Regels
Inhoud
Hoofdstuk 1 Inleidende regels 3
Artikel 1 Begrippen 3
Artikel 2 Wijze van meten 10
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 11
Artikel 3 Bedrijf 11
Artikel 4 Groen 13
Artikel 5 Tuin 14
Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied 16
Artikel 7 Verkeer - Wegverkeer 17
Artikel 8 Water 18
Artikel 9 Wonen 19
Artikel 10 Waarde - Archeologie 2 22
Artikel 11 Waarde - Archeologie 3 25
Artikel 12 Waterstaat – Waterkering 28
Hoofdstuk 3 Algemene regels 29
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel 29
Artikel 14 Algemene bouwregels 29
Artikel 15 Algemene gebruiksregels 29
Artikel 16 Algemene afwijkingsregels 29
Artikel 17 Algemene wijzigingsregels 30
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 31
Artikel 18 Overgangsrecht bestaande bouwwerken 31
Artikel 19 Overgangsrecht bestaand gebruik 31
Artikel 20 Slotregel 32
Bijlage 1: Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2: Nota Parkeernormen
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In dit plan wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Westlaan 2012 van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1926.bp000100067-4001 met de bijbehorende regels;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 afhankelijke woonruimte:
het niet tot het hoofdgebouw behorende bebouwing laten bewonen door 1 of meer personen die ondersteuning of verzorging kunnen krijgen van het in het bijbehorende hoofdgebouw woonachtige huishouden;
1.6 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.7 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.8 bedrijf:
inrichting waar de bedrijfsmatige uitoefening van industrie, ambacht, handel, vervoer of nijverheid plaatsvindt;
1.9 bedrijf aan huis:
het in de woning en de behorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, bedrijfsmatig uitoefenen van bedrijfsactiviteiten:
die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving, en
die geen horeca of detailhandel zijn:
behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit;
en behoudens het via internet aanbieden van diensten en producten, waarbij geen verkoopruimte voor rechtstreekse verkoop en aflevering ter plaatse aan consumenten plaats vindt;
1.10 bedrijfsgebouw:
een gebouw ten dienste van en behorende bij een bedrijf, instelling of voorziening, niet zijnde een bedrijfs- of andere woning;
1.11 bedrijfsvloeroppervlakte:
de brutovloeroppervlakte, gemeten conform NEN 2580, van bedrijfs-, kantoor- en andere dienstruimten, uitgezonderd parkeergarages en fietsenstallingen;
1.12 beroep aan huis:
het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk of daarmee gelijk te stellen gebied, waaronder begrepen kinderopvang, alsmede de beroepen van schoonheidsspecialist, kapper en pedicure, in de woning en de bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie;
1.13 beschermde groei- en verblijfplaats:
verblijfplaats van plant- en diersoorten, waar bij verstoring, vernietiging en soortgelijke activiteiten de verbodsbepalingen in de Flora- en faunawet worden overtreden: in dit plangebied gaat het vooral om de volgende plant- en diersoorten:
steenbreekvaren en tongvaren, respectievelijk gierzwaluw, huismus, gewone dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis;
1.14 bestaand bouwwerk:
bebouwing, situatie, maat, zoals dat bestaat of rechtens mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
1.15 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.16 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.17 Bevi-inrichting:
een in het Besluit externe veiligheid inrichtingen bedoelde inrichting die in belangrijke mate een verhoging van de veiligheidsrisico's kan veroorzaken doordat risicobronnen op de betreffende bedrijfslocatie buiten de perceelsgrenzen een plaatsgebonden risico veroorzaken van meer dan 10-6 per jaar;
1.18 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.19 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.20 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.21 bouwlaag:
voor verblijf geschikt deel van een gebouw, gelegen tussen twee opeenvolgende vloeren (of tussen een vloer en dak);
1.22 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegestaan;
1.23 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.24 brutovloeroppervlak:
de vloeroppervlakte, gemeten conform NEN 2580, van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;
1.25 dakkapel:
een dakkapel is een uitspringend dakvenster, aangebracht op het hellende dakvlak en aan alle zijden omgeven door het betreffende dakvlak;
1.26 dakopbouw:
een uitbreiding van een bestaande laag van een woning;
1.27 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; in dit plan worden een horecabedrijf alsmede het uitsluitend via internet aanbieden van diensten en producten, waarbij geen verkoopruimte voor rechtstreekse verkoop en aflevering ter plaatse aan consumenten plaats vindt, niet als detailhandel aangemerkt;
1.28 dienstverlening:
het beroepsmatig verlenen van diensten waarbij een onderscheid gemaakt kan worden in:
administratieve, financiële en zakelijke dienstverlening:
het verrichten van administratieve en daarmee gelijkt te stellen werkzaamheden, al dan niet met daaraan ondergeschikte baliewerkzaamheden;
publieksgerichte dienstverlening:
dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent, gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kapper, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus. Hieronder worden niet verstaan belhuizen.
1.29 erker:
een ruimte op de begane grond in een gebouw die buiten de gevel van het gebouw uitsteekt;
1.30 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.31 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.32 horecabedrijf:
een bedrijf, dat vermeld is in de bij dit plan behorende Staat van Horeca-activiteiten, waarvan de hoofdactiviteit één of meer van de volgende activiteiten is:
het verstrekken van al dan niet ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken,
het exploiteren van zaalaccommodatie;
het verstrekken van nachtverblijf;
1.33 huishouden:
een persoon of groep van personen waarbij sprake is van continuïteit in de samenstelling en onderlinge verbondenheid;
1.34 onderkomen:
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;
1.35 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, informatieve, levensbeschouwelijke, medisch, sociaal-medische, sociaal-culturele voorzieningen, zorg- en welzijnsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening;
1.36 peil:
het punt waarvanuit de hoogte van bouwwerken (of onderdelen) wordt gemeten:
de hoogte van de kruin van de weg:
in geval van een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan die weg grenst en de onderzijde van de hoofdtoegang op maximaal 0,25 m boven of onder de hoogte van de kruin is gelegen;
in andere gevallen:
de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw;
1.37 plaatsgebonden risico:
risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is;
1.38 raamprostitutiebedrijf:
een prostitutiebedrijf, waarbij prostituees zich aanbieden aan het publiek door zich opvallend aan een raam aan de straat te vertonen;
1.39 seksinrichting:
een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf en raamprostitutiebedrijf;
1.40 Staat van Horeca-bedrijven:
de Staat van Horeca-bedrijven die als bijlage van deze regels deel uitmaakt;
1.41 verbeelding:
de visuele weergave van een bestemmingsplan. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge-, als de digitale wijze verstaan;
1.42 verkoopvloeroppervlakte:
de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijk ruimten binnen een gebouw ten behoeve van detailhandel, onder welke ruimten niet zijn begrepen opslag-, personeels-, sanitaire en andere dienstruimten, garderobes en keukens;
1.43 voorgevel:
de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;
1.44 voorgevelrooilijn:
de lijn die buitenwerks loopt langs de voorgevel van een gebouw en/of de denkbeeldige lijn in het verlengde van die lijn;
1.45 winkelondersteunende horeca:
lichte horeca afgestemd op de in de nabijheid aanwezige detailhandel, zoals een cafetaria of broodjeszaak, en waarbij de openingstijden gerelateerd zijn aan deze detailhandel;
1.46 woning:
een complex van aaneengesloten ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, zonnepanelen en naar de aard en/of omvang daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.4 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
bedrijven die hierna zijn aangegeven, ter plaatse van de daarbij aangegeven aanduiding:
bedrijven |
ter plaatse van de aanduiding: |
gemaal |
'gemaal' |
nutsvoorziening |
'nutsvoorziening' |
bij het bedrijf behorende wegen met bijbehorende paden en bermen;
groen-, parkeer- en overige voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen behorende bij een bedrijf;
een en ander met uitzondering van:
detailhandel;
bedrijven die krachtens artikel 2.1, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht zijn aangewezen als inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, welke inrichtingen als zodanig zijn genoemd in de van deze regels deel uitmakende bijlage Inrichtingen Wet geluidhinder,
bedrijven die een Bevi-inrichting zijn of een Bevi-inrichting omvatten.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in gronden als bedoeld in lid 3.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:
gebouwen, niet zijnde bedrijfs- of andere woningen, en
andere bouwwerken, zoals palen, masten, verkeers-, reclame- en andere tekens, technische installaties en erf- of perceelafscheidingen.
3.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 3.2.1 gelden de volgende bepalingen:
gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
de goot- en bouwhoogte van gebouwen als bedoeld in lid 3.2.1 onder a, mogen niet meer bedragen dan op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;
bij elke bedrijfsvestiging mag de gezamenlijke brutovloeroppervlakte van kantoorruimten behorende bij het bedrijf, niet meer dan 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte bedragen, en in ieder geval niet meer dan 3.000 m2;
de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
bouwwerken |
max. bouwhoogte |
luifels, vlaggen- en andere masten |
8 m |
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op of rond een terrein met daarop een gebouw |
2 m |
erf- of perceelafscheidingen - 1 meter achter voorgevelrooilijn grenzend aan openbaar toegankelijk gebied mits redelijke eisen van welstand zoals zijn opgenomen in Welstandsnota |
2 m |
overige erf- of perceelsafscheidingen |
1 m |
overige andere bouwwerken |
3 m |
in afwijking van het bepaalde onder a mogen bergingen, fietsenstallingen en andere ondergeschikte dienstgebouwen buiten bouwvlakken worden gebouwd, tot bij elke bedrijfsvestiging een gezamenlijke oppervlakte van 100 m² en een bouwhoogte van 3 m;
een omgevingsvergunning voor het bouwen van hoofdgebouwen wordt slechts verleend, indien betreffende voor parkeervoorzieningen wordt voldaan aan de parkeernormen als aangegeven in de van deze regels deel uitmakende bijlage 2 Parkeernormen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Bij elke bedrijfsvestiging mag de gezamenlijke brutovloeroppervlakte van kantoorruimten behorende bij het bedrijf, niet meer dan 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte bedragen.
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
groen- en speelvoorzieningen;
watergangen en -partijen;
fiets- en voetpaden, in- en uitritten en andere, ondergeschikte verhardingen, en
geluidwerende voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op de gronden als bedoeld in lid 4.1, mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken waaronder begrepen geluidwerende voorzieningen, bruggen, duikers, onder- en bovengrondse containers voor huishoudelijke afvalstoffen en fietsenstallingen en -rekken, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken |
max. bouwhoogte |
luifels, vlaggen- en andere masten |
8 m |
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op of rond een terrein met daarop een gebouw |
2 m |
erf- of perceelafscheidingen - 1 meter achter de voorgevelrooilijn grenzend aan openbaar toegankelijk gebied, mits voldaan wordt aan redelijke eisen van welstand zoals zijn opgenomen in Welstandsnota |
2 m |
overige erf- of perceelsafscheidingen |
1 m |
geluidwerende voorzieningen |
6 m |
speeltoestellen |
6 m |
overige andere bouwwerken |
3 m |
Artikel 5 Tuin
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in de gronden als bedoeld in lid 5.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
aan een hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken, zoals erkers en ingangspartijen, en
andere bouwwerken, zoals erf- of perceelafscheidingen en tuinmeubilair.
5.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 5.2.1, gelden de volgende bepalingen:
aangebouwde bijbehorende bouwwerken, behorende bij de aan de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd:
tot een diepte van de uitbreiding mag niet meer bedragen dan 1 m;
tot een oppervlakte van 4 m², en
tot een bouwhoogte van 0,25 m boven de bouwvloer van de 1e verdieping van het hoofdgebouw mits, in geval van bouwen aan de voorgevel van het hoofdgebouw, de diepte van de voortuin tot de voorste perceelsgrens ten minste 4 m bedraagt;
carports mogen uitsluitend worden gebouwd:
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - carport';
tot een bouwhoogte van 3 m;
met een open constructie, zonder extra wanden toe te voegen.
de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken |
max. bouwhoogte |
luifels, vlaggen en andere masten: |
8 m |
Pergola's |
3 m |
erf- of perceelafscheidingen - 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw: |
2 m |
overige erf- of perceelafscheidingen: |
1 m |
overige andere bouwwerken: |
3 m |
5.3 Specifieke gebruiksregels
Op de gronden als bedoeld in lid 5.1 is het parkeren van auto's uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke vorm van tuin – parkeren’ en 'specifieke vorm van tuin - carport' dan wel waar een in- of uitritvergunning is verleend.
Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
verhardingen voor woonstraten, pleinen,
parkeerstroken en –voorzieningen,
fiets- en voetpaden
bermen, groen- en speelvoorzieningen,
watergangen, duikers en
bij een en ander behorende andere voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Toegestane bouwwerken
Op de gronden als bedoeld in lid 6.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
ondergeschikte gebouwen en andere bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals abri's en telefooncellen, en
bij de bestemming behorende andere bouwwerken, zoals lichtmasten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties, straatmeubilair, speelobjecten, waartoe mede gerekend worden onder- en bovengrondse containers voor huishoudelijke afvalstoffen, waaronder begrepen groen- en glasinzameling, en fietsenstallingen en -rekken.
6.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 6.2.1, gelden de volgende bepalingen:
van gebouwen mag de oppervlakte niet meer dan 20 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen;
de bouwhoogte van licht- en andere masten, informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties mag niet meer dan 10 m bedragen en van overige andere bouwwerken niet meer dan 3 m;
de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer dan 6 m bedragen.
Artikel 7 Verkeer - Wegverkeer
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wegen, met ten hoogste twee rijstroken,
voorzieningen, zoals in- en uitvoeg- en opstelstroken, bushaltes en geluidwerende voorzieningen, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen,
parkeerstroken en -voorzieningen,
fiets- en voetpaden,
bermen en andere groenvoorzieningen,
watergangen, bruggen, fietstunnels en duikers, en
bij een en ander behorende andere voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Toegestane bouwwerken
Op de gronden als bedoeld in lid 7.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
ondergeschikte gebouwen en andere bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals abri's en telefooncellen, en
bij de bestemming behorende andere bouwwerken, zoals lichtmasten, informatieborden, verkeerstekens en –regelinstallaties, rotondes, straatmeubilair, waartoe mede gerekend worden onder- en bovengrondse containers voor huishoudelijke afvalstoffen, waaronder begrepen groen- en glasinzameling, en fietsenstallingen en -rekken.
7.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 7.2.1, gelden de volgende bepalingen:
van gebouwen mag de oppervlakte niet meer dan 20 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen;
de bouwhoogte van licht- en andere masten, informatieborden, verkeerstekens en - regelinstallaties mag niet meer dan 10 m bedragen en van overige andere bouwwerken niet meer dan 3 m.
Artikel 8 Water
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water met daarbij behorende taluds en oevers.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Toegestane bouwwerken
Op de gronden als bedoeld in lid 8.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
bij de bestemming behorende andere bouwwerken, zoals duikers, bruggen, kademuren, beschoeiingen, een en ander uitgezonderd steigers en andere aanlegplaatsen, en
bij aangrenzende wegen behorende andere bouwwerken zoals overkluizingen ten behoeve van in- en uitritten en paden.
8.2.2 Bouwen
De bouwhoogte van bouwwerken als bedoeld in sublid 8.2.1, mag niet meer dan 3 m bedragen.
Artikel 9 Wonen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen, met inbegrip van beroep aan huis,
tevens een kantoor, ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van kantoor - 1' en 'specifieke vorm van kantoor - 2',
tevens een galerie, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - galerie'.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Toegestane bouwwerken
Op en in de gronden als bedoeld in lid 9.1, mogen uitsluitend worden gebouwd woningen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, zoals erf- of perceelafscheidingen en tuinmeubilair.
9.2.2 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 9.2.1, gelden de volgende bepalingen:
woningen
woningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, met de voorgevel in de naar de weg gekeerde bouwgrens, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' de voorgevel in de aangeduide bouwgrens dient te worden gebouwd;
woningen mogen uitsluitend worden gebouwd op de hierna aangegeven wijze:
bouwwijze |
ter plaatse van de aanduiding |
alle woningen uitsluitend aaneen, in niet gestapelde vorm |
'aaneengebouwd' |
uitsluitend half-vrijstaand of vrijstaand |
'twee-aaneen' |
uitsluitend vrijstaande |
'vrijstaand' |
binnen een bouwvlak mag tussen twee niet aaneengebouwde woningen de afstand van elk van de woningen tot de onderlinge zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 3 m bedragen;
de goothoogte en de bouwhoogte van woningen mogen niet meer bedragen dan op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
een omgevingsvergunning voor het bouwen van hoofdgebouwen wordt slechts verleend, indien betreffende de daarbij behorende parkeervoorzieningen wordt voldaan aan de parkeernormen als aangegeven in de van deze regels deel uitmakende bijlage 2 Parkeernormen.
bijbehorende bouwwerken
bijbehorende bouwwerken mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn;
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, buiten het bouwvlak, mag bij elke woning niet meer bedragen dan:
50% van de gezamenlijke oppervlakte van de bij die woning behorende gronden, buiten het bouwvlak, en gronden die als 'Tuin' zijn aangewezen,
doch niet meer dan 50 m²
de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 2,7 m bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m doch in ieder geval niet meer dan 0,25 m boven de bouwvloer van de 1e verdieping van het hoofdgebouw;
in afwijking van het bepaalde onder f, g en h mogen bestaande bijbehorende bouwwerken, zoals bestaande erkers en ingangspartijen aan woningen, bergingen en carports, uitsluitend op dezelfde plaats en in ten hoogste dezelfde omvang opnieuw worden gebouwd;
andere bouwwerken
de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
bouwwerken |
max. bouwhoogte |
pergola’s |
3 m |
erf- of perceelafscheidingen - 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw: |
2 m |
overige erf- of perceelafscheidingen |
1 m |
overige andere bouwwerken |
3 m |
brutovloeroppervlakte beroep aan huis
de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis mag, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis als bedoeld in sublid 9.4.1, niet meer bedragen dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, en in ieder geval niet meer dan 75 m².
9.3 Specifieke gebruiksregels
9.3.1 Kantoren
Ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van kantoor - 1' en 'specifieke vorm van kantoor - 2' zijn kantoren toegestaan, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - 1' mag alle bebouwing worden gebruikt ten behoeve van de kantooractiviteiten.
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - 2' mag de brutovloeroppervlakte ten behoeve van de kantooractiviteiten niet meer bedragen dan 60 m2.
9.3.2 Parkeren
Ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van kantoor - 1', 'specifieke vorm van kantoor - 2' en 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - galerie' dient op eigen terrein in de parkeerbehoefte van de aangeduide activiteiten te worden voorzien.
9.4 Afwijken van de gebruiksregels
9.4.1 Afwijken bedrijf aan huis
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 9.1, ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis, mits:
de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van een bedrijf aan huis, in voorkomend geval samen met de brutovloeroppervlakte ten behoeve van een beroep aan huis als bedoeld in sublid 9.2.2, onder k, niet meer bedraagt dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, en in ieder geval niet meer dan 75 m²;
op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt,
in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden;
de bedrijfsactiviteiten door hun aard, omvang en visuele aspecten, het woonkarakter van de woning en het milieu van de omgeving niet onevenredig aantasten, en
voor het autoparkeren zijn normen gesteld, waaraan voldaan moet worden. Met betrekking tot het aantal benodigde autoparkeerplaatsen wordt verwezen naar de van deze regels deel uitmakende bijlage 2 Parkeernormen.
Artikel 10 Waarde - Archeologie 2
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Bouwen ten behoeve van de bestemming
Op en in de gronden als bedoeld in lid 10.1, mogen bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.
10.2.2 Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen
Op en in de gronden als bedoeld in lid 10.1, mag ten behoeve van de andere bestemmingen, met inachtneming van de daarvoor geldende regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betreft:
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing op de bestaande plaats, waarbij de oppervlakte op of onder peil niet wordt vergroot;
een bouwwerk dat wordt gebouwd zonder graaf- of heiwerkzaamheden die dieper gaan dan 0,3 m onder peil;
een bouwwerk, anders dan onder a en b bedoeld, met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²; of
een bouwwerk, anders dan onder a en b bedoeld, met een oppervlakte van meer dan 100 m², mits:
de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, en
de aanwezige archeologische waarden, gelet op het onder 1 bedoelde rapport, door het bouwen niet wezenlijk worden geschaad, met dien verstande dat ter voorkoming van mogelijke schade aan de vergunning de volgende verplichtingen kunnen worden verbonden:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de aanwezige archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen; of
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.3.1 Omgevingsvergunningplicht
Behoudens het bepaalde in sublid 10.3.2, is het verboden zonder een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag op en in de in lid 10.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van 100 m² of meer:
het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;
het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;
het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder peil;
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
het ophogen en egaliseren van gronden.
10.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht
Het in sublid 10.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:
in het kader van het normale beheer en onderhoud;
in het kader van het uitvoeren van een bouwplan voor een bouwwerk als bedoeld in sublid 10.2.2;
die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische verwachtingswaarde van niet ingrijpende betekenis zijn
in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
10.3.3 Toelaatbaarheid van werken of werkzaamheden
De werken of werkzaamheden als bedoeld in sublid 10.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:
door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
10.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
Artikel 11 Waarde - Archeologie 3
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Bouwen ten behoeve van de bestemming
Op en in de gronden als bedoeld in lid 11.1, mogen bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.
11.2.2 Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen
Op en in de gronden als bedoeld in lid 11.1, mag ten behoeve van de andere bestemmingen, met inachtneming van de daarvoor geldende regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betreft:
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing op de bestaande plaats, waarbij de oppervlakte op of onder peil niet wordt vergroot;
een bouwwerk dat wordt gebouwd zonder graaf- of heiwerkzaamheden die dieper gaan dan 0,3 m onder peil;
een bouwwerk, anders dan onder a en b bedoeld, met een oppervlakte van ten hoogste 200 m², of
een bouwwerk, anders dan onder a en b bedoeld, met een oppervlakte van meer dan 200 m², mits:
de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, en
de aanwezige archeologische waarden, gelet op het onder 1 bedoelde rapport, door het bouwen niet wezenlijk worden geschaad, met dien verstande dat ter voorkoming van mogelijke schade, aan de vergunning de volgende verplichtingen kunnen worden verbonden:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de aanwezige archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen; of
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.3.1 Omgevingsvergunningplicht
Behoudens het bepaalde in sublid 11.3.2, is het verboden zonder een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag op en in de in lid 11.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van 200 m² of meer:
het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;
het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;
het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,5 m onder peil;
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
het ophogen en egaliseren van gronden.
11.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht
Het in sublid 11.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:
in het kader van het normale beheer en onderhoud;
in het kader van het uitvoeren van een bouwplan voor een bouwwerk als bedoeld in sublid 11.2.2;
die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische verwachtingswaarde van niet ingrijpende betekenis zijn;
in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
11.3.3 Toelaatbaarheid van werken of werkzaamheden
De werken of werkzaamheden als bedoeld in sublid 11.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:
door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
11.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
Artikel 12 Waterstaat – Waterkering
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterkering en waterhuishouding, met de daarbij behorende voorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Bouwbepaling 'Waterkering'
In afwijking van het overige in deze regels bepaalde ten aanzien van het bouwen krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, zijn op en in de gronden als bedoeld in lid 12.1, toegestaan andere bouwwerken, zoals keermuren, bakens en lichten, ten dienste van en behorende bij de in dat lid bedoelde doeleinden.
12.2.2 Bouwbepaling samenvallende bestemmingen
Het bouwen krachtens de andere bestemmingen van de gronden als bedoeld in lid 12.1, mag uitsluitend geschieden nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering omtrent de belangen van de waterkering en de waterhuishouding.
12.3 Specifieke gebruiksregels
12.3.1 Gebruiksbepalingen samenvallende bestemmingen
De inrichting en het gebruik krachtens de andere bestemmingen van de gronden als bedoeld in lid 12.1, mag uitsluitend geschieden nadat advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering omtrent de belangen van de waterkering en de waterhuishouding.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 14 Algemene bouwregels
Bestaande afmetingen en afstanden
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand tot enige grens van bouwwerken, die rechtens, in overeenstemming met het bepaalde in de ter zake geldende wet- en regelgeving tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
Artikel 15 Algemene gebruiksregels
15.1 Strijdig gebruik
onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
het gebruik van gronden, gebouwen , bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en het uitoefenen van prostitutie;
het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gericht gebruik en onderhoud;
als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten,
het gebruik van (aangebouwde) bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
Artikel 16 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning in afwijking van het plan verlenen:
ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers, gemalen en transformatorhuisjes, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m en de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen;
de bouw van geluidwerende voorzieningen, met een maximale hoogte van 6 m, indien zulks in het kader van de uitvoering van de Wet geluidhinder noodzakelijk is;
indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen en paden en ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen.
Artikel 17 Algemene wijzigingsregels
17.1 Algemene wijzigingen
Burgemeester en wethouders kunnen de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen zodanig wijzigen, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 10 m worden verschoven.
17.2 Wijziging bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders kunnen de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten als volgt wijzigingen:
het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 18 Overgangsrecht bestaande bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 19 Overgangsrecht bestaand gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 20 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Westlaan 2012 van de gemeente Pijnacker-Nootdorp.
Rosmalen, februari 2013