aan huis;

  3. tuinen, erven en verhardingen.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 6.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

woningen, aan- of uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen , en andere bouwwerken, zoals erf- of perceelafscheidingen, tuinmeubilair en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

6.2.2 Bouwen

 

Woningen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen:

  1. woningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, met de voorgevel in de naar de weg gekeerde bouwgrens;

  2. woningen mogen uitsluitend worden gebouwd op de hierna aangegeven wijze:

 

bouwwijze:

ter plaatse van de aanduiding

uitsluitend aaneen, in niet-gestapelde vorm

'aaneengebouwd'

uitsluitend in gestapelde vorm

'gestapeld'

 

  1. binnen een bouwvlak mag tussen twee eindwoningen de afstand van elk van de woningen tot de onderlinge perceelsgrens niet minder dan 1 m bedragen;

  2. de goothoogte en de bouwhoogte van een woning mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven;

  3. het aantal wooneenheden mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven.

 

 
Aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  1. aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, op ten minste 3 m achter het verlengde van de voorgevel van de woning;

  2. van aan- of uitbouwen mag de diepte gemeten uit de gevels van de oorspronkelijke woning en de verlengden daarvan, niet meer dan 3 m bedragen;

  3. de gezamenlijke oppervlakte van aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, buiten het bouwvlak, mag bij elke woning niet meer dan 50 m² bedragen, onverminderd het bepaalde onder i;

  4. de gezamenlijke oppervlakte van aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag bij elke woning niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijke oppervlakte van de bij die woning behorende gronden, buiten het bouwvlak en gronden als bedoeld in artikel 3 (Tuin);

  5. van aan- of uitbouwen mag de bouwhoogte niet meer dan 0,25 m boven de bouwvloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw zijn;

  6. van bijgebouwen en overkappingen mag de goothoogte niet meer bedragen dan 2,7 m en de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m .

  7. in afwijking van het bepaalde onder e en f mogen onder de doorgetrokken kap van het hoofdgebouw aan- en uitbouwen en veranda's worden gebouwd met een horizontale diepte van maximaal 1,5 m en een goothoogte van maximaal 2,6 m.

 

Andere bouwwerken

De bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

 

Bouwwerken

Max. bouwhoogte

luifels, vlaggen- en andere masten

8 m

pergola’s

3 m

erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een terrein waarop een gebouw staat

2 m

overige erf- of perceelafscheidingen

1 m

overige andere bouwwerken

3 m

 

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 onder e voor het toestaan van meer woningen, mits:

  1. het aantal woningen met niet meer dan 10% toeneemt;

  2. de woningen stedenbouwkundig inpasbaar zijn;

  3. afwijking niet leidt tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende bestemmingen en functies;

  4. er geen milieuhygienische belemmeringen aanwezig zijn;

  5. afwijking niet leidt tot een onevenredige parkeerdruk.

 

 

6.4 Specifieke gebruiksregels

 

6.4.1 Brutovloeroppervlakte beroep aan huis

De gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis mag, in voorkomend geval samen met de bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis als bedoeld in lid 6.5, niet meer bedragen dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, en in ieder geval niet meer dan 75 m².

 

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

6.5.1 Afwijken bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 6.1, ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis, mits:

  1. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van een bedrijf aan huis, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van een beroep aan huis als bedoeld in 6.4.1 niet meer bedraagt dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, en in ieder geval niet meer dan 75 m²;

  2. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt;

  3. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden; en;

  4. de bedrijfsactiviteiten door hun aard, omvang en visuele aspecten, het woonkarakter van de woning en het milieu van de omgeving niet onevenredig aantasten.

 

Artikel 7 Waarde - Archeologie

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Bouwen ten behoeve van de bestemming

Op en in de gronden als bedoeld in lid 7.1, mogen bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.

 

7.2.2 Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen

Op en in de gronden als bedoeld in lid 7.1, mag ten behoeve van de andere bestemmingen, met inachtneming van de daarvoor geldende regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betreft:

  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing op de bestaande plaats, waarbij de oppervlakte op of onder peil niet wordt vergroot;

  2. een bouwwerk dat wordt gebouwd zonder graaf- of heiwerkzaamheden die dieper gaan dan 1 m onder peil;

  3. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 200 m²;

  4. een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 200 m², mits:

  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, en

  2. de aanwezige archeologische waarden, gelet op het onder 1 bedoelde rapport, door het bouwen niet wezenlijk worden geschaad, met dien verstande dat ter voorkoming van mogelijke schade aan de omgevingsvergunning de volgende verplichtingen kunnen worden verbonden:

 

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

 

7.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Behoudens het bepaalde in lid 7.3.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de in lid 7.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van 200 m² of meer:

  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 1 m onder peil;

  2. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 1 m onder peil;

  3. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 1 m onder peil;

  4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;

  5. het ophogen en egaliseren van gronden.

 

7.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 7.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  1. in het kader van het normale beheer en onderhoud;

  2. in het kader van het uitvoeren van een bouwplan voor een bouwwerk als bedoeld in sublid 7.2.2;

  3. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;

  4. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van het plan.

 

7.3.3 Omgevingsvergunning; toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

De werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in sublid 7.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  1. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en

  2. door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

 

 

7.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde - Archeologie' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

 

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

 

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

Een verboden gebruik is in ieder geval ook het gebruik van:

  1. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  2. onbebouwde gronden:

  1. als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;

  2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.

 

 

 

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het plan:

  1. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m en de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen;

  2. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen en paden en ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen.

 

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

 

11.1 Algemene wijzigingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het wijzigen van de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen zodanig, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 10 m worden verschoven.

 

 

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

 

Artikel 12 Overgangsrecht

 

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

 

12.1.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

12.1.2 Afwijken vergroten bouwwerken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid 12.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.

 

12.1.3 Uitsluiting bouwwerken

Sublid 12.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

12.2 Overgangsrecht gebruik

 

12.2.1 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

 

12.2.2 Verbod verandering gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid 12.2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

 

12.2.3 Verbod hervatting strijdig gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in sublid 12.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

12.2.4 Uitsluiting gebruik

Het bepaalde in sublid 12.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

 

'Regels van het bestemmingsplan P&R-terrein Pijnacker'.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Rosmalen, november 2011