Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Vrouwtjeslant
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1926.bp000140086-4001

1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Het plangebied 'Vrouwtjeslant' maakt onderdeel uit van het grote bestemmingsplan ‘Rondom Nootdorp Centrum’. Dit bestemmingsplan omvat drie woonwijken, gelegen nabij het centrum van Nootdorp en is vastgesteld door de gemeenteraad op 29 september 2005. Om het bestemmingsplan actueel te houden (dat wil zeggen niet ouder dan tien jaar) moet het bestemmingsplan worden geactualiseerd. In dat kader is ervoor gekozen om niet één groot bestemmingsplan te maken voor het hele gebied, maar per wijk één plan. De doelstelling om grote bestemmingsplannen op te stellen is bij de Nota Ruimtelijk Ordeningsbeleid uit 2009 al grotendeels verlaten. De digitalisering maakt het immers minder noodzakelijk om te streven naar zeer grote plannen. Zo wordt er dus een plan gemaakt voor 'Vrouwtjeslant', maar ook voor 'Nootdorp West' en 'Nootdorp Zuid'. Daarvoor zijn drie argumenten.
 
Ten eerste verschillen de gebieden in ruimtelijk opzicht van elkaar. Het zijn allemaal woongebied, maar de stedenbouwkundige opzet en structuur is per wijk verschillend. Door een plan per wijk te maken, kan beter recht worden gedaan en ingespeeld worden op deze verschillen. Ten tweede kan, door kleinere gebieden te kiezen (bijvoorbeeld op het niveau van een wijk), de inwoner beter worden bereikt. De wijk is voor de inwoner herkenbaarder dan een groot gebied als Rondom Nootdorp Centrum. Het laatste argument is een praktisch argument. Wanneer een inwoner het niet eens is met een bestemmingsplan kan een verzoek om voorlopige voorziening worden ingediend. Daarmee komt het hele plangebied ‘op slot’ te zitten. Wanneer het plangebied kleiner is, zijn de gevolgen dus ook voor een kleiner gebied merkbaar.
  
 

1.2 Plangebied

Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan bestaat uit de woonwijk 'Vrouwtjes­lant', ten oosten van de dorpskern, die in de tweede helft van de jaren '60 en begin ja­ren '70 van de vorige eeuw is ontwikkeld. De grens van het plangebied is overgenomen uit het bestemmingsplan 'Rondom Nootdorp Centrum'.
 
De noordelijke begrenzing wordt gevormd door de watergang langs de Sportparkweg en het verlengde daarvan. In het oosten loopt de plangrens langs de watergang die ten oosten van de Populierenlaan ligt. Het Oosteinde vormt de zuidelijke begrenzing en in het westen wordt het plangebied begrensd door de Meidoornlaan.
 
 

1.3 Aanpak

Voorafgaand aan het opstellen van voorliggend bestemmingsplan heeft een inventari­satie plaatsgevonden, waarbij de bestaande functies en bebouwing in beeld zijn ge­bracht. Daarnaast zijn de (bouw)mogelijkheden uit de vigerende bestemmingsplannen geïnventariseerd. De standaardregels voor het stedelijk gebied van de gemeente Pijnacker-Nootdorp, vastgesteld door de raad op 27 september 2012, hebben gefun­geerd als leidraad bij het opstellen van het bestemmingsplan. De standaardregels hebben tot doel de bestemmingsplannen voor de verschillende kernen binnen de ge­meente zoveel mogelijk uniform te maken, zodat in vergelijkbare gevallen sprake is van gelijke (bouw)mogelijkheden.
 
Het bestemmingsplan 'Vrouwtjeslant' bestaat uit drie delen: een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De toelichting bevat een motivatie en verantwoording van de keuzes die in het bestemmingsplan zijn gemaakt. Daarnaast zijn in de toelichting onder andere het vigerende beleid en diverse milieuaspecten beschreven.
 
In de fase van het voorontwerpbestemmingsplan zullen de wensen van belanghebbenden geïnventariseerd worden waarna er juiste stedenbouwkundige overwegingen gemaakt kunnen worden en keuzes met betrekking tot het al dan niet doorvoeren van stedenbouwkundige (on)mogelijkheden.
 

1.4 Inventarisatie

In het kader van het in eigen beheer maken van bestemmingsplannen in de toekomst is gekozen om deze gebieden zelf te inventariseren, mede gelet op minder positieve ervaringen met inventarisaties door de ingehuurde stedenbouwkundige bureaus. De gebieden zijn door middel van dossieronderzoek in kaart gebracht. Vervolgens is dit in het veld gecontroleerd. Het dossieronderzoek en de veldinventarisatie zijn vervolgens  verwerkt in een inventarisatiekaart, die na een (eventuele) vertaalslag  gebruik is voor het genereren van de verbeelding voor het bestemmingsplan. Daarbij zijn de goot- en bouwhoogtes afgerond naar boven op hele meters, tenzij dit zou leiden tot het kunnen realiseren van een extra bouwlaag.
 

1.5 Vigerend bestemmingsplan

Voor het overgrote deel van het plangebied vigeert het bestemmingsplan 'Rondom Nootdorp Centrum', dat op 29 september 2005 is vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp en op 23 december 2005 is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland. Daarnaast geldt de eerste herziening van het bestemmingsplan 'Rondom Nootdorp Centrum'. Dit plan is vastgesteld in de gemeente­raad van 27 november 2008 en op 30 juni 2009 goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland.
 

1.6 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 bevat een samenvatting van het relevante nationale, provinciale en ge­meentelijke beleid. In hoofdstuk 3 wordt een beschrijving gegeven van de ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied en wordt aangegeven welke ontwikkelin­gen mogelijk worden gemaakt. In hoofdstuk 4 worden de relevante milieuhygiënische en planologische aspecten toegelicht. De juridische opzet van het plan wordt toegelicht in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de financiële en maatschappelijke haalbaarheid van het plan.
 

2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), die op 13 maart 2012 door de minis­ter is vastgesteld, is de overkoepelende rijksstructuurvisie voor de ruimtelijke ontwikke­ling van Nederland tot 2028, met een doorkijk naar 2040. Het rijksbeleid richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie, natuur, waterveiligheid, milieukwaliteit en bescherming van het werelderfgoed. Het beleid met betrekking tot verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk, onder het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet', over aan provincies en ge­meenten. Gemeenten krijgen daarbij de ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Overige sturing op verstedelijking, zoals afspraken over binnenstedelijk bouwen, rijksbufferzo­nes en doelstellingen voor herstructurering, heeft het Rijk losgelaten. Er is enkel nog sprake van een 'ladder voor duurzame verstedelijking' (gebaseerd op de 'SER-ladder'), die is vastgelegd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland, door­middel van een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebrui­ker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Om dit doel te bereiken, werkt het Rijk samen met andere overhe­den. In de SVIR zijn ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028 ge­formuleerd. Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd:
  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur;
  • het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid, waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin natuurlijke en cultuur­historische waarden behouden zijn.
Er zijn 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd, die bijdragen aan het realise­ren van de drie hoofddoelen. Het betreft onder meer het borgen van ruimte voor de hoofdnetwerken (weg, spoor, vaarwegen, energievoorziening, buisleidingen), het verbe­teren van de milieukwaliteit, ruimte voor waterveiligheid, ruimte voor klimaatbestendige stedelijke ontwikkeling, ruimte voor behoud van unieke cultuurhistorische en na­tuurlijke kwaliteiten en ruimte voor een nationaal netwerk voor natuur. In de realisatie­paragraaf van de SVIR zijn per nationaal belang de instrumenten uitgewerkt die hier­voor worden ingezet. Eén van de belangrijkste instrumenten is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), waarin regels zijn opgenomen ter bescherming van de nationale belangen. Voor het plangebied van dit bestemmingsplan geeft het Barro geen specifieke regels. 
 
Duurzame Verstedelijking
De lokale woningvoorraad in Nootdorp is onevenwichtig ten opzichte van de lokale behoefte. De uitvoeringsstrategie wonen 2013-2015 van Pijnacker-Nootdorp geeft aan wat de structureel zwakke ‘sporten op de wooncarrièreladder’ zijn. Oftewel welke segmenten in de woningvoorraad structureel zo krap zijn dat lokale wooncarrières worden belemmerd en via nieuwbouw dienen te worden aangevuld. Diverse inbreidings- en transformatielocaties in Nootdorp kunnen hier het komende decennium een kleine bijdrage aan leveren, waaronder Zonnedauw. Buiten de eventuele locaties Kruisweg, Brandweerkazerne, Zonnedauw, Verkeerstoren en de thans lopende bouwlocaties en enkele losse woningen, zijn er vrijwel geen binnenstedelijke locaties meer in Nootdorp waar woningbouw/transformatie mogelijk is. Van leegstand en transformatiemogelijkheden elders in Nootdorp is dan ook vrijwel geen sprake. Genoemde locaties zijn bij elkaar nog steeds ontoereikend om de lokale behoefte te kunnen accommoderen. In de door PZH geaccordeerde regionale woningbouwafspraken is de bouw van 7 starterswoningen meegenomen voor locatie Zonnedauw, waarmee dus een bescheiden bijdrage wordt geleverd aan genoemde opgave. Een studie naar het exacte haalbare aantal dient echter nog plaats te vinden.
 
Conclusie
Er zijn in de structuurvisie en het Barro geen specifieke regels opgenomen voor het plangebied.
 

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Visie Ruimte en Mobiliteit

De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid­Holland. De Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) is samen met het Programma Ruimte en de Verordening Ruimte vastgesteld op 9 juli 2014. De VRM geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer. Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krach­tige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving.

De VRM biedt geen vastomlijnd ruimtelijk eindbeeld, maar wel een perspectief voor de gewenste ontwikkeling van Zuid-Holland als geheel. Vier rode draden geven richting aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie:
  1. beter benutten en opwaarderen van wat er is;
  2. vergroten van de agglomeratiekracht;
  3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
  4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

Het plangebied ligt geheel binnen het gebied dat is aangeduid als 'bebouwde ruimte'. Onder 'bebouwde ruimte' wordt het stelsel verstaan van de systemen stedelijke agglo­meratie, dorpen en linten en logistiek-industrieel systeem, inclusief de bijbehorende in­frastructuur. Er wordt naar gestreefd om de leefkwaliteit van de bebouwde ruimte te verbeteren. Verder blijven ook buiten de bebouwde ruimte nieuwe woon- en werklocaties mogelijk en wenselijk.
 

2.2.2 Programma Ruimte

In het Programma Ruimte is het strategische beleid uit de visie doorvertaald naar ope­rationeel beleid en is aangegeven welke mix aan instrumenten de provincie voorne­mens is om in te zetten en aan wil bieden om deze doelen te realiseren. Daarbij is de inzet om stapsgewijs een nieuwe balans tussen flexibiliteit voor maatschappelijke initi­atieven en duidelijkheid over provinciale kaders en spelregels te bereiken.

In het verlengde van de nieuwe sturingsfilosofie wil de provincie meer ruimte geven aan initiatieven vanuit de markt en de samenleving. Naast de geboden ruimte, kan di­recte betrokkenheid van de provincie in concrete coalities wenselijk en noodzakelijk zijn om ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk te maken (zodat de provinciale doelen wor­den gerealiseerd). Het programma biedt daarom ook zoveel mogelijk de ruimte om kan­sen, vernieuwende ideeën en plannen uit de samenleving, gezamenlijk door te vertalen naar concrete handelingsperspectieven. Door bijvoorbeeld het proces van gebiedsge­richte verkenningen, kennisontwikkeling, strategisch onderzoek en beleidsinformatie op onderdelen meer in samenwerking met partners in de regio te organiseren, schept de provincie belangrijke voorwaarden voor het (laten) ontstaan van nieuwe vitale coali­ties van partijen en initiatieven uit de samenleving aan de voorkant van ontwikkelingen gefaciliteerd worden.
 

2.2.3 Verordening Ruimte 2014

Samen met de Visie Ruimte en Mobiliteit is de Verordening ruimte op 9 juli 2014 vastgesteld. De verordening is vastgesteld met het oogmerk van juridische doorwerking van een deel van het ruimtelijk beleid en bevat daarom regels voor bestemmingsplannen en daarmee gelijkgestelde ruimtelijke plannen. De verordening bevat regels voor de ruimtelijke ontwikkelingen binnen het grondgebied van de provincie, waar gemeenten zich aan moeten houden. Belangrijk in het provinciaal ruimtelijk beleid is het tegengaan van verstedelijking in het landelijk gebied. In de verordening is aangegeven dat regionale afstemming met betrekking tot wonen bij voorkeur via regionale woonvisies plaatsvindt.
 
Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:
  1. de stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd;
  2. in die behoefte wordt binnen het bestaand stads- en dorpsgebied voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, of
  3. indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stads- en dorpsgebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt gebruik gemaakt van locaties die,
  1. gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld,
  2. passen in de doelstellingen en richtpunten van de kwaliteitskaart van de Visie ruimte en mobiliteit, waarbij artikel 2.2.1. van toepassing is, en
  3. zijn opgenomen in het Programma ruimte, voor zover het gaat om locaties groter dan 3 hectare.
 
Conclusie
Voorliggend bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Voorliggend bestemmingsplan past binnen de bepalingen van de Verordening ruimte.

2.3 Regionaal beleid

2.3.1 Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020

In 2008 is het Regionaal Structuurplan Haaglanden (RSP) 2020 vastgesteld. Dit is een plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden tot 2020 (soms met een doorkijk tot 2030). In het RSP staan de grote lijnen voor de ambities en de ontwikkelingen van verkeer, wonen, werken, water en groen. Op basis hiervan bepaalt het Stadsgewest het regionale beleid en toetst het lokale plannen zoals bestemmingsplannen.
 
Het RSP bouwt voort op de sterke punten van de regio: de economische specialisaties, de mooie landschappen en de kwaliteit van leven. Eén van de uitgangspunten in het RSP is dat er geen grote woonwijken meer worden gebouwd in de groengebieden. Toch moet er ruimte worden gezocht om de woningbouwopgave voor de komende jaren te kunnen realiseren. Binnen de regio Haaglanden is de inzet dan ook dat nieuwe wonin­gen zoveel mogelijk binnen het bestaande stedelijke gebied worden gebouwd.
 

2.4 Gemeentelijk beleid

2.4.1 Toekomstvisie Pijnacker-Nootdorp 2040

Op 26 juni 2012 heeft de gemeenteraad de Visie op de toekomst van Pijnacker-Nootdorp vastgesteld. In deze visie wordt een eenduidige en consistente koers voor Pijnacker-Nootdorp uitgezet met oog voor de omgeving en de rol van de gemeente. De nieuwe toekomstvisie laat zien wat voor gemeente Pijnacker-Nootdorp wil zijn, waar zij met haar ontwikkeling heen wil en welke rol zij daarbij pakt. Pijnacker-Nootdorp is een herkenbare gemeente in een landelijke omgeving waar de stad nooit ver weg is.
Een gemeente die in de regio een uniek woonmilieu wil bieden, met het groen buitengebied meerwaarde geeft en met de glastuinbouw de economie versterkt. Een gemeente die in drie woonkernen de basisvoorzieningen voor leefbare kernen garandeert, bewoners en ondernemers uitnodigt en faciliteert om maatschappelijk initiatief te ontplooien en waar nodig de regie oppakt om een vangnet te bieden en/of noodzakelijke ontwikkelingen in gang te zetten.
 
Met deze visie op de toekomst verschuift de centrale ruimtelijke opgave van kwantiteit naar kwaliteit en van groei naar beheer, waarbij de rol van de gemeente in de ruimtelijke ontwikkeling verandert en nog meer varieert. Binnen de ruimtelijke kaders moeten de komende decennia ruimtelijke kwaliteitsverbeteringen tot stand komen die passen bij de eigenheid van en visie op Pijnacker-Nootdorp.
 
Conclusie
De in de toekomstvisie geschetste ontwikkelingslijnen zijn inmiddels uitgewerkt in nieuw beleid op het gebied van economie, ruimte en maatschappelijke ontwikkelingen. Dit beleid wordt in onderstaande paragrafen beschreven.

2.4.2 Ruimtelijke structuurvisie 2040

De Ruimtelijks Structuurvisie Pijnacker-Nootdorp 2014 Ruimte maken…..ruimte laten, is op 20 februari 2014 door de raad vastgesteld. Deze visie is wat betreft economie vertaald in de Economische visie en op sociaal/maatschappelijk vlak vertaald in de Visie op het Sociaal Domein. De Ruimtelijk structuurvisie vormt het sluitstuk.
 
De Ruimtelijke structuurvisie gaat over het hele grondgebied van de gemeente en laat zien welke geplande ontwikkelingen worden afgerond, wat voorgenomen (nieuwe) ontwikkelingen zijn en wat de hoofdzaken zijn van het ruimtelijk beleid. Deze integrale ruimtelijke visie schetst de contouren van de gemeente in 2040 en geeft antwoord op de ruimtelijke vraagstukken. Het zijn de contouren en de kaders van een streefbeeld, waarbij de gemeente de belangrijkste basisvoorzieningen garandeert en de regie neemt over projecten die niet door particulier initiatief tot stand komen. De ruimte die vervolgens ontstaat is vooral voor de eigenaren, beheerders en gebruikers om in te vullen en vorm te geven.
 
Uitnodigingsplanologie
De Ruimtelijke structuurvisie 2040 ‘Ruimte maken, ruimte laten’, vormt het vertrekpunt voor de afweging van alle concrete ruimtelijke beslissingen en de inzet van de instrumenten die de gemeente daarvoor ter beschikking heeft. Heldere uitspraken in de Structuurvisie over de kwaliteiten van de verschillende gebieden, zijn een opmaat naar de uitnodiging aan inwoners ondernemers en gebruikers om de contouren van het streefbeeld 2040 samen met de gemeente in te kleuren. Er zijn verschillende manieren om de kwaliteiten van een gebied te verhogen en de gemeente is zeker niet de enige partij die daar een bijdrage aan kan leveren. Het zijn vaak juist de bewoners en ondernemers die met ideeën komen die de kwaliteiten terugbrengen of toevoegen.

Met de inzet van uitnodigingsplanologie stuurt de gemeente vanaf nu op duurzame doelen en kwaliteiten.
 
Versterken kwaliteiten en balans tussen functie, gebruik en vorm
Het gaat dan echter niet om willekeurige initiatieven of activiteiten, maar om die plannen die passen binnen de randvoorwaarden, doelstellingen en hoofdlijnen van veranderingen die ruimtelijk wel of niet gewenst zijn met het oog op een lange termijn visie en te beschermen waarden. Met de visie geven we aan wat de kwaliteiten van de verschillende gebieden zijn en nodigen we de eigenaren, bewoners, ondernemers en gebruikers uit om samen met ons deze kwaliteiten te versterken en uit te bouwen. Het eindbeeld leggen we nog niet helemaal vast. Dat is de invulling van het begrip planologie. Binnen kaders en hoofdlijnen stelt de gemeente zich dus uitnodigend op tegenover initiatiefnemers. De kaders en hoofdlijnen moeten vooraf vastgesteld zijn, helder en duidelijk en daar moeten we ons dan ook aan houden. In deze Structuurvisie streven we daarbij naar een balans tussen functie, gebruik en vormgeving.
 
Drie herkenbare kernen met een hoge woonkwaliteit
Pijnacker-Nootdorp wil in de regio een uniek woonmilieu bieden en streeft daarbij naar drie herkenbare kernen met een hoge woonkwaliteit. De positie van de regionale woonconsument wordt structureel sterker (krijgt steeds meer keus) en er is een actuele groei in de voorkeur voor unieke, geprononceerde (landelijk of hoogwaardig) en vooral meer functioneel gemengde (rustig stedelijk-centrum dorps) woonmilieus. Suburbane toevoegingen hebben er voor gezorgd dat, daar waar de kernen in het verleden een sterk onderscheidend en herkenbaar karakter hadden, deze verschillen in de loop van de jaren juist steeds kleiner zijn geworden. Het is in deze context dat de gemeente in haar ruimtelijk beleid streeft naar duurzaam aantrekkelijk aanbod.
 
Oorspronkelijke structuren verbonden aan ontstaansgeschiedenis
De kernen als geheel zijn daardoor nog wel uniek maar niet alle suburbane delen zijn onderscheidend en soms staan delen van kernen niet altijd in verbinding met aanwezige cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten of met elkaar. De ontstaansgeschiedenis van de kernen is mede bepalend voor de herkenbaarheid. Het groeipatroon van de drie kernen is anders, waardoor deze ook anders worden ervaren. Iedere periode heeft zijn eigen stedenbouwkundige structuur meegebracht, welke herkenbaar is in de huidige fysieke verschijningsvorm van Pijnacker, Nootdorp en Delfgauw. De komst van de uitbreidingswijken heeft er echter toe geleid dat alle kernen een deel hebben dat niet of nauwelijks een stedenbouwkundige relatie heeft met de oude dorpskern. Deze delen zijn meer georiënteerd op de grootschalige infrastructuur en/of de omliggende steden.
 
Hoogwaardigheid, gemeenschappelijkheid en dorpse centra, voor binding van leefstijlen
De consument kiest het liefst voor een meer stedelijke omgeving, of juist dorpser, landelijker of hoogwaardiger dan nu in de suburbane wijken wordt geboden.

De vraag aan woonmilieus kan zowel worden uitgedrukt in termen van fysieke beleving, als ook in termen van leefstijlgroepen die er door worden aangetrokken. Elke buurt spreekt een andere doelgroepen aan, afhankelijk van de ligging en wijze waarop deze is opgezet. Ligt de oriëntatie van de bewoner op de buitenwereld (vrijheid) dan heeft veelal een stedelijke dynamiek de voorkeur. Ligt de focus op het privéleven (status, controle) dan is hoogwaardigheid en/of privacy belangrijk. Gaat het er om deel uit te maken van een groep of gemeenschap, met veel interactie (gezelligheid), dan spelen gemeenschappelijke structuren een belangrijke rol. Als het huidige aanbod aan woonmilieus wordt vergeleken met de doelgroepen die er door worden aangetrokken dan blijkt dat veel wijken fysiek gezien vooral gericht zijn op privacy en controle (maar niet bijzonder hoogwaardig zijn), terwijl de doelgroepen die daar vooral wonen juist hoogwaardigheid of gemeenschappelijkheid zoeken.
 
Bewoners van Pijnacker-Nootdorp die dicht bij de dorpskernen wonen ervaren hun woonmilieu als dorps. Daarbuiten is de ervaring meer monofunctioneel-suburbaan. Binnenstedelijke functievermenging, gericht op de lokale economische en maatschappelijke vraag draagt, afhankelijk van het wijkprofiel, bij aan de behoefte aan een dorpser profiel, mits dorpse woonkwaliteiten zoals rust, groen, hoogwaardigheid en spelen niet aangetast worden.
 
Opgave structuurvisie
Om te komen tot drie herkenbare kernen met een hoge woonkwaliteit worden in de structuurvisie de onderstaande vijf ruimtelijke kaders onderscheiden. Binnen de kaders is aangegeven welke punten van belang zijn voor het plangebied.
0      Een basisniveau van voorzieningen en kwaliteit van de openbare ruimte
  • de gebruikskwaliteit van de openbare ruimte aansluiten op de brede maatschappelijke agenda (ontmoeten en bewegen);
  • op buurtniveau meer mogelijkheden zijn voor kleinschalige initiatieven voor versterking van het sociaal en economisch netwerk zoals onder andere horeca;
1      Identiteit en ruimtelijke samenhang
  • elementen die bijdragen aan de identiteit van de kern als geheel worden behouden, verbeterd en toegevoegd waar verbinding en oriëntatie ontbreekt;
  • gemengde structuren (langs linten en dorpscentra) worden behouden, uitgebreid en met elkaar verbonden;
2      Match vraag aanbod woonmilieus
  • het aangeboden woonmilieu structureel aansluiten op de vraag en moeten ruimtelijk kwetsbare woonmilieus worden verbeterd;
  • leefstijl- en woonmilieubenadering worden toegepast in ruimtelijk beheer en vormgeving en bij keuzes voor menging/uitbreiding van gebruik en functie;
  • het woningaanbod voor senioren en jongeren worden uitgebreid;
3      Duidelijke begrenzing
  • de beleving van herkenbare grenzen in een landelijke omgeving worden behouden waar deze duidelijk is en verbeterd waar de overgang en beleving onduidelijk is;
4      Afronden geplande uitbreiding
  • dit is niet voor het plangebied van belang.
 
Uitnodiging
Met het oog op drie herkenbare kernen met een hoog woonkwaliteit nodigt de structuurvisie uit om onder andere:
  1. bestaande cultuurhistorische elementen zichtbaar en voelbaar te maken/houden;
  2. bij (beperkte) inbreidingen afhankelijk van de plek nadrukkelijk te kiezen voor lokale doelgroepen en een dorpse of stadse invulling om een geforceerd verband te vermijden, eveneens geldt daarbij een optimale inpassing voor bij elkaar wonende generaties;
  3. de open ruimtes in de linten te behouden om de herkenning ervan te borgen;
  4. in Nootdorp de relatie tussen de buurtjes en de oude linten fysiek vorm te geven;
  5. differentiatie toe te laten in de woonwijken die gebouwd zijn tussen 1960 en 2000;
  6. ruimtelijke kwaliteit te verbeteren in de kwetsbare wijken in samenwerking met de belanghebbenden;
  7. toe te groeien naar gebouwde voorzieningen (wijkschuren) en buitenplaatsen (brink) voor ontmoeten en maatschappelijke netwerken op buurtschaal (o.a. vanuit verwachte dynamiek in maatschappelijke onderwijsaccommodaties);
  8. de relatie van de zuidelijke wijken en het oude Nootdorp met het groene hart van Pijnacker-Nootdorp versterken.
 
Conclusie
In voorliggend bestemmingsplan is de bestaande situatie vastgelegd. Het De groen- en waterstructuren in het plangebied zijn als zodanig bestemd. Binnen de regels van het bestemmingsplan is ruimte voor het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit.

2.4.3 Economische visie 2025

De integrale Economische visie Ruimte om te ondernemen is gericht op een duurzaam en concurrerend vestigingsklimaat waarin de vele economische mogelijkheden optimaal worden benut. Het is een visie met realistische ambities die voor ondernemers de ruimte creëert om te ondernemen.
 
De economische strategie voor de gemeente Pijnacker-Nootdorp bestaat uit de volgende onderdelen:
  • het samen met het bedrijfsleven verbeteren van het vestigingsklimaat
  • modernisering & verduurzaming van de primaire glastuinbouw;
  • (her)ontwikkelen van bedrijventerreinen & kantorenlocaties;
  • handhaven van een evenwichtig en fijnmazig aanbod aan detailhandel- & horecavoorzieningen;
  • creëren van mogelijkheden voor het ontwikkelen van leisure in het groene buitengebied. 
Conclusie
Binnen het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig. Voorliggend bestemmingsplan biedt ruimte beroep en bedrijf aan huis. Hiermee wordt voldaan aan de economische visie.

2.4.4 Visie Sociaal Domein

De gemeente heeft de Visie op het Sociaal Domein: Notitie voor een samenhangende maatschappelijke agenda vastgesteld waarin aangegeven is hoe de gemeente omgaat met de veranderingen in het sociaal domein. De omvang van alle nieuwe taken met stevige bezuinigingen vragen om een andere en integrale aanpak. De visie geeft antwoord op de vragen over wat de gemeente wil bereiken voor de burgers in het sociaal domein en hoe dat bereikt moet worden. In lijn met de toekomstvisie zijn zelfredzaamheid en zelfwerkzaamheid het vertrekpunt, in combinatie met een doelmatig vangnet voor burgers die het niet op eigen kracht redden.
 
Conclusie
Binnen het plangebied is een school en een praktijkruimte aanwezig. Hiervoor is een maatschappelijke bestemming opgenomen met een specifieke aanduiding. Daarnaast is waar mogelijk ruimte geboden voor een bestendige sociale woonomgeving (zie paragraaf 3.3).

2.4.5 Analyse rode bouwstenen

KAW heeft een onderzoek verricht naar de “rode bouwstenen” van de gemeente Pijnacker-Nootdorp. Deze analyse is gebruikt als bouwsteen voor de structuurvisie. Het document beschrijft door middel van een systematische aanpak de drie hoofdkernen van de gemeente Pijnacker-Nootdorp. Nu de “groei” van de kernen zo langzamerhand wordt vervangen door “beheer” van de kernen ontstaan belangrijke nieuwe vragen voor de “rode bouwstenen” van de gemeente:
                       
Hoe kan de huidige situatie versterkt worden?   
Welke aanknopingspunten zijn er om de kernen te verbeteren in plaats van het faciliteren van groei?
 
Conclusie
De analyse rode bouwstenen is vertaald in de structuurvisie (zie paragraaf 2.4.2). Daarnaast zijn beschrijvingen uit de analyse opgenomen in hoofdstuk 3.

2.4.6 Beleidsplan duurzaamheid

Bij een duurzame ontwikkeling van Pijnacker-Nootdorp gaat het om de samenhang tussen economische, sociaal-culturele en ecologische aspecten ter voorkoming van ongewenste effecten naar andere beleidsvelden en/of naar de toekomst
én om het integreren van het beleid voor die aspecten. De gemeente wil krachtig inzetten op de volgende speerpunten:
                       
  • Duurzaam bouwen: de huidige bouwopgave wordt waar mogelijk op een duurzame wijze verder afgemaakt.                
  • Een energiebewust Pijnacker-Nootdorp: bijdragen aan een verregaande energiebesparing van jaarlijks 2% per inwoner en meer toepassingen van duurzame energie. Alle energie voor warmte en koeling van nieuwe woningen wordt in 2020 CO2 neutraal opgewekt.                    
  • Een groene en natuurrijke gemeente: de gemeente is trots op de groene ruimte en willen daar verstandig mee omgaan. Wij streven naar een toename van het aantal planten- en dierensoorten in 2020.                   
  • Een gezond leefmilieu: de luchtkwaliteit in Pijnacker-Nootdorp moet in 2020 tenminste aan de geldende Europese normen voldoen.         
  • Duurzaam inkopen: de gemeente past bij al haar inkoop en aanbestedingen duurzaamheidscriteria toe. De gemeente werkt toe naar 100% duurzaam inkopen in 2015.                  
  • Mobiliteit: de mogelijkheden van fietsgebruik, openbaar vervoer (w.o. RandstadRail) en alternatieve motorbrandstoffen moeten maximaal worden benut.
 
Conclusie
In het beleidsplan duurzaamheid zijn geen concrete maatregelen voor het bestemmingsplan opgenomen.

2.4.7 Leefbaarheidsmonitor

De gemeente heeft in 2013 een vervolgmeting laten uitvoeren van het leefbaarheidsonderzoek in de gemeente dat om de twee jaar plaatsvindt. De leefbaarheidsmonitor geeft de beleving van de leefbaarheid weer. Dat betekent dat de beleving en de feitelijke situatie van elkaar kunnen verschillen. De resultaten geven de gevoelens van de bewoners weer en niet in hoeverre deze gevoelens in overeenstemming zijn met de feitelijke cijfers. De leefbaarheidsmonitor is verdeeld over de volgende aspecten:
 
Fysieke woonomgeving
De fysieke woonomgeving is globaal de inrichting en het onderhoud van de ruimte en de bebouwing in de omgeving. Vrouwtjeslant scoort alleen op de kwaliteit van de woningen lager dan het gemeentelijk gemiddelde. Het oordeel over de fysieke woonomgeving is opgebouwd uit de volgende resultaten:
 
Fysieke woonomgeving
  
landelijk
Pijnacker-Nootdorp
Vrouwtjeslant
Kwaliteit van de woningen
Aantrekkelijkheid en staat van onderhoud van de woningen
7,3
7,6
7,2
Kwaliteit van de woonomgeving
Inrichting van straten en pleintjes, verlichting etc.
6,8
6,8
7,1
Groenvoorzieningen
Aanbod en onderhoud van groenvoorzieningen
6,6
6,6
6,7
Speelvoorzieningen
Aanbod en onderhoud van speelvoorzieningen
6,3
6,4
6,9
Algemeen voorzieningenniveau
Kwaliteit van algemene voorzieningen als scholen, winkels en ov
7,2
7,2
7,5
 
Sociale woonomgeving
De sociale woonomgeving, dat wil zeggen de manier van samenleven van de bewoners en daarmee de sfeer in de week, wordt bepaald door veel verschillende factoren. In de leefbaarheidsmonitor is dit in kaart gebracht op basis van drie verschillende aspecten. Deze zijn hieronder in een tabel weergegeven. Alle aspecten worden als voldoende beoordeeld en in Vrouwtjeslant liggen de meningen onder het gemiddelde van de hele gemeente.
 
Sociale woonomgeving
  
landelijk
Pijnacker-Nootdorp
Vrouwtjeslant
Betrokkenheid bij de wijk
Onderling contact in de buurt
6,5
6,4
5,9
Omgang tussen bewoners uit verschillende inkomensgroepen
Mate waarin bewoners met verschillende inkomens prettig met elkaar omgaan
nvt
7,0
6,7
Omgang bewoners met verschillende etnische achtergronden
 
6,5
6,7
6,4
 
Veiligheid
Veiligheid staat centraal als het gaat om de beleving van de leefbaarheid door bewoners. Vrouwtjesland scoort gelijk of beter dan het gemiddelde van de gemeente.
 
Veiligheid
  
landelijk
Pijnacker-Nootdorp
Vrouwtjeslant
Overlast van (het gedrag van) anderen
 
6,8
7,1
6,6
Criminaliteit in de wijk
Overlast van vandalisme, inbraken, diefstal en geweld
6,9
6,6
6,6
Veiligheidsgevoel
 
7,6
7,3
7,2
 
Ongenoegens
Ongenoegens zijn zaken die, als ze er zijn, storend werken en een negatieve invloed hebben op de beleving van leefbaarheid. In de leefbaarheidsmonitor zijn overlast van activiteiten, vervuiling en verkeersoverlast onderzocht.
 
Ongenoegens
  
landelijk
Pijnacker-Nootdorp
Vrouwtjeslant
Overlast van activiteiten
Overlast van bijvoorbeeld horeca, markten en evenementen
8,2
8,2
7,8
Overlast van vervuiling
Overlast van bijvoorbeeld zwerfvuil, stank, verkeerd geplaatst vuilnis, ongedierte en hondenpoep
6,7
6,6
6,4
Overlast van verkeer
Overlast van bijvoorbeeld drukte, geluid, rij en parkeergedrag
6,2
5,9
6,5
 
Totaaloordeel
Vrouwtjeslant/Nieuweveen krijgt van haar bewoners als totaaloordeel een 7,6. De cijfers voor de afzonderlijke leefbaarheidsaspecten zijn veelal vergelijkbaar met het gemeentelijk gemiddelde.
 
Op twee aspecten scoort deze wijk beneden gemiddeld, namelijk op de kwaliteit van de woningvoorraad en op de betrokkenheid van de wijkbewoners. Met de speelvoorzieningen zijn de bewoners van Vrouwtjeslant/Nieuweveen bovengemiddeld tevreden. Ten opzichte van 2011 zijn geen betekenisvolle veranderingen zichtbaar.
 
Totaaloordeel leefbaarheid Vrouwtjeslant/ Nieuweveen
 
Conclusie
Het bestemmingsplan ziet vooral toe op de aspecten van de fysieke woonomgeving. Alle aspecten van de fysieke woonomgeving scoren bovengemiddeld. De combinatie tussen de algemene beoordeling van de wijk en de hoge scores op de fysieke woonomgeving leiden ertoe dat er vanuit de leefbaarheidsmonitor geen aanleiding is voor maatregelen in het bestemmingsplan.

2.5 Conclusie

In het ruimtelijke beleid van de verschillende overheidslagen komt naar voren dat moet worden gestreefd naar het beperken van het ruimtebeslag voor wonen en werken om daarmee de kwaliteit van de steden en van het landelijk gebied te versterken. Verste­delijking moet voornamelijk plaatsvinden door middel van verdichting en herstructure­ring. De ruimtelijke ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt in dit bestemmings­plan, sluiten aan bij het gemeentelijk beleid zoals vastgesteld in de ruimtelijke struc­tuurvisie en passen binnen de kwaliteit en het karakter van de wijk.
Vrouwtjeslant is conserverend van aard, dus is er geen sprake van ruimtelijke ontwikkelingen.
 

3 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de ruimtelijke en functionele struc­tuur van het plangebied. Bij de functionele beschrijving is kort aangegeven waarop het gemeentelijk beleid is gericht en hoe de functie is vertaald in het bestemmingsplan. 

3.1 Ruimtelijke structuur

3.1.1 Algemeen

De kern Nootdorp is één van de drie kernen binnen de gemeente Pijnacker-Nootdorp. Nootdorp bestaat uit een historische kern, gevormd door lintbebouwing langs de Dorpsstraat. Vanuit deze kern zijn vanuit de jaren 50 van de vorige eeuw diverse nieuwbouwwijken ontwikkeld welke aan de ruimtelijke opbouw, het gebruik en de ar­chitectuur goed te herkennen zijn.
 
De kern Nootdorp ligt tegen de stedelijke rand van Delft, Ypenburg en Leidschenveen. Nootdorp is met Ypenburg vooral op Den Haag gericht en ligt strategisch aan de A13- A4-A12. Deze stedelijke invloed is ook ruimtelijk zichtbaar in het dorp. De ontwikkeling van Nootdorp is rondom het centrum tot stand gekomen en is daardoor zeer gevari­eerd. Het is een veld van relatief kleine en onafhankelijke buurtjes met een eigen ka­rakter waar de linten niet ver weg zijn en nog steeds ervaarbaar zijn als cultuurhistori­sche elementen.
 
De groei van Nootdorp heeft plaatsgevonden langs en tussen de oude linten. De groei is fragmentarisch verlopen aan alle zijden van het huidige centrum. Dit is duidelijk her­kenbaar aan de concentrische opbouw. De ontginningsstructuur is in een klein deel van de kern nog zichtbaar, met name tussen het oude en nieuwe centrum; de histori­sche structuur van een aantal oude linten is vaak nog herkenbaar. Dit geldt ook voor de nieuwe delen van Nootdorp. De oude polderstructuren zijn herkenbaar in de be­staande waterstructuur, met name de waterlopen aan de linten zijn zeer kenmerkend.
 
In Nootdorp is de vraag naar woonmilieus verdeeld tussen enerzijds ‘ruim en hoogwaardig’ en anderzijds de op gemeenschappelijkheid gerichte woonmilieus ‘samen en de buurt’ en ‘veilig en de wijk’. Door de variatie aan buurtjes beschikt Nootdorp ook over een ruime variatie aan woonmilieus.
 
Rode Bouwstenen Nootdorp
0      De groei van Nootdorp heeft plaatsgevonden langs en tussen de oude linten. De groei is fragmentarisch verlopen aan alle zijden van het huidige centrum. Dit is duidelijk herkenbaar aan de concentrische opbouw.
1      De ontginningsstructuur is in een klein deel van de kern nog zichtbaar, met name tussen het oude en nieuwe centrum;de historische structuur van een aantal oude linten is vaak nog herkenbaar, zeer beeldbepalend en alom aanwezig. Dit geldt ook voor de nieuwe delen van Nootdorp.
2      De oude polderstructuren zijn herkenbaar in de bestaande waterstructuur, met name de waterlopen aan de linten zijn zeer kenmerkend. In een aantal wijken wordt groen en blauw gecombineerd, water omsluit diverse woonwijken.
3      Mede identiteitsbepalend zijn de schaal, de variatie aan woonmilieus met overwegend grondgebonden woningen, het centrumgebied, en enkele markante gebouwen.
 
Nootdorp, stedelijk mozaïek
De kern Nootdorp ligt tegen de stedelijke band van Delft, Ypenburg en Leidschenveen. Nootdorp is met Ypenburg vooral op Den Haag gericht en ligt strategisch aan de A13-A4-A12. Deze stedelijke invloed is ook ruimtelijk zichtbaar in het dorp. De ontwikkeling van Nootdorp is rondom het centrum tot stand gekomen en is daardoor zeer gevarieerd. Het is een veld van relatief kleine en onafhankelijke buurtjes met een eigen karakter waar de linten niet ver weg zijn en nog steeds ervaarbaar zijn als cultuurhistorische elementen. Op deze variatie moet worden voortgebouwd. De voorzieningen zijn verspreid over het dorp en van een hoog niveau. Er lopen geen uitbreidingsprojecten buiten de contouren van Nootdorp, die daarmee een permanent karakter krijgen. De kern grenst in het noorden aan de A12 en het stedelijk gebied van Delft,
Ypenburg en Leidschenveen, in het zuiden aan een groengebied maar gescheiden daarvan door de randweg, in oosten aan het groengebied en in het westen aan het glastuinbouwgebied.
 
Linten
Nootdorp wordt doorkruist door een heel aantal oude linten die vaak nog herkenbaar zijn. Meerdere oude “kernen” zijn te herkennen. Daarnaast is de “Landingslaan” in Ypenburg een duidelijk herkenbaar relict uit het verleden. Sommige linten zoals Kortelandseweg-Veenweg en Molenweg zijn heel duidelijk herkenbaar in het huidige weefsel, waarbij ook nog her en der oude bebouwing het beeld bepaalt. Hoogtepunt is daarin wellicht de kerk aan de Veenweg. Andere voorbeelden zijn de Dwarskade en het meest noordoostelijke stukje Brasserskade. Andere linten zijn nog wel herkenbaar maar niet aan de bebouwing. Voorbeelden hiervan zijn de Kruisweg en de ’s-Gravenweg in het oosten van Nootdorp. In Nootdorp is de historische structuur zeer beeldbepalend en alom aanwezig, zelfs in de nieuwere delen.
 
Kwaliteiten Nootdorp
In de structuurvisie zijn de volgende kwaliteiten van Nootdorp weergegeven die tevens van belang zijn voor het plangebied:
0      de vorming vanuit de ontginning is herkenbaar in de linten en de oudere delen van Nootdorp;
1      het dorpse karakter wordt teruggevonden in de aanwezige linten;
2      de cultuurhistorische karakteristieken zijn zichtbaar en voelbaar in de linten;
3      het karakter van de buurten verschilt sterk, soms zijn het letterlijk eilanden. Hierdoor vindt een ieder in Nootdorp wat naar zijn wens;
4      open ruimtes tussen de linten laten de geschiedenis zien;
5      door de variatie aan buurtjes beschikt Nootdorp ook over een rijke variatie aan woonmilieus.
door de variatie aan buurtjes beschikt Nootdorp ook over een rijke variatie aan woonmilieus.

3.1.2 'Vrouwtjeslant'

Het plangebied ligt ten oosten van de oude dorpskern van Nootdorp en wordt globaal begrensd door het gebied tussen de Populierenlaan, de Magnoliadreef, de Acaciadreef, de Meidoornlaan en het Oosteinde. De wijk Vrouwtjeslant is de tweede grootschalige uitbreiding van Nootdorp, nadat Nootdorp-West in (met name) de eerste helft van de jaren '60 van de 20e eeuw werd gerealiseerd. De woningen in Vrouwtjeslant dateren van de tweede helft van de jaren '60 tot begin jaren zeventig.
 
Vrouwtjeslant kenmerkt zich door een duidelijke planmatige en rationele opzet. Door de wijk kronkelt de Sytwinde als centrale verkeersverbinding waarlangs de verschillen­de woonblokken en woonbuurten zich presenteren. De woningen in Vrouwtjeslant zijn veelal gesitueerd in een rechthoek- of carrévorm.
 
In de ruimte die in het midden daarvan overblijft bevinden zich over het algemeen (openbare) parkeervoorzieningen, verkeers- en verblijfsruimten en in een aantal geval­len gegroepeerde, separate garageboxen, alsmede toegangen tot de achtererven van de aangrenzende woningen.
De meeste woningtypen zijn eenvoudig en traditioneel van opzet. De woningen hebben over het algemeen twee bouwlagen met een kap en zijn qua materiaalgebruik en vormgeving eenvoudig. De voorgevel en de nok lopen evenwijdig aan de straat. De woonbuurt De Melkpotte wijkt af van dit beeld. De Melkpotte bestaat uit vrijstaande en twee-onder-één-kapwoningen georganiseerd rondom een centrale openbare ruimte. De Melkpotte heeft een eigen bouwrichting, die afwijkt van de bouwrichting van de omlig­gende wijken. Rondom deze buurt ligt een waterpartij die de woonbuurt afscheidt van de overige woonbuurten.
 
Wijkwaarderingsplan
Elke wijk kent haar eigen stedenbouwkundige opzet en wordt in een wijkwaarderingsplan getypeerd en gekwali?ceerd middels een wijkgerichte aanpak in kernkwaliteiten. Een dergelijke wijkgerichte aanpak biedt handsvaten om beter aan te sluiten op de actualiteit. De belangrijkste functies van het bestemmingsplan blijven om bestaande situaties vast te leggen, bouwontwikkelingen te implementeren en gelijke rechtszekerheid te bieden. Het kwalitatieve kader van het wijkwaarderingsplan maakt dat er binnen de planvorming ook ruimte is om gericht te sturen op wenselijk geachte veranderingen en/of verbeteringen. Met de benoemde kernkwaliteiten is het in de toekomst ook gemakkelijker om uitnodigingsplanologie te stimuleren die bijdraagt aan kwaliteitsversterking van de wijk in haar geheel. Het wijkwaarderingsplan wordt opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan Vrouwtjeslant als bijlage op de toelichting.
 
 

3.1.3 Groen- en water

Binnen de wijk Vrouwtjeslant is groen, zowel in de vorm van openbaar plantsoen als in de vorm van privaat groen (voortuinen) een belangrijke drager van de identiteit, waarbij het openbaar groen veelal is gecombineerd met openbaar water waardoor een bele­ving van ruimte ontstaat.
 
  
Aan alle zijden van de wijk, rondom De Melkpotte en in het midden van het plangebied zijn watergangen met groenvoorzieningen aanwezig.
     

3.1.4 Verkeer en parkeren

De kern Nootdorp heeft indirecte snelwegaansluitingen op de A12, de A13 en de A4. Het plangebied wordt in het noorden ontsloten via de Delfland­straat die uitkomt op de Veenweg. In het westen wordt het plangebied ontsloten via de Meidoornlaan en in het zuiden via het Oosteinde.
 
Alle wegen in het plangebied zijn gecategoriseerd als 30 km/h-wegen met een verblijfsfunctie. Parkeren vindt deels plaats op eigen erf en deels op openbare parkeerplaat­sen. In het plangebied is ook een aantal garageboxen aanwezig. Fietsverkeer maakt gebruik van de rijbaan.
 
Vanaf het centrum ten westen van het plangebied is een directe tramverbinding met Den Haag aanwezig en hier zijn aansluitingen met (regionale) busdiensten.
 

3.2 Functionele structuur

In de wijk 'Vrouwtjeslant' overheerst de woonfunctie. Binnen het plangebied bevinden zich verder nauwelijks andere functies. Er komt een aantal maatschappelijke voorzie­ningen voor. Hierna worden de verschillende voorkomende functies binnen het plange­bied toegelicht. Per functie is kort aangegeven waarop het gemeentelijk beleid is ge­richt en hoe dit is vertaald in het bestemmingsplan.
 

3.2.1 Wonen

De bebouwing in de wijk 'Vrouwtjeslant' heeft overwegend een woonfunctie. In de wijk komen met name grondgebonden aaneengebouwde woningen voor. Aan De Melkpotte en aan de Meidoornlaan komen vrijstaande en halfvrijstaande woningen voor. Aan de Olmendreef en de Blauwe Regenlaan komen gestapelde woningen voor. De gestapelde woningen hebben dezelfde hoogte als de omliggende woningen.
 
Het gemeentelijk beleid is voornamelijk gericht op een verbetering van de kwaliteit. Ontwikkelingen moeten passen binnen de kwaliteit en het karakter van de wijk.
 
De woningen zijn opgenomen in de bestemming 'Wonen'. De hoofdgebouwen zijn opgenomen in een bouwvlak dat volledig bebouwd mag worden.
 
De maximale goot- en bouwhoogte zijn op de verbeelding opgenomen. Ook het type woning, vrijstaand, twee-aaneen, aaneengebouwd en gestapeld, is op de verbeel­ding weergegeven. Ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' zijn halfvrijstaande woningen toegestaan.
Tussen twee niet-aaneengebouwde woningen, binnen een bouwvlak, mag de af­stand van elk van de woningen tot de onderlinge zijdelingse perceelsgrens niet minder bedragen dan 3 meter. Deze bepaling is bedoeld om te voorkomen dat wo­ningen te dicht op elkaar worden gebouwd.
 
Bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, op ten minste 1 meter achter de voorgevelrooilijn. De gezamenlijke op­pervlakte van bijbehorende bouwwerken, exclusief vergunningvrije bouwwerken, buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijke opper­vlakte van de bij de woning behorende gronden en niet meer dan 50 m2. De goot- hoogte mag niet meer bedragen dan 2,7 meter en de bouwhoogte niet meer dan 3,5 meter.
 
De voor- en zijtuinen (in hoeksituaties) van woningen vallen binnen de bestemming 'Tuin'. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend aan een hoofdgebouw aange­bouwde bijbehorende bouwwerken, zoals erkers en ingangspartijen, en andere bouwwerken, zoals erf- of perceelafscheidingen en tuinmeubilair, worden gebouwd. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - carports' zijn carports voor de voorgevel toegestaan.
 

3.2.2 Maatschappelijke voorzieningen

Aan de Olmendreef bevindt zich een gecombineerde tandarts- en huisartsenpraktijk. In het hart van de wijk, rondom groenvoorzieningen waarbinnen ook speelgelegenheden zijn gerealiseerd, is openbare basisschool De Winde gevestigd.
 
Bij de bouw van de woning aan de Meidoornlaan 59 is tevens een praktijkruimte gerea­liseerd. Tot voor kort was hier een huisarts gevestigd, maar deze praktijkruimte is thans niet meer als zodanig in gebruik en is - vooralsnog - aan de woonbestemming toege­voegd.
 
Voor de basisschool en de tandarts- en huisartsenpraktijk is de bestemming 'Maat­schappelijk' opgenomen.
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met uitzonde­ring van bergingen, fietsenstallingen en andere ondergeschikte dienstgebouwen. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij een maximum bebouwingsper­centage is opgenomen. De maximale goot- en bouwhoogte voor gebouwen binnen het bouwvlak zijn op de verbeelding weergegeven. De oppervlakte van onderge­schikte dienstgebouwen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 100 m2. De maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter.

3.2.3 Groen en water

In paragraaf 3.1.3 is aandacht besteed aan de groen- en waterstructuur van 'Vrouwtjes­lant'. Binnen de groene gebieden komen op enkele locaties speelvoorzieningen voor.

De structuurbepalende openbare groengebieden zijn opgenomen binnen de be­stemming 'Groen'. Groen dat onderdeel is van het wegprofiel en niet structuurbepalend is, is opgenomen in de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Speelvoorzieningen zijn zowel binnen de bestemming 'Groen' als binnen de bestemming 'Ver­keer - Verblijfsgebied' toegestaan. De structuurbepalende watergangen zijn opge­nomen in de bestemming 'Water'. Watergangen zijn ook toegestaan binnen de be­stemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'.
 

3.2.4 Verkeer en parkeren

In paragraaf 3.1.4 is aandacht besteed aan de verkeersstructuur in 'Vrouwtjeslant'. De Nota Parkeernormen (2015) is de leidraad voor de verkeerskundige toetsing van nieu­we plannen en heeft als doel het totale gemeentelijke parkeerareaal in evenwicht te houden en de bereikbaarheid en leefbaarheid binnen de gemeente te waarborgen. In de Nota Parkeernormen is aangegeven welke parkeernormen gelden voor verschillen­de functies en op welke manier de parkeerbehoefte kan worden vastgesteld.
 
Voor de verkeersgebieden met een 30-km/h-regime is de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' opgenomen. Herinrichting van de openbare ruimte is mogelijk bin­nen deze bestemming. De garageboxen in het plangebied zijn bestemd als 'Verkeer - Garageboxen'.
Als voorwaarde voor de omgevingsvergunning voor het bouwen is in de regels vast­gelegd dat voldaan moet worden aan de Nota Parkeernormen. De Nota Parkeernormen is opgenomen als bijlage bij de regels van dit bestemmingsplan.

3.3 Ontwikkelingsmogelijkheden

Voorliggend bestemmingsplan is met name gericht op het beheer van de bestaande si­tuatie en heeft daarom grotendeels een conserverend karakter. Voorts gaat het om transformaties of geheel nieuwe invullingen van bestaande percelen en biedt het bestemmingsplan ruimte voor ontwikkeling binnen de reeds bestaande functies. Met dit laatste wordt invulling gegeven aan het concept van uitnodigingsplanologie. Hieronder wordt dit toegelicht.
 

3.3.1 Nieuwe functies en nieuwe bebouwing

Zoals gezegd heeft voorliggend bestemmingsplan grotendeels een conserverend karakter.
 
Zowel de tandarts-/huisartspraktijk aan de Olmendreef als de basisschool aan de Sytwinde hebben een algemene maatschappelijke bestemming gekregen in dit bestemmingsplan. Daarmee worden meer gebruiksmogelijkheden geboden dan de thans gevestigde functie.
 

3.3.2 Herinrichting openbare ruimte

In de wijk Vrouwtjeslant wordt in de periode 2008-2015 de riolering vernieuwd en de openbare ruimte opnieuw ingericht. Na jarenlange grondwateroverlast bestond debehoefte om deze problemen op te lossen. Tegelijkertijd is de riolering vervangen en de inrichting van de wijk is aangepast aan de huidige maatstaven. De bestrating, groenvoorziening, de speelplekken en de openbare verlichting zijn vervangen. De werkzaamheden zijn in vier fasen verdeeld om alles overzichtelijk en toegankelijk te houden. Momenteel wordt gewerkt aan fase 4. De uitvoering hiervan vindt plaats in 2015.
 
Voorlopig Ontwerp Vrouwtjeslant fase 4
 

Duurzaam veilige inrichting
De wijk wordt ingericht volgens het principe ‘duurzaam veilig’. Het woon- en leefklimaat
is hierbij belangrijker dan een vlotte doorstroming van het verkeer. Het uitgangspunt van Duurzaam Veilig is dat snelheidsremmers, bijvoorbeeld drempels, vooral op mogelijk gevaarpunten geplaatst moeten worden. De wijk moet hierbij wel goed bereikbaar blijven voor hulpdiensten, zoals de ambulance en brandweer. Een ander uitgangspunt van het principe ‘duurzaam veilig’ is dat alleen in parkeervakken geparkeerd mag worden.
 
Spelen in de wijk
In Vrouwtjeslant zijn alle bestaande speelplekken vernieuwd en is opnieuw gekeken naar de inrichting voor de doelgroep 0-6 of 6-12 jarigen. In fase 1 is er een aantal nieuwe speelplekken bijgekomen, met name voor kleine kinderen. Daarnaast is in overleg met de Jozefschool een schoolroute aangelegd langs de Sportparkweg en de Acaciadreef. Dit zijn verschillende spelaanleidingen in de vorm van grote kleurrijke stickers. Hierdoor kiezen kinderen de veiligste route van en naar de school. In het kader van de schoolroute is ook de nieuwe brug aan de Sportparkweg aangelegd.
 
Herinrichting speelvoorzieningen
 
Groen en ecologie
De wijk Vrouwtjeslant is een ruim opgezette wijk, met watergangen en groen. In het nieuwe ontwerp is gestreefd het groene karakter van de wijk te behouden. In fase 1 en 2 zijn veel bomen gekapt. In het ontwerp is gestreefd naar het behouden van het groene karakter van de wijk en de juiste boomsoort op de juiste plaats. Ook diversiteit is een belangrijk uitgangspunt bij het planten van nieuwe bomen.
 
Langs de watergang aan het Rosarium, de Eikendreef en de Julianastraat zijn natuurvriendelijke oevers aangelegd.
Hier zullen op den duur gele lissen, zwanenbloemen en andere oever- en waterplanten groeien. In fase 4 worden natuurlijke oevers langs de Populierenlaan en Mimosadreef gecreëerd.
In voorliggend bestemmingsplan is de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' zodanig flexibel ingericht dat herinrichting van de openbare ruimte mogelijk is binnen deze bestemming. Langs de watergangen zijn groenbestemmingen opgenomen, binnen deze bestemming zijn natuurvriendelijke oevers mogelijk.

3.3.3 Uitnodigingsplanologie: ruimte voor....

In het Hoofdlijnenakkoord, de Toekomstvisie, de Ruimtelijke Structuurvisie en de Economische Visie komt het principe van uitnodigingsplanologie terug. Met dit begrip wordt bedoeld dat regels worden opgesteld in aansluiting op de behoeften van inwoners en ondernemers en dat de regels verleiden tot activiteiten die passen bij de kwaliteit van het gebied en de visie op de lange termijn. Daarbij moeten de regels, indien mogelijk, ook de ruimte bieden om invulling te geven aan de uitnodiging tot behoud of versterking van de kwaliteit en bijdrage aan de visie. Daarmee wordt invulling gegeven aan het faciliteren van het initiatief van inwoners en ondernemers. Het voorliggende bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Er is immers sprake van een gerealiseerde woonwijk, waar de functies en bebouwing weinig dynamiek (kunnen) vertonen. Dat neemt echter niet weg dat gegeven het hierboven beschreven principe, waar mogelijk, onnodige belemmeringen weggenomen moeten worden. In dit bestemmingsplan is dit op de volgende manieren terug te vinden.

3.3.4 Kleinschalige bedrijvigheid aan huis

Uit het Hoofdlijnenakkoord blijkt de wens het aanbod aan kleinschalige dienstverleners divers te houden. In dat kader wordt gevraagd om mogelijkheden te bieden voor mensen die in de gemeente een bedrijfje willen runnen. In aansluiting hierop biedt het bestemmingsplan de mogelijkheid om bij iedere woning een beroep aan huis uit te oefenen. Verder is het mogelijk om na ontheffing ook een bedrijf aan huis op te richten. Vanwege het woonkarakter van de omgeving is deze mogelijkheid beperkt tot een oppervlakte van 75 m2 per woning en/of 30 % van de oppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen. Kijkend naar de kleine bedrijfjes die bij de Kamer van Koophandel ingeschreven staan op de verschillende adressen in het gebied, blijkt dat van deze mogelijkheid veel gebruik wordt gemaakt. Inwoners maken gebruik van en hebben ruimte om te ondernemen binnen de woonwijk.

3.3.5 Bij elkaar wonende generaties

De gemeente wil steeds meer uitgaan van een sociale woonomgeving. Daarbij is het belangrijk dat inwoners in hun omgeving kunnen blijven en niet voor ondersteuning hoeven te verhuizen. Naast de mogelijkheden die er voor iedere woning zijn om uit te breiden op de begane grond, is binnen het bestemmingsplan maatwerk geleverd met het oog op een bestendige sociale woonomgeving.

4 Milieu- en omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk worden de relevante omgevingsaspecten behandeld. Het bestem­mingsplan 'Vrouwtjeslant' is met name gericht op het beheer van de bestaande situa­tie en heeft een conserverend karakter. De bestaande ruimtelijke en functionele struc­tuur zijn in voorliggend bestemmingsplan vastgelegd, waarbij de vigerende rechten zijn gerespecteerd. Omdat het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, hoeven geen (milieu)onderzoeken te worden verricht. Hierna wordt aandacht besteed aan de verschillende omgevingsaspecten.

4.1 Milieu

 

4.1.1 Bodem

Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Pijnacker-Nootdorp blijkt dat de bodem in de gebieden die na 1845 ontwikkeld zijn, in het algemeen diffuus, licht verontreinigd zijn. De oude lintbebouwingen, zoals langs de Oudeweg, en de oude kernen zijn door jarenlange bewoning meer verontreinigd dan recente ontwikkelde gebieden. Op basis van het beleid van de regio Rijnmond, is het plangebied geclassificeerd als het minst verontreinigd vanwege de recente bebouwing.
 
Voor elke functiewijziging, al dan niet naar een gevoelige functie, dient een onderzoek te worden verricht naar de bodem- en grondwaterkwaliteit. De bodem moet geschikt zijn voor het voorgenomen gebruik. Voorliggend bestemmingsplan maakt vooralsnog geen nieuwe ontwikkelingen mogen.
 

4.1.2 Geluid

Gebiedsgericht geluidbeleid
De gemeente heeft in 2010 gebiedsgericht geluidbeleid op laten stellen voor het grondgebied van de gemeente. Doelstelling van het gebiedsgerichte geluidbeleid is het creëren/behouden van de goede kwaliteit van de leefomgeving en het benutten van kansen om, daar waar mogelijk en noodzakelijk, de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren. Een belangrijke subdoelstelling is het realiseren van een passende geluidskwaliteit in elk gebied. In het geluidsbeleid worden onder andere geluidsambities voor verschillende gebieden vastgelegd; zo wordt bijvoorbeeld een lager geluidsniveau nagestreefd voor woonwijken dan voor het centrumgebied.
Het plangebied valt onder het gebiedstype woongebied. Woongebieden hebben voornamelijk een woonfunctie. Er is op beperkte schaal sprake van functiemenging, het ruimtegebruik is overwegend enkelvoudig. De lagere dichtheid en gebruiksintensiteit zorgen ervoor dat de geluidniveaus van de diverse bronnen lager zijn dan in andere gebiedstypen. Het merendeel van de woningen is gelegen buiten de stromingszones van wegen. Verkeer in het gebied is ondergeschikt, hierdoor kan in de kernen van deze gebieden een rustiger ambitieniveau nagestreefd worden.
De ruimte die de bovengrens van de ambitiewaarde biedt is hoofdzakelijk benodigd voor onderbrekingen van geluidwallen bij gebiedsontsluitingswegen of fietstunnels en/of afschermende bebouwing.
De bovengrens van de ambitiewaarde voor bedrijvigheid (industrielawaai) behoeft niet ruimer worden gesteld omdat algemene kwalificatie voor het ambitieniveau “redelijk rustig” boven winkels in alle redelijkheid kan worden bereikt.
De geluidsambitie die de gemeente Pijnacker-Nootdorp heeft voor dit gebied is hieronder weergegeven.
 
Gebiedtypering
Geluidsklasse
(ambitie)
Geluidsklasse
(bovengrens)
Geluidsklasse
(ambitie)
Geluidsklasse
(bovengrens)
Weg- en railverkeer
Bedrijven
woongebieden
Redelijk rustig
44-48 dB
Onrustig
49-53 dB (+5)
Rustig
41-45 dB(A)
(-5)
Redelijk rustig
46-50 dB(A)
 
Bij een procedure in het kader van het vaststellen of herzien van een bestemmingsplan laten burgemeester en wethouders akoestisch onderzoek uitvoeren, gericht op het treffen van maatregelen voor het realiseren van de genoemde gemeentelijke ambitieniveaus voor woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen.
 
Nota hogere grenswaarden
De Nota hogere grenswaarden maakt onderdeel uit van de Nota gebiedsgericht geluidbeleid. Deze nota beschrijft onder welke voorwaarden het college wil afwijken van de gekozen ambitie en hoe de gemeente de bevoegdheid tot het vaststellen van hogere grenswaarden wil invullen. Op deze wijze conformeert het college zich, bij de uitoefening van de bevoegdheden op grond van de Wet geluidhinder, aan de beleidsuitgangspunten zoals deze in Nota gebiedsgericht geluidbeleid, waarin de hoofdlijnen van het beleid uiteen worden gezet, zijn vastgesteld door de gemeenteraad. Voorliggend bestemmingsplan maakt vooralsnog geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk in de onderzoekszone van een weg. Een procedure hogere grenswaarden is niet aan de orde.
 
Geluidskaarten
In opdracht van de gemeente heeft DGMR de geluidskaarten 2011 opgesteld in het kader van de EU-richtlijn omgevingslawaai. Voor deze richtlijn moeten grote stedelijke agglomeraties geluidskaarten en actieplannen maken om de geluidssituatie in beeld te brengen. De richtlijn richt zich vooral op het vaststellen, beheersen en zo nodig en gewenst verlagen van geluidsniveaus in de leefomgeving.
 
Geluidscontouren gecumuleerd Vrouwtjeslant
 
Onderzoek
Conform de Wet geluidhinder (Wgh) dient een akoestisch onderzoek te worden verricht indien er sprake is van het projecteren van nieuwe geluidsgevoelige bebouwing binnen een geluidzone wegverkeerslawaai en/of spoorweglawaai. Uitzondering hierop vormen wegen in een 30 km-zone. Als geluidgevoelige objecten op korte afstand van een 30 km-weg worden gerealiseerd, kan het echter (met name bij drukke wegen) uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk zijn om de akoestische situatie in beeld te brengen. Voorliggend bestemmingsplan maakt vooralsnog geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk.

4.1.3 Luchtkwaliteit

Luchtkwaliteitsplan Pijnacker-Nootdorp
Het luchtkwaliteitsplan gemeente Pijnacker Nootdorp 2008-2011 van de gemeente is een plan van aanpak voor de gemeentelijke taakstelling om periodiek de luchtkwaliteit vast te stellen. Eén van de conclusies van het plan van aanpak is dat het aantal gemeentelijke knelpunten klein is en naar verwachting in 2009 zelfs geheel zijn verdwenen. Het plan van aanpak beoogt dan ook geen aanscherping van bestaand beleid maar wel een heldere verwoording van bestaand beleid, doel, strategie en maatregelen ten aanzien van luchtkwaliteit. In het luchtkwaliteitsplan zijn geen maatregelen opgenomen die van belang zijn voor voorliggend bestemmingsplan.
 
Onderzoek
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer is de regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteit vastgelegd. In artikel 5.16 is opgenomen dat bestuursorganen bevoegdheden, zoals het vaststellen van een bestemmingsplan of het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan, mogen uitoefenen wanneer sprake is van één van de volgende gevallen:
Er is geen sprake van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden.
De concentratie van de desbetreffende stoffen in de buitenlucht verbetert of blijft ten minste gelijk.
Het plan draagt ‘niet in betekenende mate’ bij aan de concentratie van de desbetreffende stoffen in de buitenlucht.
De ontwikkeling is opgenomen in een vastgesteld programma, zoals het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).
 
Een nadere uitwerking van de regelgeving met betrekking tot het begrip ‘niet in betekende mate’ is vastgelegd in het ‘Besluit niet in betekende mate' en de ‘Regeling niet in betekenende mate’. Voor ontwikkelingen die ‘niet in betekenende mate’ bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden.In de Regeling zijn categorieën van gevallen benoemd die in ieder geval als ‘niet in betekenende mate’ worden aangemerkt en waarvoor toetsing aan de grenswaarden dus zonder meer achterwege kan blijven. Er is blijkens deze regeling geen onderzoek nodig voor ‘woningbouwlocaties, indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1.500 nieuwe woningen omvat, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 3.000 woningen omvat’.
 
Voorliggend bestemmingsplan maakt vooralsnog geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk en heeft dus geen gevolgen voor de luchtkwaliteit. Hiermee wordt voldaan aan artikel 5.16 lid b van de Wet milieubeheer. De luchtkwaliteitseisen leveren derhalve geen belemmeringen op voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.1.4 Externe veiligheid

Algemeen
Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en risicovol transport. Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen. Risicobronnen kunnen worden onderscheiden in risicovolle in­richtingen (onder andere lpg-tankstations), vervoer van gevaarlijke stoffen en leidingen. Om voldoende ruimte te scheppen tussen een risicobron en personen of objecten die risico lopen (kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten) moeten afstanden in acht wor­den genomen. Ook ontwikkelingsmogelijkheden die ingrijpen in de personendichtheid kunnen om onderzoek vragen.
 
Het beoordelingskader voor risicovolle inrichtingen wordt gevormd door het Besluit ex­terne veiligheid inrichtingen (Bevi). Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen geldt de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Circulaire Rnvgs), die binnenkort wordt vervangen door het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev). In het Btev worden afspraken vastgelegd over vervoersplafonds en toegestane ruimtelijke ontwik­kelingsmogelijkheden langs transportroutes. Voor weg en water is dit 'Basisnet' reeds opgenomen in de Circulaire Rnvgs, die daardoor voorsorteert op het Btev. In de circu­laire zijn transportaantallen van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en over water opgenomen. Voor buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
 
Risicovolle inrichtingen
In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zijn risicovolle inrichtingen be­noemd. Daarnaast is in het Bevi en in de daarop gebaseerde Regeling externe veilig­heid inrichtingen (Revi) voor bepaalde gevallen aangegeven welke afstanden (voor het plaatsgebonden risico) moeten worden aangehouden en in welk gebied (voor het groepsrisico) nader onderzoek moet worden gedaan. In het plangebied en in de omge­ving van het plangebied is geen sprake van inrichtingen die onder het regime van het Bevi vallen.
 
Transport van gevaarlijke stoffen
Gemeentelijke route voor transport gevaarlijke stoffen
De gemeente Pijnacker-Nootdorp beschikt over een aangewezen wegennet voor route- plichtige stoffen op grond van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. De route voor gevaarlijk transport is gelegen op bedrijventerrein Ruijven en ligt op meer dan 5.000 meter van het plangebied.
   
Transport gevaarlijke stoffen over rijkswegen
Uit de risicokaart blijkt dat de A4 een PR 10-6 contour heeft van 0 meter. Uit de cRNVGS (per medio 2014 regeling Basisnet) blijkt dat voor de toekomst een veilig­heidszone van 23 meter vanaf het hart van de weg geldt. De A4 heeft een plasbrand­aandachtsgebied. De A12 heeft een PR 10-6 contour van 0 meter. Uit de cRNVGS blijkt dat voor de toekomst een veiligheidszone van 0 meter vanaf het hart van de weg geldt. De A12 heeft geen plasbrandaandachtsgebied. De A13 heeft een PR 10-6 contour van 0 meter. Uit de cRNVGS blijkt dat voor de toekomst een veiligheidszone van 17 meter vanaf het hart van de weg geldt. De A13 heeft een plasbrandaandachtsgebied.
 
Het plangebied valt ruim buiten de genoemde contouren.
 
   
Het plangebied 'Vrouwtjeslant' ligt wel binnen het invloedsgebied van de A4 en de A13 (vanwege transporten LT3 en GT4). Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van de A12 (880 meter), op ongeveer 1.400 meter.
 
Wat betreft het groepsrisico, wordt in de cRNVGS (paragraaf 4.3) aangegeven: "Over elke overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico of toename van het groepsrisico moet verantwoording worden afgelegd. In de cRNVGS (paragraaf 5.2.3) wordt verder aangegeven: "Er hoeven in principe geen beperkingen aan het ruimtege­bruik te worden gesteld in het gebied dat op meer dan 200 meter van een route of tra­cé ligt." Het Besluit externe veiligheid transportroutes geeft aan (artikel 7) dat in de toe­lichting in elk geval moet worden ingegaan op mogelijkheden tot voorbereiding van be­strijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval op de desbetref­fende transportroute (beperkte verantwoording).
Artikel 8 geeft aan dat indien een bestemmingsplan of omgevingsvergunning betrek­king heeft op een gebied dat geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen 200 meter van een transportroute, in de toelichting bij dat plan onderscheidenlijk in de ruimtelijke on­derbouwing van die vergunning op meer facetten moet worden ingegaan (uitgebreide verantwoording).
 
Aangezien het plangebied op ruim 2.000 meter van de A4, op ongeveer 3.200 meter van de A13 en op ongeveer 400 meter van de A12 ligt, is een berekening van het groepsrisico niet aan de orde. Er vindt over de A4 en over de A13 echter wel transport plaats van LT3 en GT4, beide een stofcategorie met een invloedsgebied van 4.000 me­ter (Handleiding Risicoanalyse Transport, 2011). Het plangebied ligt op ongeveer 400 meter van de A12, waar transport plaatsvindt van LT1 en LT2, beide een stofcategorie met een invloedsgebied van 880 meter. Daarom moet wel aandacht worden besteed aan zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid in relatie tot de stof LT3, GT4, LT1 en LT2.
 
Transport gevaarlijke stoffen over provinciale wegen
Het transport van alle gevaarlijke stoffen rust op een belangrijk basisprincipe: diegene die met een voertuig via de weg gevaarlijke stoffen vervoert, is op grond van de We­genverkeerswet 1994 en de Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen (WVGS), verplicht als zo­danig de bebouwde kommen van gemeenten te vermijden. Als het vervoer binnen de bebouwde kom noodzakelijk is ten behoeve van het laden en lossen of omdat er rede­lijkerwijs geen route buiten de bebouwde kom beschikbaar is, mag de chauffeur van dit basisprincipe afwijken. Op deze manier wordt het transport van gevaarlijke stoffen door de bebouwde kom geminimaliseerd en is ook voor de N473 en de N472, die door de bebouwde kom van Pijnacker lopen, een basisveiligheid gegarandeerd.
 
Op een klein stuk van de N470 na, zijn op het grondgebied van de gemeente Pijnacker- Nootdorp, de provinciale wegen niet aangewezen als route transport gevaarlijke stof­fen. Op de N470 kan incidenteel wel transport van gevaarlijke stoffen plaats vinden, via een ontheffing. Dit zal met name de bevoorrading van propaantanks zijn. Voor de N470 zijn geen tellingen beschikbaar. Op basis van (naar 2014 opgehoogde) transportgegevens van aanvoerende provinciale wegen uit Delft, Lansingerland en Zoetermeer is een (naar 2014 opgehoogde) schatting gemaakt.
   
Er wordt voldaan aan de vuistregels voor het plaatsgebonden risico wat betekent dat de provinciale wegen in Pijnacker-Nootdorp geen 10-6 contour hebben. De aantallen GF3 transporten worden niet gehaald wat wil zeggen dat er geen bereke­ning (en een eventuele verantwoording) van het groepsrisico aan de orde is.
 
Transport gevaarlijke stoffen over spoor en water
Het spoor (NS Den Haag - Gouda; Randstadrail Den Haag - Rotterdam) wordt niet ge­bruikt voor transport van gevaarlijke stoffen. Rondom deze spoorbanen bevindt zich daarom geen risicocontour in het kader van externe veiligheid. Ook vindt er geen transport van gevaarlijke stoffen over water plaats.
 
Buisleidingen binnen/nabij het plangebied
Aardgas
Binnen/nabij het plangebied zijn geen hogedruk aardgasleidingen aanwezig. De dichtstbijzijnde leiding ligt op ruim 280 meter.
 
Brandbare vloeistoffen
Er loopt een brandstofleiding (K2) van Defensie Pijpleidingorganisatie (DPO) door de gemeente Pijnacker-Nootdorp. De PR 10-6 contour ligt op de leiding. Omdat er maxi­maal minder dan 1 slachtoffers kunnen vallen is er dus, conform artikel 1 van het Bevb, formeel geen groepsrisico voor de K2-leiding op deze locatie. De leiding ligt bo­vendien op geruime afstand (ongeveer 5.700 meter) van het plangebied en vormt geen belemmering.
 
CO2
Er loopt een CO2-leiding door de gemeente Pijnacker-Nootdorp. Naar aanleiding van ontwikkelingen nabij dezelfde CO2-leiding in Zoetermeer is in 2007 door RIVM en TNO uitgebreid onderzoek gedaan naar de risico's en effecten van vrijkomend CO2 bij lei­dingbreuk. Hierbij is door het RIVM geconcludeerd dat de risico's en letale effecten zich niet voordoen buiten een afstand van 4 meter van de buisleiding. VROM onderschrijft dit onderzoek en deze conclusie (brief VROM, datum 24-08-2007, kenmerk DGM/EV2007082989). De CO2-leiding ligt op geruime afstand (ongeveer 5.600 meter) van het plangebied en is dus niet relevant voor de externe veiligheid.
 
Verantwoording Groepsrisico
Het bestemmingsplan 'Vrouwtjeslant' is geheel conserverend van aard. Gezien de lig­ging van het plangebied ten opzichte van de A4, A12 en de A13 vindt geen berekening of een verantwoording van het groepsrisico plaats, maar moet wel aandacht besteed worden aan bereikbaarheid, bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.
 
Scenario en maatregelen A13
Het ergst denkbare scenario is een lekkage of het ineens vrijkomen van de totale hoe­veelheid gevaarlijke stoffen van een tankwagen met een giftige vloeistof of giftig gas. Hoe groot de effecten naar de omgeving zullen zijn, is afhankelijk van de stof (mate van giftigheid) en de hoeveelheid die is vrijgekomen. Daarbij hebben ook de weersomstan­digheden een grote invloed op de verspreiding van de giftige stoffen. In het ergste ge­val kan dit leiden tot een invloedsgebied van meer dan 4.000 meter. Gezien de afstand tot het plangebied is het mogelijk dat de aanwezigen in dat geval slachtoffer worden of overlijden wanneer de wind in de richting van het plangebied staat.
 
In het bestemmingsplan kunnen geen bronmaatregelen worden vastgelegd, behalve het opnemen van de transportroutes en de risicocontouren in het bestemmingsplan.
 
Om de risico's te verkleinen wordt het volgende advies gegeven: Ongeacht het incident (van een 'gewone' brand tot een incident op de rijksweg A13, waarbij giftige stoffen vrijkomen), heeft afschakelbare ventilatie een positieve invloed op het beperken van de schadelijke effecten van de vrijgekomen stoffen binnen de objecten in het plange­bied. Om de gevolgen bij het vrijkomen van giftige stoffen te beperken, wordt geadvi­seerd om bij verbouw en (vervangende) nieuwbouw, van objecten bestemd voor het verblijf van personen een technische voorziening te plaatsen, zodat de ventilatie met een eenvoudige handeling kan worden uitgeschakeld. Dit mag ook een handmatige handeling zijn.
 
Bereikbaarheid en Bestrijdbaarheid A4, A12, A13
Zowel voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende zijn. Voor de bereikbaarheid van de hulpdiensten heeft de gemeente Pijnacker-Nootdorp in samenwerking met Brandweer Haaglanden de "Handleiding bereik­baarheid" opgesteld. Deze is op 17 augustus 2010 door het college vastgesteld. Voor de bestrijdbaarheid van bluswatervoorzieningen is door de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR)  de 'Handleiding Bluswatervoor­ziening en bereikbaarheid (oktober 2012)' ontwikkeld. Deze wordt door gemeente Pijnacker-Nootdorp gehanteerd en nageleefd. De veiligheidsregio Haaglanden heeft ei­sen geformuleerd ten aanzien van de bereikbaarheid en de bluswatervoorziening. In het algemeen geldt dat een woonhuis tot op 40 meter bereikbaar moet zijn voor een brandweervoertuig. De wegen en bruggen er naar toe moeten ook een bepaalde belas­ting aankunnen, een bepaalde doorgangshoogte en rijbaanbreedte hebben en een ze­kere binnenbocht- en buitenbochtstraal hebben. Wat betreft de bluswatervoorziening geldt dat er binnen een straal van 100 meter van het object een bluswatervoorziening aanwezig moet zijn. Een bluswatervoorziening kan zijn: open water, ondergrondse brandkraan (opbrengst minimaal 30 m3/uur) of geboorde put. 
 
Zelfredzaamheid A4, A12, A13
Om ervoor te zorgen dat mensen goed voorbereid zijn heeft de Veiligheidsregio Haaglanden het advies geven dat zij hier vooraf over worden geïnformeerd. De gemeente deelt het advies dat informatie ver­strekken aan personen van belang is. Het betreft de handelingsperspectieven om de veiligheid te verhogen.
 
Op de website van de gemeente www.pijnacker-nootdorp.nl kunnen burgers hierover veel informatie vinden bij het thema "veiligheid". Ook op de landelijke website www.nederlandveilig.nl kan men veel informatie vinden.
Daarnaast vindt, indien zich een ongeval voordoet dat effect op de omgeving heeft of nog kan hebben, afhankelijk van de aard en omvang van deze effecten, crisiscommu­nicatie plaats naar de in het effectgebied liggende bedrijven en bewoners.
 
Bij een eenvoudig incident met geringe effecten zal de communicatie voor zover nodig op reguliere wijze en dus routinematig plaatsvinden door de ter plaatse aanwezige functionarissen van de hulpverleningsdiensten. Indien een incident zich ontwikkelt tot een groot incident of ramp zal binnen de regio Haaglanden, en dus ook binnen de ge­meente, zogeheten opschaling plaatsvinden. Van een routinematige aanpak zal over­gegaan worden naar een meer gecoördineerde aanpak. Deze gecoördineerde aanpak is beschreven in het crisisbeheersingsplan (rampenplan) van de gemeente. Op regio­naal niveau is er een regionaal crisisplan. Het rampenplan en het regionaal crisisplan voorzien onder meer in:
  • het waarschuwen van bewoners en de naastgelegen bedrijven (het attenderen van de bevolking op een gevaar of dreigend gevaar en het daarbij geven van een eerste gedragsadvies);
  • voorlichting: het verzamelen, het verwerken en verstrekken van informatie, met als doel het beperken of voorkomen van de directe gezondheidsgevolgen voor de be­trokkenen door een ongeval.

4.1.5 Bedrijven en milieuzonering

Algemeen
Binnen het plangebied is een bedrijf en een kantoor aanwezig en buiten het plangebied bevinden zich ook een aantal bedrijven. De toelaatbaarheid van bedrijvigheid kan glo­baal worden beoordeeld met behulp van de methodiek van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). In deze brochure is een bedrijvenlijst opgenomen, die in­formatie geeft over de milieukenmerken van verschillende typen bedrijven. In de lijst is op basis van een aantal factoren (waaronder geluid, geur en gevaar) een indicatie ge­geven van de afstand tussen bedrijven en hindergevoelige functies (zoals woningen) waarmee gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening kunnen houden.
 
Milieuzonering is erop gericht een ruimtelijke scheiding aan te brengen tussen milieu­belastende en milieugevoelige activiteiten. Over het algemeen gebeurt dit door de toe­laatbaarheid van bedrijfsactiviteiten via de planregels te koppelen aan een zogenaam­de Staat van bedrijfsactiviteiten. Voor bedrijventerreinen kan daarnaast een zonering worden opgenomen. Hierbij wordt bedrijvigheid in een hogere milieucategorie op grote­re afstand van woningen toegestaan dan bedrijven in een lagere categorie. In de VNG- brochure worden twee omgevingstypen onderscheiden, namelijk 'rustige woonwijk'/ 'rustig buitengebied' en 'gemengd gebied'.
De indicatieve afstanden uit de bedrijvenlijst zijn de afstanden die moeten worden aangehouden tot de gevels van woningen in een 'rustige woonwijk'. Voor woningen in een 'gemengd gebied' mag deze afstand worden gecorrigeerd en kan de indicatieve af­stand met één trede worden verlaagd. De afstanden uit de VNG-handreiking geven een goede indicatie van de aan te houden afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. De (milieu)wetgeving blijft echter leidend.
 
In het plangebied bevinden zich geen bedrijven. In de omgeving van het plangebied zijn ook geen bedrijven gevestigd die van invloed zijn op het plangebied.

4.2 Water

Ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling dient te worden verwoord hoe er in het plan met de aspecten water en ruimte rekening wordt gehouden in relatie tot enerzijds het waterbeleid en anderzijds de waterhuishouding.
Het plangebied valt onder het beheer van de gemeente Pijnacker-Nootdorp en het Hoogheemraadschap van Delfland. Beide instanties hebben beleid opgesteld voor wateraspecten, dat is vastgelegd in beleidsplannen.
 
Beleid Hoogheemraadschap van Delfland
'Waterbeheerplan 2010-2015 'Keuzes maken, kansen benutten''
In het Waterbeheerplan 2010-2015 'Keuzes maken, kansen benutten' ligt het accent op het realiseren van de opgestelde plannen van het Hoogheemraadschap van Delfland en het intensiveren van de uitvoering ervan. Delfland wil een centrale, actieve rol blijven vervullen in het waterbeheer van de 21e eeuw. In het waterbeheersplan staan de doelen met bijbehorende maatregelen van het Hoogheemraadschap voor de periode 2010-2015:
- vergroten van de veiligheid;
- het verbeteren van de waterkwaliteit;
- het tegengaan van wateroverlast;
- het optimaliseren van de zuivering van afvalwater.
 
Het Hoogheemraadschap van Delfland vervult een centrale, actieve rol in het waterbeheer ten behoeve van de veiligheid, leefbaarheid en duurzame bruikbaarheid van het gebied, nu en in de toekomst, door middel van een goede communicatie met partners. Doelmatig waterbeheer is de primaire maatschappelijke opdracht. Hoogheemraadschap Delfland heeft dan ook de zorg voor veilige dijken, het vasthouden, bergen en afvoeren van oppervlaktewater, een goed beheer van het grondwater, een chemisch en ecologisch goede waterkwaliteit, en het transporteren en zuiveren van afvalwater. Bij stedelijke vernieuwing wordt gestreefd naar duurzame bouwvormen. In het huidige plangebied worden nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Wanneer deze zich voordoen dan dient het aspect water nader te worden onderzocht.
 
Naast de primaire en regionale waterkeringen beheert Delfland 'overige waterkeringen'. Dat zijn de Maasdijk, de polderkaden en de landscheidingen. Voor de binnenwaterkeringen, polderkaden en landscheidingen bestaan geen wettelijke normen en geen toetsinstrumentarium. Deze keringen heeft Delfland dus niet structureel getoetst. Ze worden door inspectie en onderhoud in de huidige staat gehandhaafd.
 
Overzicht waterkeringen Hoogheemraadschap van Delfland met polderkades
 
Het Oosteinde is aangewezen als polderkade. Ter bescherming van deze kades is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen.
 
Beleidsregel veendijken
In 2005 is de Beleidsregel Niet bouwen op veendijken door het Hoogheemraadschap van Delfland vastgesteld. De hoofdregel van de beleidsregel is dat het college geen vergunning verleent voor het verrichten van werkzaamheden en het hebben of aanbrengen van werken in, op, onder en boven de kernzone van een veendijk. De beleidsregel heeft niet tot doel om het effectief en efficiënt verbeteren van het waterkerend vermogen van veendijken te belemmeren.

Daartoe introduceert de beleidsregel een aantal uitzonderingen op de hoofdregel. De doelstellingen bij verbeteringen van veendijken zijn:
  1. Vergroting van de veiligheid van het achterland (uit te voeren door Hoogheemraadschap van Delfland).
  2. Aanbrenging van werken (uitvoering door Hoogheemraadschap van Delfland of derden).
 
Het Oosteinde is aangewezen als veendijk. De veendijk is beschermd door middel van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'.
 
Handreiking watertoets voor gemeenten
Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft op 20 maart 2012 de nieuwe 'Handreiking watertoets voor gemeenten' vastgesteld.
Sinds het Waterbeheerplan 2010-2015 organiseert het Hoogheemraadschap van Delfland het werk vanuit vier inhoudelijke programma’s: stevige dijken, voldoende water, schoon water en gezuiverd afvalwater. De programma’s zijn onderverdeeld in thema’s (zie de volgende tabel). Bij het leveren van input voor en beoordelen van ruimtelijke plannen hanteert Delfland deze programma’s en thema’s als leidraad.
 
Programma
Thema’s
Stevige dijken
veiligheid, waterkeringen
Voldoende water
voorkomen van wateroverlast, grondwater en voorkomen van (zoet)watertekort, onderhoud en bagger
Schoon water
watersysteemkwaliteit, ecologie
Gezuiverd afvalwater
afvalwaterketen
 
Het gaat er in de eerste plaats om dat de locatie waterhuishoudkundig geschikt is voor de beoogde functie, met inachtneming van de uitgangspunten en randvoorwaarden die Delfland hieraan stelt. Daarbovenop kunnen zich in ruimtelijke ontwikkelingen kansen voordoen die helpen om de doelen te halen uit Delflands programma’s. Dat kan bijvoorbeeld door wateroverlast op te lossen in een polder of door een natuurvriendelijke oever aan te leggen (Kaderrichtlijn Water).
 
Gemeente Pijnacker-Nootdorp
Waterhuishoudkundig raamplan kern Nootdorp
In 2006 is voor de kern Nootdorp een raamplan voor de waterhuishouding opgesteld. In het raamplan wordt een voorstel voor de waterhuishoudkundige inrichting opgesteld voor een groot gebied, dat verscheidene ruimtelijke plannen omvat. Het doel van het Waterhuishoudkundig raamplan is het ontwerpen van een goed functionerend, veilig en robuust watersysteem voor de kern Nootdorp dat voldoet aan de door Delfland opgelegde norm voor de waterberging. Tevens wordt in het raamplan de randvoorwaarden aangegeven voor verdere uitwerking van de waterhuishoudkundige inrichting van deelgebieden.
 

Watersysteemanalyse Polder van Nootdorp (concept)
Het watersysteem van de Polder van Nootdorp, waar het plangebied deel van uitmaakt, is niet op orde. Hiervoor dient nog een aantal maatregelen uitgevoerd te worden. De Polder van Nootdorp is in aan de normen voor wateroverlast uit de provinciale verordening getoetst. De (inundatie-)knelpunten zijn daarbij in beeld gebracht. Naast de toetsing aan inundatienormen is ook het hydraulisch functioneren onder niet-extreme omstandigheden onderzocht.
Het plangebied valt binnen het peilgebied PVN IV. De wateropgave in dit peilgebied bestaat uit een knelpunt in het huidige klimaat van 8 m2 en in het toekomstige klimaat van 65 m2.
 
Watertoets
Om te voorkomen dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen een negatief effect hebben op het watersysteem moet bij het opstellen van een bestemmingsplan een watertoets plaatsvinden. De watertoets is een proces waarbij vanaf het begin van de planvorming de verschillende wateraspecten worden beoordeeld op de gevolgen voor het watersysteem. Het doel van de watertoets is een betere en evenwichtige afstemming tussen waterbeheer (kwantiteit en kwaliteit) en ruimtelijke plannen. Wanneer knelpunten worden gesignaleerd, moeten alternatieve en/of compenserende maatregelen worden genomen in zowel de planontwikkeling als bij de uitvoering. Bij elk ruimtelijk plan gaat Delfland na of bestaande waterknelpunten kunnen worden opgelost en of er kansen zijn voor het realiseren van een veekrachtiger, robuuster en veiliger watersysteem.
In de waterparagraaf geeft de gemeente aan hoe invulling wordt gegeven aan het waterbeleid.
Naast de effecten en maatregelen voor het watersysteem wordt ook het doorlopen proces en de gemaakte afspraken beschreven. Bovendien worden de resultaten van de watertoets vastgelegd in de waterparagraaf.
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet de rol van water mede bepalend zijn, zodat er bijvoorbeeld voldoende ruimte is voor waterberging. Daarnaast kunnen nieuwe ontwikkelingen mogelijkheden bieden om knelpunten op te lossen of specifieke wensen te realiseren.
 
Waterhuishouding
Aan alle zijden van de wijk, rondom De Melkpotte en in het midden van het plangebied zijn watergangen met groenvoorzieningen aanwezig.
De bebouwing in het plangebied is aangesloten op een gemengd rioolstelsel. Het afvalwater wordt via een rioolgemaal aan het Oosteinde afgevoerd naar een afvalwaterpersleiding die het water afvoert naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie Houtrust.
In het bestemmingsplan zijn vooralsnog geen ontwikkelingen voorzien die van invloed zijn op de waterhuishouding.

Waar mogelijk streeft de gemeente ernaar om schoon verhard oppervlak af te koppelen en hemelwater naar het oppervlaktewater af te voeren in plaats van naar de riolering.
Bij eventuele herinrichting van het openbare gebied worden waar mogelijk natuurvriendelijke oevers langs bestaande watergangen gerealiseerd (of zijn al gerealiseerd). Dit kan het waterbergend en zelfreinigend vermogen van het systeem vergroten en verhoogt de ecologische potenties.
Het in het plangebied aanwezige water is als zodanig bestemd. De onderhoudsstroken langs de hoofdwatergangen zijn opgenomen in de Keur van het hoogheemraadschap. Voor werken en werkzaamheden in deze zone is ontheffing van de Keur vereist.

4.3 Archeologie en cultuurhistorie

Op rijksniveau is de wet- en regelgeving rondom cultureel erfgoed vastgelegd in de Mo­numentenwet 1988 en het Besluit ruimtelijke ordening. De Monumentenwet is het be­langrijkste sectorale instrument voor de bescherming van cultureel erfgoed. In deze wet is geregeld hoe monumenten kunnen worden aangewezen als beschermd rijksmo­nument. De Monumentenwet heeft betrekking op gebouwen en objecten, stads- en dorpsgezichten, archeologische waarden en op het uitvoeren van archeologisch onder­zoek.
 
Met ingang van 1 januari 2012 is het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Het voorstel tot wijziging van het Bro is een uitvloeisel van de Be­leidsbrief Modernisering Monumentenzorg uit 2009. De wijziging houdt in dat gemeen­ten bij het opstellen van bestemmingsplannen in de toelichting een beschrijving dienen te geven van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waar­den en de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten (archeologische waar­den) rekening is gehouden.
 

4.3.1 Archeologie

Om een goed archeologisch beleid te kunnen formuleren is het van belang om inzicht te hebben in het mogelijk aanwezige archeologisch erfgoed. De gemeente Pijnacker- Nootdorp heeft in dit kader archeologische verwachtingskaarten en een archeologische beleidsadvieskaart laten opstellen. De archeologische verwachtingskaarten geven in­zicht in de (verwachte) aanwezigheid van archeologische resten in de gemeente. Op basis daarvan kan in een vroeg stadium van ruimtelijke planvorming gekeken worden of en hoe archeologische waarden beschermd kunnen/moeten worden: middels aan­passing van het plan of het behoud van informatie door opgraven. Bij elke voorgeno­men activiteit om de bodem te verstoren in een gebied met archeologische waarde of verwachting moet namelijk in een zo vroeg mogelijk stadium worden bepaald of een nader archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
 
Binnen het grondgebied van de gemeente Pijnacker-Nootdorp komen verschillende ar­cheologische verwachtingszones voor. Er zijn zones met een hoge archeologische ver­wachting, zones met een middelhoge archeologische verwachting, zones met een mid­delhoge tot lage archeologische verwachting en AMK-terreinen en bekende archeologi­sche vindplaatsen. De vindplaatsen hebben vaak een relatie met de AMK-terreinen. Bij vindplaatsen die zijn aangemerkt als nederzetting moet rekening worden gehouden met een omvang van minstens 200 meter rondom de vindplaats.
 
Een klein deel in het zuidwesten van het plangebied, ter hoogte van de kruising van het Oosteinde en de Meidoornlaan, is aangewezen als een gebied met een hoge archeolo­gische verwachting. Ook het zuidelijke deel van het plangebied, inclusief het Oosteinde, heeft een hoge archeologische verwachting. De rest van het plangebied heeft een mid­delhoge archeologische verwachting.
 
Ter bescherming van de archeologische waarden kunnen burgemeesters en wethou­ders, als daar op basis van een archeologisch onderzoek aanleiding toe bestaat, voor­waarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen. Dit kan in de vorm van het treffen van technische maatregelen, het doen van een opgraving of archeologi­sche begeleiding van werkzaamheden. Daarnaast is een omgevingsvergunningenstel­sel voor werken en werkzaamheden opgenomen. Per dubbelbestemming gelden on­dergrenzen voor wat betreft de oppervlakte en diepte van de verstoring.
 
In de volgende tabel is een overzicht opgenomen met de dubbelbestemmingen die in voorliggend bestemmingsplan voorkomen. Per dubbelbestemming is aangegeven wat de ondergrenzen voor de oppervlakte en diepte van de verstoring zijn. Indien deze grenzen niet worden overschreden, dan is er geen onderzoek noodzakelijk.
 
VerwachtingDubbelbestemmingOndergrens oppervlakteOndergrens diepte
HoogWaarde - Archeologie 1
50 m2
0,30 meter
HoogWaarde - Archeologie 2
100 m2
0,30 meter
MiddelhoogWaarde - Archeologie 3
200 m2
0,30 meter
  
  

4.3.2 Cultuurhistorie

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting van een bestem­mingsplan worden beschreven hoe wordt omgegaan met de cultuurhistorische waar­den in het plangebied.
In het plangebied zijn geen monumenten of andere cultuurhistorisch waardevolle ob­jecten aanwezig.

4.4 Natuur

Het natuurbeschermingsbeleid en de wet- en regelgeving op het gebied van flora en fauna kennen twee sporen, namelijk een gebiedsgericht en een soortgericht spoor. Als gevolg van ontwikkelingen op Europees niveau heeft de laatste jaren een actualise- ringslag plaatsgevonden binnen het nationaal natuurbeschermingsrecht. Met de Flora- en faunawet uit 2001 en de daarna aangepaste Natuurbeschermingswet 1998 zijn de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn volledig in nationale wetgeving geïmplementeerd. De twee sporen hebben daarbij elk hun eigen wettelijke verankering.
 

4.4.1 Ecologische kaart

De waterstructuur in Vrouwtjeslant en Nieuweveen is aangewezen als stapsteen water en moeras. Deze stapsteen bestaat uit drie losse deelgebieden die onderling niet verbonden zijn. De twee noordelijk gelegen gebiedjes (De Venen) liggen nog het meest geïsoleerd, het zuidelijke deelgebiedje is via de sportparkweg (VN8b) verbonden met gebieden ten oosten en westen.
 
Uitsnede kaart Ecologische structuur bebouwd gebied Nootdorp
 
Waterpartijen zijn in het algemeen traditioneel ingericht, met beschoeide oevers en via lange duikers en/of sifons met elkaar verbonden. Het beheer is vooral gazonbeheer. Het Oosteinde is een hoger gelegen brede watergang.
 
Gebiedsbescherming
In of nabij het plangebied zijn geen Natura 2000-gebieden of ecologische hoofdstructuur aanwezig.
 
Soortenbescherming
In verband met de uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen dient rekening te worden gehouden met soortbescherming en met name de aanwezigheid van beschermde soorten in het plangebied. Dit betekent concreet dat in bestemmingsplannen geen mogelijkheden moeten worden geboden voor ruimtelijke ontwikkelingen waarvan op voorhand in redelijkheid kan worden ingezien dat in het kader van de Flora- en faunawet geen ontheffing zal worden verleend. Voor beheergerichte (onderdelen van) bestemmingsplannen, met geen of slechts geringe ontwikkelingsmogelijkheden, kan in het algemeen gesteld worden dat de uitvoerbaarheid niet ter discussie zal staan. Zelfs indien beschermde soorten aanwezig zijn mag worden aangenomen dat deze bij een voortzetting van het bestaande grondgebruik niet in hun voortbestaan zullen worden bedreigd.
Voorliggend bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk. Een onderzoek naar flora en fauna is derhalve niet aan de orde.

4.4.2 Gebiedsbescherming

In of nabij het plangebied zijn geen Natura 2000- gebieden of ecologische hoofdstruc­tuur aanwezig.
 

4.4.3 Soortenbescherming

In verband met de uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen dient rekening te worden gehouden met soortbescherming en met name de aanwezigheid van beschermde soor­ten in het plangebied. Dit betekent concreet dat in bestemmingsplannen geen moge­lijkheden moeten worden geboden voor ruimtelijke ontwikkelingen waarvan op voor­hand in redelijkheid kan worden ingezien dat in het kader van de Flora- en faunawet geen ontheffing zal worden verleend. Voor beheergerichte (onderdelen van) bestem­mingsplannen, met geen of slechts geringe ontwikkelingsmogelijkheden, kan in het al­gemeen gesteld worden dat de uitvoerbaarheid niet ter discussie zal staan. Zelfs indien beschermde soorten aanwezig zijn mag worden aangenomen dat deze bij een voortzet­ting van het bestaande grondgebruik niet in hun voortbestaan zullen worden bedreigd. Voorliggend bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk. Een onderzoek naar flora en fauna is derhalve niet aan de orde.
 

5 Juridische aspecten

5.1 Algemene opzet

Het onderhavige bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor het plangebied. Het bestemmingsplan is een beheerbestemmingsplan met een conserverend karakter, hierbij worden vigerende rechten gerespecteerd.
 
Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uit­gangspunten. Daarnaast is voor het bestemmingsplan aangesloten bij de landelijke standaard voor bestemmingsplannen: de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlan­nen 2012 (SVBP 2012).
 
De structuur van het plan is zodanig dat de verbeelding ervan de primaire informatie geeft over waar gebouwd mag worden. Bij het raadplegen van het bestemmingsplan dient dan ook eerst naar de verbeelding gekeken te worden. Vervolgens kan men in de regels teruglezen welk gebruik en welke bouwmogelijkheden zijn toegestaan. De orde­ning van regels is daartoe zodanig opgezet dat bij iedere bestemming een nagenoeg compleet beeld van de regels voor die bestemming is gegeven. Desondanks blijven aanvullend inleidende bepalingen en algemene bepalingen nodig.
 

5.2 Verbeelding

Op de verbeelding zijn aangegeven:
  • de grens van het plangebied;
  • de bestemmingen van de in het plangebied gelegen gronden;
  • dubbelbestemmingen;
  • bouwvlakken;
  • aanduidingen waarnaar in de regels wordt verwezen. 
De gronden gelegen binnen de grens van het plangebied zijn geregeld binnen dit be­stemmingsplan. Een bepaalde kleur geeft aan om welke bestemming het gaat.
 

5.3 Opbouw regels

In het kader van de SVBP 2012 dient een vaste volgorde en indeling van het bestem­mingsplan aangehouden te worden. Deze is hieronder aangegeven.
 
Hoofdstuk 1 - Inleidende regels
Dit hoofdstuk bevat twee artikelen. In het eerste artikel zijn de begrippen opgenomen die van belang zijn voor de toepassing van het plan. Het tweede artikel betreft de wijze van meten, waarin wordt aangegeven hoe bij de toepassing van de bestemmingsregels wordt gemeten.
 
Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk worden regels gegeven voor de binnen het plangebied bestaande func­ties. Per bestemming zijn de toegelaten gebruiksvormen van de gronden aangegeven. In beginsel is iedere vorm van bebouwing, die past binnen de desbetreffende bestem­ming tot een bepaalde omvang rechtstreeks (dus zonder voorafgaande afwijking of wij­ziging) toegestaan. Indien wordt voldaan aan de voorgeschreven maatvoering (bebou­wingspercentage, goothoogte en dergelijke) en wordt gebouwd binnen het aangegeven bouwvlak, kan hiervoor in de regel zonder meer een omgevingsvergunning voor het bouwen worden verleend. In paragraaf 5.3 wordt nader ingegaan op de verschillende artikelen van hoofdstuk 2.
 
Hoofdstuk 3 - Algemene regels
Dit hoofdstuk bevat de volgende algemene regels:
  • een anti-dubbeltelregel;
  • algemene bouwregels: hierin zijn algemene regels voor het bouwen opgenomen;
  • algemene gebruiksregels: hierin wordt aangegeven wat onder strijdig gebruik wordt verstaan;
  • algemene afwijkingsregels: hierin wordt bepaald waarvoor het bevoegd gezag een omgevingsvergunning kan verlenen voor het afwijken van het bestemmingsplan;
  • algemene wijzigingsregels: hierin wordt bepaald waarvoor burgemeester en wet­houders het bestemmingsplan kunnen wijzigen;
  • algemene procedureregels: hierin wordt de procedure vastge­legd indien deze in de regels van toepassing zijn verklaard;
  • overige regels: hierin wordt geregeld dat waar in de regels wordt verwezen naar an­dere wettelijke regelingen, geduid wordt op de regelingen zoals die luiden op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.
 
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Dit hoofdstuk bevat:
  • het overgangsrecht;
  • de slotregel.
 
Bijlage bij de regels
Als bijlage bij de regels is de Staat van bedrijfsactiviteiten en de Nota parkeernormen opgenomen. In de Staat van bedrijfsactiviteiten is aangegeven welke bedrijven in het plangebied zijn toegestaan.
 

5.4 Beschrijving van de bestemmingen

In dit bestemmingsplan komen onderstaande bestemmingen voor.
 
Bedrijf
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd nutsvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening'. De bebouwingsregels voor nutsvoorzieningen zijn in de planregels bij deze bestemming opgenomen.
 
Groen
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groen- en speelvoorzieningen, watergangen- en partijen, fiets- en voetpaden, in- en uitritten, ondergeschikte verhar­dingen en geluidwerende voorzieningen. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd, waaronder geluidwerende voorzieningen, brug­gen, duikers, onder- en bovengrondse containers voor huishoudelijke afvalstoffen en fietsenstallingen en
-rekken.
   
Tuin
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend aan een hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken, zo­als erkers en ingangspartijen worden gebouwd en andere bouwwerken zoals erf- of perceelafscheidingen. 

Verkeer - Fiets- en voetpaden
De voor 'Verkeer - Fiets- en voetpaden' aangewezen gronden zijn bestemd voor fiets­en voetpaden, bermen en andere groenvoorzieningen. Binnen deze bestemming mo­gen uitsluitend bij de bestemming behorende andere bouwwerken, zoals bruggen en duikers, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties en straatmeubilair wor­den gebouwd.
  
Verkeer - Garageboxen
De voor 'Verkeer - Garageboxen' aangewezen gronden zijn bestemd voor garageboxen en parkeer- en groenvoorzieningen. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend gara­geboxen en andere bouwwerken worden gebouwd.
 
Verkeer - Verblijfsgebied
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor verhardin­gen voor woonstraten, pleinen, parkeerstroken en -voorzieningen, fiets- en voetpaden, bermen, groen- en speelvoorzieningen, watergangen, duikers en bij deze voorzieningen horende andere voorzieningen zoals nutsvoorzieningen. Binnen deze bestemming mo­gen uitsluitend ondergeschikte gebouwen en andere bouwwerken voor nutsvoorzienin­gen worden gebouwd en bij de bestemming behorende andere bouwwerken.
 
Verkeer - Wegverkeer
De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen, voor­zieningen, zoals in- en uitvoeg- en opstelstroken, bushaltes en geluidwerende voorzie­ningen, parkeerstroken en -voorzieningen, fiets- en voetpaden, bermen, groen- en speelvoorzieningen, watergangen, duikers en bij deze voorzieningen horende andere voorzieningen zoals nutsvoorzieningen. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend ondergeschikte gebouwen en andere bouwwerken voor nutsvoorzieningen worden ge­bouwd en bij de bestemming behorende andere bouwwerken.
 
Water
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water met daarbij behorende taluds en oevers. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bij de bestemming beho­rende andere bouwwerken, zoals duikers, bruggen, kademuren, beschoeiingen, een en ander uitgezonderd steigers en andere aanlegplaatsen en bij aangrenzende wegen be­horende andere bouwwerken zoals overkluizingen ten behoeve van in- en uitritten en paden.
 
Wonen
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen met inbegrip van be­roep aan huis.
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend woningen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, zoals erf- of perceelafscheidingen en tuinmeubilair worden gebouwd. Voor de uitoefening van een bedrijf aan huis kan het be­voegd gezag een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan verlenen. 
 
Waarde - Archeologie 1, 2 en 3
De voor 'Waarde - Archeologie 1, 2 en 3' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden. In paragraaf 4.3.1 is een uitgebreide beschrijving gegeven van de wijze waarop archeologie in het bestemmingsplan is opgenomen. Er is een wijzigingsbe­voegdheid opgenomen om het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezig­heid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravin­gen, daartoe aanleiding geeft.
 
Waarde - Ecologie
De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor instandhou­ding en ontwikkeling van natuurwaarden, gericht op ontwikkeling en instandhouding van ecologische netwerken en beschermde groeien verblijfplaatsen. Binnen deze be­stemming mogen alleen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden ge­bouwd. Voor werken en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist.
 
Waterstaat - Waterkering
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor waterkering en waterhuishouding, met de daarbij behorende voorzieningen. Voordat gebouwd mag worden, moet advies bij de waterbeheerder worden ingewonnen.
 
 

6 Haalbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de haalbaarheid van dit bestemmingsplan aangetoond. Een be­stemmingsplan moet zowel in financieel als in maatschappelijk opzicht haalbaar zijn. Er wordt daarom een korte financiële toelichting gegeven en daarnaast worden de doorlopen procedures weergegeven.
 

6.1 Financieel

Het bestemmingsplan 'Vrouwtjeslant' is hoofdzakelijk een conserverend plan, waarin de be­staande situatie is vastgelegd. Het plan betreft een herziening van een verouderd be­stemmingsplan, waarbij het juridisch-planologisch regime is geactualiseerd. Aan deze actualisering zijn voor de gemeente geen financiële consequenties verbonden.
 
Het opstellen van een exploitatieplan is niet aan de orde.
 

6.2 Maatschappelijk

6.2.1 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan 'Vrouwtjeslant' wordt in het kader van de gemeente­lijke inspraakverordening ter inzage gelegd. Gedurende deze periode wordt aan eenie­der de mogelijkheid geboden een inspraakreactie in te dienen. De resultaten van deze inspraak zullen te zijner tijd in deze toelichting worden vermeld.
 
6.2.1.1 Burgerparticipatie
Nadat de raad het voorontwerpbestemmingsplan vrij heeft gegeven voor inspraak kan, in aanvulling op de reguliere communicatiemiddelen, besloten worden doelgroepen te benaderen. Dit kan op voorstel van het college, maar ook de raad kan daartoe het initiatief nemen. Hiermee kan in de fase van het voorontwerpbestemmingsplan een gesprek worden geopend. Dit kan tot gevolg hebben dat het proces van het voorontwerpbestemmingsplan langer duurt vanwege de gesprekken met eventuele doelgroepen en/of belangenorganisaties.
 
Het plan ‘Vrouwtjeslant' is geen plan waarbij een extra taak voor specifieke doelgroepen en/of belangengroeperingen wordt voorzien. Het reguliere bestemmingsplanproces, dat voor deze gemeente geldt, is inmiddels doorlopen.

6.2.2 Vooroverleg

Het voorontwerpbestemmingsplan wordt daarnaast conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in vooroverleg gezonden aan verschillende vooroverleginstanties. De resultaten van het vooroverleg zullen te zijner tijd in deze toelichting worden vermeld.
 

6.2.3 Verdere procedure

Het ontwerpbestemmingsplan 'Vrouwtjeslant' doorloopt de procedure van artikel 3.8 en verder van de Wet ruimtelijke ordening. Deze procedure is inmiddels doorlopen.
 

6.3 Handhavingsaspecten

Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor controle en handhaving ligt bij de gemeente. Handhaving kan worden omschreven als elke handeling die erop gericht is de naleving van regelgeving te bevorderen of een overtreding te beëindigen. Het doel van handhaving is om de duurzame bescherming van mens en omgeving te waarborgen. Binnen het kader van het bestemmingsplan heeft regelgeving met name betrekking op de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Woningwet. Bij overtreding van deze regelgeving moet gedacht worden aan bouwen zonder vergunning, bouwen in afwijking van een verleende vergunning, het handelen zonder of in afwijking van een noodzakelijke aanlegvergunning en het gebruik van gronden en opstallen in strijd met de gebruiksregels van het bestemmingsplan of een afwijking.
 
Handhaving wordt onderscheiden in preventieve en repressieve handhaving. Preventieve handhaving bestaat uit actief toezicht door of namens de gemeente door bijvoorbeeld regelmatige controles op de uitvoering van vergunningen. Voorts bestaat preventieve handhaving uit het opstellen van duidelijke en maatschappelijk geaccepteerde regels en uit communicatie en voorlichting. Repressieve handhaving bestaat uit de aanwending van publiekrechtelijke middelen bij geconstateerde overtredingen, zoals het opleggen van een dwangsom of het uitoefenen van bestuursdwang.
 
Daarnaast is het mogelijk strafrechtelijke middelen toe te passen en privaatrechtelijke actie te ondernemen bij inbreuk op het eigendomsrecht van de gemeente. Repressieve handhaving heeft als primaire doel een eind te maken aan een specifieke overtreding van de Wro of de Woningwet.
 
Uit de inventarisatie van het plangebied is naar voren gekomen dat voor wat betreft het bouwen zonder vergunning in het recente verleden drie keer een bouwwerk is opgericht zonder dat de daarvoor benodigde vergunning is aangevraagd en verleend. Eén van die gevallen (naast Sytwinde 52) is gerealiseerd kort voordat het bestemmingsplan ‘Rondom Nootdorp Centrum’ in procedure is gebracht. Het is thans juridisch niet meer mogelijk daartegen op te treden. Optreden tegen de andere twee overtredingen (een berging aan De Melkpotte 6 en een overkapping aan De Melkpotte 25) is juridisch wel mogelijk. Het college van Burgemeester en wethouders zal – alvorens het ontwerpbestemmingsplan ter inzage wordt gelegd – naar betrokkenen een brief sturen waarin de overtreding wordt gewraakt. Op die manier wordt voorkomen dat de illegale bouwwerken onder het overgangsrecht van het nieuwe bestemmingsplan komen te vallen en er niet langer tegen opgetreden kan worden.