Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Nootdorp Zuid
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1926.bp000140084-4001

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit plan wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Nootdorp Zuid' met identificatienummer NL.IMRO.1926.bp000140084-4001 van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

1.2 bestemmingsplan:

 vastgesteld de geometrisch bepaalde planobjecten, als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1926.bp000140084-4001, met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 afhankelijk woonruimte:

het niet tot het hoofdgebouw behorende bebouwing laten bewonen door 1 of meer personen die ondersteuning of verzorging kunnen krijgen van het in het bijbehorende hoofdgebouw woonachtige huishouden;

1.6 agrarische bedrijvigheid:

bedrijvigheid, geheel of overwegend gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door het telen van gewassen en/of het houden van dieren, met uitzondering van paardenhouderij, paardenfokkerij en manege;

1.7 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingspercentage:

de oppervlakte van de bebouwing binnen het bouwvlak of, bij afwezigheid daarvan, het bestemmingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak;

1.10 bedrijf:

inrichting waar de bedrijfsmatige uitoefening van industrie, ambacht, handel, vervoer of nijverheid plaatsvindt;

1.11 bedrijf aan huis:

het in de woning en de bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie, bedrijfsmatig uitoefenen van bedrijfsactiviteiten:
  1. die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving,
    en;
  2. die geen horeca of detailhandel zijn:
  • behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit;
  • en behoudens het via internet aanbieden van diensten en producten, waarbij geen verkoopruimte voor rechtstreekse verkoop en aflevering ter plaatse aan consumenten plaats vindt;

1.12 bedrijfsgebouw:

een gebouw ten dienste van en behorende bij een bedrijf, instelling of voorziening, niet zijnde een bedrijfs- of andere woning;

1.13 bedrijfsvloeroppervlakte:

de brutovloeroppervlakte, gemeten conform NEN 2580, van bedrijfs-, kantoor- en andere dienstruimten, uitgezonderd parkeergarages en fietsenstallingen;

1.14 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, kennelijk slechts bestemd voor één persoon of gezin, van wie huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is;

1.15 beroep aan huis:

het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk of daarmee gelijk te stellen gebied, waaronder begrepen kinderopvang, alsmede de beroepen van schoonheidsspecialist, kapper en pedicure, in de woning en de bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie;

1.16 beschermde groei- en verblijfplaats:

verblijfplaats van plant- en diersoorten, waar bij verstoring, vernietiging en soortgelijke activiteiten de verbodsbepalingen in de Flora- en faunawet worden overtreden: in dit plangebied gaat het vooral om de volgende plant- en diersoorten: steenbreekvaren en tongvaren, respectievelijk gierzwaluw, huismus, gewone dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis;

1.17 bestaand bouwwerk:

bebouwing, situatie, maat, zoals dat bestaat of rechtens mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.18 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.19 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.20 Bevi-inrichting:

een in het Besluit externe veiligheid inrichtingen bedoelde inrichting die in belangrijke mate een verhoging van de veiligheidsrisico's kan veroorzaken doordat risicobronnen op de betreffende bedrijfslocatie buiten de perceelsgrenzen een plaatsgebonden risico veroorzaken van meer dan 10-6 per jaar;

1.21 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
 

1.22 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.23 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.24 bouwlaag:

voor verblijf geschikt deel van een gebouw, gelegen tussen twee opeenvolgende vloeren (of tussen een vloer en dak);

1.25 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;

1.26 bouwwerk:

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.27 brutovloeroppervlak:

de vloeroppervlakte, gemeten conform NEN 2580, van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;

1.28 dakkapel:

een dakkapel is een uitspringend dakvenster, aangebracht op het hellende dakvlak en aan alle zijden omgeven door het betreffende dakvlak;

1.29 dakopbouw:

een uitbreiding van een bestaande laag van een woning;

1.30 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; in dit plan wordt een horecabedrijf alsmede het uitsluitend via internet aanbieden van diensten en producten, waarbij geen verkoopruimte voor rechtstreekse verkoop en aflevering ter plaatse aan consumenten plaats vindt, niet als detailhandel aangemerkt;

1.31 dienstverlening:

het beroepsmatig verlenen van diensten waarbij een onderscheid gemaakt kan worden in:
  1.  administratieve, financiële en zakelijke dienstverlening: het verrichten van administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden, al dan niet met daaraan ondergeschikte baliewerkzaamheden;
  2. publieksgerichte dienstverlening: dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent, gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus. Hieronder worden niet verstaan belhuizen.

1.32 ecologisch netwerk:

 netwerk van leefgebieden en verbindingszone ten behoeve van de duurzame instandhouding van populaties van plan- en diersoorten;

1.33 ecologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling;

1.34 erker:

een ruimte op de begane grond in een gebouw die buiten de gevel van het gebouw uitsteekt;

1.35 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.36 hoofdgebouw:

Een of meer panden,of een gedeelte daarvan,dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en,indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.37 horecabedrijf:

een bedrijf, dat vermeld is in de bij dit plan behorende Staat van Horeca-activiteiten, waarvan de hoofdactiviteit één of meer van de volgende activiteiten is:
  1. het verstrekken van al dan niet ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken,
  2. het exploiteren van zaalaccommodatie,
  3. het verstrekken van nachtverblijf;

1.38 huishouden:

een persoon of groep van personen waarbij sprake is van continuïteit in de samenstelling en onderlinge verbondenheid;

1.39 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, informatieve, levensbeschouwelijke, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele voorzieningen, zorg- en welzijnsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;

1.40 Molen

inrichting bestemd en geschikt voor het benutten van windkracht

1.41 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

1.42 overkapping:

een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen en welke constructie zelf niet wordt aangemerkt als een gebouw;

1.43 peil:

het punt waarvanuit de hoogte van bouwwerken (of onderdelen) wordt gemeten:
  1. de hoogte van de kruin van de weg:
    in geval van een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan die weg grenst en de onderzijde van de hoofdtoegang op maximaal 0,25 m boven of onder de hoogte van de kruin is gelegen;
  2. in andere gevallen:
    de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw;

1.44 plaatsgebonden risico:

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is;

1.45 raamprostitutiebedrijf:

een prostitutiebedrijf, waarbij prostituees zich aanbieden aan het publiek door zich opvallend aan een raam aan de straat te vertonen;

1.46 seksinrichting:

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf en raamprostitutiebedrijf;

1.47 verbeelding:

de visuele weergave van een bestemmingsplan. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge-, als de digitale wijze verstaan;

1.48 verkoopvloeroppervlakte:

de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw ten behoeve van detailhandel, onder welke ruimten niet zijn begrepen opslag-, personeels-, sanitaire en andere dienstruimten, garderobes en keukens;

1.49 voorgevel:

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;

1.50 voorgevelrooilijn:

de lijn die buitenwerks loopt langs de voorgevel van een gebouw en/of de denkbeeldige lijn in het verlengde van die lijn;

1.51 windbelemmering

het geheel of gedeeltelijk verstoken van toetreding van wind.

1.52 woning:

een complex van aaneengesloten ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, zonnepanelen en naar de aard en/of omvang daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijven die hierna zijn aangegeven:
    bedrijven die in de van deze regels deel
    uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten
    zijn aangeduid als categorie:
    ter plaatse van de aanduiding:
    1 of 2bedrijf tot en met categorie 2
    spuiterij en plaatwerkerij voor spuit dan wel herstelwerkzaamheden van motorvoertuigen mits voldaan wordt aan het besluit "Herstelinrichtingen en motorvoertuigen milieubeheer"spuiterij en plaatwerkerij
    verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder
    LPG en ondergeschikte detailhandel met
    uitzondering van voedings- en genotsmiddelen,
    waarbij de totale verkoopoppervlakte
    niet meer mag bedragen dan 10%
    van de totale bedrijfsvloeroppervlakte met
    een maximum van 15 m2
    verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg
  2. ten hoogste één bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'; 
  3. bij het bedrijf behorende wegen met bijbehorende paden en bermen;
  4. groen-, parkeer- en overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen behorende bij een bedrijf en een kantine;
  5. een kantoor, behorende bij een ter plaatse gevestigd bedrijf;verkoop via internet van diensten en producten, waarbij ter plaatse geen uitstallings- en verkoopruimte aanwezig is voor rechtstreekse verkoop en aflevering aan consumenten;
  6. verkoop via internet van diensten en producten, waarbij ter plaatse geen uitstallings- en verkoopruimte aanwezig is voor rechtstreekse verkoop en aflevering aan consumenten;
een en ander met uitzondering van:
  1. detailhandel, behoudens de onder a bedoelde ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
  2. bedrijven die krachtens artikel 2.1, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht zijn aangewezen als inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, welke inrichtingen als zodanig zijn genoemd in de van deze regels deel uitmakende bijlage Inrichtingen Wet geluidhinder;.   
  3. bedrijven die een Bevi-inrichting zijn of een Bevi-inrichting omvatten;    
  4. bedrijven die inrichtingen zijn, genoemd in de onderdelen C of D van de Bijlage behorende bij het Besluit milieueffectrapportage.
 

3.2 Bouwregels

3.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in de gronden als bedoeld in lid 3.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. gebouwen, niet zijnde bedrijfs- of andere woningen, en
  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' ten hoogste één bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken, en
  3. andere bouwwerken, zoals palen, masten, verkeers-, reclame- en andere tekens, technische installaties en erf- of perceelafscheidingen.
3.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 3.2.1gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. het bebouwingspercentage mag op bij eenzelfde bedrijfsvestiging behorende gronden ten hoogste zoveel bedragen als op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is aangegeven;
  3. de goot- en bouwhoogte van gebouwen als bedoeld in sublid 3.2.1, onder a, mogen niet meer bedragen dan op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  4. de inhoud van een bedrijfswoning inclusief de daarbij behorende bouwwerken, mag niet meer dan 750 m3 bedragen;
  5. bij elke bedrijfsvestiging mag de gezamenlijke brutovloeroppervlakte van kantoorruimten behorende bij het bedrijf, niet meer dan 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte bedragen, en in ieder geval niet meer dan 3000 m2;
  6. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
    bouwwerkenmax. bouwhoogte
    luifels, vlaggen- en andere masten8 m
    erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn,
    op of rond een terrein met daarop een gebouw
    2 m
    erf- of perceelafscheidingen - 1 meter achter voorgevelrooilijn
    grenzend aan openbaar toegankelijk gebied mits redelijke
    eisen van welstand zoals zijn opgenomen in Welstandsnota
    2 m
    overige erf- of perceelafscheidingen1 m
    overige andere bouwwerken3 m
  7. in afwijking van het bepaalde onder a, mogen bergingen, fietsenstallingen en andere ondergeschikte dienstgebouwen buiten bouwvlakken worden gebouwd, tot bij elk bedrijf een gezamenlijke oppervlakte van 100 m2 en een bouwhoogte van 3 m;
  8. een omgevingsvergunning voor het bouwen van hoofdgebouwen wordt slechts verleend, indien betreffende voor parkeervoorzieningen wordt voldaan aan de parkeernormen als aangegeven in de van deze regels deel uitmakende bijlage 1 Nota Parkeernormen.

3.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 3.1, onder a, ten behoeve van andere bedrijven, mits per geval is aangetoond dat het betreffende andere bedrijf, gezien de gevolgen daarvan voor de omgeving, redelijkerwijs kan worden gelijkgesteld met bedrijven die op de desbetreffende plaats zijn toegestaan krachtens lid 3.1, onder a.
3.3.1 Detailhandel
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 3.1, onder a, ten behoeve van het vestigen van detailhandelsbedrijven in brand- en explosiegevaarlijke stoffen, en zeer volumineuze goederen, zoals auto's, motoren, boten, caravans, keukens, badkamers, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen, met uitzondering van tuincentra, bouwmarkten en grootschalige meubelbedrijven.
Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend nadat aan de hand van een onderbouwde visie inzicht is verschaft in de bovengemeentelijke effecten van de voorgenomen detailhandelsvestiging.
3.3.2 Zelfstandige kantoren
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 31 onder a, ten behoeve van het vestigen van zelfstandige, niet bij een ter plaatse gevestigd bedrijf behorende kantoren, met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. de brutovloeroppervlakte van een zelfstandige kantoorruimte mag niet meer dan 1000 m2 bedragen, onverminderd het bepaalde onder b;
  2. de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van zelfstandige kantoorruimten mag niet meer bedragen dan de totale gezamenlijke brutovloeroppervlakte van bij bedrijven behorende kantoorruimten, die met toepassing van sublid 3.2.2, onder e, kunnen worden gebouwd;
  3. een omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat ten behoeve van de betreffende kantoorvestiging, op eigen terrein of elders binnen de bestemming, in parkeergelegenheid wordt of zal worden voorzien overeenkomstig de normering als vermeld in de van deze regels deel uitmakende bijlage 1 Nota Parkeernormen.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groen- en speelvoorzieningen,
  2. watergangen en -partijen,
  3. fiets- en voetpaden, in- en uitritten en andere, ondergeschikte verhardingen,
  4. beeldende kunstwerken, en
  5. geluidwerende voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 4.1, mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken, waaronder begrepen geluidwerende voorzieningen, bruggen, duikers, onder- en bovengrondse containers voor huishoudelijke afvalstoffen en fietsenstallingen en -rekken en een klepstuw ter hoogte van de hoek Kievitsbloem/Kaardebol, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:  
bouwwerkenmax. bouwhoogte
luifels, vlaggen- en andere masten8 m
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn,
op of rond een terrein met daarop een gebouw
2 m
erf- of perceelafscheidingen - 1 meter achter voorgevelrooilijn
grenzend aan openbaar toegankelijk gebied mits redelijke
eisen van welstand zoals zijn opgenomen in Welstandsnota
2 m
overige erf- of perceelafscheidingen1 m
geluidwerende voorzieningen6 m
speeltoestellen6 m
beeldende kunstwerken3 m
overige andere bouwwerken3 m

Artikel 5 Kantoor

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. kantoren, en
  2. bijbehorende parkeervoorzieningen, groen en andere voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in de gronden als bedoeld in lid 5.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. kantoren, en
  2. andere bouwwerken, zoals pergola's, vlaggenmasten en erf- of perceelafscheidingen.
5.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 5.2.1, gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. het bebouwingspercentage mag op bij eenzelfde kantoorvestiging behorende gronden ten hoogste zoveel bedragen als een bebouwingspercentage is aangegeven op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  3. de goothoogte en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mogen niet meer bedragen dan op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  4. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven
    bouwwerkenmax. bouwhoogte
    luifels, vlaggen- en andere masten8 m
    erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn,
    op of rond een terrein met daarop een gebouw
    2 m
    erf- of perceelafscheidingen - 1 meter achter voorgevelrooilijn
    grenzend aan openbaar toegankelijk gebied mits redelijke
    eisen van welstand zoals zijn opgenomen in Welstandsnota
    2 m
    overige erf- of perceelafscheidingen1 m
    overige andere bouwwerken3 m
  5. in afwijking van het bepaalde onder a, mogen bergingen, fietsenstallingen en andere ondergeschikte dienstgebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, tot bij elk bedrijf een gezamenlijke oppervlakte van 100 m2 en een bouwhoogte van 3 m;
  6. een omgevingsvergunning voor het bouwen van hoofdgebouwen wordt slechts verleend, indien betreffende de daarbij behorende parkeervoorzieningen wordt voldaan aan de parkeernormen als aangegeven in de van deze regels deel uitmakende bijlage 1 Nota parkeernormen.

Artikel 6 Maatschappelijk

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. maatschappelijke voorzieningen;
  2. uitsluitend kinderdagverblijf ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf';
  3. uitsluitend tandarts ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm maatschappelijk - tandarts";
  4. bij een en ander behorende parkeer-, groen- en andere voorzieningen zoals nutsvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in de gronden als bedoeld in lid 6.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. gebouwen ten dienste van de bestemming, en
  2. andere bouwwerken, zoals pergola's, vlaggenmasten en erf- of perceelafscheidingen.
6.2.2 Bouwe
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 6.2.1, gelden de volgende bepalingen:
  • gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • het bebouwingspercentage mag op bij eenzelfde voorziening behorende gronden ten hoogste zoveel bedragen als: 
          1. op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%) is aangegeven;
          2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
          3. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 36 m2;
    c.    bergingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - berging' mogen uitsluitend worden
           gebouwd onder de volgende voorwaarden:
           1. het aantal bergingen mag niet meer bedragen dan één per perceel;
           2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
    d.   de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen als bedoeld in sublid 6.2.1, onder a, mogen niet meer
          bedragen dan op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum
          bouwhoogte (m)' is aangegeven;
    e.   de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerkenmax. bouwhoogte
luifels, vlaggen- en andere masten8 m
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn,
op of rond een terrein met daarop een gebouw
2 m
erf- of perceelafscheidingen - 1 meter achter de
voorgevelrooilijn grenzend aan openbaar toegankelijk
gebied, mits voldaan wordt aan redelijke eisen van
welstand zoals opgenomen in Welstandsnota
2 m
overige erf- of perceelafscheidingen1 m
overige andere bouwwerken3 m
 
     f.  in afwijking van het bepaalde onder a, mogen bergingen, fietsenstallingen en andere ondergeschikte
         dienstgebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, tot bij elke maatschappelijke voorziening een
         gezamenlijke oppervlakte van 100 m2 en een bouwhoogte van 3 m, een omgevingsvergunning voor het
         bouwen van hoofdgebouwen wordt slechts verleend,

Artikel 7 Tuin

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen.

7.2 Bouwregels

7.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in de gronden als bedoeld in lid 7.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. aan een hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken, zoals erkers en ingangspartijen, en
  2. andere bouwwerken, zoals erf- of perceelafscheidingen en tuinmeubilair.
7.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 7.2.1, gelden de volgende bepalingen:
  1. aangebouwde bijbehorende bouwwerken, behorende bij de aan de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd:
    1.   tot een diepte van de uitbreiding mag niet meer bedragen dan 1 m  met dien verstande dat, indien de bestaande oppervlakte meer dan 50 m2 bedraagt, de oppervlakte niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte;
    2.   tot een oppervlakte van 4 m2, en
    3.   tot een bouwhoogte van 0,25 m boven de bouwvloer van de 1e verdieping van het hoofdgebouw, mits, in geval van bouwen aan de voorgevel van het hoofdgebouw, de diepte van de voortuin tot de voorste perceelsgrens ten minste 4 m bedraagt;
  2. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:   
    bouwwerkenmax. bouwhoogte
    luifels, vlaggen- en andere masten8 m
    erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn,
    op of rond een terrein met daarop een gebouw
    2 m
    erf- of perceelafscheidingen - 1 meter achter voorgevelrooilijn
    grenzend aan openbaar toegankelijk gebied mits redelijke
    eisen van welstand zoals zijn opgenomen in Welstandsnota
    2 m
    overige erf- of perceelafscheidingen1 m
    overige andere bouwwerken3 m

Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. verhardingen voor woonstraten, pleinen,
  2. parkeerstroken en -voorzieningen,
  3. fiets- en voetpaden,
  4. bermen, groen- en speelvoorzieningen,
  5. watergangen, duikers en
  6. bij een en ander behorende andere voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen.

8.2 Bouwregels

8.2.1 Toegestane bouwwerken
Op de gronden als bedoeld in lid 8.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. ondergeschikte gebouwen en andere bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals abri's en telefooncellen, en
  2. bij de bestemming behorende andere bouwwerken, zoals lichtmasten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties, straatmeubilair, speelobjecten, waartoe mede gerekend worden onder- en bovengrondse containers voor huishoudelijke afvalstoffen, waaronder begrepen groen- en glasinzameling, en fietsenstallingen en -rekken.
8.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 8.2.1, gelden de volgende regels:
  1. van gebouwen mag de oppervlakte niet meer dan 20 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen;
  2. de bouwhoogte van licht- en andere masten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties mag niet meer dan 10 m bedragen en van overige andere bouwwerken niet meer dan 3 m;
  3. de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer dan 6 m bedragen.

Artikel 9 Verkeer - Wegverkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving

9.2 Bouwregels

De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen,
  2. voorzieningen, zoals in- en uitvoeg- en opstelstroken, bushaltes en geluidwerende voorzieningen, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen,
  3. parkeerstroken en -voorzieningen,
  4. fiets- en voetpaden,
  5. bermen, en andere groenvoorzieningen,
  6. watergangen , bruggen, fietstunnels en duikers, en
  7. bij een en ander behorende andere voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen.
9.2.1 Toegestane bouwwerken
Op de gronden als bedoeld in lid 9.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. ondergeschikte gebouwen en andere bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals abri's en telefooncellen, en
  2. bij de bestemming behorende andere bouwwerken, zoals lichtmasten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties, rotondes, straatmeubilair, waartoe mede gerekend worden onder- en bovengrondse containers voor huishoudelijke afvalstoffen, waaronder begrepen groen- en glasinzameling, en fietsenstallingen en -rekken.
9.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 9.2.1, gelden de volgende bepalingen:
  1. van gebouwen mag de oppervlakte niet meer dan 20 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen;
  2. de bouwhoogte van licht- en andere masten, informatieborden, verkeerstekens en - regelinstallaties mag niet meer dan 10 m bedragen en van overige andere bouwwerken niet meer dan 3 m.

Artikel 10 Water

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water met daarbij behorende taluds en oevers.

10.2 Bouwregels

10.2.1 Toegestane bouwwerken
Op de gronden als bedoeld in lid 10.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. bij de bestemming behorende andere bouwwerken, zoals duikers, bruggen, kademuren, beschoeiingen, een en ander uitgezonderd steigers en andere aanlegplaatsen, 
  2. een klepstuw ter hoogte van het kruispunt Kievitsbloem/Kaardebol, en 
  3. bij aangrenzende wegen behorende andere bouwwerken zoals overkluizingen ten behoeve van in- en uitritten en paden.
10.2.2 Bouwen
De bouwhoogte van bouwwerken als bedoeld in sublid 10.2.1, mag niet meer dan 3 m bedragen.

Artikel 11 Wonen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, met inbegrip van beroep aan huis.

11.2 Bouwregels

11.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in de gronden als bedoeld in lid 11.1 mogen uitsluitend worden gebouwd woningen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, zoals erf- of perceelafscheidingen en tuinmeubilair.
11.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 11.2.1, gelden de volgende bepalingen:
 
woningen
  1. woningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, met de voorgevel in de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  2. woningen mogen uitsluitend worden gebouwd op de hierna aangegeven wijze:
    bouwwijzeter plaatse van de aanduiding
    alle woningen aaneen, in niet-gestapelde vorm'aaneengebouwd'
    in gestapelde vorm'gestapeld'
    half-vrijstaand 'twee-aaneen'
    vrijstaand'vrijstaand'
  3. binnen een bouwvlak mag tussen twee niet aaneengebouwde woningen de afstand van elk van de woningen tot de onderlinge zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 3 m bedragen;
  4. de goothoogte en de bouwhoogte van woningen mogen niet meer bedragen dan op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  5. een omgevingsvergunning voor het bouwen van hoofdgebouwen wordt slechts verleend, indien betreffende de daarbij behorende parkeervoorzieningen wordt voldaan aan de parkeernormen als aangegeven in de van deze regels deel uitmakende bijlage 1 Nota Parkeernormen. 
bijbehorende bouwwerken
  1. bijbehorende bouwwerken mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, buiten het bouwvlak, mag bij elke woning niet meer bedragen dan:
    1. 50% van de gezamenlijke oppervlakte van de bij die woning behorende gronden, buiten het bouwvlak, en gronden die als 'Tuin' zijn aangewezen;
    2. doch niet meer dan 50 m2 met dien verstande dat, indien de bestaande oppervlakte meer dan 50m2 bedraagt, de oppervlakte niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte;
  3. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 2,7 m bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 3,5 meter doch in ieder geval niet meer dan 0,25 m boven de bouwvloer van de 1e verdieping van het hoofdgebouw;
  4. in afwijking van het bepaalde onder a, mogen bestaande bijbehorende bouwwerken, zoals bestaande erkers en ingangspartijen aan woningen, bergingen en carports, uitsluitend op dezelfde plaats en in ten hoogste dezelfde omvang opnieuw worden gebouwd;
andere bouwwerken
  1. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:       
    bouwwerkenmax. bouwhoogte 
    pergola's 3 m 
    erf- of perceelafscheidingen - 1 meter achter
    (verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw
    2 m 
    hekwerken op balkons en/of dakterrassen1,5 m
    gemeten vanaf bovenkant vloer balkon/dakterras
    toegangshek aan de Fonteinkruid/Oudeweg/
    Hofweg dan wel Kruisweg
    2 m 
    overige erf- of perceelafscheidingen1 m 
    overige andere bouwwerken3 m 
brutovloeroppervlakte beroep aan huis
  1. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis mag, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlak ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis als bedoeld in lid 15.3.1, niet meer bedragen dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, en in ieder geval niet meer dan 75 m2.
  2. Indien de maten van bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groter zijn dan als hiervoor onder a tot en met k toegestaan, gelden deze bestaande maten als de maximaal toegestane maten.
  
11.2.3 Afwijken van de gebruiksregels
11.2.3.1 Bedrijf aan huis
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 11.1, ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis, mits:
  1. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van een bedrijf aan huis, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van een beroep aan huis als bedoeld in sublid 11.2.2, onder k, niet meer bedraagt dan 30%v an de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, en in ieder geval niet meer dan 75 m2;
  2. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt,   
  3. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden;  
  4. de bedrijfsactiviteiten door hun aard, omvang en visuele aspecten, het woonkarakter van de woning en het milieu van de omgeving niet onevenredig aantasten, en
  5. voor het autoparkeren zijn normen gesteld, waaraan voldaan moet worden. Met betrekking tot het aantal benodigde autoparkeerplaatsen wordt verwezen naar de van deze regels deel uitmakende bijlage 1 Nota Parkeernormen.

Artikel 12 Waarde - Archeologie 1

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

12.2 Bouwregels

12.2.1 Bouwen ten behoeve van de bestemming
Op en in de gronden als bedoeld in lid 15.1, mogen bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.
12.2.2 Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen
Op en in de gronden als bedoeld in lid 12.1, mag ten behoeve van de andere bestemmingen, met
inachtneming van de daarvoor geldende regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan
betreft:
  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing op de bestaande plaats, waarbij de oppervlakte op of onder peil niet wordt vergroot;
  2. een bouwwerken dat wordt gebouwd zonder graaf- of heiwerkzaamheden die dieper gaan dan 0,3 m onder peil;
  3. een bouwwerk, anders dan onder a en b bedoeld, met een oppervlakte van ten hoogste 50 m2; of
  4. een bouwwerk, anders dan onder a en b bedoeld, met een oppervlakte van meer dan 50 m2, mits:
  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld,
    en
  2. de aanwezige archeologische waarden, gelet op het onder 1 bedoelde rapport, door het bouwen niet wezenlijk worden geschaad, met dien verstande dat ter voorkoming van mogelijke schade, aan de vergunning de volgende verplichtingen kunnen worden verbonden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de aanwezige archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

12.3.1 Omgevingsvergunning
Behoudens het bepaalde in sublid 12.3.2, is het verboden zonder een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag op en in de in lid 12.1bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van meer dan 50 m2:
  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;
  2. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;
  3. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder peil;
  4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  5. het ophogen en egaliseren van gronden.
12.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningsplicht
Het in sublid 12.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:
  1. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  2. in het kader van het uitvoeren van een bouwplan voor een bouwwerk als bedoeld in sublid 12.2.2;
  3. die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische verwachtingswaarde van niet ingrijpende betekenis zijn;
  4. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  5. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
12.3.3 Toelaatbaarheid van werken of werkzaamheden
De werken of werkzaamheden als bedoeld in sublid 12.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:
  1. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
  2. door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

12.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 13 Waarde - Archeologie 2

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

13.2 Bouwregels

13.2.1 Bouwen ten behoeve van de bestemming
Op en in de gronden als bedoeld in lid 13.1, mogen bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.
13.2.2 Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen
Op en in de gronden als bedoeld in lid 13.1, mag ten behoeve van de andere bestemmingen, met inachtneming van de daarvoor geldende regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betreft:
  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing op de bestaande plaats, waarbij de oppervlakte op of onder peil niet wordt vergroot;
  2. een bouwwerk dat wordt gebouwd zonder graaf- of heiwerkzaamheden die dieper gaan dan 0,3 m onder peil;
  3. een bouwwerk, anders dan onder a en b bedoeld, met een oppervlakte van ten hoogste 100 m2; of
  4. een bouwwerk, anders dan onder a en b bedoeld, met een oppervlakte van meer dan 100 m2, mits:
    1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld,
      en
    2. de aanwezige archeologische waarden, gelet op het onder 1 bedoelde rapport, door het bouwen niet wezenlijk worden geschaad, met dien verstande dat ter voorkoming van mogelijke schade, aan de vergunning de volgende verplichtingen kunnen worden verbonden:
  5. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de aanwezige archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  6. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
  7. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

13.3.1 Omgevingsvergunningplicht
Behoudens het bepaalde in sublid 13.3.2, is het verboden zonder een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag op en in de in lid 13.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van meer dan 100 m2;
  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;
  2. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;
  3. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder peil;
  4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  5. het ophogen en egaliseren van gronden.
13.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht
Het in sublid 13.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, of werkzaamheden:
  1. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  2. in het kader van het uitvoeren van een bouwplan voor een bouwwerk als bedoeld in sublid 13.2.2;
  3. die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische verwachtingswaarde van niet ingrijpende betekenis zijn;
  4. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  5. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
13.3.3 Toelaatbaarheid van werken of werkzaamheden
De werken of werkzaamheden als bedoeld in sublid 13.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:
  1. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
  2. door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

13.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 14 Waarde - Archeologie 3

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

14.2 Bouwregels

14.2.1 Bouwen ten behoeve van de bestemming
Op en in de gronden als bedoeld in lid 14.1, mogen bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.
14.2.2 Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen
Op en in de gronden als bedoeld in lid 14.1, mag ten behoeve van de andere bestemmingen, met inachtneming van de daarvoor geldende regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betreft:
  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing op de bestaande plaats, waarbij de oppervlakte op of onder peil niet wordt vergroot;
  2. een bouwwerk dat wordt gebouwd zonder graaf- of heiwerkzaamheden die dieper gaan dan 0,3 m onder peil;
  3. een bouwwerk, anders dan onder a en b bedoeld, met een oppervlakte van ten hoogste 200 m2; of
  4. een bouwwerk, anders dan onder a en b bedoeld, met een oppervlakte van meer dan 200 m2, mits:
    1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld,
      en
    2. de aanwezige archeologische waarden, gelet op het onder 1 bedoelde rapport, door het bouwen niet wezenlijk worden geschaad, met dien verstande dat ter voorkoming van mogelijke schade, aan de vergunning de volgende verplichtingen kunnen worden verbonden:
      1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de aanwezige archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
      2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of 
      3.  de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 
14.3.1 Omgevingsvergunningplicht
Behoudens het bepaalde in sublid 14.3.2, is het verboden zonder een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag op en in de in lid 14.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van meer dan 200 m2;
  1.  het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;
  2. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;
  3. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,5 m onder peil;
  4. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  5. het ophogen en egaliseren van gronden.
14.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht
Het in sublid 14.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:
  1. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  2. in het kader van het uitvoeren van een bouwplan voor een bouwwerk als bedoeld in sublid 14.2.2;
  3. die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische verwachtingswaarde van niet ingrijpende betekenis zijn;
  4. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  5. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
14.3.3 Toelaatbaarheid van werken of werkzaamheden
De werken of werkzaamheden als bedoeld in sublid 14.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:
  1. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
  2. door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

14.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 15 Waarde - Ecologie

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
  1. instandhouding en ontwikkeling van natuurwaarden, gericht op ontwikkeling en instandhouding van ecologische netwerken, als bedoeld in artikel 1, lid 1.32, en beschermde groei- en verblijfplaatsen, als bedoeld in artikel 1, lid 1.16;
  2. voorzieningen ten behoeve van een behorende bij de onder a bedoelde doeleinden.

15.2 Bouwregels

In zoverre in afwijking van het overigens in deze regels bepaalde met betrekking tot het bouwen mogen op en in de gronden als bedoeld in lid 15.1, andere bouwwerken ten behoeve van de in dat lid aangegeven doeleinden worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.

15.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is bevoegd, met toepassing van artikel 26 (Algemene procedureregels), nadere eisen te stellen aan de situering van bouwwerken die krachtens de andere bestemmingen van de gronden als bedoeld in lid 15.1, mogen worden gebouwd, ter voorkoming van onevenredige aantasting van de in lid 15.1 bedoelde waarden en belangen.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

15.4.1 Omgevingsvergunningplicht
Behoudens het bepaalde in lid 15.4.2, is het verboden zonder een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag op en in de in lid 15.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het ontgronden, afgraven, egaliseren of ophogen van gronden;
  2. het rooien of aanplanten van bomen of andere houtgewassen;
  3. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  4. het aanleggen van paden;
  5. het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere waterpartijen en het aanleggen van drainage;
  6. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
15.4.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht
Het in sublid 15.4.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:
  1. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  2. werken en werkzaamheden waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen vergunning was vereist;
    2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende vergunning.
15.4.3 Toelaatbaarheid van werken of werkzaamheden
De werken of werkzaamheden als bedoeld in sublid 15.4.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, een of meer waarden of functies van de in lid 15.1 bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen:
  1. niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel
  2. de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 16 Waterstaat - Waterkering

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering 'aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterkering en waterhuishouding, met de daarbij behorende voorzieningen.

16.2 Bouwregels

16.2.1 Bouwbepalingen 'Waterkering'
In afwijking van het overige in deze regels bepaalde ten aanzien van het bouwen krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, zijn op en in de gronden als bedoeld in lid 16.1, toegestaan andere bouwweken, zoals keermuren, bakens en lichten, ten dienste van en behorende bij de in dat lid bedoelde doeleinden.
16.2.2 Bouwbepalingen samenvallende bestemmingen
Het bouwen krachtens de andere bestemmingen van de gronden als bedoeld in lid 16.1, mag uitsluitend geschieden nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering omtrent de belangen van de waterkering en de waterhuishouding.

16.3 Specifieke gebruiksregels

16.3.1 Gebruiksbepalingen samenvallende bestemmingen
De inrichting en het gebruik krachtens de andere bestemmingen van de gronden als bedoeld in lid 16.1, mag uitsluitend geschieden nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering omtrent de belangen van de waterkering en de waterhuishouding.

3 Algemene regels

Artikel 17 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 18 Algemene bouwregels

18.1 Bestaande afmetingen en afstanden

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand tot enige grens van bouwwerken, die rechtens, in overeenstemming met het bepaalde in de ter zake geldende wet- en regelgeving tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

18.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen mogen worden overschreden door:
  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, technische ruimtes, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 3 meter bedraagt;
  2. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 meter bedraagt;
  3. andere ondergeschikte (bouw)onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 meter bedraagt.

Artikel 19 Algemene gebruiksregels

19.1 Strijdig gebruik

onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
  1. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en het uitoefenen van prostitutie;
  2. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gericht gebruik en onderhoud;
  3. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten,
  4. het gebruik van (aangebouwde) bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

Artikel 20 Algemene aanduidingsregels

20.1 vrijwaringszone - molenbiotoop

20.1.1 Algemeen
Het is, aanvullend op danwel in afwijking van de planregels bij de desbetreffende bestemmingen, verboden op of in de gronden binnen de begrenzing van de gebieden met de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
  1. binnen een afstand van 100 m rondom de molen het aanleggen van opgaande beplanting hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  2. binnen een afstand van 100 m tot 400 m rondom de molen het aanleggen van opgaande beplanting hoger dan 1/50 van de afstand van de beplanting tot de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek.
20.1.2 Uitzondering op verbod
 

Artikel 21 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning in afwijking van het plan verlenen:
  1. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers, gemalen en transformatorhuisjes, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m en de oppervlakte niet meer dan 30 m2 mag bedragen;
  2. de bouw van geluidwerende voorzieningen, met een maximale hoogte van 6 meter, indien zulks in het kader van de uitvoering van de Wet geluidhinder noodzakelijk is;
  3. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen en paden en ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen.

Artikel 22 Algemene wijzigingsregels

22.1 Algemene wijzigingen

Burgemeester en wethouders kunnen de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen zodanig wijzigen, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 10 m worden verschoven.

22.2 Wijziging bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten als volgt wijzigingen:
het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

Artikel 23 Algemene procedureregels

In de gevallen dat in deze regels toepassing van deze procedurebepalingen is
voorgeschreven, gelden de volgende bepalingen:
  1. het ontwerp-besluit omtrent nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende zes weken voor een ieder ter inzage;
  2. het bevoegd gezag maakt de terinzagelegging vooraf bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze;
  3. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid van belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent het ontwerp-besluit naar voren te brengen bij het bevoegd gezag;
  4. Burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 24 Overgangsrecht

24.1 Overgangsrecht bestaande bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

24.2 Overgangsrecht bestaand gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 25 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Nootdorp Zuid' van de gemeente Pijnacker - Nootdorp.