Ypenburg - Craeyenburch

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.1926.bp000180120-4001
Plantype: bestemmingsplan

Inhoud

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch-Weide

Artikel 4 Bedrijf

Artikel 5 Gemengd - 1

Artikel 6 Gemengd - 2

Artikel 7 Groen

Artikel 8 Maatschappelijk

Artikel 9 Maatschappelijk - Woonzorg

Artikel 10 Tuin

Artikel 11 Verkeer - Verblijfsgebied

Artikel 12 Water

Artikel 13 Wonen

Artikel 14 Woongebied

Artikel 15 Waarde - Archeologie 2

Artikel 16 Waarde - Archeologie 3

Artikel 17 Waarde - Ecologie

Artikel 18 Waterstaat – Beschermingszone

Artikel 19 Waterstaat - Waterstaatswerk

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 20 Anti-dubbeltelregel

Artikel 21 Algemene bouwregels

Artikel 22 Algemene gebruiksregels

Artikel 23 Algemene afwijkingsregels

Artikel 24 Algemene wijzigingsregels

Artikel 25 Algemene procedureregels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 26 Overgangsrecht

Artikel 27 Slotregel

 

 

 

 

 

 

 

 

Bijlage 1: Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2: Nota Parkeernormen

 

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

 

 

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Ypenburg - Craeyenburch' van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

 

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1926.bp000180120-4001 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

 

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

1.5 additionele horeca:

horeca-activiteiten die ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie die ter plaatse is toegestaan met dien verstande dat:

  • de tijdperiode waarin de horeca-activiteiten uitgeoefend worden, valt binnen de openingstijden waarin de hoofdfunctie uitgeoefend wordt;

  • de ruimte waarin de horeca-activiteiten uitgeoefend worden niet mag worden verhuurd of anderszins in gebruik mag worden gegeven aan derden;

  • de horeca-activiteiten ten hoogste 10% van de bebouwde vloeroppervlakte van de hoofdfunctie mogen beslaan, zulks met een maximum van 100 m2; en

  • de horeca-activiteiten niet zelfstandig mogen worden uitgeoefend of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie;

 

1.6 afhankelijke woonruimte:

het niet tot het hoofdgebouw behorende bebouwing laten bewonen door één of meer personen die ondersteuning of verzorging kunnen krijgen van het in het bijbehorende hoofdgebouw woonachtige huishouden;

 

1.7 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

 

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

 

1.9 bebouwingspercentage:

een met een maatvoeringsaanduiding in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat het gedeelte van het bestemmingsvlak of bouwvlak aangeeft dat mag worden bebouwd;

 

1.10 bed-and-breakfastvoorziening:

een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als toeristisch-recreatieve activiteit, ondergeschikt aan de woonfunctie. Onder een bed-and-breakfastvoorziening wordt niet verstaan overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of seizoensgebonden arbeid;

 

1.11 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen, opslaan, distribueren en verhandelen van goederen, waarbij de eventuele kantoorfunctie en/of detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt, niet-zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de ter plaatse uitgeoefende hoofdactiviteiten;

 

1.12 belemmeringenstrook:

een in het Besluit externe veiligheid buisleidingen vastgelegde strook die uit het oogpunt van externe veiligheid en de leveringszekerheid gereserveerd is voor werkzaamheden van de leidingexploitant;

 

1.13 belhuis:

een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin de hoofdactiviteit wordt gevormd door het ter plaatse gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, waaronder mede begrepen het verzenden en/of ontvangen van faxen;

 

1.14 beroep en/of bedrijf aan huis:

het in de woning en bijbehorende bouwwerken uitsluitend door de bewoners van de betreffende woning uitoefenen van bedrijfsactiviteiten in categorie 1 zoals genoemd in de bijbehorende Staat van Bedrijfsactiviteiten en die geen horeca of detailhandel zijn, en/of het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk of daarmee gelijk te stellen gebied alsmede zakelijke dienstverlening en een bed-and-breakfastvoorziening. De bedrijfsactiviteiten dienen plaats te vinden met behoud van de woonfunctie en daaraan qua oppervlakte ondergeschikt te zijn;

 

1.15 bedrijfsgebouw:

een gebouw ten dienste van en behorende bij een bedrijf, instelling of voorziening, niet zijnde een bedrijfs- of andere woning;

 

1.16 bedrijfsvloeroppervlakte:

de brutovloeroppervlakte, gemeten conform NEN 2580, van bedrijfs-, kantoor- en andere dienstruimten, uitgezonderd parkeergarages en fietsenstallingen;

 

1.17 beschermde groei- en verblijfplaats:

een verblijfplaats van plant- en diersoorten, waar bij verstoring, vernietiging en soortgelijke activiteiten de verbodsbepalingen in de Wet Natuurbescherming worden overtreden;

 

1.18 bestaand bouwwerk:

bebouwing, situatie, maat, zoals dat bestaat of rechtens mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

 

1.19 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

 

1.20 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

1.21 bijbehorend bouwwerk:

een uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

 

1.22 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

 

1.23 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

 

1.24 bouwlaag:

een voor verblijf geschikt deel van een gebouw, gelegen tussen twee opeenvolgende vloeren (of tussen een vloer en dak);

 

1.25 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegestaan;

 

1.26 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

1.27 brutovloeroppervlakte:

de vloeroppervlakte, gemeten conform NEN 2580, van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;

 

1.28 dakkapel:

een uitspringend dakvenster, aangebracht op het hellende dakvlak en aan alle zijden omgeven door het betreffende dakvlak;

 

1.29 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. In dit plan worden een horecabedrijf alsmede het uitsluitend via internet aanbieden van diensten en producten, waarbij geen verkoopruimte voor rechtstreekse verkoop aanwezig is en aflevering ter plaatse aan consumenten plaatsvindt, niet als detailhandel aangemerkt;

 

1.30 ecologisch netwerk:

een netwerk van leefgebieden en verbindingszones ten behoeve van de duurzame instandhouding van populaties van plant- en diersoorten;

 

1.31 ecologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling;

 

1.32 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

 

1.33 erker:

een ruimte op de begane grond in een gebouw die buiten de gevel of gevellijn van het gebouw uitsteekt;

 

1.34 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

1.35 gevellijn:

de denkbeeldige lijn op een bouwperceel die in het verlengde ligt van de gevel van het hoofdgebouw;

 

1.36 hoeksituatie:

situatie waarbij het erf minimaal aan twee zijden naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerd is én waarvan de grenzen met dat openbaar toegankelijk gebied elkaar snijden;

 

1.37 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

 

1.38 horeca:

een bedrijf dat gericht is op het verstrekken van nachtverblijf, niet zijnde een bed-and-breakfastvoorziening, en/of het ter plaatse nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie. Onder de genoemde categorieën worden mede begrepen de niet genoemde, maar naar aard, omvang en uitstraling op het woon- en leefmilieu vergelijkbare horecasoorten alsmede mengvormen van ter plaatse toegestane categorieën:

 

categorie 1

  1. daghoreca en winkelondersteunende horeca: een bedrijf, waarbij de bedrijfsactiviteit is gericht op het verstrekken van voedsel en dranken voor consumptie ter plaatse en waarbij de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit past binnen een overwegend winkelgebied;

 

categorie 2

  1. restaurant/snackbar: een bedrijf, dat bestaat uit het verstrekken van hoofdzakelijk maaltijden en daaraan ondergeschikt dranken al dan niet voor consumptie ter plaatse, al dan niet met bezorgservice en/of afhaalgelegenheid;

 

categorie 3

  1. hotel/pension: een bedrijf, dat bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie (daaraan) ondergeschikt is;

 

categorie 4

  1. bar/(eet)café: een bedrijf, dat bestaat uit het verstrekken van hoofdzakelijk dranken en daaraan ondergeschikt etenswaren voor consumptie ter plaatse;

 

categorie 5

  1. partycentrum/danscafé/feestcafé: een bedrijf, waarvan de hoofdactiviteit bestaat uit het gelegenheid geven tot (besloten) feesten, bruiloften en partijen en andere daarmee vergelijkbare evenementen, met een horecavloeroppervlakte van ten hoogste 500 m2;

 

categorie 6

  1. discotheek/dancing; bedrijven als bedoeld in categorie 5 met een horecavloeroppervlakte groter dan 500 m2;

 

1.39 horecavloeroppervlakte:

de oppervlakte van de ruimte binnen een horecabedrijf, die voor publiek toegankelijk is;

 

1.40 huishouden:

een persoon of groep van personen waarbij sprake is van continuïteit in de samenstelling en onderlinge verbondenheid;

 

1.41 kantoor:

een gebouw of een deel van een gebouw waarin overwegend kantoorwerkzaamheden plaatsvinden;

 

1.42 kantine:

een gebouw of ruimte in een gebouw ten dienste van de op het perceel gelegen bestemming voor het nuttigen van maaltijden en overige consumpties door de gebruikers van de bestemming;

 

1.43 kinderopvang

het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen en opvoeden van kinderen, zoals gastouderopvang, een kindercentrum, buitenschoolse opvang (BSO) en een peuterspeelzaal;

 

1.44 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, informatieve, levensbeschouwelijke, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele voorzieningen, zorg- en welzijnsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening;

 

1.45 milieupark

Een milieupark of recylingpark is een terrein, direct of indirect geëxploiteerd door de gemeente, waar particulieren hun afval gescheiden kunnen inleveren.

 

1.46 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de distributie van gas, water, warmte, elektra en de telecommunicatie;

 

1.47 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

 

1.48 openbaar toegankelijk gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

 

1.49 peil:

het punt waar vanuit de hoogte van bouwwerken (of onderdelen) wordt gemeten:

  1. de hoogte van de kruin van de weg:
    in geval van een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan die weg grenst en de onderzijde van de hoofdtoegang op maximaal 0,25 m boven of onder de hoogte van de kruin is gelegen;

  2. in andere gevallen
    de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw:

 

1.50 plaatsgebonden risico:

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is;

 

1.51 publieksgerichte dienstverlening:

dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde een belhuis, detailhandel, horeca of seksinrichting;

 

1.52 raamprostitutiebedrijf:

een prostitutiebedrijf, waarbij prostituees zich aanbieden aan het publiek door zich opvallend aan een raam aan de straat te vertonen;

 

1.53 scootsafe:

bouwwerk voor de stalling van een scootmobiel of daarmee vergelijkbaar hulpmiddel voor mensen met een beperking;

 

1.54 seksinrichting:

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf en raamprostitutiebedrijf;

 

1.55 straatmeubilair:

alle bij het openbaar gebied behorende en ten dienste van dat gebied en aangrenzende bestemmingen staande bouwwerken, zoals verkeersgeleiders, verkeers-, verwijs- en informatieborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken, abri's, beeldende kunstwerken, speeltoestellen en -objecten, draagconstructies voor reclame, kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen (waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen), onder en bovengrondse afvalinzamelingsvoorzieningen, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen, regelinstallaties, geluidwerende voorzieningen en fietsenstallingen en -rekken;

 

1.56 verbeelding:

de visuele weergave van een bestemmingsplan. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge als de digitale wijze verstaan;

 

1.57 voorgevel:

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een hoofdgebouw gelegen gevel en/of daar waar deze op de verbeelding is aangegeven met de aanduiding 'gevellijn';

 

1.58 voorgevelrooilijn:

De op de verbeelding als zodanig aangegeven lijn die buitenwerks loopt waar de voorgevel van een gebouw zich bevindt of dient te bevinden en/of de denkbeeldige lijn in het verlengde van die lijn;

 

1.59 wonen:

gehuisvest zijn in een woning;

 

1.60 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

 

1.61 zakelijke dienstverlening:

het verlenen van diensten, al dan niet met baliefunctie en al dan niet in een kantoorgebouw, op administratief, financieel en juridisch gebied, alsmede op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie, de verhuur en handel in onroerend goed, architecten-, onderzoeks-, marketing-, uitzend- en beveiligingsbureaus en daarmee naar de aard vergelijkbare vormen van dienstverlening.

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, zonnepanelen, dakkapellen en naar de aard en/of omvang daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van dakkapellen;

 

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Agrarisch-Weide

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Weide' aangewezen gronden zijn bestemd het hobbymatig uitoefenen van de agrarische functie en de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen en voet- en fietspaden.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 3.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

3.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 3.2.1, gelden de volgende regels:

  1. de totale oppervlakte van overkappingen bedraagt ten hoogste 100m2 per bestemmingsvlak.

  2. De maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter.

 

3.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

 

3.3 Specifieke gebruiksregels

het gebruik van gronden ten behoeve van fruit- en boomteelt waarbij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen noodzakelijk is, is niet toegestaan.

 

Artikel 4 Bedrijf

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend een nutsvooziening;

  2. water.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 4.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. hoofdgebouwen, niet zijnde bedrijfs- of andere woningen;

  2. andere bouwwerken.

 

4.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 4.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bebouwingspercentage bedraagt 100%;

  3. de bouwhoogte van gebouwen als bedoeld in sublid 4.2.1, onder a, mag niet meer bedragen dan 3 m;

  4. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

 

Bouwwerken

 

Max. bouwhoogte

 

luifels, vlaggen- en ander masten:

 

8 m

 

erf- of perceelafscheidingen op of rond een terrein met daarop een gebouw

 

 

2 m

 

overige andere bouwwerken

 

3 m

 

 

Artikel 5 Gemengd - 1

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. dienstverlening;

  2. horecabedrijven uit ten hoogste categorie 2, met dien verstande dat een restaurant met bezorg- en/of afhaalservice niet is toegestaan, waarbij geldt dat ten hoogste 200 m² voor horeca mag worden gebruikt en ten hoogste 130 m2 aan terras aanwezig mag zijn;

  3. kantoren;

  4. maatschappelijke voorzieningen;

  5. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': een bouwwerk met een monumentale waarde.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Toegestane bouwwerken

Op deze gronden als bedoeld in lid 5.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. gebouwen;

  2. andere bouwwerken.

 

5.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 5.2.1 gelden de volgende regels:

  1. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;

  2. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;

  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;

  4. het brutovloeroppervlak per kantoor bedraagt maximaal 500 m²;

  5. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt 100% van het bouwperceel;

  6. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse en achterste perceelgrenzen bedraagt minimaal 3 m;

  7. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

 

bouwwerken

 

max. bouwhoogte

 

luifels, vlaggen- en andere masten

 

6 m

 

erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op of rond een terrein met daarop een gebouw

 

2 m

 

overige erf- of perceelafscheidingen

 

1 m

 

overige andere bouwwerken

 

3 m

  1. een omgevingsvergunning voor het bouwen van hoofdgebouwen wordt slechts verleend indien betreffende de daarbij behorende parkeervoorzieningen wordt voldaan aan de parkeernormen als aangegeven in de van deze regels deel uitmakende bijlage 2 ‘Nota parkeernormen’ van de gemeente Pijnacker-Nootdorp, vastgesteld 29 januari 2015, of later te volgen versies.’

 

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegde gezag kan in afwijking van het bepaalde in lid 1 onder b. een omgevingsvergunning verlenen voor een horecagelegenheid met een vloeroppervlak van ten hoogste 250 m2, onder de voorwaarde dat er voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd.

 

 

Artikel 6 Gemengd - 2

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke voorzieningen;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'specfieke vorm van bedrijf - milieupark': een milieupark, inclusief op- en overslag en bijbehorende overheidsdiensten;

  3. wegen;

  4. fiets- en voetpaden;

  5. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, waterlopen, parkeervoorzieningen en nutsvoorzieningen.

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Toegestane bouwwerken

Op deze gronden als bedoeld in lid 6.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. gebouwen;

  2. andere bouwwerken.

 

6.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 6.2.1 gelden de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - milieupark' gelden de volgende regels:

  1. op deze gronden mogen maximaal drie gebouwen worden geplaatst;

  2. de oppervlakte van deze gebouwen bedraagt maximaal 25 m2 per gebouw;

  3. in afwijking van het bepaalde onder 2 is één gebouw toegestaan met een maximale oppervlakte van 120 m2;

  4. de goot- en bouwhoogte van gebouwen als bedoeld in sublid 6.2.1, onder a, mogen niet meer bedragen dan 4,5 m;

  1. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

 

bouwwerken

 

max. bouwhoogte

 

luifels, vlaggen- en andere masten

 

6 m

 

erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op of rond een terrein met daarop een gebouw

 

3 m

 

overige erf- of perceelafscheidingen

 

1 m

 

overige andere bouwwerken

 

9 m

 

 

Artikel 7 Groen

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groen- en speelvoorzieningen;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij': tevens een kinderboerderij;

  3. fiets- en voetpaden, in- en uitritten en andere, ondergeschikte verhardingen,

  4. nutsvoorzieningen;

  5. straatmeubilair;

  6. bij deze bestemming behorende overige voorzieningen zoals watergangen en -partijen, bruggen en duikers.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Toegestane bouwwerken

Op de gronden als bedoeld in lid 7.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. gebouwen ten dienste van de bestemming;

  2. andere bouwwerken;

  3. scootsafes;

  4. straatmeubilair.

 

 

7.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 7.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  1. van gebouwen mag de oppervlakte niet meer dan 20 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van straatmeubilair mag niet meer dan 10 m bedragen en van overige andere bouwwerken niet meer dan 3 m;

  3. scootsafes mogen uitsluitend worden gebouwd, indien:

  1. de inhoud niet meer bedraagt dan 3 m3, en

  2. plaatsing van de scootsafes binnen de woonbestemming al dan niet inpandig niet mogelijk is.

 

Artikel 8 Maatschappelijk

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke voorzieningen;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs': een onderwijsinstelling;

  3. water.

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 8.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. hoofdgebouwen;

  2. bergingen en fietsenstallingen;

  3. andere bouwwerken.

 

8.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 8.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bebouwingspercentage mag op bij eenzelfde voorziening behorende gronden ten hoogste zoveel bedragen als op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;

  3. de bouwhoogte van gebouwen als bedoeld in sublid 8.2.1, onder a, mag niet meer bedragen dan op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven;

  4. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

 

Bouwwerken

 

max. bouwhoogte

 

luifels, vlaggen- en andere masten

 

8 m

 

erf- of perceelafscheidingen op of rond een terrein met daarop een gebouw

 

2 m

 

erf- of perceelafscheidingen - 1 meter achter de voorgevelrooilijn grenzend aan openbaar toegankelijk gebied, mits voldaan wordt aan redelijke eisen van welstand zoals zijn opgenomen in Welstandsnota

 

 

2 m

 

overige erf- of perceelafscheidingen

 

1 m

 

overige andere bouwwerken

 

3 m

 

  1. bergingen en fietsenstallingen mogen buiten bouwvlakken worden gebouwd, tot een gezamenlijke oppervlakte van 100 m² en tot een maximale bouwhoogte van 3 m;

  2. een omgevingsvergunning voor het bouwen van hoofdgebouwen wordt slechts verleend, indien betreffende de daarbij behorende parkeervoorzieningen wordt voldaan aan de parkeernormen als aangegeven in de van deze regels deel uitmakende bijlage 2 'Nota parkeernormen' van de gemeente Pijnacker-Nootdorp, vastgesteld op 29 januari 2015, of later te volgen versies.

 

Artikel 9 Maatschappelijk - Woonzorg

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk – Woonzorg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen in combinatie met verzorging en verpleging in een daarvoor bedoelde instelling voor zowel mensen met een lichamelijke- en/of geestelijke handicap;

  2. zorg- en verpleegvoorzieningen, zoals (para)medische voorzieningen, therapeutische voorzieningen, voorzieningen voor dagactiviteiten, voorzieningen voor onderwijs, educatie en kinderopvang, voorzieningen voor ontwikkelingsgerichte werkgerelateerde activiteiten, voorzieningen voor ontmoeting, en ondersteunende voorzieningen ten behoeve van verpleging en verzorging, uitsluitend ten behoeve van mensen met een intensieve zorgbehoefte, en mensen woonachtig binnen het bestemmingsvlak;

  3. kantoordoeleinden behorende bij de functies die zijn genoemd onder a. en b.;

  4. sport- en recreatieve voorzieningen, waaronder een zwembad en biotuin, uitsluitend ten behoeve van mensen met een intensieve zorgbehoefte, en mensen woonachtig binnen het bestemmingsvlak;

  5. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘ manege’, een manege uitsluitend ten behoeve van mensen met een intensieve zorgbehoefte, en mensen woonachtig binnen het bestemmingsvlak;

  6. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘ horeca’ een horecagelegenheid in de vorm van een lunchroom, welke gerelateerd is aan de zorginstelling;

 

met bijbehorende

  1. wegen en paden;

  2. groenvoorzieningen;

  3. speelvoorzieningen;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.

 

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 9.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. hoofdgebouwen;

  2. bergingen en fietsenstallingen;

  3. andere bouwwerken.

 

9.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 9.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;

  3. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;

  4. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximumbebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwperceel;

  5. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

 

Bouwwerken

 

max. bouwhoogte

 

luifels, vlaggen- en andere masten

 

8 m

 

erf- of perceelafscheidingen op of rond een terrein met daarop een gebouw

 

2 m

 

erf- of perceelafscheidingen - 1 meter achter de voorgevelrooilijn grenzend aan openbaar toegankelijk gebied, mits voldaan wordt aan redelijke eisen van welstand zoals zijn opgenomen in Welstandsnota

 

 

2 m

 

overige erf- of perceelafscheidingen

 

1 m

 

overige andere bouwwerken

 

3 m

 

  1. bergingen en fietsenstallingen mogen buiten bouwvlakken worden gebouwd, tot een gezamenlijke oppervlakte van 100 m² en tot een maximale bouwhoogte van 3 m;

  2. een omgevingsvergunning voor het bouwen van hoofdgebouwen wordt slechts verleend, indien betreffende de daarbij behorende parkeervoorzieningen wordt voldaan aan de parkeernormen als aangegeven in de van deze regels deel uitmakende bijlage 2 'Nota parkeernormen' van de gemeente Pijnacker-Nootdorp, vastgesteld op 29 januari 2015, of later te volgen versies.

 

 

Artikel 10 Tuin

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en water.

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 10.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. aan een hoofdgebouw aangebouwde erkers en ingangspartijen;

  2. andere bouwwerken;

  3. scootsafes.

 

10.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 10.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  1. aangebouwde bijbehorende bouwwerken, behorende bij de aan de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. tot een diepte van de uitbreiding mag niet meer bedragen dan 1 m;

  2. tot een oppervlakte van 4 m², en

  3. tot een bouwhoogte van 0,4 m boven de bouwvloer van de 1e verdieping van het hoofdgebouw mits, in geval van bouwen aan de voorgevel van het hoofdgebouw, de diepte van de voortuin tot de voorste perceelsgrens ten minste 4 m bedraagt;

  1. scootsafes mogen uitsluitend worden gebouwd, indien:

  1. de inhoud niet meer bedraagt dan 3 m3, en

  2. plaatsing van de scootsafes binnen de woonbestemming al dan niet inpandig niet mogelijk is;

  1. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven

 

bouwwerken

 

max. bouwhoogte

 

erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn

 

2 m

 

overige erf- of perceelafscheidingen

 

1 m

 

overige andere bouwwerken

 

3 m

 

10.3 Specifieke gebruiksregels

Op de gronden als bedoeld in lid 10.1 is het parkeren van auto's uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van tuin – parkeren’ dan wel waar een in- of uitritvergunning is verleend.

 

 

Artikel 11 Verkeer - Verblijfsgebied

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, met de daarbij behorende in- en uitvoegstroken, in- en uitritten, voetpaden, fietsstroken en -paden, parkeerstroken en -voorzieningen, opstelstroken, bushaltes en andere verhardingen;

  2. bermen en groenvoorzieningen;

  3. bij binnen aangrenzende bestemmingen toegestane horecabedrijven behorende terrassen;

  4. nutsvoorzieningen;

  5. straatmeubilair;

  6. bij deze bestemming behorende overige voorzieningen zoals watergangen, bruggen en duikers, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen.

 

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Toegestane bouwwerken

Op de gronden als bedoeld in lid 11.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. gebouwen ten dienste van de bestemming of aangrenzende bestemmingen; en

  2. andere bouwwerken;

  3. scootsafes;

  4. straatmeubilair.

 

11.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 11.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  1. van gebouwen mag de oppervlakte niet meer dan 20 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van straatmeubilair mag niet meer dan 10 m bedragen en van overige andere bouwwerken niet meer dan 3 m;

  3. scootsafes mogen uitsluitend worden gebouwd, indien:

  1. de inhoud niet meer bedraagt dan 3 m3, en

  2. plaatsing van de scootsafes binnen de woonbestemming al dan niet inpandig niet mogelijk is.

 

11.3 Specifieke gebruiksregels

Een gebruik in strijd met de bestemming is in ieder geval het gebruik van gronden als bedoeld in lid 11.1, voor bedrijfsmatige activiteiten en bedrijfsmatige opslag.

 

 

 

Artikel 12 Water

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water met daarbij behorende taluds, bruggen en oevers.

 

12.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 12.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. bij de bestemming behorende andere bouwwerken, zoals duikers, bruggen, kademuren, beschoeiingen, een en ander uitgezonderd steigers en andere aanlegplaatsen;

  2. bij aangrenzende wegen behorende andere bouwwerken, zoals overkluizingen ten behoeve van in- en uitritten en paden;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vlonder' tevens beschroeiingen, steigers, vlonders, balkons en andere aanlegplaatsen.

 

 

 

 

Artikel 13 Wonen

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, met inbegrip van beroep en/of bedrijf aan huis en water;

  2. groenvoorzieningen;

  3. fiets- en voetpaden, in- en uitritten en andere, ondergeschikte verhardingen;

  4. nutsvoorzieningen;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg': tevens functies ten behoeve van gezondheidszorg;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1': tevens een praktijkruimte

  7. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': een parkeergarage;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': tevens het behoud van cultuurhistorische waarden;

  9. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - parkeren': tevens parkeerplaatsen voor de aangrenzende woningen.

 

13.2 Bouwregels

 

13.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 13.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. hoofdgebouwen in de vorm van woningen;

  2. andere bouwwerken; en

  3. scootsafes;

  4. bijbehorende bouwwerken in hoeksituaties.

 

13.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 13.2.1, gelden de volgende bepalingen:

 
woningen

  1. woningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, met de voorgevel in de voorgevelrooilijn;

  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;

  3. woningen mogen uitsluitend worden gebouwd op de hierna aangegeven wijze:

 

bouwwijze:

 

ter plaatse van de aanduiding:

 

alle woningen aaneen, in niet-gestapelde vorm

 

'aaneengebouwd'

 

in gestapelde vorm

 

'gestapeld'

 

half-vrijstaand of vrijstaand

 

'twee-aaneen'

 

vrijstaand

 

'vrijstaand'

 

  1. binnen een bouwvlak mag tussen twee niet aaneengebouwde woningen de afstand van elk van de woningen tot de onderlinge zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 3 m bedragen;

  2. de bouwhoogte van woningen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m) is aangegeven;

  3. in afwijking van het bepaalde onder e van dit lid, is uitsluitend ter plaatse van de bouwaanduiding 'specieke bouwaanduiding - dakopbouw' een dakopbouw toegestaan, met dien verstande dat:

  1. de goothoogte met maximaal 2 m mag worden overschreden;

  2. de breedte van de dakopbouw maximaal 50% van de breedte van de voorgevel mag bedragen;

  3. dakopbouwen dienen plat te worden afgedekt;

  1. de goothoogte en de bouwhoogte van woningen mogen niet meer bedragen dan op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;

  2. een omgevingsvergunning voor het bouwen van hoofdgebouwen wordt slechts verleend, indien betreffende de daarbij behorende parkeervoorzieningen wordt voldaan aan de parkeernormen als aangegeven in de van deze regels deel uitmakende bijlage bijlage 2 'Nota parkeernormen' van de gemeente Pijnacker-Nootdorp, vastgesteld op 29 januari 2015, of later te volgen versies;

 

andere bouwwerken

  1. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

 

bouwwerken

 

max. bouwhoogte

 

pergola’s

 

3 m

 

erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn

 

2 m

 

overige erf- of perceelafscheidingen

 

1 m

 

overige andere bouwwerken

 

3 m

 

bijbehorende bouwwerken in hoeksituaties

  1. bijbehorende bouwwerken zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak uitsluitend toegestaan bij grondgebonden woningen in hoeksituaties op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn, dan wel ten minste 1 achter de aanduiding 'gevellijn';

  2. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, buiten het bouwvlak, mag bij elke woning in hoeksituaties niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijke oppervlakte van de bij die woning behorende gronden in het achtererfgebied, buiten het bouwvlak maar niet meer dan 50 m²;

  3. de bouwhoogte van de bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 3,5 m bedragen;

  4. in afwijking van het hiervoor bepaalde, mogen de bestaande bijbehorende bouwwerken, zoals bestaande erkers en ingangspartijen aan woningen en bergingen uitsluitend op dezelfde plaats en in ten hoogste dezelfde omvang opnieuw worden gebouwd;

  5. van aan- of uitbouwen mag de diepte gemeten uit de gevels van de oorspronkelijke woning en de verlengden daarvan, niet meer dan 4 m bedragen.

 

praktijkruimten

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘ specifieke vorm van wonen - 1’ een praktijkruimte met een maximale oppervlakte van 120 m2;

  2. de goothoogte en bouwhoogte van praktijkruimten mogen niet meer bedragen dan op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m) is aangegeven;

 

 

 

13.3 Afwijken van de bouwregels

  1. Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het huisvesten van een persoon of groep van personen in een woning, waarbij geen sprake is van continuïteit in de samenstelling en onderlinge verbondenheid, mits parkeren op eigen terrein plaatsvindt, tenzij aangetoond is dat in de nabijheid reeds voldoende parkeergelegenheid aanwezig is;

  2. alvorens ontheffing als bedoeld in lid a wordt verleend, dient ten behoeve daarvan een splitsings- en/of onttrekkingsvergunning als bedoeld in de geldende Huisvestingsverordening van de gemeente Pijnacker-Nootdorp verleend te zijn;

  3. bij verbouw dient te worden voldaan aan de bestaande bouwregels van de ter plekke geldende bestemming(en) behorende bij de vigerende bestemmingsplannen en aan de bepalingen ten aanzien van woningen/logiesgebouwen ingevolge het Bouwbesluit, de Bouwverordening en de Algemene Plaatselijke Verordening.

 

13.4 Specifieke gebruiksregels

 

13.4.1 Beroep en/of bedrijf aan huis

de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep en/of aan huis dient zowel naar aard als naar oppervlakte ondergeschikt te zijn aan het gebruik voor bewoning, waarbij voorts de bedrijfsactiviteiten door hun aard, omvang en visuele aspecten, het woonkarakter van de woning en het milieu van de omgeving niet onevenredig mogen aantasten.

 

13.5 Specifieke bouwregels

Scootsafes mogen uitsluitend worden gebouwd, indien de inhoud niet meer bedraagt dan 3 m3.

 

Artikel 14 Woongebied

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het wonen met inbegrip van beroep-aan-huis;

  2. verhardingen voor woonstraten, pleinen, auto-, fiets- en voetgangersverkeer en parkeervoorzieningen;

  3. bermen, groen- en grootschalige speelvoorzieningen;

  4. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

 

14.2 Bouwregels

 

14.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 14.1 mogen uitsluitend worden gebouwd woningen, aangebouwde overkappingen en tuinmeubilair.

 

14.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 14.2.1 gelden de volgende regels:

  1. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;

  2. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;

  3. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;

  4. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

 

bouwwerken

 

max. bouwhoogte

 

pergola’s

 

3 m

 

overige andere bouwwerken

 

3 m

 

14.3 Specifieke gebruiksregels

De vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 75 m².

 

 

 

Artikel 15 Waarde - Archeologie 2

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

 

15.2 Bouwregels

 

15.2.1 Bouwen ten behoeve van de bestemming

Op en in de gronden als bedoeld in lid 15.1, mogen bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.

 

15.2.2 Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen

Op en in de gronden als bedoeld in lid 15.1, mag ten behoeve van de andere bestemmingen, met inachtneming van de daarvoor geldende regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betreft:

  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing op de bestaande plaats, waarbij de oppervlakte op of onder peil niet wordt vergroot;

  2. een bouwwerk dat wordt gebouwd zonder graaf- of heiwerkzaamheden die dieper gaan dan 0,3 m onder peil;

  3. een bouwwerk, anders dan onder a en b bedoeld, met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;

  4. of een bouwwerk, anders dan onder a en b bedoeld, met een oppervlakte van meer dan 100 m², mits:

  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en

  2. de aanwezige archeologische waarden, gelet op het onder 1 bedoelde rapport, door het bouwen niet wezenlijk worden geschaad, met dien verstande dat ter voorkoming van mogelijke schade, aan de vergunning de volgende verplichtingen kunnen worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de aanwezige archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;  

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in artikel 5.1 eerste lidvan de Erfgoedwet; of

  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

15.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Behoudens het bepaalde in sublid 15.3.2, is het verboden zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op en in de in lid 15.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van meer dan 100 m²:

  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;

  2. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;

  3. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder peil;

  4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;

  5. het ophogen en egaliseren van gronden.

 

15.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 15.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:

  1. in het kader van het normale beheer en onderhoud;

  2. in het kader van het uitvoeren van een bouwplan als bedoeld in sublid 15.2.2;

  3. die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische verwachtingswaarde van niet ingrijpende betekenis zijn;

  4. in het kader van opgravingen zoals bedoeld in artikel 5.1 eerste lid van de Erfgoedwet, mits verricht door een ter zake deskundige;

  5. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van het plan:

  1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;

  2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.

 

15.3.3 Toelaatbaarheid van werken of werkzaamheden

De werken of werkzaamheden als bedoeld in sublid 15.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  1. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en

  2. door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

 

15.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde – Archeologie 2' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

 

 

 

 

Artikel 16 Waarde - Archeologie 3

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

 

16.2 Bouwregels

 

16.2.1 Bouwen ten behoeve van de bestemming

Op en in de gronden als bedoeld in lid 16.1, mogen bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.

 

16.2.2 Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen

Op en in de gronden als bedoeld in lid 16.1, mag ten behoeve van de andere bestemmingen, met inachtneming van de daarvoor geldende regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betreft:

  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing op de bestaande plaats, waarbij de oppervlakte op of onder peil niet wordt vergroot;

  2. een bouwwerk dat wordt gebouwd zonder graaf- of heiwerkzaamheden die dieper gaan dan 0,3 m onder peil;

  3. een bouwwerk, anders dan onder a en b bedoeld, met een oppervlakte van ten hoogste 200 m²;

  4. of een bouwwerk, anders dan onder a en b bedoeld, met een oppervlakte van meer dan 200 m², mits:

  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en

  2. de aanwezige archeologische waarden, gelet op het onder 1 bedoelde rapport, door het bouwen niet wezenlijk worden geschaad, met dien verstande dat ter voorkoming van mogelijke schade, aan de vergunning de volgende verplichtingen kunnen worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de aanwezige archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;  

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in artikel 5.1 eerste lidvan de Erfgoedwet; of

  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

16.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Behoudens het bepaalde in sublid 16.3.2, is het verboden zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op en in de in lid 16.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van meer dan 200 m²:

  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;

  2. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;

  3. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,5 m onder peil;

  4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;

  5. het ophogen en egaliseren van gronden.

 

16.3.2 Uitzondering omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 16.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:

  1. in het kader van het normale beheer en onderhoud;

  2. in het kader van het uitvoeren van een bouwplan als bedoeld in sublid 16.2.2;

  3. die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische verwachtingswaarde van niet ingrijpende betekenis zijn;

  4. in het kader van opgravingen zoals bedoeld in artikel 5.1 eerste lid van de Erfgoedwet, mits verricht door een ter zake deskundige;

  5. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van het plan:

  1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;

  2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.

 

16.3.3 Toelaatbaarheid van werken of werkzaamheden

De werken of werkzaamheden als bedoeld in sublid 16.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  1. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en

  2. door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

 

16.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

 

 

Artikel 17 Waarde - Ecologie

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. instandhouding en ontwikkeling van ecologische waarden, gericht op ontwikkeling en instandhouding van ecologische netwerken, als bedoeld in artikel 1, lid 1.30, en beschermde groei- en verblijfplaatsen, als bedoeld in artikel 1, lid 1.17;

  2. voorzieningen ten behoeve van en behorende bij de onder a bedoelde doeleinden.

 

17.2 Bouwregels

 

17.2.1 Bouwen ten behoeve van de bestemming

Op en in de gronden als bedoeld in lid 17.1, mogen bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.

 

17.2.2 Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen

Op en in de gronden als bedoeld in lid 17.1, mogen ten behoeve van de andere bestemmingen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd voor zover die bouwwerken het functioneren van de gronden als bedoeld in lid 17.1 als geheel niet onevenredig in de weg staan.

 

Artikel 18 Waterstaat – Beschermingszone

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat – Beschermingszone’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterkering en waterhuishouding, met de daarbij behorende voorzieningen.

 

18.2 Bouwregels

 

18.2.1 Bouwbepaling 'Waterkering'

In afwijking van het overigens in deze regels bepaalde ten aanzien van het bouwen krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, zijn op en in de gronden als bedoeld in lid 17.1, toegestaan andere bouwwerken, zoals keermuren, bruggen, duikers, bakens en lichten, ten dienste van en behorende bij de in dat lid bedoelde doeleinden.

 

18.2.2 Bouwbepalingen samenvallende bestemmingen

Het bouwen krachtens de andere bestemmingen van de gronden als bedoeld in lid 17.1, mag uitsluitend geschieden nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering omtrent de belangen van de waterkering en de waterhuishouding.

 

18.3 Specieke gebruiksregels

 

18.3.1 Gebruiksbepalingen samenvallendende bestemmingen

De inrichting en het gebruik krachtens de andere bestemmingen van de gronden als bedoeld in lid 17.1, mag uitsluitend geschieden nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering omtrent de belangen van de waterkering en de waterhuishouding.

 

 

 

Artikel 19 Waterstaat - Waterstaatswerk

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatswerk’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterkering en waterhuishouding, met de daarbij behorende voorzieningen.

 

19.2 Bouwregels

 

19.2.1 Bouwbepaling 'Waterkering'

In afwijking van het overigens in deze regels bepaalde ten aanzien van het bouwen krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, zijn op en in de gronden als bedoeld in lid 19.1, toegestaan andere bouwwerken, zoals keermuren, bruggen, duikers, bakens en lichten, ten dienste van en behorende bij de in dat lid bedoelde doeleinden.

 

19.2.2 Bouwbepalingen samenvallende bestemmingen

Het bouwen krachtens de andere bestemmingen van de gronden als bedoeld in lid 19.1, mag uitsluitend geschieden nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering omtrent de belangen van de waterkering en de waterhuishouding.

 

19.3 Specifieke gebruiksregels

 

19.3.1 Gebruiksbepalingen samenvallende bestemmingen

De inrichting en het gebruik krachtens de andere bestemmingen van de gronden als bedoeld in lid 19.1, mag uitsluitend geschieden nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering omtrent de belangen van de waterkering en de waterhuishouding.

 

 

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

 

Artikel 20 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 21 Algemene bouwregels

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand tot enige grens van bouwwerken, die rechtens, in overeenstemming met het bepaalde in de ter zake geldende wet- en regelgeving tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

 

Artikel 22 Algemene gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. het gebruik van gronden, gebouwen , bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en het uitoefenen van prostitutie;

  2. het gebruik van gebouwen, bouwwerken en onderkomens als belhuis;

  3. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gericht gebruik en onderhoud;

  4. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten,

  5. het gebruik van (aangebouwde) bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

 

Artikel 23 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning in afwijking van het plan verlenen:

  1. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers, gemalen en transformatorhuisjes, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m en de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen;

  2. de bouw van geluidwerende voorzieningen, met een maximale hoogte van 6 m, indien zulks in het kader van de uitvoering van de Wet geluidhinder noodzakelijk is;

  3. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen en paden en ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedrage.

 

Artikel 24 Algemene wijzigingsregels

 

24.1 Algemene wijzigingen

Burgemeester en wethouders kunnen de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen zodanig wijzigen, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 10 m worden verschoven.

 

24.2 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen en aanduidingen (waaronder bouwvlakken) van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone – wijzigingsgebied 1' te wijzigen ten behoeve van gezondheidszorg, het wonen en verblijfsgebied met inachtneming van de volgende regels:

  1. het wijzigingsgebied mag voor ten hoogste 80% bebouwd worden met gebouwen en overkappingen;

  2. voor ten hoogste 50% van het te bebouwen oppervlak bedraagt de goothoogte ten hoogste 11 m; voor het overige te bebouwen oppervlak bedraagt de goothoogte ten hoogste 7 m;

  3. de gronden gelegen op minder dan 2 m afstand of gelijk aan 2 m van de grens van het wijzigingsgebied worden voor ten hoogste 50% bebouwd;

  4. de economische uitvoerbaarheid dient vooraf te zijn verzekerd;

  5. indien sprake is van een afname aan oppervlaktewater dient het totaal aantal m2 aan oppervlaktewater elders gecompenseerd te worden.

 

24.3 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 2' te wijzigen in de bestemming Wonen (W) met inachtneming van de volgende regels:

  1. er is maximaal 1 woning met bijbehorende erfbebouwing toegestaan;

  2. de woning geen afbreuk doet aan de verkeerstoren als object;

  3. voldaan wordt aan de parkeernormen zoals opgenomen in de Nota parkeernormen, zoals opgenomen in bijlage 1 van de regels;

  4. uit bodemonderzoek moet blijken dat de bodem geschikt is voor de ter plaatse beoogde functie(s);

  5. uit overleg met de waterbeheerder blijkt dat er wordt voorzien in voldoende watercompensatie;

  6. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  7. het plan dient te voldoen aan het bepaalde in de Flora- en faunawet;

  8. het plan dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;

  9. het plan dient te voldoen aan de normen uit de Wet geluidhinder;

  10. het plan dient te voldoen aan de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen het Besluit externe veiligheid buisleidingen;

  11. de economische uitvoerbaarheid dient vooraf te zijn verzekerd.

 

Artikel 25 Algemene procedureregels

In de gevallen dat in deze regels toepassing van deze procedurebepalingen is voorgeschreven, gelden de volgende bepalingen:

  1. het ontwerpbesluit omtrent nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende zes weken voor een ieder ter inzage;

  2. het bevoegd gezag maakt de terinzagelegging vooraf bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze;

  3. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid van belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent het ontwerpbesluit naar voren te brengen bij het bevoegd gezag;

  4. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

 

Artikel 26 Overgangsrecht

 

26.1 Overgangsrecht bestaande bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

  2. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

26.2 Overgangsrecht bestaand gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel 27 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Ypenburg - Craeyenburch' van de gemeente Pijnacker-Nootdorp.