Verzamelplan Pijnacker-Nootdorp, versie 2014
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.1926.bp000120082-4001 |
Plantype: | gemeentelijke overheid/bestemmingsplan |
Inhoudsopgave
Artikel 3 Agrarisch - Glastuinbouw
Artikel 4 Agrarisch - Landschaps- en natuurwaarden
Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 9 Verkeer - Wegverkeer
Artikel 14 Waarde - Archeologie 1
Artikel 15 Waarde - Archeologie 2
Artikel 16 Waarde - Archeologie 3
Artikel 17 Waarde - Archeologie 4
Artikel 19 Waterstaat - Waterkering
Artikel 20 Anti-dubbeltelregel
Artikel 21 Algemene bouwregels
Artikel 22 Algemene aanduidingsregels
Artikel 23 Algemene gebruiksregels
Artikel 24 Algemene afwijkingsregels
Artikel 25 Algemene wijzigingsregels
Artikel 26 Algemene procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 27 Overgangsrecht bestaande bouwwerken
Artikel 28 Overgangsrecht bestaand gebruik
Bijlage 1 Nota Parkeernormen
Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Lijst van bedrijfsactiviteiten
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In dit plan wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Verzamelplan Pijnacker-Nootdorp, versie 2014' van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1926.bp000120082-4001 met de bijbehorende regels;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan- of uitbouw:
een al of niet voor bewoning bestemd gebouw dat aan een woning is aangebouwd en daarmee in directe verbinding staat;
1.6 afhankelijke woonruimte:
het niet tot het hoofdgebouw behorende bebouwing laten bewonen door 1 of meer personen die ondersteuning of verzorging kunnen krijgen van het in het bijbehorende hoofdgebouw woonachtige huishouden;
1.7 agrarische bedrijvigheid:
bedrijvigheid, geheel of overwegend gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door het telen van gewassen en/of het houden van dieren, met uitzondering van paardenhouderij, paardenfokkerij en manege;
1.8 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.10 bebouwingspercentage:
de oppervlakte van de bebouwing binnen het bouwvlak of, bij afwezigheid daarvan, het bestemmingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak;
1.11 bedrijf:
inrichting waar de bedrijfsmatige uitoefening van industrie, ambacht, handel, vervoer of nijverheid plaatsvindt;
1.12 bedrijf aan huis:
het in de woning en de bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie, bedrijfsmatig uitoefenen van bedrijfsactiviteiten:
die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving, en
die geen horeca of detailhandel zijn:
- behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit;
- en behoudens het via internet aanbieden van diensten en producten, waarbij geen verkoopruimte voor rechtstreekse verkoop en aflevering ter plaatse aan consumenten plaats vindt;
1.13 bedrijfsgebouw:
een gebouw ten dienste van en behorende bij een bedrijf, instelling of voorziening, niet zijnde een bedrijfs- of andere woning;
1.14 bedrijfsvloeroppervlakte:
de brutovloeroppervlakte, gemeten conform NEN 2580, van bedrijfs-, kantoor- en andere dienstruimten, uitgezonderd parkeergarages en fietsenstallingen;
1.15 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, kennelijk slechts bestemd voor één persoon of gezin, van wie huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is;
1.16 beroep aan huis:
het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk of daarmee gelijk te stellen gebied, waaronder begrepen kinderopvang, alsmede de beroepen van schoonheidsspecialist, kapper en pedicure, in de woning en de bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie;
1.17 bestaand bouwwerk:
bebouwing, situatie, maat, zoals dat bestaat of rechtens mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
1.18 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.19 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.20 Bevi-inrichting
een in het Besluit externe veiligheid inrichtingen bedoelde inrichting die in belangrijke mate een verhoging van de veiligheidsrisico's kan veroorzaken doordat risicobronnen op de betreffende bedrijfslocatie buiten de perceelsgrenzen een plaatsgebonden risico veroorzaken van meer dan 10-6 per jaar;
1.21 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.22 bijgebouw:
een bij een woning behorend gebouw, zoals een garage, berging of hobbyruimte, dat niet in directe verbinding staat met de woning en dat niet voor bewoning is bestemd;
1.23 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.24 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.25 bouwlaag:
voor verblijf geschikt deel van een gebouw, gelegen tussen twee opeenvolgende vloeren (of tussen een vloer en dak);
1.26 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegestaan;
1.27 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.28 brutovloeroppervlak:
de vloeroppervlakte, gemeten conform NEN 2580, van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;
1.29 dakkapel:
een dakkapel is een uitspringend dakvenster, aangebracht op het hellende dakvlak en aan alle zijden omgeven door het betreffende dakvlak;
1.30 dakopbouw:
een uitbreiding van een bestaande laag van een woning;
1.31 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; in dit plan worden een horecabedrijf alsmede het uitsluitend via internet aanbieden van diensten en producten, waarbij geen verkoopruimte voor rechtstreekse verkoop en aflevering ter plaatse aan consumenten plaats vindt, niet als detailhandel
aangemerkt;
1.32 dienstverlening:
het beroepsmatig verlenen van diensten waarbij een onderscheid gemaakt kan worden in:
administratieve, financiële en zakelijke dienstverlening:
het verrichten van administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden, al dan niet met daaraan ondergeschikte baliewerkzaamheden;
publieksgerichte dienstverlening:
dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent, gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus. Hieronder worden niet verstaan belhuizen.
1.33 ecologische waarden:
de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling;
1.34 erker:
een ruimte op de begane grond in een gebouw die buiten de gevel van het gebouw uitsteekt;
1.35 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.36 glastuinbouw:
de bedrijfsmatige teelt van tuinbouwgewassen met behulp van kassen;
1.37 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
de agrarische bedrijfsvoering die geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van de grond als agrarisch productiemiddel zoals akkerbow, veeteelt en/of tuibouw;
1.38 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.39 horecabedrijf:
een bedrijf, dat vermeld is in de bij dit plan behorende Staat van Horeca-activiteiten, waarvan de hoofdactiviteit één of meer van de volgende activiteiten is:
het verstrekken van al dan niet ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken,
het exploiteren van zaalaccommodatie,
het verstrekken van nachtverblijf;
1.40 huishouden:
een persoon of groep van personen waarbij sprake is van continuïteit in de samenstelling en onderlinge verbondenheid;
1.41 kantine:
een gebouw of ruimte in een gebouw ten dienste van de op het perceel gelegen bestemming voor het nuttigen van maaltijden en overige consumpties door de gebruikers van de bestemming;
1.42 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, informatieve, levensbeschouwelijke, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele voorzieningen, zorg- en welzijnsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;
1.43 manege:
bedrijvigheid geheel of overwegend gericht op het houden, stallen, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's, het ter zake lesgeven en de exploitatie van daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen een kantine of soortgelijke horecavoorziening;
1.44 onderkomen:
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;
1.45 overkapping:
een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen en welke constructie zelf niet wordt aangemerkt als een gebouw;
1.46 paardenfokkerij:
een bedrijf dat uitsluitend gericht is op het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij, waarbij het africhten van en de handel in paarden in ondergeschikte mate plaatsvindt. Onder paardenfokkerij wordt niet verstaan paardrijactiviteiten, paardrijschool en manege;
1.47 paardenhouderij:
het bedrijfsmatig, niet op agrarische productie gericht houden en stallen van paarden en pony's, met als ondergeschikte nevenactiviteit het fokken, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's;
1.48 peil:
het punt waarvanuit de hoogte van bouwwerken (of onderdelen) wordt gemeten:
de hoogte van de kruin van de weg:
in geval van een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan die weg grenst en de onderzijde van de hoofdtoegang op maximaal 0,25 m boven of onder de hoogte van de kruin is gelegen;
in andere gevallen:
de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw;
1.49 plaatsgebonden risico:
risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is;
1.50 raamprostitutiebedrijf:
een prostitutiebedrijf, waarbij prostituees zich aanbieden aan het publiek door zich opvallend aan een raam aan de straat te vertonen;
1.51 seksinrichting:
een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf en raamprostitutiebedrijf;
1.52 Staat van Horeca-bedrijven:
de Staat van Horeca-bedrijven die als bijlage van deze regels deel uitmaakt;
1.53 verbeelding:
de visuele weergave van een bestemmingsplan. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge-, als de digitale wijze verstaan;
1.54 verkoopvloeroppervlakte:
de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw ten behoeve van detailhandel, onder welke ruimten niet zijn begrepen opslag-, personeels-, sanitaire en andere dienstruimten, garderobes en keukens;
1.55 voorgevel:
de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;
1.56 voorgevelrooilijn:
de lijn die buitenwerks loopt langs de voorgevel van een gebouw en/of de denkbeeldige lijn in het verlengde van die lijn;
1.57 winkelondersteunde horeca:
lichte horeca afgestemd op de in de nabijheid aanwezige detailhandel, zoals een cafetaria of broodjeszaak, en waarbij de openingstijden gerelateerd zijn aan deze detailhandel;
1.58 woning:
een complex van aaneengesloten ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, zonnepanelen en naar aard en/of omvang daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.4 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
Voor zover een kelder geheel of gedeeltelijk is gelegen boven peil, of onder peil doch boven het maaiveld van het laagst gelegen aansluitende terrein, moet de gehele kelder meegerekend worden bij de inhoud van een gebouw.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Glastuinbouw
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch - Glastuinbouw’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
glastuinbouwbedrijven;
uitsluitend opslag ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
erftoegangs- en overige wegen, niet zijnde gebiedsontsluitingswegen;
watergangen en waterpartijen;
groenvoorzieningen, en
bijbehorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in gronden als bedoeld in lid 3.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:
kassen en andere bedrijfsgebouwen, waaronder begrepen warmte-krachtkoppelingsinstallaties en transformatoren;
ten hoogste één bedrijfswoning met daarbij behorende aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', en
andere bouwwerken, waaronder begrepen warmteopslagtanks, watersilo's, waterbassins, bruggen, duikers, erf- of perceelafscheidingen, bij wegen behorende lichtmasten, verkeerstekens en andere bij wegen behorende voorzieningen.
3.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 3.2.1 gelden de volgende bepalingen:
gebouwen, watersilo's, warmteopslagtanks en waterbassins mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
de afstand van gebouwen en warmteopslagtanks tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 5 m bedragen;
in afwijking van het bepaalde onder b, mag de afstand van kassen en andere bedrijfsgebouwen tot enige bestemmingsgrens met de bestemming 'Wonen-1' niet minder dan 7 m bedragen;
in afwijking van het bepaalde onder b, mogen gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-afwijkende afstand perceelsgrens' mogen gebouwen in de bestemmingsgrens met de bestemming 'Wonen-1' gebouwd worden;
de afstand van waterbassins tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
de gezamenlijke inhoud van een bedrijfswoning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd op ten minste 3 m achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende bedrijfswoning;
de gezamenlijke oppervlakte van bij een bedrijfswoning behorende omgevingsvergunningplichtige aan- of uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 50 m² bedragen, onverminderd het bepaalde onder f;
van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mag de goothoogte niet meer bedragen dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 4,5 m;
van aan- of uitbouwen mag de bouwhoogte in ieder geval niet meer bedragen dan 0,25 m boven de bouwvloer van de eerste verdieping;
de goothoogte en bouwhoogte van de hierna genoemde bouwwerken mogen niet meer bedragen dan daarbij is aangegeven:
bouwwerken |
max. goothoogte |
max. bouwhoogte |
kassen en andere bedrijfsgebouwen |
8 m |
- |
bedrijfswoningen |
6 m |
9 m |
erf- of perceelsafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op of rond een terrein waarop een gebouw staat |
- |
2 m |
overige erf- of perceelsafscheidingen |
- |
1 m |
waterbassins voor de voorgevelrooilijn |
- |
1 m |
waterbassins achter de voorgevelrooilijn |
- |
2 m |
warmteopslagtanks |
- |
12 m |
overige andere bouwwerken |
- |
10 m |
3.3 Specifieke gebruiksregels
Ter plaatse van de aanduiding 'opslag' is uitsluitend opslag toegestaan;
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidwerende voorziening 2' mag een woning pas in gebruik worden genomen als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
de geluidbelasting vanwege het wegverkeer mag ter plaatse de ten hoogste vastgestelde hogere waarde krachtens het besluit hogere waarde niet overschrijden;
de voorgevel dient te zijn voorzien van geluidsisolerende voorzieningen, waarmee het piekgeluid binnen de woon- en slaapkamers niet hoger is dan 45 dB(A).
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Afwijking andere agrarische bedrijvigheid als ondergeschikte nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1, ten behoeve van de uitoefening van andere agrarische bedrijvigheid dan glastuinbouw, zoals viskwekerij, als ondergeschikte nevenactiviteit van het glastuinbouwbedrijf, mits:
het glastuinbouwbedrijf naar bedrijfsvoering en omvang de overwegende bedrijfsactiviteit blijft, en
aan de hand van een deugdelijk bedrijfsplan, ter zake waarvan het advies van een onafhankelijke agrarische deskundige is ingewonnen, is aangetoond dat de aangevraagde andere agrarische bedrijvigheid uit oogpunt van duurzame bedrijfsvoering past bij het glastuinbouwbedrijf.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Wijziging verplaatsing bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien behoefte bestaat aan verplaatsing van de bedrijfswoning, de aanduiding 'bedrijfswoning' elders binnen de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' op de gronden van het betreffende glastuinbouwbedrijf aan te geven, met inachtneming van de volgende bepalingen:
de aanduiding 'bedrijfswoning' mag niet dichter bij de aangrenzende verkeersbestemmingen worden aangegeven;
vast dient te staan dat de bedrijfswoning en daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen ter plaatse van de oorspronkelijke aanduiding 'bedrijfswoning' worden gesloopt;
het aantal bedrijfswoningen mag per geval niet worden vergroot;
de wijziging mag niet tot gevolg hebben dat omliggende bedrijven onevenredig in hun bedrijfsvoering worden aangetast.
3.5.2 Wijziging naar 'Wonen'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat:
een bedrijfswoning niet meer als bedrijfswoning dienst doet;
de in lid 3.1 bedoelde bedrijfsactiviteiten ter plaatse niet meer worden uitgeoefend;
de gronden, behoudens de bij de bedrijfswoning behorende gronden, zijn verkocht ten behoeve van schaalvergroting en/of herstructurering van glastuinbouw;
de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' en de als tuin of erf bij die woning behorende gronden, waaronder begrepen de gronden tussen die aanduiding en de weg, te wijzigen in de bestemming 'Wonen - 1', met inachtneming van de volgende bepalingen:
wijziging is uitsluitend toegestaan indien bij elk glastuinbouwbedrijf dat bij de wijziging is betrokken, ten minste één bedrijfswoning aanwezig blijft;
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' wordt een bouwvlak aangeduid;
het aantal woningen mag per geval niet worden vergroot;
vooraf dient vast te staan dat alle kassen en overige voormalige bedrijfsgebouwen zonder cultuurhistorische waarde binnen het nieuwe vlak met de bestemming 'Wonen - 1' worden gesloopt, met uitzondering van voormalige bedrijfsgebouwen die als bijgebouwen bij de woningen worden aangemerkt en voldoen aan de oppervlaktebepalingen genoemd in artkel Artikel 12 Wonen -1
de wijziging naar de bestemming 'Wonen - 1' mag niet tot gevolg hebben dat omliggende bedrijven, waaronder begrepen de bij schaalvergroting en/of herstructurering betrokken bedrijven, onevenredig in hun bedrijfsvoering worden aangetast.
3.5.3 Wijziging goothoogte kassen en andere bedrijfsgebouwen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor zover betreft het bepaalde in sublid 3.2.2, onder j, ten aanzien van de maximum goothoogte van kassen en andere bedrijfsgebouwen, ten behoeve van het bouwen van kassen en andere bedrijfsgebouwen tot een goothoogte van 10 m, voor zover daaraan behoefte bestaat vanwege een doelmatige bedrijfsvoering, gericht op meervoudig ruimtegebruik of op een optimale klimaatbeheersing, mits daardoor omliggende bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden aangetast.
3.5.4 Wijziging afstand bouwwerken en waterbassins tot zijdelingse perceelgrens
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de minimum afstand tot de zijdelingse perceelgrens respectievelijk tot de bestemmingsgrens met de bestemming 'Wonen - 1' als voorgeschreven in:
sublid 3.2.2, onder b (gebouwen en warmteopslagtanks);
sublid 3.2.2, onder c (kassen en andere bedrijfsgebouwen);
sublid 3.2.2, onder e (waterbassins);
per aangevraagde wijziging kan worden gesteld op minimaal 1 m, mits:
is aangetoond dat daardoor de omliggende bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden aangetast;
is aangetoond dat deze verkleining van de afstand vanwege een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
is aangetoond dat de wijziging, in geval van verkleining van de afstand tot de bestemming 'Wonen', in vergelijking met de situatie vóór wijziging geen nadelige gevolgen heeft voor het woon-en leefklimaat ter plaatse van de betreffende woning;
daardoor de afstand tussen kassen en woningen binnen de bestemming 'Wonen' nergens minder dan 12,5 m kan bedragen.
3.5.5 Wijziging naar 'Water'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat binnen een bestemmingsvlak behoefte bestaat aan een watergang of waterpartij als oppervlaktewater, de in dat vlak geldende bestemming 'Agrarisch – Glastuinbouw’ te wijzigen in de bestemming 'Water'.
3.5.6 Wijziging naar 'Bedrijf' met aanduiding 'nutsvoorziening'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien behoefte blijkt te bestaan aan een schakelstation ten behoeve van een nutsbedrijf, de op de betreffende grond geldende bestemming 'Agrarisch-Glastuinbouw' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' met de aanduiding 'nutsvoorziening', met inachtneming van de volgende bepalingen:
voor de beoogde bebouwing wordt een bouwvlak aangeduid met een maximum van 120 m2;
de wijziging mag niet tot gevolg hebben dat omliggende bedrijven, waaronder begrepen de bij de schaalvergroting en/of herstructurering betrokken bedrijven, onevenredig in hun bedrijfsvoering worden aangetast.
Artikel 4 Agrarisch - Landschaps- en natuurwaarden
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch - Landschaps- en natuurwaarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf niet zijnde een glastuinbouwbedrijf;
de bescherming van landschappelijke en natuurwaarden in de vorm van openheid en hoge grondwaterstanden in verband met de aanwezigheid van weidevogels;
extensieve recreatie;
een en ander met (ontsluitings)wegen, paden en inritten;
water als bedoeld in artikel 10;
natuur- en milieueducatie, uitgezonderd theorielokalen, ondergeschikt aan het bepaalde onder a tot en met c;
detailhandel overwegend in ter plaatse voortgebrachte of streekeigen producten ondergeschikt aan het bepaalde onder a tot en met c;
parkeervoorzieningen ten behoeve van de onder e en f genoemde activiteiten met dien verstande dat de onder e en f genoemde activiteiten uitgeoefend moeten worden binnen het bouwperceel en gezamenlijk beperkt zijn tot maximaal 200 m2. b.v.o. van bestaande gebouwen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in gronden als bedoeld in lid 4.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:
bedrijfsgebouwen;
één bedrijfswoning met bijbehorende erfbebouwing;
andere bouwwerken.
4.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in artikel 4.2.1, gelden de volgende bepalingen:
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' bedragen;
de goot- en bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
de inhoud van een bedrijfswoning inclusief de daarbij behorende erfbebouwing mag niet meer bedragen dan 750 m3 met dien verstande dat, indien de bestaande inhoud meer dan 750 m3 bedraagt, de inhoud niet meer mag bedragen dan de bestaande inhoud;
de goot- en bouwhoogte van erfbebouwing mag niet meer dan bedragen dan respectievelijk 2,7 meter en 3,5 meter;
onverminderd het bepaalde onder d mag de gezamenlijke oppervlakte van bij een bedrijfswoning behorende bouwvergunningsplichtige erfbebouwing niet meer bedragen dan 50 m2;
de afstand van gebouwen tot een waterloop of tot de zij- of achtererfscheiding dient ten minste 3 meter te bedragen;
indien de gebouwen niet aaneen worden gebouwd dient de onderlinge afstand ten minste 3 meter te bedragen;
de hoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
Bouwwerken |
bouwhoogte |
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op of rond een terrein met daarop een gebouw |
2 meter |
overige erf- of perceelafscheidingen |
1 meter |
andere bouwwerken |
10 meter |
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende andere werken uit te voeren:
het verwijderen van bomen en/of houtgewas;
het verwijderen van riet en ander oevergewas;
het ontgronden en/of afgraven van gronden buiten het bouwperceel;
het graven, baggeren en verbreden van sloten en andere watergangen;
de aanleg van dammen ten behoeve van de ontsluiting van erven;
het aanbrengen van dagrecreatieve voorzieningen;
het aanleggen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie-, en telecommunicatieleidingen;
het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van paardrijbakken;
het scheuren van grasland;
het gedeeltelijk ophogen van het terrein.
4.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht
De in artikel 4.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen of geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
4.3.3 Toelaatbaarheid van werken of werkzaamheden
Het in artikel 4.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:
andere werken welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning of toestemming;
andere werken welke behoren tot het normale onderhoud, gebruik en beheer.
Artikel 5 Bedrijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
industriële en ambachtelijke (verzorgende) bedrijven en industriële en ambachtelijke activiteiten alsmede groothandelsbedrijven en groothandelsactiviteiten die in de van deze voorschriften deel uitmakende bijlage Lijst van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 3) zijn aangeduid als milieucategorieën 1 en/of 2;
een dierenarts ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - dierenarts';
maximaal één horecabedrijf, inclusief bedrijfsmatige activiteiten behorende bij een cateringbedrijf;
wegen met bijbehorende paden en bermen;
bruggen, groen-, parkeer-, en overige voorzieningen zoals nutsvoorzieningen behorende bij een bedrijfsterrein;
met uitzondering van:
bedrijven, die krachtens artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer zijn aangewezen als inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken;
detailhandelsbedrijven, met uitzondering van productiegebonden detailhandel;
zelfbedieningsgroothandelsbedrijven.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in de gronden als bedoeld in lid 5.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:
gebouwen, niet zijnde bedrijfs- of andere woningen;
bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes;
andere bouwwerken, zoals palen, masten, verkeers-, reclame- en andere tekens, technische installaties en erf- of perceelafscheidingen.
5.2.2 Bouwen algemeen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 5.2.1 gelden de volgende bepalingen:
de (bedrijfs)gebouwen mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak, bestaande uit de aangegeven 'specifieke vorm van bedrijf - functionele zone' en ‘specifieke vorm van bedrijf - representatieve zone’, met dien verstande dat de bedrijfsgebouwen, niet zijnde kantoorruimte en showroomruimte gesitueerd dienen te worden in de ‘functionele zone’ zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - functionele zone', waarbij tenminste één gevel van de bedrijfsbebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - functionele zone’ wordt gesitueerd;
met inachtneming van het bepaalde in sub a dienen de bedrijfsgebouwen in de zijdelingse of achterste perceelsgrens dan wel op een afstand van tenminste 2,5 m uit deze perceelsgrenzen gebouwd te worden;
wat het bebouwingspercentage betreft gelden de op de verbeelding opgenomen minimale en maximale percentages; het bebouwingspercentage wordt berekend over de gronden die behoren bij het bouwperceel (per bedrijf);
de minimale bedrijfsvloeroppervlakte van een unit (deel van een bedrijfsverzamelgebouw dat in gebruik is door één bedrijf) bedraagt 400 m²;
per bedrijf mag ten hoogste 50% van het bedrijfsvloeroppervlak benut worden ten behoeve van kantoren behorende bij bedrijven tot een maximum van 500 m²;
wat de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen betreft gelden de op de verbeelding opgenomen minimale en maximale bouwhoogten;
ter plaatse van de op de verbeelding opgenomen aanduiding ’specifieke vorm van bedrijf - representatieve zone’ dienen de bedrijven zich te presenteren met de voorzijde of de meest representatieve zijde van het bedrijf;
de maximale oppervlakte en maximale bouwhoogte van fietsenbergingen bedraagt 25 m² respectievelijk 3 m;
de maximale oppervlakte van bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes bedraagt 30 m²;
de hoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
andere bouwwerken |
max. hoogte |
luifels, vlaggen- en andere masten |
6 m |
erf- of perceelsafscheidingen achter de voorgevelrooilijn op of rond een terrein met daarop een gebouw |
2 m |
overige erf- of perceelafscheidingen |
1 m |
overige andere bouwwerken |
3 m |
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Strijdig gebruik
Tot een verboden gebruik van bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
woondoeleinden;
de vestiging c.q. uitoefening van een ander bedrijf of inrichting dan volgens het bepaalde in lid 5.1 is toegestaan voor wat de aangegeven milieucategorie betreft;
de vestiging c.q. uitoefening van een geluidszoneringsplichtige inrichting;
de vestiging c.q. uitoefening van een andere tak van handel of dienstverlening dan volgens het bepaalde in lid 5.1 is toegestaan, behoudens het uitoefenen van kantine-activiteiten.
Tot een verboden gebruik van gronden wordt in ieder geval gerekend:
voor open opslag van goederen tenzij deze zodanig plaatsvindt dat de opslag niet zichtbaar is vanaf de openbare weg en aldus achter bebouwing plaatsvindt dan wel is afgeschermd door middel van groenvoorzieningen;
het opslaan of bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
het opslaan of geplaatst houden van containers;
het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.
Het bepaalde in onder b is niet van toepassing voor zover het betreft tijdelijke open opslag in het kader van de bedrijfsvoering, voor zover gesitueerd achter de voorgevelrooilijn en niet zichtbaar van de openbare weg.
5.3.2 Specifieke bepalingen omtrent bedrijfsoppervlak en parkeren:
Elk bedrijf dient te voorzien in voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein of op een ander terrein, niet zijnde openbaar terrein in de vorm van collectieve parkeervoorzieningen.
Elk bedrijf dient te voorzien in één in- en uitrit. De maximale breedte van een in- en uitrit bedraagt 8 m gemeten op de erfgrens.
Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
groen- en speelvoorzieningen,
watergangen en -partijen,
fiets- en voetpaden, in- en uitritten en andere, ondergeschikte verhardingen, en
geluidwerende voorzieningen.
6.2 Bouwregels
Op de gronden als bedoeld in lid 6.1, mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken, waaronder begrepen geluidwerende voorzieningen, bruggen, duikers, onder- en bovengrondse containers voor huishoudelijke afvalstoffen en fietsenstallingen en -rekken, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken |
max. bouwhoogte |
luifels, vlaggen- en andere masten |
8 m |
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op of rond een terrein met daarop een gebouw |
2 m |
erf- of perceelafscheidingen – 1 meter achter de voorgevelrooilijn grenzend aan openbaar toegankelijk gebied, mits voldaan wordt aan redelijke eisen van welstand zoals opgenomen in Welstandsnota |
2 m |
overige erf- of perceelafscheidingen |
1 m |
geluidwerende voorzieningen |
6 m |
speeltoestellen |
6 m |
overige andere bouwwerken |
3 m |
Artikel 7 Tuin
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in de gronden als bedoeld in lid 7.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
aan een hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken, zoals erkers en ingangspartijen, en
andere bouwwerken, zoals erf- of perceelafscheidingen en tuinmeubilair.
7.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 7.2.1, gelden de volgende bepalingen:
aangebouwde bijbehorende bouwwerken, behorende bij de aan de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd:
tot een diepte van de uitbreiding mag niet meer bedragen dan 1 m;
tot een oppervlakte van 4 m², en
tot een bouwhoogte van 0,25 m boven de bouwvloer van de 1e verdieping van het hoofdgebouw, mits, in geval van bouwen aan de voorgevel van het hoofdgebouw, de diepte van de voortuin tot de voorste perceelsgrens ten minste 4 m bedraagt;
de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
bouwwerken |
max. bouwhoogte |
luifels, vlaggen- en andere masten |
8 m |
pergola's |
3 m |
erf- of perceelafscheidingen - 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw |
2 m |
overige erf- of perceelsafscheidingen |
1 m |
overige andere bouwwerken |
3 m |
7.3 Specifieke gebruiksregels
Op de gronden als bedoeld in lid 7.1 is het parkeren van auto’s in de tuin bij een woning toegestaan, met dien verstande dat indien sprake is van de aanduiding ‘overige zone - parkeren toegestaan’, parkeren uitsluitend is toegestaan ter plaatse van die aanduiding.
Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
verhardingen voor woonstraten, pleinen,
parkeerstroken en -voorzieningen;
bermen, groen- en speelvoorzieningen;
watergangen, duikers en
bij een en ander behorende andere voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Toegestane bouwwerken
Op de gronden als bedoeld in lid 8.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
ondergeschikte gebouwen en andere bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals abri's en telefooncellen, en
bij de bestemming behorende andere bouwwerken, zoals lichtmasten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties, straatmeubilair, speelobjecten, waartoe mede gerekend worden onder- en bovengrondse containers voor huishoudelijke afvalstoffen, waaronder begrepen groen- en glasinzameling, en fietsenstallingen en -rekken.
8.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 8.2.1, gelden de volgende regels:
van gebouwen mag de oppervlakte niet meer dan 20 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen;
de bouwhoogte van licht- en andere masten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties mag niet meer dan 10 m bedragen en van overige andere bouwwerken niet meer dan 3 m;
de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer dan 6 m bedragen.
Artikel 9 Verkeer - Wegverkeer
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wegen;
voorzieningen, zoals in- en uitvoeg- en opstelstroken, bushaltes en geluidwerende voorzieningen, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen;
parkeerstroken en -voorzieningen;
fiets- en voetpaden;
bermen en andere groenvoorzieningen;
watergangen, bruggen, fietstunnels en duikers, en
bij een en ander behorende andere voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Toegestane bouwwerken
Op de gronden als bedoeld in lid 9.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
ondergeschikte gebouwen en andere bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals abri's en telefooncellen, en
bij de bestemming behorende andere bouwwerken, zoals lichtmasten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties, rotondes, straatmeubilair, waartoe mede gerekend worden onder- en bovengrondse containers voor huishoudelijke afvalstoffen, waaronder begrepen groen- en glasinzameling, en fietsenstallingen en –rekken.
9.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 9.2.1, gelden de volgende bepalingen:
van gebouwen mag de oppervlakte niet meer dan 20 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen,
de bouwhoogte van licht- en andere masten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties mag niet meer dan 10 m bedragen en van overige andere bouwwerken niet meer dan 3 m.
Artikel 10 Water
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water met daarbij behorende taluds en oevers.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Toegestane bouwwerken
Op de gronden als bedoeld in lid 10.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
bij de bestemming behorende andere bouwwerken, zoals duikers, bruggen, kademuren, beschoeiingen, een en ander uitgezonderd steigers en andere aanlegplaatsen, en
bij aangrenzende wegen behorende andere bouwwerken zoals overkluizingen ten behoeve van in- en uitritten en paden.
10.2.2 Bouwen
De bouwhoogte van bouwwerken als bedoeld in sublid 10.2.1, mag niet meer dan 3 m bedragen.
Artikel 11 Wonen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, met inbegrip van beroep aan huis.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in de gronden als bedoeld in lid 11.1 mogen uitsluitend worden gebouwd woningen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, zoals erf- of perceelafscheidingen en tuinmeubilair.
11.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 11.2.1, gelden de volgende bepalingen:
woningen
woningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, met de voorgevel in de naar de weg gekeerde bouwgrens;
woningen mogen uitsluitend worden gebouwd op de hierna aangegeven wijze:
bouwwijze |
ter plaatse van de aanduiding |
vrijstaand |
'vrijstaand' |
binnen een bouwvlak mag tussen twee niet aaneengebouwde woningen de afstand van elk van de woningen tot de onderlinge zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 3 m bedragen;
de goothoogte en de bouwhoogte van woningen mogen niet meer bedragen dan op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;
een omgevingsvergunning voor het bouwen van hoofdgebouwen wordt slechts verleend, indien betreffende de daarbij behorende parkeervoorzieningen wordt voldaan aan de parkeernormen als aangegeven in de van deze regels deel uitmakende bijlage 1 Nota parkeernormen.
bijbehorende bouwwerken
bijbehorende bouwwerken mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn;
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, buiten het bouwvlak, mag bij elke woning niet meer bedragen dan:
50% van de gezamenlijke oppervlakte van de bij die woning behorende gronden, buiten het bouwvlak, en gronden die als 'Tuin' zijn aangewezen;
doch niet meer dan 50 m²;
de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 2,7 m bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 3,5 meter doch in ieder geval niet meer dan 0,25 m boven de bouwvloer van de 1e verdieping van het hoofdgebouw;
in afwijking van het bepaalde onder f, g en h, mogen bestaande bijbehorende bouwwerken, zoals bestaande erkers en ingangspartijen aan woningen, bergingen en carports, uitsluitend op dezelfde plaats en in ten hoogste dezelfde omvang opnieuw worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - opbouw' mogen de garages voorzien worden van een kap, met dien verstande dat voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:
de goothoogte mag niet meer bedragen dan de goothoogte van de bijbehorende woning;
de dakhelling mag niet meer of minder bedragen dan de dakhelling van de bijbehorende woning;
de uitbouw mag niet breder zijn dan 3 m gemeten vanuit de bijbehorende woning;
het dakvlak dient in dezelfde richting te worden geplaatst als het dakvlak van de bijbehorende woning;
andere bouwwerken
de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
bouwwerken |
max. bouwhoogte |
pergola’s |
3 m |
erf- of perceelafscheidingen – 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw |
2 m |
overige erf- of perceelafscheidingen |
1 m |
overige andere bouwwerken |
3 m |
brutovloeroppervlakte beroep aan huis
de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis mag, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlak ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis als bedoeld in lid 11.3.1, niet meer bedragen dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, en in ieder geval niet meer dan 75 m².
11.3 Afwijken van de gebruiksregels
11.3.1 Bedrijf aan huis
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 11.1, ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis, mits:
de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van een bedrijf aan huis, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van een beroep aan huis als bedoeld in sublid 11.2.2, onder l, niet meer bedraagt dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, en in ieder geval niet meer dan 75 m²;
op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt,
in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden;
de bedrijfsactiviteiten door hun aard, omvang en visuele aspecten, het woonkarakter van de woning en het milieu van de omgeving niet onevenredig aantasten, en
voor het autoparkeren zijn normen gesteld, waaraan voldaan moet worden. Met betrekking tot het aantal benodigde autoparkeerplaatsen wordt verwezen naar de van deze regels deel uitmakende bijlage 1 Nota parkeernormen.
11.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden onbebouwde gronden als bedoeld in lid 11.1, behoudens ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - parkeren toegestaan’ te gebruiken voor het parkeren van auto’s.
Artikel 12 Wonen -1
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, met inbegrip van beroep aan huis.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in de gronden als bedoeld in lid 12.1 mogen uitsluitend worden gebouwd woningen, aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen andere bouwwerken, zoals bruggen, duikers, erf- of perceelafscheidingen en tuinmeubilair.
12.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 12.2.1, gelden de volgende bepalingen:
woningen
woningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, met de voorgevel in de naar de weg gekeerde bouwgrens;
de afstand van een woning tot de achterste en zijdelingse bestemmingsgrenzen mag niet minder dan 12,5 m bedragen, voor zover deze grenst aan de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' en 'Bedrijf';
binnen elk bouwvlak mag ten hoogste één woning worden gebouwd;
de goothoogte van een woning mag niet meer dan 6 m bedragen;
de bouwhoogte van een woning mag niet meer dan 9 m bedragen;
de gezamenlijke inhoud van een woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, op ten minste 3 m achter de voorgevelrooilijn;
de gezamenlijke oppervlakte van bij een bedrijfswoning behorende omgevingsvergunningplichtige aan- of uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 50 m² bedragen, onverminderd het bepaalde onder j;
de gezamenlijke oppervlakte van aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag bij elke woning niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijke oppervlakte van de bij die woning behorende gronden;
van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mag de goothoogte niet meer bedragen dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 4,5 m; van aan- of uitbouwen mag de bouwhoogte in ieder geval niet meer bedragen dan 0,25 m boven de bouwvloer van de eerste verdieping;
andere bouwwerken
de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken |
max. bouwhoogte |
pergola’s |
3 m |
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een terrein waarop een gebouw staat |
2 m |
overige erf- of perceelafscheidingen |
1 m |
geluidscherm ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' |
2 m |
overige andere bouwwerken |
5 m |
brutovloeroppervlakte beroep aan huis
De gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis mag, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlak ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis als bedoeld in lid 12.4.1, niet meer bedragen dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, en in ieder geval niet meer dan 75 m².
12.3 Specifieke gebruiksregels
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidwerende voorziening 1' mag een woning pas in gebruik worden genomen als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
de geluidbelasting vanwege het wegverkeer mag ter plaatse de ten hoogste vastgestelde hogere waarde krachtens het besluit hogere waarde niet overschrijden;
de voorgevel dient te zijn voorzien van geluidsisolerende voorzieningen, waarmee het piekgeluid binnen de woon- en slaapkamers niet hoger is dan 45 dB(A).
de woning dient vanaf de eerste verdieping voorzien te zijn van een dove gevel;
ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' een geluidscherm van minimaal 1,9 m hoog en 12 m lang is opgericht.
Deze voorzieningen dien in stand te worden gehouden.
12.4 Afwijken van de gebruiksregels
12.4.1 Bedrijf aan huis
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 12.1, ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis, mits:
de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van een bedrijf aan huis, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van een beroep aan huis als bedoeld in sublid 12.2.2, onder l, niet meer bedraagt dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, en in ieder geval niet meer dan 75 m²;
op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt,
in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden;
de bedrijfsactiviteiten door hun aard, omvang en visuele aspecten, het woonkarakter van de woning en het milieu van de omgeving niet onevenredig aantasten.
12.5 Wijzigingsbevoegdheid
12.5.1 Wijziging naar 'Agrarisch - Glastuinbouw'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat binnen een bestemmingsvlak de woonfunctie niet meer wordt uitgeoefend en daaraan geen behoefte meer bestaat, de bestemming 'Wonen - 1' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw', met inachtneming van de volgende bepalingen:
naar gelang de situatie ter plaatse en in aansluiting op aangrenzende gronden, wordt een bouwvlak aangeduid, waarbij rekening wordt gehouden met de gevolgen van glastuinbouw voor het milieu in de omgeving;
op en rond bestaande woningen wordt, indien deze worden gehandhaafd en gebruikt als bedrijfswoning, de aanduiding 'bedrijfswoning' aangegeven.
Artikel 13 Wonen -2
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, met inbegrip van beroep aan huis.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in de gronden als bedoeld in lid 13.1 mogen uitsluitend worden gebouwd woningen, aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen andere bouwwerken, zoals bruggen, duikers, erf- of perceelafscheidingen en tuinmeubilair.
13.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 13.2.1, gelden de volgende bepalingen:
woningen
woningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, met de voorgevel in de naar de weg gekeerde bouwgrens;
de afstand van een woning tot de bestemmingsgrens mag niet minder dan 12,5 m bedragen, voor zover deze grenst aan de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw';
binnen elk bouwvlak mag ten hoogste één woning worden gebouwd;
de goothoogte van een woning mag niet meer dan 6 m bedragen;
de bouwhoogte van een woning mag niet meer dan 9 m bedragen;
de totale inhoud van een woning inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
van aan- of uitbouwen mag de bouwhoogte in ieder geval niet meer bedragen dan 0,25 m boven de bouwvloer van de eerste verdieping;
aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen de aanduiding 'bijgebouwen';
de gezamenlijke oppervlakte van omgevingsvergunningplichtige bijgebouwen en overkappingen mag ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer dan 270 m2 bedragen;
van bijgebouwen en overkappingen mag de goothoogte niet meer bedragen dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 6 m; van aan- of uitbouwen mag de bouwhoogte in ieder geval niet meer bedragen dan 0,25 m boven de bouwvloer van de eerste verdieping;
andere bouwwerken
de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken |
max. bouwhoogte |
pergola’s: |
3 m |
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een terrein waarop een gebouw staat: |
2 m |
overige erf- of perceelafscheidingen: |
1 m |
overige andere bouwwerken: |
5 m |
brutovloeroppervlakte beroep aan huis
De gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis mag, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlak ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis als bedoeld in lid 14.3.1, niet meer bedragen dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, en in ieder geval niet meer dan 75 m².
13.3 Afwijken van de gebruiksregels
13.3.1 Bedrijf aan huis
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 13.1, ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis, mits:
de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van een bedrijf aan huis, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van een beroep aan huis als bedoeld in sublid 13.2.2 onder l., niet meer bedraagt dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, en in ieder geval niet meer dan 75 m²;
op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt,
in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden;
de bedrijfsactiviteiten door hun aard, omvang en visuele aspecten, het woonkarakter van de woning en het milieu van de omgeving niet onevenredig aantasten.
13.4 Wijzigingsbevoegdheid
13.4.1 Wijziging naar 'Agrarisch - Glastuinbouw'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat binnen een bestemmingsvlak de woonfunctie niet meer wordt uitgeoefend en daaraan geen behoefte meer bestaat, de bestemming 'Wonen' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw', met inachtneming van de volgende bepalingen:
naar gelang de situatie ter plaatse en in aansluiting op aangrenzende gronden, wordt een bouwvlak aangeduid, waarbij rekening wordt gehouden met de gevolgen van glastuinbouw voor het milieu in de omgeving;
op en rond bestaande woningen wordt, indien deze worden gehandhaafd en gebruikt als bedrijfswoning, de aanduiding 'bedrijfswoning' aangegeven.
Artikel 14 Waarde - Archeologie 1
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Bouwen ten behoeve van de bestemming
Op en in de gronden als bedoeld in lid 14.1, mogen bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.
14.2.2 Bouwen ten behoeve van andere bestemming
Op en in de gronden als bedoeld in lid 14.1, mag ten behoeve van de andere bestemmingen, met inachtneming van de daarvoor geldende regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betreft:
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing op de bestaande plaats, waarbij de oppervlakte op of onder peil niet wordt vergroot;
een bouwwerk dat wordt gebouwd zonder graaf- of heiwerkzaamheden die dieper gaan dan 0,3 m onder peil;
een bouwwerk, anders dan onder a en b bedoeld, met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²; of
een bouwwerk, anders dan onder a en b bedoeld, met een oppervlakte van meer dan 50 m², mits:
de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld,
en
de aanwezige archeologische waarden, gelet op het onder 1 bedoelde rapport, door het bouwen niet wezenlijk worden geschaad, met dien verstande dat ter voorkoming van mogelijke schade, aan de vergunning de volgende verplichtingen kunnen worden verbonden:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de aanwezige archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen; of
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.3.1 Omgevingsvergunningplicht
Behoudens het bepaalde in sublid 14.3.3, is het verboden zonder een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag op en in de in lid 14.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden;
het verlagen van de bodem en afgraven van gronden;
het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen;
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
het ophogen en egaliseren van gronden.
14.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht
Het in sublid 14.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:
in het kader van het normale beheer en onderhoud;
die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische verwachtingswaarde van niet ingrijpende betekenis zijn;
in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
14.3.3 Toelaatbaarheid van werken of werkzaamheden
De werken of werkzaamheden als bedoeld in sublid 14.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:
door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
14.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
Artikel 15 Waarde - Archeologie 2
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Bouwen ten behoeve van de bestemming
Op en in de gronden als bedoeld in lid 15.1, mogen bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.
15.2.2 Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen
Op en in de gronden als bedoeld in lid 15.1, mag ten behoeve van de andere bestemmingen, met inachtneming van de daarvoor geldende regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betreft:
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing op de bestaande plaats, waarbij de oppervlakte op of onder peil niet wordt vergroot;
een bouwwerk dat wordt gebouwd zonder graaf- of heiwerkzaamheden die dieper gaan dan 0,3 m onder peil;
een bouwwerk, anders dan onder a en b bedoeld, met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²; of
een bouwwerk, anders dan onder a en b bedoeld, met een oppervlakte van meer dan 100 m², mits:
de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld,
en
de aanwezige archeologische waarden, gelet op het onder 1 bedoelde rapport, door het bouwen niet wezenlijk worden geschaad, met dien verstande dat ter voorkoming van mogelijke schade, aan de vergunning de volgende verplichtingen kunnen worden verbonden:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de aanwezige archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen; of
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.3.1 Omgevingsvergunningplicht
Behoudens het bepaalde in sublid 15.3.2, is het verboden zonder een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag op en in de in lid 15.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van meer dan 100 m²:
het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;
het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;
het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder peil;
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
het ophogen en egaliseren van gronden.
15.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht
Het in sublid 15.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:
in het kader van het normale beheer en onderhoud;
in het kader van het uitvoeren van een bouwplan voor een bouwwerk als bedoeld in sublid 15.2.2;
die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische verwachtingswaarde van niet ingrijpende betekenis zijn;
in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
15.3.3 Toelaatbaarheid van werken of werkzaamheden
De werken of werkzaamheden als bedoeld in sublid 15.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:
door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
15.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
Artikel 16 Waarde - Archeologie 3
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Bouwen ten behoeve van de bestemming
Op en in de gronden als bedoeld in lid 16.1, mogen bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.
16.2.2 Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen
Op en in de gronden als bedoeld in lid 16.1, mag ten behoeve van de andere bestemmingen, met inachtneming van de daarvoor geldende regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betreft:
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing op de bestaande plaats, waarbij de oppervlakte op of onder peil niet wordt vergroot;
een bouwwerk dat wordt gebouwd zonder graaf- of heiwerkzaamheden die dieper gaan dan 0,3 m onder peil;
een bouwwerk, anders dan onder a en b bedoeld, met een oppervlakte van ten hoogste 200 m²; of
een bouwwerk, anders dan onder a en b bedoeld, met een oppervlakte van meer dan 200 m², mits:
de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld,
en
de aanwezige archeologische waarden, gelet op het onder 1 bedoelde rapport, door het bouwen niet wezenlijk worden geschaad, met dien verstande dat ter voorkoming van mogelijke schade, aan de vergunning de volgende verplichtingen kunnen worden verbonden:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de aanwezige archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen; of
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.3.1 Omgevingsvergunningplicht
Behoudens het bepaalde in sublid 16.3.2, is het verboden zonder een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag op en in de in lid 16.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van meer dan 200 m²:
het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;
het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;
het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder peil;
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
het ophogen en egaliseren van gronden.
16.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht
Het in sublid 16.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:
in het kader van het normale beheer en onderhoud;
in het kader van het uitvoeren van een bouwplan voor een bouwwerk als bedoeld in sublid 16.2.2;
die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische verwachtingswaarde van niet ingrijpende betekenis zijn;
in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
16.3.3 Toelaatbaarheid van werken of werkzaamheden
De werken of werkzaamheden als bedoeld in sublid 16.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:
door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
16.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
Artikel 17 Waarde - Archeologie 4
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Bouwen ten behoeve van de bestemming
Op en in de gronden als bedoeld in lid 17.1, mogen bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.
17.2.2 Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen
Op en in de gronden als bedoeld in lid 17.1, mag ten behoeve van de andere bestemmingen, met inachtneming van de daarvoor geldende regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betreft:
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing op de bestaande plaats, waarbij de oppervlakte op of onder peil niet wordt vergroot;
een bouwwerk dat wordt gebouwd zonder graaf- of heiwerkzaamheden die dieper gaan dan 1 m onder peil;
een bouwwerk, anders dan onder a en b bedoeld, met een oppervlakte van ten hoogste 200 m²; of
een bouwwerk, anders dan onder a en b bedoeld, met een oppervlakte van meer dan 200 m², mits:
de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld,
en
de aanwezige archeologische waarden, gelet op het onder 1 bedoelde rapport, door het bouwen niet wezenlijk worden geschaad, met dien verstande dat ter voorkoming van mogelijke schade, aan de vergunning de volgende verplichtingen kunnen worden verbonden:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de aanwezige archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen; of
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.3.1 Omgevingsvergunningplicht
Behoudens het bepaalde in sublid 17.3.2, is het verboden zonder een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag op en in de in lid 17.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van meer dan 200 m²:
het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 1 m onder peil;
het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 1 m onder peil;
het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 1 m onder peil;
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
het ophogen en egaliseren van gronden.
17.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht
Het in sublid 17.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:
in het kader van het normale beheer en onderhoud;
in het kader van het uitvoeren van een bouwplan voor een bouwwerk als bedoeld in sublid 17.2.2;
die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische verwachtingswaarde van niet ingrijpende betekenis zijn;
in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
17.3.3 Toelaatbaarheid van werken of werkzaamheden
De werken of werkzaamheden als bedoeld in sublid 17.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:
door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
17.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
Artikel 18 Waterstaat
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor de waterhuishouding (anders dan met behulp van dijken en/of kaden).
18.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de in 18.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)voorschriften, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voorzover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid.
18.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in 18.2 met inachtneming van de voor de betrokken secundaire bestemming geldende (bouw)voorschriften. Er wordt een omgevingsvergunning verleend indien het waterstaatsbelang niet onevenredig wordt geschaad.
18.3.1 Adviesprocedure
Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning ten behoeve van de secundaire bestemmingen te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering.
Artikel 19 Waterstaat - Waterkering
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterkering en waterhuishouding, met de daarbij behorende voorzieningen.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Bouwbepaling 'Waterkering'
In afwijking van het overige in deze regels bepaalde ten aanzien van het bouwen krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, zijn op en in de gronden als bedoeld in lid 19.1, toegestaan andere bouwwerken, zoals keermuren, bakens en lichten, ten dienste van en behorende bij de in dat lid bedoelde doeleinden.
19.2.2 Bouwbepaling samenvallende bestemmingen
Het bouwen krachtens de andere bestemmingen van de gronden als bedoeld in lid 19.1, mag uitsluitend geschieden nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering omtrent de belangen van de waterkering en de waterhuishouding.
19.3 Specifieke gebruiksregels
19.3.1 Gebruiksbepalingen samenvallende bestemmingen
De inrichting en het gebruik krachtens de andere bestemmingen van de gronden als bedoeld in lid 19.1 mag uitsluitend geschieden nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering omtrent de belangen van de waterkering en de waterhuishouding.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 20 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 21 Algemene bouwregels
21.1 Bestaande afmetingen en afstanden
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand tot enige grens van bouwwerken, die rechtens, in overeenstemming met het bepaalde in de ter zake geldende wet- en regelgeving tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
Artikel 22 Algemene aanduidingsregels
22.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' mag de bouwhoogte van bouwwerken of de hoogte van beplanting niet meer bedragen dan 1/30 (stedelijk gebied) van de afstand tussen een bouwwerk/beplanting en het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek (maat + NAP).
Artikel 23 Algemene gebruiksregels
23.1 Strijdig gebruik
onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en het uitoefenen van prostitutie;
het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gericht gebruik en onderhoud;
als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;
het gebruik van (aangebouwde) bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
Artikel 24 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning in afwijking van het plan verlenen:
ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers, gemalen en transformatorhuisjes, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m en de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen;
de bouw van geluidwerende voorzieningen, met een maximale hoogte van 6 m, indien zulks in het kader van de uitvoering van de Wet geluidhinder noodzakelijk is;
indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen en paden en ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen.
Artikel 25 Algemene wijzigingsregels
25.1 Algemene wijzigingen
Burgemeester en wethouders kunnen de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen zodanig wijzigen, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 10 m worden verschoven.
25.2 Wijziging bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders kunnen de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten als volgt wijzigingen:
het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.
Artikel 26 Algemene procedureregels
In de gevallen dat in deze regels toepassing van deze procedurebepalingen is voorgeschreven, gelden de volgende bepalingen:
het ontwerp-besluit omtrent nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende zes weken voor een ieder ter inzage;
het bevoegd gezag maakt de terinzagelegging vooraf bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze;
de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid van belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent het ontwerp-besluit naar voren te brengen bij het bevoegd gezag;
Burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 27 Overgangsrecht bestaande bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd,
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 28 Overgangsrecht bestaand gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 29 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan 'Verzamelplan Pijnacker-Nootdorp, versie 2014' van de gemeente Pijnacker - Nootdorp
vastgesteld: 26 maart 2015