direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Drie kernen Den Bommel, Herkingen, Stad aan het Haringvliet
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1924.herzHRVBMLHKG-BP30

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

In dit inleidende hoofdstuk wordt het bestemmingsplan 'Drie kernen Den Bommel, Herkingen en Stad aan het Haringvliet' geïntroduceerd en voorzien van enkele achtergronden.

1.2 Plangebied

Het plangebied bevat de drie dorpskernen van Den Bommel, Herkingen en Stad aan het Haringvliet. De begrenzingen sluiten aan bij de vigerende plangrenzen (zie afbeelding 1.1, 1.2 en 1.3).

Den Bommel

  • Aan de noordzijde ligt de plangrens globaal parallel aan de Molendijk, de Kade en de Boven Oostdijk inclusief de jachthaven en wordt aangesloten op de plangrens van het bestemmingsplan 'Buitengebied Oostflakkee';
  • Aan de oostzijde ligt de plangrens globaal parallel aan de Schaapsweg;
  • Aan de zuidzijde ligt de plangrens globaal parallel aan de achterzijde van de woningen aan de Johan Frisolaan inclusief de woonwagenstandplaats en het bedrijventerrein Bosland en de ten westen daarvan gelegen agrarische gronden. Tevens wordt aangesloten op de plangrens van het bestemmingsplan 'Buitengebied Oostflakkee';
  • Aan de westzijde sluit de plangrens aan op de agrarische gronden ten noorden en ten zuiden van de Molendijk en sluit tevens op de plangrens van het bestemmingsplan 'Buitengebied Oostflakkee' aan.

De globale begrenzing van het plangebied wordt weergegeven in afbeelding 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.herzHRVBMLHKG-BP30_0001.jpg"

Afbeelding 1.1 Begrenzing Den Bommel

Herkingen

  • Aan de noordzijde ligt de plangrens globaal parallel aan de Peuterdijk en loopt in noordelijke richting parallel met de Molendijk om ter hoogte van de Jan Deugdstraat in oostelijke richting ver te gaan;
  • Aan de oostzijde loopt de plangrens parallel aan de begraafsplaats, de Deltastraat en omvat mede het volkstuinencomplex en het agrarische perceel dat begrensd wordt door de Klinkerlandseweg;
  • Aan de zuidzijde ligt de plangrens parallel met de Groene Kruisweg en de Grevelingenweg inclusief het bungalowpark en exclusief de haven.
  • Aan de westzijde sluit de plangrens aan op het bungalowpark tot aan de Peuterdijk.

De globale begrenzing van het plangebied wordt weergegeven in afbeelding 1.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.herzHRVBMLHKG-BP30_0002.jpg"

Afbeelding 1.2 Begrenzing plangebied Herkingen

Stad aan het Haringvliet

  • Aan de noordzijde omsluit de plangrens de jachthaven alsmede de percelen ten noorden van de Vrouwtjesweg. Tevens om het noordelijk deel van het plangebied; de bebouwing gelegen parallel aan de Zeedijk;
  • Aan de oostzijde loopt de plangrens globaal parallel met de achtertuinen van de woningen aan de Oranjelaan. Binnen het plangebied vallen tevens de agrarische gronden ten westen van de Bierkreek. Tevens valt de bebouwing ten oosten van de Molendijk en de Lieve Vrouwepoldersedijk binnen de oostelijke plangrens;
  • De zuidelijke plangrens ligt globaal parallel met de Lieve Vrouwepoldersedijk en omvat eveneens de ten zuiden daarvan gelegen bedrijven;
  • Aan de westzijde sluit de plangrens aan op de percelen gelegen ten westen van de Molendijk. Binnen de plangrens valt tevens het bos en de ten noorden daarvan gelegen woonwijk inclusief de sportvelden.

De globale begrenzing van het plangebied wordt weergegeven in afbeelding 1.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.herzHRVBMLHKG-BP30_0003.jpg"

Afbeelding 1.3 Begrenzing plangebied Stad aan het Haringvliet

1.3 Aanleiding en doel

Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op de kernen Den Dommel, Herkingen en Stad aan het Haringvliet. Het plan biedt een juridisch-planologische regeling voor de genoemde kernen. Het primaire doel van het voorliggende plan is voldoen aan de actualiseringsplicht uit de Wet ruimtelijke ordening. Bovendien moet voldaan worden aan de digitaliserings- en standaardiseringseisen die aan bestemmingsplannen worden gesteld.

1.4 Voortraject

Voorafgaand aan het opstellen van dit bestemmingsplan is aan de Dorpsraden een notitie met beleidsdoelstellingen voorgelegd. De opmerkingen van de Dorpsraden, die na raadpleging naar voren kwamen en relevant waren voor het bestemmingsplan, zijn meegenomen bij het opstellen van het voorontwerpbestemmingsplan.

1.5 Vigerende bestemmingsplannen

Voor het plangebied vigeren in hoofdzaak drie bestemmingsplannen, zijnde:

  • Stad aan 't Haringvliet, vastgesteld op 4 december 2008;
  • Den Bommel Dorp, vastgesteld op 13 mei 2008;
  • Dorpsgebied Herkingen, vastgesteld op 17 september 2007.

Daarnaast zijn binnen deze bestemmingsplangebieden inmiddels enkele postzegelbestemmingsplannen in de ontwerpfase of al vastgesteld, zijnde:

Den Bommel

  • Boven Oostdijk 35, 35a en 35b Den Bommel, vastgesteld op 20 maart 2014;
  • Kerklaan, ontwerp.

Herkingen 

  • Parc Clinckerlandt, vastgesteld op 24 januari 2008.

Stad aan het Haringvliet

  • Buitengebied, vastgesteld op 1 maart 2012;
  • Lieve Vrouwepoldersedijk 8, vastgesteld op 10 juli 2014.

1.6 Bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan bestaat uit drie delen: een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De toelichting bevat een motivatie en verantwoording van de keuzes die in het bestemmingsplan zijn gemaakt. Daarnaast zijn in de toelichting onder andere het vigerende beleid en diverse milieuaspecten beschreven.

1.7 Leeswijzer

In voorliggende toelichting van het bestemmingsplan wordt ingegaan op de achtergronden van het plan. Er wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van de ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied. Daarnaast worden in dit hoofdstuk de ontwikkelingen in het plangebied, de planmethodiek en de wijze van bestemmen beschreven. Hoofdstuk 3 bevat een samenvatting van het relevante overheidsbeleid. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 ingegaan op diverse sectorale (milieu)aspecten. Tot slot, komt in hoofdstuk 5 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid aan de orde.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Historische ontwikkeling

Goeree-Overflakkee

Het landschap van Goeree-Overflakkee, zoals we dat nu kennen, is het resultaat van een eeuwenlange wederzijdse beïnvloeding door mens en natuur waarin de strijd tegen het water een belangrijke rol heeft gespeeld. Enkele eeuwen voor de jaartelling bestond de Zeeuwse en Zuid-Hollandse kust uit uitgestrekte veenmoerassen, die tegen de zee beschermd werden door lage strandwallen. In de Romeinse tijd en vroege Middeleeuwen waren verschillende periodes van overstromingen, veroorzaakt door de zeespiegelstijging. Tijdens deze overstromingen zijn de strandwallen doorgebroken en ontstonden geulen door de veenmoerassen. Deze geulen werden steeds groter en steeds meer veen verdween in het water. Vooral de St. Elisabeth's vloed in 1421 had grote gevolgen, grote delen van de veengebieden overstroomden en het Haringvliet en de Grevelingen ontwikkelden zich tot zeearmen.

De eerste bewoning in het gebied ontstond op de hoger gelegen delen zoals kreekruggen. Goedereede en Ouddorp op Goeree zijn de oudste vestigingsplaatsen. Na de bedijking van de platen/opwassen van Flakkee, werden in deze nieuwe ringpolders dorpen gesticht, zoals Dirksland, Sommelsdijk, Middelharnis, Ooltgensplaat, Herkingen en Oude Tonge. De dorpen ontstonden veelal aan de rand van de polder, op het kruispunt van dijk en kreek, zodat een verbinding met het open water mogelijk was. Veel van deze nederzettingen hebben een voor Goeree-Overflakkee karakteristieke opbouw en worden ook wel voorstraatdorpen genoemd. De kern bestaat uit een kerkring, een voorstraat en een haven met kaai.

Door de ligging in de delta van Rijn en Schelde vond er een voortdurende aanvoer van zand en slib plaats, dat aanslibde langs de randen van de ringpolders. Deze aanwassen werden, zodra ze hoog genoeg lagen om landbouwkundig in gebruik te nemen, bedijkt. Ook in de aanwassen groeiden de polders aan elkaar tot de eilanden Goeree en Flakkee. In 1751 werden de twee eilanden met elkaar verbonden door de Statendam. Ook langs de Statendam ontstonden aanwassen die bedijkt werden. Zo ontstond de nu bekende vorm van Goeree-Overflakkee en de drie deelgebieden kop Goeree, hals (Statendam) en romp (Flakkee).

Den Bommel

De geschiedenis van Den Bommel gaat terug tot 1481, toen de heerlijkheid Sint Adolfsland tot stand kwam. Hiertoe behoorde ook het gebied van Ooltgensplaat. Voor dat jaar werden de door kades omringde gorzen al gebruikt om uit het veen turf en zout te winnen. In 1526 is het gebied ter bedijking uitgegeven, hetgeen vier jaar later zijn beslag kreeg. Aan de noordrand van de polder, aan het Haringvliet, werd een uitwateringssluis gebouwd. Op die plaats ontstond het dorp Den Bommel.

In de 18e eeuw waren scheepvaart en visserij belangrijke bronnen van inkomsten. In de eeuwen daarna ging de landbouw een steeds grotere rol spelen. Den Bommel kreeg in 1647 een eigen kerk; burgerlijk behoorde de bevolking echter nog tot 1811 bij Ooltgensplaat. Vanaf dat jaar was Den Bommel een zelfstandige gemeente. Door de herindeling van de gemeenten in 1966 verloor het die zelfstandigheid weer.

Herkingen

Het dorp Herkingen is al snel na de bedijking van de polder Oud-Herkingen in de 15e eeuw gesticht. Herkingen vormt een dijkdorp, met een haven en een kaai. Ondanks dat de polder al rond 1420 is bedijkt heeft de bedijking pas in 1604 een permanent karakter gekregen die ook van invloed is geweest op de ontwikkeling van Herkingen. De groei was weliswaar bescheiden van circa 21 huizen in 1632 tot circa 50 huizen rond 1750 en circa 85 huizen in 1850. De kerk aan de Scharloodijk werd in 1788 gesticht.

De Kaaidijk - gelegen tussen de Molendijk en de haven - ontwikkelde zich als een soort havenkade, mede door de veerdienst op Schouwen. Langs de kruising van de verschillende dijken (Molendijk/Kaaidijk-Scharloodijk/Peuterdijk) groeide het dorp. Er ontstond geen komvormige dorpsontwikkeling, zoals deze in andere eilanddorpen vaak wel is te zien. Wel werd de St. Elisabethstraat als doodlopend straatje haaks op de Peuterdijk aangelegd.

Zowel voor als na de Tweede Wereldoorlog groeide Herkingen langzaam. Bij de stormvloed van 1953 werd het dorp zwaar getroffen. In verband hiermee werd een nieuwe waterkering langs de Grevelingen aangelegd ter vervanging van de Kaaidijk en Scharloodijk. In de naoorlogse periode groeide het dorpje tot de huidige omvang. Aan de noordzijde is na de waternoodramp een klein buurtje met Scandinavische (houten) noodwoningen opgericht. De meest recente woningbouw vinden we onder aan de Kaaidijk. Aan de westzijde is in verschillende fasen een omvangrijk gebied met vakantiebungalows tot ontwikkeling gebracht, in een groene "setting".

Stad aan het Haringvliet

In het midden van de veertiende eeuw had zich in deze contreien een gors of plaat ontwikkeld. Dit gors wordt in oude oorkonden "Die Stat" genoemd. Het duurde nog enige tijd voordat 'Die Stat" met een dijk tot korenland werd bedijkt. Ten gevolge van het lozen van polderwater ontstond een geul die van belang was voor de scheepvaart. In die tijd was een haven van levensbelang. In 1528 werd de nieuwe polder verkaveld. Tot verdere bedijking van de aanwassen van het gors kwam het pas weer in 1844 en zodoende ontstond de Van Brienenspolder.

Reeds bij de St. Felixvloed van 5 november 1530 overstroomde het bedijkte land. Op 2 november 1532 bracht een stormvloed nog meer rampspoed. Door het leggen van een inlegdijk - de tegenwoordige Molendijk - kon een deel van de polder in stand blijven. De waternoodramp van 1953 trof Stad aan het Haringvliet zwaar. Ten gevolge van de zeer hoge waterstand begon in de polder de Oude Stad het water binnen te stromen, waardoor ook de dorpskern onder water kwam te staan. Na de waternoodramp werden de dijken opgehoogd en kwam er een keersluis in de havenmond.

De Molendijk is vrij kort na de bedijking toegevoegd en maakt dus eigenlijk geen deel uit van de oorspronkelijke opzet van het dorp. Het belangrijkste element van het dorp vormde de Voorstraat, die loodrecht op de zeedijk is gelegen. Aan het eind van deze straat verrees in 1534 een parochiekerk. In 1598 werd een korenmolen gebouwd. De huidige molen, daterend uit 1746, staat op dezelfde plaats als de eerste molen van de Stad, een houten standerdmolen. De molen stond tot in het begin van de twintigste eeuw nog een eind buiten het dorp. Door de lintbebouwing aan één zijde van de Molendijk is de molen visueel meer tot het dorp gaan behoren. Omstreeks 1825 waren de Voorstraat, Nieuwstraat en Achterdijk voor een belangrijk deel bebouwd. In het laatste kwart van de negentiende eeuw verrezen op de Molendijk meer woningen en schuren. Na 1900 vond een geleidelijke uitbreiding van het dorp plaats.

2.2 Ruimtelijke en functionele structuur

2.2.1 Den Bommel

Stedenbouwkundige structuur

Den Bommel vertegenwoordigt het karakteristieke beeld van veel Zuid-Hollandse en Zeeuwse havendorpen, gelegen tegen de polderdijk (buitendijk) en verbonden met het open water door middel van een havenkanaal. Den Bommel kent geen karakteristieke Kerkring. De oorspronkelijke bebouwing langs de kade, Molendijk, Oostdijk en Voorstraat heeft zich in oostelijke richting uitgebreid. Deze richting is mede bepaald door de polderstructuur en de gewijzigde verkeersontsluiting. Werd het dorp vroeger via het havenkanaal en de dijken bereikt, momenteel zijn de ten zuiden van het dorp gelegen provinciale weg en de Rijksweg A29 de belangrijkste verbindingen.

Oude kern/lintstructuur

De oude kern bestaat hoofdzakelijk uit de Kade, Voorstraat, Kerklaan en het Stoofhof. De bebouwing rondom de Kade bestaat uit eengezinswoningen en bijgebouwen met lage goothoogte. Op de ruimte die de eigenlijke Kade vormt staan twee gebouwen met een hogere goothoogte. De restruimte heeft een verkeersfunctie. Als gevolg van de situering van de hogere voormalige Spuidijk tussen de Kade en de jachthaven zijn de ruimtelijke en visuele relaties beperkt. De Voorstraat heeft aan beide zijden een voornamelijk gesloten bebouwingswand. Het beeld van de bebouwing verschilt per zijde. De westzijde van de straat is gevarieerder opgebouwd. De wand wordt onderbroken voor de Stoofhof. Ten zuiden van de Voorstraat bevinden zich hoofdzakelijk woningen en een enkele winkel. De goothoogte is lager dan de overliggende straatzijde. Aan de zuidzijde van de Voorstraat bevindt zich de Nederlands Hervormde Kerk. Het Stoofhof is een smalle steeg, waaraan voormalige agrarische bedrijfsbebouwing (opslag- en stallingsruimte) staat. De gebouwen aan de westzijde van het Stoofhof vervullen voornamelijk een functie voor de woningen en bedrijven aan de Voorstraat.

De Molendijk is het lint dat Den Bommel met de Tilse Dijk verbindt. Direct langs de Molendijk staat gevarieerde bebouwing (waaronder de Korenmolen en de Gereformeerde Kerk). Langs het lint Boven Oostdijk en Beneden Oostdijk staan veelal de oudste woningen van het dorp. De oudere, kleinschalige woonbebouwing direct aan de Boven en Beneden Oostdijk bestaat uit één bouwlaag met kap. Aan de Beneden Oostdijk en Schaapsweg betreft het overwegend (half)vrijstaande woningen met voor- en achtertuin. Er bestaat grote variatie in architectuur.

Uitleglocaties

In de zone tussen de beneden Oostdijk en de Emmastraat is de oudere, kleinschalige woonbebouwing gemengd met (deels voormalige) agrarische (neven)bedrijven en gebouwen voor opslag en stalling. De woningen bestaan over het algemeen uit één bouwlaag met kap. De aan de dwarsstraten gelegen woningen zijn voornamelijk vrijstaand. De overige woningen zijn hoofdzakelijk geschakeld. De woonbebouwing langs de Emmastraat betreft een menging van zowel nog relatief kleinschalige, vroege sociale woningbouw als oude en nieuwe (half)vrijstaande woningen. Karakteristiek is het deel ter plaatse van het Koningin Emmaplein. De bouwhoogte varieert tussen één en twee bouwlagen met kap.

Tussen de Emmastraat en de Willem Alexanderstraat / Nassaustraat is een menging van (half)vrijstaande en aaneengebouwde woonbebouwing uit de 50- en 60-er jaren gesitueerd. De bouwhoogte varieert tussen één en twee lagen met kap. Ter plaatse van het voormalige kleuterschoolterrein zijn vrijstaande woningen gerealiseerd. Tussen de Willem Alexanderstraat / Nassaustraat en het plan Kleine Kreek bestaat de bebouwing voornamelijk uit rijwoningen in twee lagen met kap uit de 70- en 80-er jaren. In de zuidoosthoek tussen de Schoolstraat en de Schaapsweg is in de jaren 90 een gebied met voornamelijk rijwoningen in twee lagen met kap gerealiseerd. Aan de rand van de Kleine Kreek staat lagere, (half) vrijstaande woonbebouwing.

Bedrijventerrein Bosland

De zuidwestrand van Den Bommel wordt gevormd door het bedrijventerrein Bosland. Het bedrijventerrein is gesitueerd in de oksel waar twee watergangen bij de dorpskern samenkomen. Door de bedrijfsgebouwen alsmede de vele (onoverdekte) opslagterreinen ontstaat een rommelig beeld. Eventuele nieuwvestiging van bedrijven dient van plaatsgebonden aard te zijn.

Buitendijks

De buitendijkse gronden binnen het plangebied worden gevormd door de haven en een overslagterrein voor kunstmest, zand en grind aan de haven.

De haven is een voormalige veerhaven aan het Haringvliet. Links en rechts van de haven liggen de gorzen met hoge natuurwaarden.

Voorzieningen en bedrijven

De hoofdfunctie in Den Bommel is wonen. De meeste voorzieningen concentreren zich hoofdzakelijk in het noordelijke deel van de kern ter hoogte van de Voorstraat, Stoofhof en de Molendijk. Daarnaast komen er in het plangebied nog enkele andere voorzieningen voor verspreid gelegen tussen de woonbebouwing. De volgende niet woonfuncties zijn aanwezig in Den Bommel:

Detailhandel

Detailhandel is redelijk verspreid over de kern. Doordat het aanbod minimaal is en de winkels zich verspreid over de kern bevinden, is de aantrekkelijkheid van het winkelapparaat beperkt. Daardoor vloeit veel koopkracht weg naar Middelharnis en Oude Tonge.

Horeca

Horeca is in zeer beperkte mate aanwezig in Den Bommel. Aan de Kade bevindt zich een Grand Café. Het aanbod aan horeca is in de loop van de tijd teruggelopen.

Maatschappelijke voorzieningen

Maatschappelijke voorzieningen nemen een belangrijke rol in binnen Den Bommel. Verspreid over het plangebied komen verschillende maatschappelijke voorzieningen voor, waaronder twee kerkgebouwen, een begraafplaats, scholen, een peuterspeelzaal, een brandweerkazerne en het verenigingsgebouw 'De Bommelstee'.

Bedrijven

Verspreid over het plangebied komen verschillende bedrijven voor. Deze bedrijven zijn voorzien van een bedrijfsbestemming. Het gaat daarbij hoofdzakelijk om lichte bedrijvigheid in de milieucategorieën 1 en 2. In Den Bommel is tevens een kleinschalig bedrijventerrein aanwezig 'bedrijventerrein Bosland'. Hier zijn bedrijven toegestaan tot en met categorie 3.1 en 3.2.

Sport

Aan de zuidzijde van de kern is een sportveld gelegen. Dit sportveld heeft de bestemming 'Sport' gekregen.

Groenvoorzieningen en water

Den Bommel is een relatief groene woonkern, waar verschillende groenvoorzieningen voorkomen. Langs de Groote Kreek en de Molendijk liggen groenvoorzieningen. De meeste groenvoorzieningen doen op wijk- en buurtniveau veelal dienst als speelvoorziening. Over het algemeen zijn de groenvoorzieningen kleinschalig van opzet en worden ze duidelijk begrensd door bouwblokken. Zowel de structuurbepalende als meer kleinschalige groenvoorzieningen zijn in dit plan van een passende bestemming 'Groen' voorzien. Water vormt een belangrijke structuurdrager in, maar met name rondom, Den Bommel. De haven en het Haringvliet vormen de meest structuurbepalende waterlopen. Andere structuurbepalende watergangen zijn de Groote Kreek en de Kleine Kreek, welke samenkomen en uitmonden in het Haringvliet. Al deze watergangen zijn voorzien van de bestemming 'Water'.

Verkeer,   openbaar vervoer en parkeren

De wegen binnen Den Bommel zijn grotendeels ingericht als 30 km-zone. De ontsluiting in zuidelijke richting vindt plaats via de Schaapsweg en de Zandweg welke wegen vervolgens verder worden ontsloten via de N59 en de A29. In oostelijke richting geschiedt de ontsluiting via de Molendijk in de richting van Stad aan het Haringvliet. Parkeren wordt in het plangebied zoveel mogelijk op eigen terrein opgelost. waar parkeren op eigen terrein niet mogelijk is, wordt gebruik gemaakt van de openbare ruimte.

Den Bommel wordt per openbaar vervoer ontsloten via de buslijnen 135 en 635 beide richting Middelharnis centrum/gemeentehuis.

2.2.2 Herkingen

Stedenbouwkundige structuur

De ruimtelijke structuur van Herkingen onderscheidt zich in een herkenbaar assenkruis van polderdijken met bebouwing direct op of aan de voet van de dijk, die de scheiding vormt tussen vier ongelijke en totaal verschillende en onsamenhangende delen van het dorp. Door ad hoc uitbreidingen met telkens zeer kleine contingenten, met steeds op de actuele vraag aangepaste woningen, is een onsamenhangende bebouwingsstructuur ontstaan waarin de dijken nauwelijks kaderstellend zijn. Veelal is uitsluitend op het laagste schaalniveau van de straat, het blok of het plantsoentje, sprake van enige samenhang. Het aan de dorpskern vastgeketende bungalowpark is dusdanig in zichzelf gekeerd dat het, evenals de buitendijks gelegen jachthaven, nauwelijks op de structuur van het dorp is betrokken.

De Zeedijk

De Zeedijk vormt zeker na de aanleg van de nieuwe waterkering, een van de meest dominante structuurbepalende elementen van Herkingen. De dijk tornt minimaal 5 tot 7 m boven het aangrenzende polderpeil uit. De Zeedijk, die overigens buiten de plangrens van Herkingen valt, is volledig onbebouwd. Ook bebouwing in de dorpskern, onderaan de dijk wordt altijd minimaal door een openbare weg van de dijk gescheiden, met als gevolg dat dat zich met name achterkanten manifesteren aan de binnendijkse zijde van de Zeedijk.

De Zeedijk lijkt de centrische groei van de dorpskern vanuit het centrum, vanwege de korte afstand tot het knooppunt van de polderdijken in zowel oostelijke als westelijke richting, te hebben doen uitvloeien langs de Zeedijk. Door haar verschijning vormt de Zeedijk zowel een visuele en functionele barrière alsook een belangrijk, begeleidend element. Vanuit de aangrenzende buurten biedt het zicht vanuit de dwarsstraten op de Zeedijk een duidelijk oriëntatiepunt. De dijk manifesteert zich eveneens zeer nadrukkelijk in het verlengde van de Molendijk en de Kaaidijk.

Bungalowpark

Het bungalowpark is redelijk in zichzelf gekeerd. Georiënteerd rondom de eigen voorzieningen op het park en grotendeels ingekaderd in het groen, presenteert het park zich alleen aan de zijde van de Zeedijk enigszins met de achterzijde van de bungalows naar de openbare ruimte. Het park bestaat uit verschillende delen. Het feitelijke park omvat ruim 270 in fasen gebouwde, geschakelde en vrijstaande recreatiewoningen en voorzieningen als een receptie, zwembad, restaurant en sportterreinen. Een uitbreiding aan de noordwest kant is veel beperkter van opzet en bestaat uit slecht 42 uitsluitend vrijstaande recreatiewoningen en een bedrijfswoning.

Voorzieningen en bedrijven

In Herkingen is de hoofdfunctie wonen. De meeste voorzieningen concentreren zich hoofdzakelijk in het zuidelijk deel van de kern ter hoogte van de Peuterdijk/Scharloodijk en de Kaaidijk. Daarnaast komen er in het plangebied nog enkele andere voorzieningen voor, verspreid gelegen tussen de woonbebouwing. De volgende niet woonfuncties zijn aanwezig in Herkingen:

Detailhandel

Het aanbod aan winkels in Herkingen is gelet op het inwoneraantal relatief groot. Het betreft met name een basisaanbod aan voorzieningen.

Horeca

In Herkingen is een kleinschalig horeca-aanbod aanwezig. Aan de Molendijk 65 bevindt zich Theetuin de Bongerd, aan de Kaaidijk 19 is restaurant de Visbank gevestigd en aan de Kaaidijk 17 bevindt zich café/snackbar 't Wapen van Herkingen. Ten zuiden bij de haven bevindt zich brasserie Bolbaken aan de Kaaidijk 29. Op het recreatieterrein is eveneens en restaurant gevestigd zijnde restaurant Het Eiland.

Maatschappelijke voorzieningen

Maatschappelijke voorzieningen nemen een belangrijke rol in binnen Herkingen. Verspreid over het plangebied komen verschillende maatschappelijke voorzieningen voor, waaronder drie kerkgebouwen, een begraafplaats, een basisschool, een molen, een watersportvereniging en verenigingsgebouw 'Ons Huys'.

Bedrijven

Bedrijvigheid concentreert zich met name in het zuiden (botenopslag en zeilmakerij) en het noorden van de kern. Enkele bedrijven komen verspreid over het plangebied voor. De bedrijven zijn voorzien van een bedrijfsbestemming. Het gaat daarbij hoofdzakelijk om lichte bedrijvigheid in de milieucategorieën 1 en 2.

Sport

Aan de noordzijde van de kern is een sportveld gelegen van Voetbalvereniging Herkingen '55'. Dit sportveld heeft de bestemming 'Sport' gekregen.

Groenvoorzieningen en water

Verspreid over het plangebied komen groenvoorzieningen voor. Het betreft veelal snippergroen op wijk- en buurtniveau. Deze groenvoorzieningen zijn kleinschalig van opzet en worden duidelijk begrensd door bouwblokken. De groenvoorzieningen zijn in dit plan van een passende bestemming 'Groen' voorzien. Binnen het de kern zijn diverse watergangen aanwezig. Deze watergangen zijn voorzien van de bestemming 'Water'.

Verkeer,   openbaar vervoer en parkeren

Binnen Herkingen zijn de meeste wegen ingericht als 30 km-zone. De ontsluiting vindt in noordelijke richting plaats via de Molendijk. In noordwestelijke richting vindt de ontsluiting plaats via de Peuterdijk. Parkeren wordt in het plangebied zoveel mogelijk op eigen terrein opgelost. Waar parkeren op eigen terrein niet mogelijk is, wordt gebruik gemaakt van de openbare ruimte. De ontsluiting via het openbaar vervoer vindt plaats via de buslijnen 138 richting Middelharnis Centrum en Nieuwe-Tonge N215.

2.2.3 Stad aan het Haringvliet

Stedenbouwkundige structuur

Stad aan het Haringvliet vormt een kleine plattelandskern met voornamelijk een woonfunctie. Kenmerkend is de jachthaven met een ligweide aan de noordzijde. Tussen de Zeedijk en het buitengebied ligt een gebied waarbinnen een gemeentelijk haventje ligt en aan weerszijden daarvan bevinden zich bedrijven. Grenzend aan het gemeentelijke haventje ligt de oude kern van Stad aan het Haringvliet met de Voorstraat die op de Nederlandse Hervormde Kerk uitloopt. Tevens heeft Stad aan het Haringvliet een oostelijk uitbreidingsgebied. Onder deze oostelijke uitbreiding wordt het gehele gebied ten oosten van de Achterdijk/Molendijk tot aan de Lieve Vrouwepoldersedijk begrepen. Binnen dit gebied domineert de woonfunctie. Tevens is er een westelijke uitbreiding. Hieronder wordt het gehele gebied ten westen van Vrouwtjesweg verstaan.

Voorzieningen en bedrijven

Stad aan het Haringvliet is met name een woonkern. De meeste voorzieningen concentreren zich in het centrum van het plangebied ter hoogte van de Nieuwstraat/Achterdijk. Daarnaast komen er in het plangebied nog enkele andere voorzieningen voor, verspreid gelegen tussen de woonbebouwing. De volgende niet woonfuncties zijn aanwezig in Stad aan het Haringvliet;

Detailhandel

Detailhandel is slechts zeer beperkt aanwezig in Stad aan het Haringvliet. Er is een fietsenhandel en een bezinepomp aanwezig. In de loop van der jaren zijn veel voorzieningen verdwenen en dan met name detailhandel. Er is geen detailhandel dat voorziet in het primaire levensonderhoud, hiervoor zijn de bewoners aangewezen op de supermarkten in Middelharnis en Oude-Tonge.

Horeca

In Stad aan het Haringvliet is momenteel geen horeca aanwezig. Wel is de bestemming 'Horeca' opgenomen ter plaatse van de jachthaven, hier is horeca bij recht toegestaan.

Maatschappelijke voorzieningen

Binnen Stad aan het Haringvliet nemen maatschappelijke voorzieningen een belangrijke rol in. Er komen, verspreid over het plangebied diverse maatschappelijke voorzieningen voor. Het betreffen een tweetal basisscholen, een peuterspeelzaal, kerken, een begraafplaats en het verenigingsgebouw 'Trefpunt'.

Bedrijven

Bedrijvigheid concentreert zich met name in het zuiden en het noordoosten van de kern. Verspreid over het plangebied komen tevens nog enkele bedrijven voor, welke zijn voorzien van een bedrijfsbestemming. Het gaat hoofdzakelijk om lichte bedrijvigheid in de milieucategorieën 1 en 2.

Sport

Aan de westzijde van het plangebied is een sportveld gelegen 'Sportclub Nieuwe Stad'. Dit sportveld wordt voorzien van de bestemming 'Sport'.

Groenvoorzieningen en water

Verspreid over het plangebied komen groenvoorzieningen voor. Twee belangrijke groenstructuren vormen de begraafplaats en het bos. De populieren ter plaatse van de begraafplaats die dateren van 1955 zijn in het voorjaar van 1998 gerooid en vervangen door een gemengde heesterbeplanting met eiken en essen. Aansluitend op de begraafplaats bevindt zich een in 1995/1996 aangeplant bosgebied van bescheiden omvang. Het bomenbestand in de kern is van na 1953. Een deel hiervan is reeds vervangen. Op de Achterdijk zijn wilgen vervangen door leilinden. De rest van het binnen het plangebied aanwezige groen bestaat uit snippergroen. De groenvoorzieningen zijn in dit plan van een passende bestemming 'Groen' voorzien. Binnen de kern zijn diverse watergangen aanwezig, welke zijn voorzien van de bestemming 'Water'. Tevens valt een deel van het Haringvliet binnen het plangebied.

Verkeer,   openbaar vervoer en parkeren

De meeste wegen binnen de kern Stad aan het Haringvliet zijn ingericht als 30 km-zone. De ontsluiting vindt in zuidwestelijke richting plaats via de Lieve Vrouwe Poldersedijk/Oudelandsedijk. In zuidoostelijke richting vindt de ontsluiting plaats via de Tilsedijk/Molendijk richt Den Bommel. Parkeren wordt in het plangebied zoveel mogelijk op eigen terrein opgelost. Waar parkeren op eigen terrein niet mogelijk is, wordt gebruik gemaakt van de openbare ruimte. De ontsluiting via het openbaar vervoer vindt plaats via buslijn 135 richting Ooltensgensplaat Weespad/Middelharnis.

2.3 Ontwikkelingen

Dit bestemmingsplan is conserverend van aard. Dit houdt in dat de vigerende rechten - afgestemd op de methodiek van het bestemmingsplan 'Beschermde dorps- en stadsgebieden' - het uitgangspunt zijn. Postzegelbestemmingsplannen en verleende vergunningen zijn in het plan verwerkt. Ook ontwikkelingen die concreet genoeg zijn worden meegenomen, zoals hieronder beschreven.

Wijzigingsbevoegdheden

In het plan zijn geen wijzigingsbevoegdheden meer opgenomen. Dit betekent onder andere dat de wijzigingsbevoegdheid voor het bedrijventerrein Bosland in Den Bommel is komen te vervallen. Deze wijzigingsbevoegdheid maakte het mogelijk de voor 'Agrarische doeleinden' bestemde gronden te wijzigen ten behoeve van bedrijven, met dien verstande dat uitsluitend bedrijven zijn toegestaan in de categorie 1, 2, 3.1 en 3.2 van de bij dat plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten.

De wijzigingsbevoegdheden uit het vigerende bestemmingsplan Stad aan 't Haringvliet zijn ook komen te vervallen. Binnen dit plan waren wijzigingsbevoegdheden opgenomen binnen de bestemmingen 'Woondoeleinden', 'Kantoren', 'Bedrijven', 'Agrarische doeleinden', Sportieve recreatie' en 'Monumenten en cultuurhistorisch waardevolle bebouwing'.

Ontwikkelingen ter plaatse van de wijzigingsbevoegdheden zijn, onder dezelfde voorwaarden als voorheen mogelijk via een buitenplanse Wabo-procedure. Bestaande rechten worden hiermee gerespecteerd, het enige dat wijzigt is de procedure waarbij de gemeente de voorkeur heeft voor een Wabo-procedure boven een wijzigingsprocedure.

In het bestemmingsplan worden ontwikkelingen, die reeds zijn vergund, vastgesteld of nog in de ontwerpfase verkeren, meegenomen. Onderstaande alinea's geven per dorpskern aan welke plannen worden meegenomen bij het opstellen van het nieuwe bestemmingsplan.

Den Bommel

Omgevingsvergunning Ant. van Weelstraat/Oranjestraat

Op 5 juni 2012 heeft de gemeenteraad een omgevingsvergunning afgegeven ten behoeve van het bouwen van 13 seniorenwoningen, 4 appartementen, het uitbreiden van de fietsenstalling aan de Ant. van Weelstraat 1 t/m 11 en de Oranjestraat 11 t/m 31. De vergunning voorziet tevens in de sloop van de woningen aan de Ant. van Weelstraat 1 t/m 13 en de Oranjestraat 11 t/m 35 en het kappen van 15 bomen. De gronden krijgen de bestemming 'Wonen' met de bouwaanduiding 'vrijstaand' en 'twee-aaneen'.

Bestemmingsplan Boven Oostdijk 35, 35a en 35b (vastgesteld)

Op 20 maart 2014 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan 'Boven Oostdijk 35, 35a en 35b vastgesteld. Dit plan maakt een functiewijziging van de grond en opstallen aan de Boven Oostdijk 35, 35a en 35b mogelijk. De percelen zijn een lange periode bedrijfsmatig in gebruik geweest. Thans is er geen dergelijk intensief bedrijfsmatig gebruik meer aan de orde. De bestemming is met dit plan gewijzigd naar 'Wonen' met de bouwaanduiding 'vrijstaand' en 'twee-aaneen'.

Bestemmingsplan Kerklaan (ontwerp)

Dit plan voorziet in woningbouwontwikkeling op vier vrije kavels ter plaatse van de Kerklaan. De gronden krijgen binnen het plan de bestemming 'Wonen'.

Strandje Den Bommel

Voor het strandje in Den Bommel is een projectplan opgesteld om het strandje te verbreden en het aantrekkelijk en veilig in te richten. Omdat het Haringvliet is aangewezen als Natura 2000-gebied is het projectplan, mede door invloed van Rijkswaterstaat en de provincie, nooit tot uitvoering gekomen. Om die reden wordt ter plaatse de reeds vigerende bestemming 'Natuur' overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan. Daarnaast wordt in het bestemmingsplan, conform de inrichtingsschets de maximaal benodigde oppervlakte voor het voorgenomen strandje aangeduid met de aanduiding 'extensieve dagrecreatie'.

Bedrijventerrein Bosland

De wijzigingsbevoegdheid die voor dit bedrijventerrein was opgenomen in het vigerende bestemmingsplan zal met deze planactualisatie komen te vervallen. Ontwikkelingen ter plaatse van de wijzigingsbevoegdheden zijn, onder dezelfde voorwaarden als voorheen, mogelijk via een buitenplanse Wabo-procedure. Bestaande rechten worden hiermee gerespecteerd, het enige dat wijzigt is de procedure waarbij de gemeente de voorkeur heeft voor een Wabo-procedure boven een wijzigingsprocedure.

Huisartsenpraktijk

Ter plaatse van de Mauritshof 1 wordt een huisartsenpraktijk mogelijk gemaakt door het vergroten van de daar geldende maatschappelijke bestemming.

Herkingen

Bestemmingsplan Parc Clinckerlandt (vastgesteld)

De gemeenteraad heeft op 28 januari 2008 het bestemmingsplan 'Parc Clinckerlandt' vastgesteld. Dit plan maakt de ontwikkeling van een recreatiepark met 16 luxe recreatiewoningen mogelijk aan de oostzijde van Herkingen. Vanaf datum vaststelling tot op heden zijn hiervoor geen concrete plannen ingediend. De ontwikkeling is niet van de grond gekomen.
Omdat op andere plaatsen in de gemeente, waaronder ook in Herkingen, sprake is van onrechtmatige bewoning van recreatiewoningen, is er op dit moment weinig behoefte nieuwe recreatieparken. De bestaande bestemming zal dan ook omgezet worden in een bestemming die de realisatie van maximaal zeven vrijstaande woningen op ruimte kavels mogelijk maakt.

Oude Boomgaard

Ter plaatse van de Oude Boomgaard in Herkingen is één blok aaneengesloten woningen gerealiseerd. Twee andere bouwvlakken moeten nog gerealiseerd worden. Voor deze woningen wordt een aanduiding voor gemengde woningtypes opgenomen. De thans gerealiseerde woningen worden eveneens met deze actualisatie meegenomen en worden bestemd als 'wonen'.

Bungalowpark Herkingen

Permanente bewoning van recreatiewoningen neemt onder andere in dit bungalowpark steeds meer toe. Dit tast de kwaliteit van het recreatieterrein aan. De problematiek heeft vooral een planologisch karakter. Permanente bewoning van recreatiewoningen is in strijd met de recreatieve bestemming van recreatieterreinen. Het gemeentelijk beleid is erop gericht dit tegen te gaan. Momenteel wordt deze problematiek onderzocht en wordt bekeken of permanente bewoning wel of niet toegestaan wordt. In dit kader is eveneens een visie in voorbereiding. Voor het recreatiepark in Herkingen zal met de planactualisatie worden uitgegaan van de vigerende rechten. Het bungalowpark krijgt hoofdzakelijk de bestemming 'recreatie – verblijfsrecreatie'. Ten opzichte van het vigerende plan zal enkel de tuinbestemming worden geschrapt met deze actualisatie. Er wordt aangesloten op de bestemmingsplanregeling van het bestemmingsplan 'Recreatieterreinen 2012'.

1 Februariweg

Ter hoogte van de 1 Februariweg vigeert in het huidige plan de bestemming 'bedrijfsdoeleinden'. Inmiddels is hier woningbouw gerealiseerd alsmede een maatschappelijke functie. Hiervoor zal in het bestemmingsplan de bestemming 'Wonen' en de bestemming 'Maatschappelijk' worden opgenomen.

Stad aan het Haringvliet

Bestemmingsplan Lieve Vrouwepoldersedijk 8 (vastgesteld)

Op het perceel Lieve Vrouwenpoldersedijk 8 is het internationaal transportbedrijf Van Rumpt B.V. gevestigd. Een groot deel van het terrein wordt ook gebruikt door Multi-Crane International voor de opslag van elektrische kranen. Omdat dit gebruik niet in overstemming was met het vigerende bestemmingsplan 'Stad aan 't Haringvliet' is een nieuw bestemmingsplan voor deze locatie vastgesteld. In dit bestemmingsplan worden t.a.v. dit geldende bestemmingsplan alleen aanduidingen opgenomen voor het een hogere bouwhoogte en de realisatie van portaalkranen. Dit wijzigt niets aan de aard van de bedrijvigheid, er wordt hiermee geen nieuwe bedrijvigheid toegestaan. Het betreft alleen het verruimen van de bouwmogelijkheden op een deel van het terrein.

Woningbouwplan Havenstadt (in voorbereiding)

Een projectontwikkelaar is voornemens om 76 woningen te realiseren op de uitleglocatie achter 't Stadhuus. Deze ontwikkeling is eerder opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied 2013 en wordt in het voorliggende bestemmingsplan integraal en ongewijzigd overgenomen. In het bestemmingsplan wordt voor dit plan de bestemming 'Wonen' opgenomen met de bouwaanduiding 'gemengd woningtype'. Binnen deze bestemming is het mogelijk om, als het plan meer concreet is uitgewerkt, diverse woningtypes te realiseren. Op één onderdeel van het plan wordt het bouwvlak uitgebreid zodat daar per saldo één extra woning gerealiseerd kan worden.

Jachthaven Atlantica - principeverzoek realiseren 25 kampeerplaatsen 

Voor het buitendijkse terrein bij de jachthaven (Jachthaven Atlantica B.V.) is een principeverzoek binnengekomen voor het realiseren van 25 kampeerplaatsen. Dit verzoek past niet in het vigerende bestemmingsplan 'Stad aan 't Haringvliet'. Hieromtrent heeft de gemeente besloten haar medewerking te verlenen onder een aantal voorwaarden. Het betreft met name de instandhouding van de natuurlijke uitstraling van het buitendijks gelegen gebied. Daarnaast wordt voor de aanduiding 'kampeerterrein' volgens nieuw beleid geen maximale plaatsingseenheden meer vastgelegd in het bestemmingsplan. De initiatiefnemer dient hiervoor een tijdelijke omgevingsvergunning aan te vragen. In het bestemmingsplan worden geen planregels opgenomen bij de aanduiding 'Kampeerterrein' waardoor een afwijkingsprocedure noodzakelijk is.

Woonzorgcomplex locatie Koelhuis – Molendijk

Ter plaatse van de voormalige locatie van het koelhuis aan de Molendijk is deels een nieuw woon-zorgcomplex gerealiseerd. Hiervoor zal de bestemming 'Wonen' worden opgenomen. Voorts is er een loopbrug gerealiseerd vanaf het gebouw tot aan de dijk. Deze brug zal met een aanduiding in het bestemmingsplan worden opgenomen.

2.4 Planmethodiek

2.4.1 Algemeen

De bestemmingsplannen van Den Bommel, Herkingen en Stad aan het Haringvliet, dienen conform de actualisatieplicht uit de Wet ruimtelijke ordening (inclusief standaardisering op grond van de SVBP2012), geactualiseerd te worden. Om de drie bovengenoemde bestemmingsplannen te actualiseren wordt daarom één nieuw bestemmingsplan opgesteld.

De basis voor dit bestemmingsplan zijn de vigerende plannen en de regeling uit het bestemmingsplan 'Beschermde dorps- en stadsgebieden' dat op 19 mei 2016 is vastgesteld door de gemeenteraad van Goeree-Overflakkee. Omdat de vigerende plannen qua methodiek en bestemmingsplanregeling van elkaar verschillen, zijn de regelingen op elkaar afgestemd.

Het bestemmingsplan is opgesteld conform de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012 (Rsro 2012). Dit houdt in dat het bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) en kan worden uitgewisseld volgens de conventies van de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI2012).

Het plan bevat minder (en minder verstrekkende) afwijkingsbevoegdheden dan de vigerende bestemmingsplannen. Reden hiervoor is onder meer dat de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), die in 2010 in werking is getreden, diverse mogelijkheden biedt voor afwijking van het bestemmingsplan met een relatief eenvoudige (reguliere) procedure. Daarnaast wil de gemeente terughoudend omgaan met al te forse toenames van goot- en bouwhoogten van gebouwen en het gevarieerde patroon daarin handhaven. Eventueel kan hieraan - na afweging van de relevante belangen - in specifieke gevallen wel medewerking worden verleend met een uitgebreide Wabo-procedure of postzegelbestemmingsplan.

2.4.2 Toelichting op de regels

De regels bestaan uit vier hoofdstukken:

  • inleidende regels (hoofdstuk 1);
  • bestemmingsregels (hoofdstuk 2);
  • algemene regels (hoofdstuk 3);
  • overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4).

Hierna volgt een korte toelichting op de in het plan opgenomen regeling.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In dit hoofdstuk is een aantal begrippen verklaard dat voorkomt in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is het artikel “wijze van meten” opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In deze paragraaf zijn de in het plan voorkomende bestemmingen toegelicht. In ieder artikel is per bestemming bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bouwregels er gelden. Tevens zijn, waar mogelijk, flexibiliteitsbepalingen opgenomen. De dubbelbestemmingen bevatten aanvullende regels. De bestemmingen worden in paragraaf 2.5 nader toegelicht.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

In deze paragraaf worden, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, aanvullende regels gesteld.

Anti-dubbeltelregel

In deze regel is vastgelegd dat grond die in aanmerking moest worden genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning, waarvan de uitvoering heeft plaatsgevonden of alsnog kan plaatsvinden, bij de beoordeling van een andere aanvraag om een omgevingsvergunning niet opnieuw in beschouwing mag worden genomen.

Algemene bouwregels

In dit artikel is een aantal aanvullende bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen kunnen gelden. Bijvoorbeeld een bestaande matenregeling en een regeling voor extra bouwmogelijkheden voor ondergeschikte bouwdelen zoals balkons, galerijen en kelders.

Algemene gebruiksregels

In dit artikel is een aantal aanvullende gebruiksregels opgenomen die voor alle bestemmingen kunnen gelden.

Algemene aanduidingsregels

Aanvullend op de (algemene) bouwregels gelden bijzondere bepalingen die met een aanduiding in de geometrische plaatsbepaling zijn weergegeven, waaronder voor de molenbiotoop.

Algemene afwijkingsregels

Dit artikel is een aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen waarin nog een aantal algemene afwijkingen is opgenomen. Het betreft hier een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken. Bijvoorbeeld een geringe overschrijding van de toegestane bouwhoogte of het mogelijk maken van de bouw van schakelkastjes (nutsgebouwtje) in het openbare gebied.

Overige regels

In dit artikel is een artikel opgenomen over de werking van wettelijke regelingen en een algemene parkeerregeling.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In het overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. In de slotregel is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald.

2.5 Wijze van bestemmen

Het voorliggende bestemmingsplan is hoofdzakelijk een conserverend bestemmingsplan, dat is gericht op het vastleggen van de belangrijkste kenmerken van de bestaande ruimtelijke en functionele structuur. Er is gekozen voor een relatief gedetailleerde wijze van bestemmen, maar waar mogelijk is wel gekozen voor meer globale bestemmingen. De vigerende rechten worden hierbij zoveel mogelijk gerespecteerd. Hierna wordt voor de verschillende bestemmingen aangegeven welke uitgangspunten zijn gehanteerd.

2.5.1 Agrarisch

De agrarische gronden in de drie kernen worden als 'Agrarisch' bestemd. Specifieke bedrijven binnen de bestemming 'Agrarisch' worden voorzien van een specifieke aanduiding. Voor andere bouwwerken is gekozen voor de algemene regels uit het beschermde dorps- en stadsgezicht tot een hoogte van 2 meter. Ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan betekent dit voor enkele percelen een beperking. Vanuit het oogpunt van het landschap en openheid is ervoor gekozen om 2 meter aan te houden.

In het vigerende plan van Den Bommel is binnen de bestemming 'Agrarische doeleinden' een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van bedrijven. Middels toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk de gronden te wijzigen ten behoeve van bedrijven uitsluitend in de categorie 1, 2, 3.1 en 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit plan neemt deze wijzigingsbevoegdheid niet over. Ontwikkelingen ter plaatse van de wijzigingsbevoegdheden zijn, onder dezelfde voorwaarden als voorheen, mogelijk via een buitenplanse Wabo-procedure. Bestaande rechten worden hiermee gerespecteerd, het enige dat wijzigt is de procedure waarbij de gemeente de voorkeur heeft voor een Wabo-procedure boven een wijzigingsprocedure.

2.5.2 Bedrijf

De bestaande bedrijven in de drie kernen krijgen een bedrijfsbestemming. Bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 1 en 2 zijn binnen deze bestemming mogelijk. Bedrijven in een hogere milieucategorie 3.1 en 3.2 zijn voorzien van een specifieke aanduiding.

2.5.3 Bos

Deze bestemming is opgenomen voor het bos in Stad aan het Haringvliet. Van belang hierbij is een duurzame instandhouding van bosgebieden alsmede de aan het bos eigen zijnde natuur- en landschapswaarde. Bouwen is enkel toegestaan ten dienste van de bestemming met dien verstande dat de oppervlakte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 30 m2. Voor andere bouwwerken geldt dat deze niet hoger mogen zijn dan 2 meter.

2.5.4 Detailhandel

Zelfstandige detailhandelsvestigingen die niet in het centrumgebied vallen waar de bestemming 'Gemengd geldt, worden als Detailhandel' bestemd. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd waarbij het bouwvlak volledig mag worden bebouwd.

2.5.5 Dienstverlening

Dienstverlenende bedrijven binnen het plangebied worden bestemd als 'Dienstverlening'.

2.5.6 Gemengd

De bestemming 'Gemengd' wordt opgenomen voor het centrumgebied van de drie kernen waar gevarieerde functies aanwezig zijn. Binnen deze bestemming zijn ten behoeve van het op peil houden van het voorzieningenniveau allerlei detailhandel- en dienstverlenende functies op de begane grond mogelijk, zoals ateliers en galeries, bedrijfsactiviteiten, dienstverlening, horeca, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en detailhandel. Ook wonen wordt binnen deze bestemming mogelijk gemaakt. Op de verdieping is wonen toegestaan alsmede de eerder genoemde functies voorzover deze reeds bestaan. Verspreiding van detailhandelsvestigingen dient immers te worden voorkomen. Deze bestemming komt in plaats van de reeds vigerende centrumbestemming. Hier is voor gekozen om aan te sluiten op de regels van het bestemmingsplan 'Beschermde dorps- en stadsgebieden'.

Bedrijfsactiviteiten uit milieucategorie 1 en 2 zijn op basis van het bestemmingsplan rechtstreeks toelaatbaar. Bedrijven uit een hogere milieucategorie zijn voorzien van een specifieke aanduiding. Ten aanzien van horeca geldt dat horeca-activiteiten uit categorie 1a en 1b rechtstreeks toelaatbaar zijn.

De Jan Deugdstraat 1a te Herkingen is conform het vigerend bestemmingsplan bestemd als 'Woondoeleinden'. Op dit adres was voorheen een loodgietersbedrijf gevestigd welke nu is verplaatst. Momenteel zit hier een kleine handelsonderneming en wordt er op zeer beperkte schaal wat verkocht. In dit kader zijn de gronden ter plaatse bestemd als 'Gemengd'.

2.5.7 Groen

Voor structureel groen is de bestemming 'Groen' opgenomen. Het groene karkater van deze gronden dient zoveel mogelijk behouden te blijven. Binnen deze bestemming is onder andere de aanleg mogelijk van groenvoorzieningen, voet- en fietspaden, speelvoorzieningen, straatmeubilair, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding. De bebouwingsmogelijkheden binnen de bestemming 'Groen' zijn zeer beperkt. In Stad aan het Haringvliet is een wiel aanwezig, welk in het kader van bijzondere landschapswaarden beschermd dient te worden. Een wiel is een diepe waterplas, die is ontstaan bij een dijkdoorbraak. Gelet hierop is de aanduiding 'landschapswaarden' opgenomen.

2.5.8 Horeca

Zelfstandige horecavestigingen zijn bestemd als 'Horeca'. De overige horecaondernemingen zijn meegenomen in de bestemming 'Gemengd'. Binnen de bestemming 'Horeca' zijn horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1b, opgenomen in bijlage 2 van deze regels. Een bedrijfswoning is bij recht toegestaan, daar waar de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is opgenomen is geen bedrijfswoning toegestaan.

2.5.9 Kantoor

Enkele binnen het plangebied aanwezige zelfstandige kantoren zijn bestemd tot 'Kantoor', met daarbij behorende ondergeschikte functies. Bedrijfswoningen zijn toegestaan tenzij de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is opgenomen.

2.5.10 Maatschappelijk

Scholen, zorginstellingen, sociaal-culturele voorzieningen, levensbeschouwelijke voorzieningen en vergelijkbare maatschappelijke voorzieningen hebben de bestemming 'Maatschappelijk' gekregen. Deze bestemming zal in Den Bommel ter hoogte van de Schaapsweg enigszins worden verruimd om de huisartsenpraktijk ter plaatse mogelijk te maken.

2.5.11 Maatschappelijk - Begraafplaats

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor begraafplaatsen. Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak.

2.5.12 Natuur

De bestemming 'Natuur' is overgenomen conform de vigerende plannen. Voor het strandje in Den Bommel is een inrichtingsvoorstel gemaakt, rekeninghoudend hiermee is ter plaatse de aanduiding 'speciale vorm van recreatie - extensieve dagrecreatie' opgenomen. Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan.

2.5.13 Recreatie - Dagrecreatie

Op de gronden met de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' zijn garages, bergplaatsen, duivenhokken en daarmee gelijk te stellen bouwwerken mogelijk. Tevens zijn agrarische activiteiten, hobbyactiviteiten en aan de functie gebonden parkeervoorzieningen toegestaan. Volkstuinen en speelvoorzieningen zijn met een specifieke aanduiding op de verbeelding opgenomen. Voor het buitendijkse campingterrein bij de jachthaven van Stad aan het Haringvliet is de aanduiding 'kampeerterrein' opgenomen. Ter plaatse zijn de gronden bestemd voor een kampeerterrein met seizoensgebonden (tussen 15 maart en 31 oktober) standplaatsen.

2.5.14 Recreatie - Jachthaven

De bestemming 'Recreatie - Jachthaven' wordt opgenomen voor de havens van Den Bommel en Stad aan het Haringvliet. Binnen deze bestemming zijn de gronden tevens bestemd voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Binnen deze bestemming zijn tevens diverse aanduidingen opgenomen ten behoeve van onder andere een watersportgebouw, een woonschepenligplaats, een parkeerterrein en een botenstalling. Beroepsvaart is enkel toegestaan ter plaatse van de daarvoor opgenomen aanduiding 'specifieke vorm van water - beroepsvaart toegestaan'.

2.5.15 Recreatie - Verblijfsrecreatie

De bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' wordt opgenomen voor het Bungalowpark in Herkingen. Permanente bewoning van recreatiewoningen is hier niet toegestaan. De bestemming sluit aan bij de vigerende regeling. In afwijking op de vigerende regeling waar het gezamenlijk grondoppervlak van overkappingen en een bijgebouw per recreatiewoning maximaal 10 m2 mag bedragen mag dit nu 10,5 m2 bedragen. Tevens is de inhoudsmaat van recreatiewoningen (exclusief inpandige garages en inpandige bergplaatsen) verruimd van 250 m3 naar 350 m3.

2.5.16 Sport

De bestemming 'Sport' is opgenomen voor de sportvelden in Stad aan het Haringvliet. Ter plaatse van de aanduiding 'fitnesscentrum' zijn de gronden tevens bestemd voor een fitnesscentrum.

2.5.17 Tuin

De voortuinen en zijtuinen op hoeksituaties bij woningen zijn als 'Tuin' bestemd. Binnen deze bestemming is erfbebouwing niet toegestaan.

2.5.18 Verkeer

In het plan is onderscheid gemaakt in de hoofdverkeerstructuur en de overige gebieden. De hoofdverkeerstructuur met de doorgaande wegen heeft de bestemming 'Verkeer. Binnen deze bestemming zijn ook bermen, watergangen en straatmeubilair toegestaan.

2.5.19 Verkeer - Verblijfsgebied

De verblijfsgebieden, zoals woonstraten en pleinen zijn bestemd als 'Verkeer - Verblijfsgebied'.

2.5.20 Water

De hoofdwatergangen en hoofdwaterstructuur in het plangebied zijn bestemd tot 'Water'. Het wiel in Stad aan het Haringvliet is voorzien van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' ter bescherming van deze waarden.

2.5.21 Wonen

De bestaande woningen, voor zover niet gelegen binnen de bestemming 'Gemengd' zijn bestemd tot 'Wonen'. Ondergeschikt aan de woonfunctie mag binnen de bestemming een beroep of bedrijf aan huis worden uitgevoerd. Tevens is een bed & breakfast toegestaan.

De hoofdbebouwing is in een bouwvlak opgenomen. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend aaneen worden gebouwd tenzij doormiddel van een aanduiding anders aangegeven.

Er zijn specifieke aanduidingen opgenomen ten behoeve van garageboxen, maatschappelijke functies, opslag en een welzijnsinstelling.

2.5.22 Wonen - Woonwagenstandplaats

Deze bestemming is opgenomen voor de woonwagenstandplaats in Den Bommel. Binnen deze bestemming mogen maximaal 15 standplaatsen voor woonwagens of woonwagenwoningen worden opgericht. De oppervlakte van een standplaats mag niet meer bedragen dan 140 m2.

2.5.23 Woongebied

Voor het gebied aan de oostzijde van Herkingen is een bestemming 'Woongebied' opgenomen. Met deze bestemming kan een flexibele inrichting gehanteerd worden. In de regels van deze bestemming zijn nadere voorwaarden opgenomen waar aan voldaan moet worden.

2.5.24 Leiding - Riool

De rioolleidingen zijn in de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' als zodanig bestemd. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is alleen onder voorwaarden toegestaan. Ter bescherming van aanwezige leidingen is een omgevingsvergunningsplicht voor het uitvoeren van diverse werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.

2.5.25 Waarde - Archeologie 3

Door middel van het opnemen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' is de bescherming van de archeologische waarde van gronden in het plangebied geregeld.

De zonering is afgestemd op de archeologische verwachtingswaarde zoals vastgelegd in de gemeentelijke archeologische waardenkaart. In de betreffende zones geldt dat werkzaamheden vanaf een bepaald oppervlak en vanaf een bepaalde diepte uitsluitend uitvoerbaar zijn, mits de eventuele archeologische waarde niet wordt geschaad. Om na te gaan of er sprake is van archeologische waarden is onderzoek nodig.

2.5.26 Waterstaat - Waterkering

De dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' is opgenomen voor de kernzone van de waterkeringen. Bouwwerken ten behoeve van samenvallende bestemmingen mogen (via afwijking) slechts worden opgericht, indien de belangen van de waterkering niet onevenredig worden geschaad.

2.5.27 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor waterstaatsdoeleinden met een waterbergende functie en de hierbij behorende voorzieningen en inrichtingsaspecten.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Het Rijk heeft haar ruimtelijk beleid vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De leidende gedachte van het rijksbeleid is ruimte maken voor groei en beweging, waarbij het Rijk zich vooral concentreert op decentralisatie. De SVIR is de eerste rijksnota die de onderwerpen infrastructuur en ruimte integraal behandeld. In de SVIR richt het Rijk zich vooral op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau.

Door urbanisatie, individualisering, vergrijzing en ontgroening nemen de ruimtelijke verschillen toe. Vanaf 2035 groeit de bevolking niet meer. De samenstelling van de bevolking en daarmee de samenstelling van huishoudens, verandert. Ambities tot 2040 zijn onder andere het aansluiten van woon- en werklocaties op (kwalitatieve) vraag en het zoveel mogelijk benutten van locaties voor transformatie en herstructurering. Ook wil het Rijk ervoor zorgen dat in 2040 een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit wordt geboden. Dit moet voor zowel het landelijk als het stedelijk gebied gelden. In de SVIR is verder vastgelegd dat provincies en (samenwerkende) gemeenten zorgen voor (boven)lokale afstemming van woningbouwprogrammering die past binnen de provinciale kaders. Ook zijn gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de woningbouwprogramma's. Ter versterking van het vestigingsklimaat in de stedelijke regio's rondom de main,- brain- en greenports geldt een gebiedsgerichte, programmatische urgentieaanpak. In krimpregio's wordt het interbestuurlijke programma bevolkingsdaling doorgezet.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Rijk legt met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de nationale ruimtelijke belangen juridisch vast. Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden. Onderwerpen waarvoor het Rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken. Ter bescherming van deze belangen zijn reserveringsgebieden, begrenzingen en vrijwaringszones opgenomen. In het besluit is aangegeven op welke wijze bestemmingsplannen voor deze gebieden moeten zijn ingericht. Indien geldende bestemmingsplannen niet voldoen aan het Barro dan moeten deze binnen drie jaar na inwerkingtreding van het besluit zijn aangepast.

In de SVIR worden dan ook geen specifieke uitspraken gedaan met betrekking tot het voorliggende plangebied. Wel zijn delen van het plangebied in het Barro aangewezen als:

Grote rivieren (titel 2.4 Barro)

Een deel van het plangebied (het Haringvliet) is in het Barro aangemerkt als 'rivierbed'. Ontwikkelingen in een rivierbed zijn enkel toegestaan indien er sprake is van een zodanige situering dat het veilig en doelmatig gebruik van het oppervlaktewaterlichaam gewaarborgd blijft, er geen feitelijke belemmering voor de vergroting van de afvoercapaciteit van de rivier ontstaat, de waterstandverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is en de ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam niet verslechterd. Het voorliggende bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk binnen het rivierbed van het Haringvliet en voorziet uitsluitend in een conserverende regeling. Derhalve leidt het Barro niet tot belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

Vrijwarringzone rijksvaarwegen

Conform het Besluit algemene regels ruimtelijk ordening (Barro) dient in de bestemmingsplannen rekening gehouden te worden met de vrijwaringszonen (Wro
art. 4.3, Barro 2.1.2). De vrijwaringszone bij vaarwegen wordt gemeten vanaf de begrenzingslijn van de rijkvaarweg zoals opgenomen in de legeer (art. 5.1 van de Waterwet).
Deze “vrije ruimte” is een zone die in beginsel vrij is van bijvoorbeeld bouwwerken en opgaande begroeiing die het functioneren van de vaarweg of de veiligheid van het scheepvaartverkeer in gevaar brengen. Voor zover de initiatiefnemer binnen de zone toch ontwikkelingen wil laten plaats vinden, dient deze aan te tonen dat het functioneren van de vaarweg niet in het
geding is. In artikel 34.2 is deze regels uit het Barro uitgewerkt.

Natuurnetwerk Nederland (titel 2.10 Barro)

Enkele delen van het plangebied zijn, op grond van het Barro, aangewezen als onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Onder het Natuurnetwerk Nederland wordt verstaan een stelsel van natuurgebieden van internationaal of nationaal belang dat strekt tot de veiligstelling van ecosystemen met daarbij behorende soorten. Activiteiten die per saldo leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van die gebieden, of van de samenhang tussen die gebieden zijn niet toegestaan, tenzij er sprake is van een groot openbaar belang. Of, indien er geen reële alternatieven zijn en de negatieve op de wezenlijke kenmerken en waarden, oppervlakte en samenhang worden beperkt en de overblijvende effecten gelijkwaardig worden gecompenseerd. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in een conserverende regeling, derhalve worden er geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt binnen de zones van het Natuurnetwerk Nederland. Gelet hierop leidt het Barro niet tot belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

Omgevingswet

De Omgevingswet wil een fundament bieden voor bundeling van het omgevingsrecht. De Omgevingswet integreert daartoe de gebiedsgerichte onderdelen van de huidige wetten in één wet met één samenhangend stelsel van planning, besluitvorming en procedures. Volgens de regering is de Omgevingswet om twee reden nodig:

De huidige wetgeving sluit niet meer goed aan op huidige en toekomstige ontwikkelingen. Zo richten de huidige wettelijke regels zich nog onvoldoende op duurzame ontwikkeling en houden ze voldoende rekening met regionale verschillen en de behoefte aan maatwerk in concrete projecten.

De uitvoeringspraktijk worstelt bij projecten met veel verschillende wetten met elk hun eigen procedures, planvormen en regels. Het huidige omgevingsrecht is te versnipperd en niet inzichtelijk genoeg. Dat het omgevingsrecht is verbrokkeld en verdeeld over tientallen wetten, leidt tot afstemmings- en coördinatieproblemen en verminderde kenbaarheid en bruikbaarheid voor alle gebruikers. Initiatiefnemers van activiteiten in de fysieke leefomgeving hebben vaak te maken met meerdere wetten en meerdere bevoegde gezagsinstanties, die een initiatief niet in samenhang beoordelen. Ook komt integraal beleid niet of moeizaam tot stand. Bovendien ligt de balans te veel bij zekerheid en te weinig bij een dynamiek van groei dankzij duurzame ontwikkeling.

De omgevingsvisie, het programma en het omgevingsplan zijn drie belangrijke instrumenten in het omgevingsbeleid. Naar verwachting zal de Omgevingswet in 2019 in werking treden, maar mogelijk wordt dit nog uitgesteld.

3.2 Provinciaal beleid

Visie Ruimte en Mobiliteit

De provincie Zuid-Holland heeft haar ruimtelijk beleid vastgelegd in de Visie Ruimte en Mobiliteit. Aan de voorgenoemde visie is een programma Ruimte en een programma Mobiliteit gekoppeld, waarin beschreven wordt welke instrumenten de provincie inzet om de doelen en ambities uit de Visie Ruimte en Mobiliteit te realiseren. De regels die voortkomen uit de visie en de beide programma's, zijn vastgelegd in de Verordening Ruimte. Deze regels hebben een directe doorwerking in bestemmingsplannen. Op 9 juli 2014 hebben Provinciale Staten van de provincie Zuid-Holland de Visie Ruimte en Mobiliteit (en alle bijbehorende documenten) vastgesteld. Op 12 januari 2017 is de geactualiseerde versie in werking getreden. Hiermee zijn wijzigingen doorgevoerd in de Visie ruimte en mobiliteit, het Programma ruimte, de Verordening ruimte 2014 en de Cultuurhistorische Hoofdstructuur. De actualisering heeft betrekking op onder meer strandbebouwing, de 3 ha-kaart en de actualisering van de regionale visies voor wonen en kantoren.

Het hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Sleutelbegrippen zijn maatwerk, flexibiliteit, aanpassingsvermogen en samenwerking.

De visie bevat vier rode draden die richting geven aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie:

  • Beter benutten en opwaarderen van wat er is;
  • Vergroten van de agglomeratiekracht;
  • Verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
  • Bevorderen van een water- en energie efficiënte samenleving.

De volgende provinciale onderwerpen zijn van belang voor dit bestemmingsplan:

Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 2.1.1 VR)

Het doel van de Ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de Ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. Bij elk project dient allereerst te worden bepaald of er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Een stedelijke ontwikkeling is gedefinieerd als "een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen". Daarnaast dient te worden beoordeeld of het project ook gezien zijn schaal en aard moet worden getoetst aan de Ladder. Als sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, dan dient de toetsing aan de Ladder plaats te vinden.

Een bestemmingsplan gericht op een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet worden getoetst aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Hierbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • Trede 1: de stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd;
  • Trede 2: in die behoefte wordt binnen het bestaand stedelijk gebied voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins of;
  • Trede 3: indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt gebruik gemaakt van locaties die:
    • 1. gebruik maken van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld;
    • 2. passen in de doelstellingen en richtpunten van de kwaliteitskaart (artikel 2.2.1. is van toepassing);
    • 3. zijn opgenomen in het Programma ruimte, voor zover het gaat om locaties groter dan 3 hectare.

In het bestemmingsplan wordt de realisatie van 7 woningen op de beoogde locatie van Parc Clinkerlandt in Herkingen mogelijk gemaakt. Op grond van vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State wordt de realisatie van 7 woningen niet als een stedelijke ontwikkeling gezien. Bovendien geldt dat er op grond van het huidige bestemmingsplan al een recreatiepark met 16 recreatiewoningen mogelijk is op de locatie.
Daarnaast is er in de bestaande dorpskern van Herkingen geen locatie beschikbaar waar de realisatie van zeven vrijstaande woningen op grote kavels mogelijk is. Voor het overige geldt dat sprake is van een conserverend bestemmingsplan waar geen andere stedelijke ontwikkelingen in opgenomen zijn.

Ruimtelijke kwaliteit (artikel 2.2.1 VR)

Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, indien de ontwikkeling aan de voorwaarden voor ruimtelijke kwaliteit voldoet, zoals vermeld in artikel 2.2.1 lid 1 van de VR. Binnen het plangebied zijn enkele delen aangewezen als 'beschermingscategorie 1'. Het betreffen gebieden met topkwaliteit. Het gaat om hoge en specifieke natuurwaarden, gebundeld in de EHS en Natura 2000, die met elkaar een substantiële bijdrage leveren aan de Europese biodiversiteit. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn in beginsel alleen mogelijk voor zover ze bijdragen aan het behoud of de ontwikkeling van de specifieke waarden.

Ecologische Hoofdstructuur en strategische reservering natuur (artikel 2.3.4 VR)

Een deel van het plangebied (Stad aan het Haringvliet) is aangewezen als Ecologische Hoofdstructuur (bestaande en nieuwe natuur/ecologische verbinding). De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) bestaat uit de bestaande bos- en natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden, bestaande en nieuwe landgoederen, ecologische verbindingen, die grote wateren en de Noordzee. Conform lid 1 wijst een bestemmingsplan geen bestemmingen aan die de instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden significant beperken, of leiden tot een significante vermindering van de oppervlakte, kwaliteit of samenhang van die gebieden.

Bescherming molenbiotoop (artikel 2.3.5 VR)

In de Verordening zijn regels opgenomen ter bescherming van molenbiotopen. De provincie vindt het belangrijk dat molens als beeldbepalende elementen gezien kunnen worden en kunnen blijven draaien. Daarom is er een beschermend beleid voor de omgeving van windmolens. Een bestemmingsplan voor gronden gelegen binnen de molenbiotoop van traditionele windmolens, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op “kaart 9 Cultureel Erfgoed”, garandeert in voldoende mate de vrije windvang en het zicht op de molen. Het onderhavige bestemmingsplan legt de bestaande waarden vast en is daarmee conserverend van aard. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen worden niet mogelijk gemaakt. In het bestemmingsplan is voor de gronden rondom de molens een molenbiotoop opgenomen die voldoet aan de gestelde voorwaarden in de Verordening.

Buitendijks bouwen (artikel 2.4.3 VR)

Een deel van het plangebied is op grond van de verordening aangewezen als buitendijks bebouwd gebied. In buitendijkse gebieden van de grote rivieren neemt de druk op de ruimte toe. Bij ontwikkelingen in deze gebieden dient, gezien de klimaatverandering, een goede afweging gemaakt te worden van de hoogwaterrisico's alsmede een inschatting van het slachtofferrisico bij een eventuele overstroming. Wel is er een principebesluit genomen voor het campingterrein bij de jachthaven in Stad aan het Haringvliet, dat buitendijks is gelegen. Het onderhavige bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk binnen het buitendijks gebied.

3.3 Gemeentelijk beleid

Regionale Structuurvisie Goeree-Overflakkee, 2010

In de Regionale Structuurvisie Goeree-Overflakkee (RSG) worden de ruimtelijke, sociaal-culturele en economische aspecten integraal behandeld en wordt de ruimtelijke koers van het eiland tot 2030 uitgezet. Dit betekent dat fundamentele keuzen gemaakt worden. De waargenomen trend van sociaaleconomische terugloop dient te worden doorbroken. Enerzijds zonder de kernkwaliteiten van het eiland (kust, rust, natuur en ruimte) uit het oog te verliezen. Anderzijds door ruimte te bieden aan kwalitatieve plannen voor het eiland. De RSG bestaat uit twee documenten, een visie en een onderbouwend analysedocument.

De RSG is in december 2010 vastgesteld. In de RSG wordt de volgende centrale visie geschetst: Goeree-Overflakkee is een authentiek en vitaal belevingseiland in de Delta. Daarin is het ontspannen wonen, werken en recreëren in dorpen en landschappen met een hoge herkenbare ruimtelijke kwaliteit. Duurzaamheid staat hoog in het vaandel. De belangrijkste economische pijler is de toeristische sector. Ook andere economische initiatieven zijn welkom, als zij qua aard en schaal inpasbaar zijn in de cultuurhistorisch waardevolle landschapsstructuur en het open agrarisch karakter van het eiland.

Vanaf het moment van vaststelling van de RSG in 2010 tot heden hebben ontwikkelingen niet stil gestaan. Om de structuurvisie als actueel beleidskader te laten functioneren is het wenselijk om deze gedeeltelijk te actualiseren.

Den Bommel, Herkingen en Stad aan het Haringvliet zijn allen aangewezen als steunkern. Om de kernen vitaal te houden is dorpsvernieuwing en het clusteren van voorzieningen met zorgsteunpunten van belang. Onderdeel hiervan is eveneens het revitaliseren van cultuurhistorisch waardevolle kernen en havens, dit geldt met name voor Stad aan het Haringvliet en Den Bommel. De in de kernen aanwezige havens zijn aangewezen als 'kwaliteitsverbetering en uitbreiding ligplaatsen en toeristische knooppuntontwikkeling'. Om de toeristische en economische ontwikkeling op Goeree-Overflakkee een impuls te geven, is versterking van de watersport een belangrijke kansrijke ontwikkeling. Van belang voor een duurzaam watersysteem is het behoud van een zoetwatervoorziening voor de landbouw en de daarvoor benodigde aanleg van een nieuwe inlaat, alsmede het realiseren van aanpassingen aan het watersysteem binnendijks. Stad aan het Haringvliet en Den Bommel zijn aangewezen voor deze benodigde aanleg van nieuwe inlaten.

De structuurvisie is met name georiënteerd op de lange termijnontwikkeling van het eiland. Het bestemmingsplan past binnen de visie omdat het conserverend karakter bijdraagt aan behouden van de herkenbare ruimtelijke kwaliteit van de drie kernen. Ontwikkelingen dienen te voldoen aan de uitgangspunten zoals gesteld in de structuurvisie.

De Eilandvisie, 2015

De lange termijnvisie voor Goeree-Overflakkee is uiteengezet in de Eilandvisie. Hierin worden de maatschappelijke opgaven waar het eiland voor staat benoemd. De visie biedt kaders voor de besluitvorming van de gemeente. Het behoud en de versterking van de leefbaarheid en de identiteit van het eiland staan in deze visie centraal. Met name omdat het eiland voor een aantal uitdagingen staat. De bevolkingsgroei stabiliseert en er dreigt krimp en vergrijzing. Een verschuiving van inwoners van de kleine naar de grote kernen vindt plaats, met als gevolg afnemende draagkracht en een druk op voorzieningen. Dit betekent een grotere afstand tot voorzieningen. Er worden zes strategische kernthema's centraal gesteld, welke tevens fungeren als toetsingskader voor overige plannen en beleid:

  • Eilanditeit; het behoud van de unieke identiteit van het eiland;
  • Maatschappelijke balans; de versterking van de sociaaleconomische vitaliteit en het behoud van voldoende zorg- en voorzieningenniveaus;
  • Kwaliteit; van leven en van groei;
  • Duurzaamheid; Goeree-Overflakkee heeft alles in handen om het meest duurzame eiland te worden;
  • Innovatie; het stimuleren en faciliteren van innovatie als bron voor werkgelegenheid;
  • Verbindingen; de versterking daarvan op het eiland en met de metropolen Rotterdam en Antwerpen, zowel sociaal, fysiek als digitaal.

Het voorliggende bestemmingsplan is in lijn met de Eilandvisie, met name wordt de unieke identiteit van het eiland behouden door het conserverende karakter van het plan. Ontwikkelingen dienen getoetst te worden aan de bovengenoemde strategische kernthema's.

Detailhandelsvisie, 2016

Het voorgaande detailhandelsbeleid dateert uit 2009. Er is sindsdien veel veranderd binnen de detailhandel. De nieuwe, geactualiseerde gemeentelijke detailhandelsvisie uit 2016 heeft de volgende hoofddoelstellingen:

  • het behoud van een goede, duurzame verzorgingsstructuur, met een vitale en toekomstbestendige detailhandel. Het beleid is gericht op het centraliseren en concentreren van winkelvoorzieningen die elkaar aanvullen en het tegengaan van versnippering;
  • Behoud en waar mogelijk versterken van de concurrentiepositie van Goeree-Overflakkee met Middelharnis als belangrijkste winkelgebied;
  • Versterken van het ondernemersklimaat: er wordt aan ondernemers, binnen de gestelde kaders, zoveel mogelijk ruimte geboden om in te kunnen blijven spelen op de dynamiek in de detailhandel.

In de visie wordt uitgegaan van een ruimtelijke structuur die is gebaseerd op de verzorgingsfunctie van de verschillende winkelgebieden. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen: hoofdwinkelcentrum, toeristisch centrum, bovenlokaal centrum, lokale centra, dorpssteunpunten, perifere detailhandel en bijzondere vormen van detailhandel.

De kernen Den Bommel, Herkingen en Stad aan het Haringvliet worden binnen de detailhandelsstructuur als dorpssteunpunt aangemerkt. Een dorpssteunpunt is gericht op primair levensonderhoud voor inwoners uit de directe omgeving. Vanuit leefbaarheid is behoud van de voorzieningen wenselijk, maar alleen indien er voldoende draagvlak is. Bij nieuwe ontwikkelingen zal de gemeentelijke rol faciliterend van aard zijn.

Woonvisie 2018 - 2024

De gemeenteraad van Goeree-Overflakkee heeft op 14 december 2017 de 'Woonvisie 2018-2024' met het daarbij behorende woningbouwprogramma vastgesteld als kwantitatief en kwalitatief kader voor het woonbeleid van de gemeente. De woonvisie ziet kansen voor aanhoudende groei van de gemeente conform de provinciale woonbehoefteraming (WBR). Met de realisatie van Smart Water zal deze verder groeien. Dit kan tot bijstelling van de raming leiden. Het is wel essentieel dat kwalitatief goede plannen tot ontwikkeling komen omdat 'slechte' plannen de afgelopen jaren de ontwikkeling van goede plannen hebben geblokkeerd. Hiervoor is onder meer de saneringsvisie woningbouwlocaties vastgesteld. Voor de stimulering van kwalitatief goede plannen is een nieuwe werkwijze vastgelegd in de herziening van de Regionale Structuurvisie waarbij ook meer wordt uitgegaan van meer kleinschalige ontwikkelingen met een beperkt aantal woningen per keer. Uitgegaan wordt van vraag gestuurd ontwikkelen.

Woningbehoefte De provinciale woningbehoefteraming (WBR) is vanuit de verstedelijkingsafspraken het uitgangspunt voor woningbouw in de provincie Zuid-Holland, en daarmee ook voor Goeree-Overflakkee. Volgens de WBR zal de komende vijf jaar de woningbehoefte toenemen met 830 woningen (+4% / 165 woningen per jaar). In de periode 2021 tot 2031 zullen er nog ruim 900 woningen extra nodig zijn (vanaf 2021 gemiddeld 95 woningen per jaar). Ondanks dat het WBR het uitgangspunt is, moeten plannen die de kwalitatieve behoefte van Goeree-Overflakkee vervullen, doorgang vinden. Hoewel er een afname is van het aantal inwoners, zal door de gezinsverdunning (minder mensen per woning) nog woningbehoefte blijven bestaan. Na 2030 is de voorspelling dat de groei zal ombuigen naar een daling van het aantal benodigde woningen. In deze prognoses is geen rekening gehouden met ontwikkelingen als Smart Water. Smart Water is een visie op de regionale economische ontwikkeling van Goeree-Overflakkee. Deze visie moet de lokale economie op Goeree-Overflakkee stimuleren. De verwachting is dat Smart Water tot 2050 zo'n 1.600 nieuwe banen genereert op Goeree-Overflakkee. Smart Water zou een trendbreuk met het verleden kunnen veroorzaken doordat de creatie van nieuwe banen leidt tot extra woningbehoefte.

Het voorliggende bestemmingsplan maakt, gelet op het conserverende karakter, slechts op een beperkt aantal plekken ontwikkelingen mogelijk. In die gevallen waar het gaat om woningbouw (Havenstadt en Herkingen-Oost) gaat het om een beperkt aantal woningen die onder de norm van een stedelijke ontwikkeling vallen. Binnen de dorpskern van Herkingen is geen sprake van andere concurrerende woningbouwplannen waardoor het toevoegen van 7 woningen op ruime kavels past binnen de behoefte die nu eenmaal in iedere aanwezig is. Een dergelijke ruime opzet is ook niet in bestaand stedelijk gebied te realiseren. Voor de locatie Havenstadt geldt dat ten opzichte van het nu geldende bestemmingsplan slechts een beperkte verruiming van het aantal woningen wordt toegestaan.

Nota ruimtelijke kwaliteit, 2016

De 'Nota Ruimtelijke kwaliteit 2016' vervangt de vier welstandsnota's van de voormalige gemeenten van Goeree-Overflakkee en voorziet in een sterk vereenvoudigd beleid ten opzichte van het voorgaande welstandsbeleid. Op 13 oktober 2016 is de nota door de gemeenteraad van Goeree-Overflakkee vastgesteld. Doel van de nota is het waarborgen van de ruimtelijke kwaliteit van bouwwerken binnen de gemeente Goeree-Overflakkee. Het beleid kent minder regels en niet alles is tot op detail bepaald in uitvoeringsmaten en -eisen.

Algemene welstandscriteria

De nota gaat onder andere uit van algemene welstandscriteria die ten grondslag liggen aan iedere planbeoordeling, waarbij een bouwplan wordt beoordeeld op aspecten als; situering, massa en vorm, maat en schaal, gevelkarakteristiek, detaillering, materiaalkeuze, kleurstelling en textuur. Tevens wordt onderscheid aangebracht in drie welstandsniveaus. Het eerste niveau heeft betrekking op beschermde stads- en dorpsgezichten/monumenten. Hiervoor geldt dat het welstandsbeleid erop is gericht de historische kwaliteit van dorpskernen en individuele panden te behouden en waar mogelijk te versterken. Bouwwerken in gebieden met niveau 1 worden getoetst aan het hoogste welstandsregime. Voor plannen die vallen binnen gebieden met welstandsniveau 2, de bijzondere welstandsgebieden, geldt een milder regime. Dit betekent dat het welstandsbeleid primair is gericht op het handhaven van de aanwezige kwaliteit. Het derde niveau heeft betrekking op de reguliere welstandsgebieden. Het beleid ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit en het welstandstoezicht is gericht op het handhaven van de basiskwaliteit van zowel bebouwing als buitenruimte. Binnen de gemeente zijn dit vooral de naoorlogse planmatige uitbreidingen, bedrijventerreinen op zichtlocaties en buitengebied. Tot slot zijn er welstandsvrije gebieden. Welstandsvrij zijn gebieden die uit oogpunt van bescherming van de visuele kwaliteit als ongevoelig kunnen worden aangemerkt. Echter, mogen deze bouwwerken niet in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand.

Thematische uitwerkingen

Naast de algemene welstandscriteria zijn er thematische criteria voor specifieke gebieden. De gebieden die hieronder vallen zijn het schurvelingen- en zandwallengebied waarvoor geldt dat extra zorg wordt besteed aan het behouden, benutten en eventueel versterken van de cultuurhistorische identiteit in dit gebied. De polder- en dijklinten zijn beeldbepalend in het overwegend open landschap van Goeree-Overflakkee. Tevens zijn er de bedrijven- en haventerreinen hiervoor geldt dat welstandstoetsing alleen van toepassing is voor percelen die een representatiefunctie hebben. Tot slot valt het agrarisch landschap onder de thematische welstandscriteria, hiervoor geldt dat nieuwe bebouwing passend moet zijn in het landschap.

Specifieke objecten

Tot slot zijn er specifieke criteria voor bepaalde veel voorkomende objecten. Het betreft welstandscriteria voor bouwwerken die omgevingsvergunningplichtig zijn conform artikel 2.1 Wabo en zó specifiek zijn da ze, ongeacht het gebied waarin ze staan of worden geplaatst, eigen welstandscriteria vergen. Bij objectgerichte beoordelingskaders gaat het om objectieve welstandscriteria die de planindiener vooraf zoveel mogelijk duidelijkheid dienen te geven.

Ontwikkelings- en herstructureringsprojecten

De welstandsnota voorziet niet in criteria voor grotere ontwikkelings- en herstructureringsprojecten waarbij sprake is van een nieuwe ruimtelijke structuur. Hiervoor zijn de algemene welstandscriteria van toepassing. Voor het bouwproject dient een beeldkwaliteitsplan voorhanden te zijn.

Voorliggend bestemmingsplan is conserverend van aarde en legt de bestaande kwaliteiten vast. Nieuwe ontwikkelingen dienen te worden getoetst aan de algemene welstandscriteria alsmede dient hiervoor een beeldkwaliteitsplan opgesteld te worden.

Beleidsplan Erfgoed en cultuur 2016 - 2020

Op 23 februari 2016 is het beleidsplan Erfgoed en cultuur 2016 - 2020 vastgesteld. Het hoofddoel van het beleidsplan is om de inwoners en bezoekers (toeristen) van Goeree-Overflakkee zich bewust zijn van en hebben deelgenomen aan de beleefbare omgeving van cultuur en erfgoed in de directe leefomgeving. Onder dit hoofddoel vallen een drietal subdoelen, die zijn uitgewerkt in programmalijnen waarin de gemeente aangeeft wat ze wil bereiken en wat ze daarvoor gaat doen.

Het eerste subdoel is inwoners en bezoekers doen mee met culturele activiteiten. Dit wordt uitgewerkt in programmalijn 1 Cultuurparticipatie. Aangaande cultuurparticipatie wil de gemeente bereiken dat mensen uit alle levensfasen in aanraking komen met cultuur, er een samenhangend cultuuraanbod wordt ontwikkeld, een integrale aanpak tussen disciplines wordt bevorderd, culturele producten meer bekend worden om de kwaliteit, basisschoolkinderen kennismaken met cultuur en streekmusea worden vernieuwd en geactualiseerd.

Het tweede subdoel is inwoners en bezoekers laten ervaren dat erfgoed belangrijk is. Uitwerking hiervan vindt plaats in programmalijn 2 Cultureel Erfgoed, Ruimte en Economie. Het cultureel erfgoed valt uiteen in materieel erfgoed (cultuurlandschap, archeologie en monumentenzorg) en immaterieel erfgoed (verhalen, gewoonten en gebruiken).

De derde programmalijn heeft betrekking op de culturele infrastructuur. De maatschappelijke rol van verenigingen en stichtingen staat hierbij centraal. Voor het stimuleren van het maken en meemaken van kunst en cultuur is een sterke culturele infrastructuur van wezenlijk belang. Culturele activiteiten dragen bij aan de leefbaarheid van de kern.

In relatie tot onderhavig bestemmingsplan is vooral, gelet op het ruimtelijke component, het tweede subdoel van belang. Het conserverend karakter van dit bestemmingsplan borgt de aanwezige cultuurlandschappen, monumenten en archeologische waarden.

Horecabeleid, 2016

Het bestaande horecabeleid Goeree-Overflakkee is in werking getreden op 9 oktober 2013, na samenvoeging van vier gemeenten tot de gemeente Goeree-Overflakkee. Aanleiding om een nieuw integraal horecabeleid te ontwikkelen waren onder andere de samenvoeging, een aantal wijzigingen in de Drank- en horecawet, de invoering van een nieuwe Algemene plaatselijke verordening en decentralisatie van het toezicht op de Drank- en horecawet. Medio 2015 is er wederom aanleiding om een nieuw integraal beleid te ontwikkelen. Aanleiding is nu dat er wederom wijzigingen zijn aangebracht in de Drank- en horecawet, invoering van een nieuwe Algemene plaatselijke verordening en het Verslavingspreventiebeleid 2014-2018.

Horeca speelt, mede gelet op het toerisme, een belangrijke rol op Goeree-Overflakkee. Horeca vervult een economische functie, het zorgt voor bestedingen en werkgelegenheid. Naast de economische functie vervult horeca een sociale functie. Het horecabeleid moet zorgen voor kaders om een bijdrage te leveren aan het bereiken van een goede balans tussen horeca als belangrijke economische en recreatieve/ontspannende functie en het bewaken van de woon- en leefsituatie en gezondheid. De positieve aspecten moeten zoveel mogelijk gestimuleerd worden en de negatieve aspecten moeten zoveel mogelijk voorkomen worden. Het uiteindelijke resultaat van het horecabeleid is om door een sfeervol gebied te creëren, waarbij een aantrekkelijk klimaat voor zowel inwoners, toeristen als horecaondernemers aanwezig is en waar het woon- en leefgenot gewaarborgd is en de belasting of overlast door horecabedrijven voor de omgeving en omwonenden tot een minimum beperkt blijft.

Het onderhavige bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen met betrekking tot horeca. Gelet op het conserverend karakter legt het plan de vigerende rechten vast.

Permanente bewoning recreatiewoningen

Permanente bewoning van recreatiewoningen neemt steeds meer toe. Dit tast de kwaliteit van de recreatieterreinen aan. De problematiek heeft vooral een planologisch karkater. Permanente bewoning van recreatiewoningen is in strijd met de recreatieve bestemming van recreatieterreinen. Het gemeentelijk beleid is erop gericht dit tegen te gaan. Momenteel wordt deze problematiek onderzocht en wordt bekeken of permanente bewoning wel of niet toegestaan wordt. In dit kader is eveneens een visie in voorbereiding.

Voor Bungalowpark Herkingen geldt dat wordt uitgegaan van de vigerende rechten.

Voor de gronden waar momenteel het bestemmingsplan 'Parc Clinckerlandt' vigeert worden de vigerende rechten niet overgenomen. In plaats daarvan worden de gronden bestemd voor maximaal zeven vrijstaande woningen op ruime kavels.

Voor recreatie en de bestaande recreatieterrein op Goeree-Overflakkee is momenteel een beleidsvisie in voorbereiding.

Recreatievisie G-O 2025

Op 14 september 2017 is door de gemeenteraad van Goeree-Overflakkee de Recreatievisie Goeree-Overflakkee 2025 vastgesteld. In deze visie worden de recreatieve ambities verwoord en wordt beschreven hoe Goeree-Overflakkee er in 2025 uit zal zien ten aanzien van toerisme en recreatie. Niet zozeer uitbreiding van de capaciteit, maar een betere benutting ervan staat centraal. De nadruk ligt niet meer op nieuwe projecten, maar op herontwikkeling van de bestaande terreinen en locaties (inclusief planvoorraad). In de verblijfsaccommodaties wordt aanzienlijk meer diversiteit en kwaliteit (her)ontwikkeld. Deze accommodaties zullen zoveel mogelijk worden geclusterd, zodat er in de daarvoor bestemde kernen draagvlak ontstaat voor een veelzijdig aanbod aan horeca, wellness, ontspanning, winkels, verhuurdiensten, enzovoort. Het buitengebied (landbouw, natuur, havenkommen) kan worden verlevendigd door het stimuleren van bijzondere verblijfsconcepten voor niches. Deze concepten gaan substantieel bijdragen aan de kwaliteit en identiteit van de locatie en de omgeving.
Dit bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt geen nieuwe recreatieve ontwikkelingen mogelijk.

3.4 Beleid waterschap Hollandse Delta

Waterplan Goeree-Overflakkee, 2008

Het Waterplan is een overkoepeld plan, waarin alle maatregelen op het gebied van waterbeheer in de stedelijke kernen opgenomen zijn. Doel van het Waterplan is het opstellen van een gezamenlijke koers van de gemeenten en het waterschap voor de realisatie van een veilig, schoon, aantrekkelijk en goed beheerd watersysteem in en rond de stedelijke keren op Goeree-Overflakkee. Per kern is deze gezamenlijke koers vertaald in een visie en nader uitgewerkt in een concreet maatregelenprogramma.

In het Waterplan zijn de volgende punten geregeld:

  • De inrichting van het gebied en de afstemming tussen de ruimtelijke ordening en het waterbeheer;
  • Het gebruik en het beheer en onderhoud van het oppervlaktewater;
  • De omgang met afvalwater en regenwater in het gebied.

Het voorliggende bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast en daarmee tevens het huidige watersysteem.

3.5 Conclusie

Zowel op Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid zijn geen belemmeringen te verwachten. Provinciaal gezien is aangesloten op de Verordening Ruimte. Ook is aangesloten op het gemeentelijk beleid. De Eilandvisie biedt een langetermijnvisie voor het eiland. Het voorliggende bestemmingsplan sluit op deze visie aan, omreden dat het conserverend karakter bijdraagt aan het borgen en versterken van de bestaande kwaliteit en identiteit van de dorpen.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de sectorale aspecten beschreven waarop dit plan van invloed is. Ieder aspect komt in een aparte paragraaf aan bod. Hierin worden het toetsingskader, de effecten van het plan en de beoordeling hiervan beschreven.

4.2 Bodemkwaliteit

Beleid en normstelling

Wet bodembescherming

Als sprake is van ernstige bodemverontreiniging dan is de Wet bodembescherming (Wbb) van kracht. Het doel van de Wbb is in de eerste plaats het beschermen van de (land- of water-) bodem zodat deze kan worden benut door mens, dier en plant, nu en in de toekomst.

Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem, waarop deze ontwikkelingen gaan plaatsvinden, geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel. Bij nieuwbouwactiviteiten dient de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te zijn gebracht. In het algemeen geldt dat nieuwe bestemmingen bij voorkeur op een schone bodem dienen te worden gerealiseerd.

Gemeentelijk bodembeleid

De gemeente Goeree-Overflakkee heeft een geactualiseerde bodemkwaliteitskaart van de landbodem opgesteld. Deze bodemkwaliteitskaart is opgesteld samen met een bijbehorende Nota bodembeheer, met als doel om grondverzet binnen de gemeente te vergemakkelijken. De bodemkwaliteitskaart kan worden gebruikt als bewijsmiddel (milieuhygiënische verklaring) voor de kwaliteit van de grond.

Onderzoek en conclusie

Op basis van de bodemkwaliteitskaart van de gemeente is het plangebied ingedeeld in zone B: bebouwing 1945-1970 en zone C: vooroorlogse bebouwing, zie afbeelding 4.1 en 4.2. In de bovengrond (0-0,5 m -mv) van het plangebied is er sprake van de bodemkwaliteitsklasse 'Industrie' alsmede 'Wonen'. In de ondergrond (0,5-2,0 m -mv) is enkel sprake van bodemkwaliteitsklasse 'Wonen'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.herzHRVBMLHKG-BP30_0004.jpg"

Afbeelding 4.1 uitsnede bodemkwaliteitskaart Herkingen

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.herzHRVBMLHKG-BP30_0005.jpg"

Afbeelding 4.2 uitsnede bodemkwaliteitskaart Stad aan het Haringvliet en Den Bommel

Gelet op de conserverende aard van het bestemmingsplan vinden er geen grootschalige ontwikkelingen/functieveranderingen plaats waarbij rekening moet worden gehouden met de bodemkwaliteit. Daar waar wel sprake is van ontwikkelingen geldt dat de bodemkwaliteit ter plaatse geen belemmering zal vormen op basis van de bodemkwaliteitskaart of dat in het kader van ontwikkeling al voldoende bodeminformatie beschikbaar is. Nader onderzoek er derhalve in het kader van dit bestemmingsplan niet noodzakelijk. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan.

4.3 Wegverkeerslawaai

Beleid en normstelling

Conform artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh) (2007) bevindt zich aan weerszijden van een weg een zone waarbinnen akoestisch onderzoek dient te worden uitgevoerd. Alvorens geluidgevoelige objecten - zoals woningen of scholen - kunnen worden geprojecteerd, dient te worden onderzocht of aan de normen van de Wgh wordt voldaan. De zonebreedte is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de aard van de omgeving (stedelijk of buitenstedelijk gebied).

Als er nieuwe geluidgevoelige objecten binnen de onderzoekszone van een weg worden gerealiseerd, dan mag de geluidsbelasting van het wegverkeer niet meer bedragen dan de voorkeurswaarde. Indien de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeurswaarde moeten er maatregelen worden getroffen om hieraan alsnog te kunnen voldoen. Blijkt dat niet mogelijk of op overwegende bezwaren te stuiten dan is het college van burgemeester en wethouders bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde. Deze hogere waarde mag de maximale ontheffingswaarde niet overschrijden. Daarnaast worden in het Bouwbesluit 2012 eisen gesteld aan de karakteristieke geluidwering. Dit betreffen eisen aan de geluidwering van de gevel zodat deze zodanig wordt geconstrueerd dat voldaan wordt aan de maximale binnenwaarde van 33 dB. Voor een bedgebied (verblijfsgebied waarin bedden aanwezig zijn) is de waarde van de karakteristieke geluidwering 5 dB hoger. Dit betekent dat de binnenwaarde in het bedgebied niet hoger mag zijn dan 28 dB.

Voor woonerven en voor wegen waarop de maximum snelheid 30 km/h bedraagt, geldt geen onderzoekszone, waardoor ze - strikt formeel gezien - niet hoeven te worden getoetst aan de normen van de Wgh. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het echter wel wenselijk dat deze wegen mee worden genomen in de afweging.

Onderzoek en conclusie

De Wet geluidhinder verlangt inzicht in de akoestische effecten bij de realisatie van nieuwe geluidgevoelige objecten, zoals woningen. Binnen het voorliggende plangebied zijn diverse geluidsgevoelige objecten (zoals woningen) aanwezig, alsmede enkele ontsluitingswegen. In het voorliggende bestemmingsplan worden echter geen nieuwe woningen of andere geluidgevoelige functies mogelijk gemaakt en is geen sprake van reconstructies van wegen. Onderzoek in het kader van de Wet geluidhinder is dan ook niet aan de orde.

4.4 Luchtkwaliteit

Beleid en normstelling

Het onderzoek naar luchtkwaliteit wordt uitgevoerd op grond van hoofdstuk 5, titel 5.2 'Luchtkwaliteitseisen' van de Wet milieubeheer. De titel 5.2 'Luchtkwaliteitseisen' is beter bekend als de Wet luchtkwaliteit.

De kern van de Wet luchtkwaliteit is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is een bundeling maatregelen op regionaal, nationaal en internationaal niveau die de luchtkwaliteit verbeteren en waarin alle ruimtelijke ontwikkelingen/projecten zijn opgenomen die de luchtkwaliteit in belangrijke mate verslechteren.

Het doel van de NSL is om overal in Nederland te voldoen aan de Europese normen voor de luchtverontreinigende stoffen. Voor wegverkeer zijn stikstofdioxide (NO2), fijnstof (PM10) en zeer fijn stof (PM2,5)de belangrijkste stoffen. De in de Wet luchtkwaliteit gestelde norm voor NO2 en PM10 jaargemiddelde grenswaarde is voor beide stoffen 40 µg/m3. Daarnaast mag de PM10 24 uurgemiddelde grenswaarde van 50 µg/m3 maximaal 35 keer per jaar worden overschreden. De jaargemiddelde grenswaarde voor zeer fijnstof (PM2,5) bedraagt 25 µg/m3.

Met het van kracht worden van het NSL zijn de tijdstippen waarop moet worden voldaan aan de jaargemiddelde grenswaarden NO2 en PM10 aangepast. Voor PM10 is dat 11 juni 2011 en 1 januari 2015 voor NO2. De grenswaarde voor PM2,5 is vanaf 1 januari 2015 van toepassing.

Naast de introductie van het NSL is het begrip 'niet in betekenende mate bijdragen' (NIBM) een belangrijk onderdeel van de Wet luchtkwaliteit. Een project draagt NIBM bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit als de NO2 en PM10 jaargemiddelde concentraties niet meer toenemen dan 1,2 µg/m3. In dat geval is de ontwikkeling als NIBM te beschouwen.

Een ruimtelijke ontwikkeling vindt volgens de Wet luchtkwaliteit doorgang als ten minste aan één van de volgende voorwaarden is voldaan:

  • de ontwikkeling is opgenomen in het NSL;
  • de ontwikkeling aangemerkt wordt als een NIBM-project;
  • de gestelde grenswaarden in bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit niet worden overschreden;
  • projectsaldering kan worden toegepast.

Voor zover de ruimtelijke ontwikkeling is opgenomen in het NSL of de ontwikkeling kan worden aangemerkt als NIBM-project is toetsing aan de grenswaarden van de Wet luchtkwaliteit niet nodig.

Onderzoek

Een project draagt niet in betekenende mate (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit als de NO2 en PM10 jaargemiddelde concentraties niet meer toenemen dan 1,2 µg/m3. Het voorliggende bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, waardoor een onderzoek op grond van de Wet luchtkwaliteit niet noodzakelijk is. In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 bepaald.

Goede ruimtelijke ordening (NSL-monitoringstool)

Voor de volledigheid zijn de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 bepaald ter plaatse van het plangebied. Met de NSL-monitoringstool zijn langs de belangrijkste wegen (de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 bepaald. In afbeelding 4.4 zijn de jaargemiddelde concentraties weergegeven voor het peiljaar 2015.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.herzHRVBMLHKG-BP30_0006.jpg"

Afbeelding 4.1: overzicht concentraties NO2, PM10 en PM2,5, peiljaar 2015 (NSL-monitoringstool).

Uit deze afbeelding blijkt dat de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 ter plaatse van het plangebied de jaargemiddelde grenswaarde van 40 µg/m3 (voor NO2 en PM10 ) en 25 µg/m3 (voor PM2,5) niet overschrijden. Daarnaast is de trend dat in de toekomst de emissies en de achtergrondconcentraties van deze stoffen zullen dalen, waardoor geen overschrijdingen van de grenswaarden zijn te verwachten.

Conclusie

Omdat het voorliggende bestemmingsplan geen grote nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt die boven de drempelwaarden uitkomen is onderzoek op grond van de Wet luchtkwaliteit niet benodigd. Wel zijn in het kader van een goede ruimtelijke ordening de jaargemiddelde achtergrondconcentraties NO2, PM10 en PM2,5 bepaald. Deze waarden zijn veel lager dan de gestelde normen uit bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit. Een overschrijding van de grenswaarden is dan ook niet te verwachten.

4.5 Milieuhinder bedrijven

Beleid en normstelling

Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de verschillende voorkomende functies en wonen noodzakelijk. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies. In de brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken.

Milieucategorie   Richtafstanden tot 'rustige woonwijk'   Richtafstanden tot 'gemengd gebied'  
1   10 meter   0 meter  
2   30 meter   10 meter  
3 (3.1 en 3.2)   50 - 100 meter   30 - 50 meter  
4 (4.1 en 4.2)   200 - 300 meter   100 - 200 meter  
5 (5.1 en 5.2)   500 - 1000 meter   300 - 700 meter  
6   1500 meter   1000 meter  

Tabel 4.1: richtafstanden volgens 'Bedrijven en milieuzonering, VNG, 2009'

De milieucategorie leidt in combinatie met een omgevingstype (rustige woonwijk of gemengd gebied) tot een bijbehorende richtafstand.

Beoordeling milieucategorisering

Den Bommel, Herkingen en Stad aan het Haringvliet worden allen gekenmerkt door een relatief geconcentreerd centrum, waar zich enkele voorzieningen bevinden, waaronder detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen en enkele bedrijven. Buiten het centrum is met name de woonfunctie dominant, met enkele verspreid liggende maatschappelijke voorzieningen en bedrijven.

Voorliggend bestemmingsplan betreft een actualisatie van de vigerende regeling waarbij geen directe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Ten opzichte van de vigerende regeling worden geen zwaardere bedrijfscategorieën toegestaan. Opgemerkt dient te worden dat bedrijven met milieucategorie 1 en 2 passend worden geacht binnen de woonomgeving en dus toelaatbaar zijn, mits voldaan wordt aan de relevante milieuhygiënische randvoorwaarden. Ditzelfde geldt bijvoorbeeld voor aan-huis-gebonden beroepen en ambachtelijke bedrijvigheid en dienstverlening, welke ondergeschikt zijn aan de woonbestemming. De bedrijven in hogere milieucategorieën 3.1 en 3.2 worden niet zonder meer passend geacht binnen een woonomgeving. Deze bedrijven zijn in dit bestemmingsplan voorzien van een specifieke aanduiding die de betreffende bedrijfsacitviteit binnen de hogere milieucategorie mogelijk maakt. Uitzondering hierop is het bedrijventerrein Bosland. Op dit bedrijventerrein zijn bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 3.1 en 3.2 toegestaan.

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet niet in het terugbrengen van de nu (op basis van het vigerende bestemmingsplan) mogelijke bedrijfscategorieën. Bij het verlenen of actualiseren van milieuvergunningen zal specifiek getoetst worden ten aanzien van milieuhinder.

4.6 Milieuhinder horeca

Toelaatbaarheid van horeca-activiteiten

Bij de aanwezigheid van een horecavoorziening is het van belang dat ter plaatse van woningen een goed woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd en dat horecaondernemingen op een gewenste locatie hun bedrijf kunnen uitoefenen. Zodoende wordt de toelaatbaarheid van horeca-activiteiten via de planregels vastgelegd. Binnen het plangebied zijn de geldende mogelijkheden behouden.

Inventarisatie horecavoorzieningen

De horeca-activiteiten binnen het plangebied zijn geïnventariseerd en gecategoriseerd aan de hand van de Staat van Horeca-activiteiten, die als bijlage 2 bij de regels is opgenomen. Binnen de dorpskernen wordt lichte horeca en detailhandelsverwante horeca passend geacht. Middelzware en zware horeca heeft doorgaans een grote verkeersaantrekkende werking en zijn ook 's-nachts geopend. Deze categorieën van horeca-activiteiten worden niet passend geacht in de dorpskernen en daarom niet mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan.

Conclusie

Binnen het plangebied komen diverse horeca-activiteiten voor. Deze horeca-activiteiten vallen allen binnen de categorie 'lichte horeca'. Deze activiteiten veroorzaken geen onaanvaardbare milieuhinder voor het plangebied. Door het vastleggen van de toelaatbare categorieën horeca-activiteiten wordt ook in de toekomst milieuhinder voorkomen.

4.7 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, zoals milieurisico's, transportrisico's en risico's die kunnen optreden bij de productie, het vervoer en de opslag van gevaarlijke stoffen in inrichtingen. Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke (on)mogelijkheden.

In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het Wro besluit betrekking heeft en dienen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR), en de eventuele toename hiervan, berekend te worden.

Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De normstelling heeft de status van een grenswaarde die niet overschreden mag worden. Voor kwetsbare objecten wordt in zowel bestaande als nieuwe situaties het niveau van 10-6 per jaar als grenswaarde gehanteerd. Nieuwe beperkt kwetsbare objecten zijn alleen toegestaan onder een gewichtige motivering. Bestaande beperkt kwetsbare objecten zijn toegestaan binnen de PR 10-6 contour.

Het GR kan worden beschouwd als de maat van maatschappelijke ontwrichting in geval van een calamiteit (en drukt dus de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal 10 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit). De normstelling heeft de status van een oriënterende waarde. Deze waarde is geen vastgestelde wettelijke norm. Desondanks hebben overheden en betrokken private instellingen een inspanningsverplichting om te voldoen aan deze oriënterende waarde en dient een toename van het GR bestuurlijk te worden verantwoord.

Besluit externe veiligheid inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) uit 2004 legt veiligheidsnormen op aan overheden die besluiten nemen over bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Het gaat daarbij om bijvoorbeeld chemische fabrieken, LPG-tankstations en spoorwegemplacementen waar goederentreinen met gevaarlijke stoffen rangeren. Deze bedrijven verrichten soms risicovolle activiteiten dichtbij (beperkt) kwetsbare objecten waaronder woningen, ziekenhuizen, scholen, winkels, horecagelegenheden en sporthallen. Hierdoor ontstaan risico's voor mensen die in de buurt ervan wonen of werken.

Het besluit verplicht gemeenten en provincies bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen met externe veiligheid rekening te houden. Dit betekent bijvoorbeeld dat woningen op een bepaalde afstand moeten staan van een bedrijf dat werkt met gevaarlijke stoffen.

Onderzoek

Op basis van de risicokaart zijn de drie kernen geïnventariseerd. Uit deze inventarisatie blijkt dat zich in het plangebied een tweetal risicobronnen bevinden. Het betreffen twee propaantanks in Stad aan het Haringvliet. In de nabijheid van het plangebied zijn eveneens enkele propaantanks gelegen. Omdat het invloedsgebied van deze tanks niet tot over het plangebied reikt, worden deze risicobronnen verder buiten beschouwing gelaten.

Propaanreservoirs vallen onder de vigeur van het Activiteitenbesluit Milieubeheer. In artikel 3.28 van het Activiteitenbesluit worden veiligheidsafstanden ten opzichte van (beperkt) kwetsbare objecten genoemd. Onderstaande tabel 4.2 geeft voor zowel het plaatsgebonden als het groepsgebonden risico de veiligheidsafstand weer.

Inhoud opslagtank propaan   veiligheidsafstand PR   veiligheidsafstand GR  
Opslagtank met propaan tot en met 5 kubieke meter   20 meter   25 meter  
Opslagtank met propaan groter dan 5 kubieke meter tot en met 13 kubieke meter   25 meter   50 meter  

Tabel 4.2: veiligheidsafstanden propaantanks (bron: Activiteitenbesluit)

De in Stad aan het Haringvliet aanwezige bovengrondse propaantanks bevinden zich aan de Zeedijk 54 bij jachthaven Atlantica en aan de Boomgaarddreef 15 bij bloembollenkwekerij Malieflower. De propaantank van jachthaven Atlantica heeft een opslagcapaciteit van 5.000 liter (5,0 m3) hiervoor geldt een PR-6 contour van 20 meter. Het invloedsgebied van het GR bedraagt 25 meter. Bij bloembollenkwekerij Malieflower is een opslagtank met propaan van 8.000 liter (8,0 m3) aanwezig. Voor deze tank geldt een PR-6 contour van 25 meter. Het invloedsgebied van het GR bedraagt 50 meter. Gelet op het conserverend karakter van onderhavig bestemmingsplan worden er geen nieuwe kwetsbare bestemmingen binnen het invloedsgebied geprojecteerd. Daarom wordt voldaan aan de eisen die gesteld worden in het Activiteitenbesluit. Een berekening/verantwoording van het groepsrisico is derhalve niet noodzakelijk.

Conclusie 

Gelet op het bovenstaande vormt het aspect externe veiligheid geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.8 Water

Beleid en normstelling

Nationaal Waterplan

Het Rijksbeleid op het gebied van water is vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De waterplannen geven het landelijke, respectievelijk regionale (strategische) waterbeleid weer. Voor het rijk is dit vastgelegd in het Nationaal Waterplan (NWP). Het NWP geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid. Het Nationaal Waterplan 2016-2021 is de opvolger van het Nationaal Waterplan 2009-2015 en vervangt dit plan én de partiële herzieningen hiervan. Het NWP is op 10 december 2015 door de minister van Infrastructuur en Milieu en de staatssecretaris van Economische Zaken vastgesteld.

Vanuit de verantwoordelijkheid voor het watersysteem verankert het Rijk de volgende principes:

  • Integraal waterbeheer. Het kabinet houdt vast aan een integrale aanpak van de wateropgaven, door opgaven op het gebied van waterkwantiteit (waterveiligheid en wateroverlast), waterkwaliteit en gebruik van (zoet)water in natte en droge situaties in samenhang te beschouwen.
  • Afwenteling voorkomen. Het kabinet wil voorkomen dat waterkwantiteits- en waterkwaliteitsproblemen worden afgewenteld in de ruimte en de tijd, zoals het afwentelen van bovenstrooms veroorzaakte waterkwaliteitsproblemen op benedenstrooms gelegen wateren. Om afwenteling te voorkomen, maken beheerders onderling afspraken over acceptabele hoeveelheden en de kwaliteit van het te ontvangen water. Om afwenteling te voorkomen gelden ook de tritsen vasthouden-bergen-afvoeren en schoonhouden-scheiden-schoonmaken.

Nationaal Bestuursakkoord Water

In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is het kabinetsstandpunt over het waterbeleid in de 21e eeuw vastgelegd. De hoofddoelstellingen zijn: het waarborgen van het veiligheidsniveau bij overstromingen en het verminderen van wateroverlast. Daarbij wordt de voorkeur gegeven aan ruimtelijke maatregelen boven technische maatregelen.

In het NBW is ook de watertoets als procesinstrument opgenomen. De watertoets is het proces van vroegtijdig informeren, adviseren en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van dit instrument is waarborgen dat de waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet in beschouwing worden genomen als het gaat om waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Uitvoering van de watertoets betekent in feite dat de gemeente en de waterbeheerder samenwerken bij het uitwerken van ruimtelijke plannen, zodat problemen in het gebied zelf en de omgeving worden voorkomen. De watertoets is sinds 2003 verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening en is en hiermee verplicht voor alle ruimtelijke plannen en besluiten.

In 2008 is het NBW geactualiseerd met als doel de watersystemen in 2015 op orde te krijgen, vooral op het gebied van wateroverlast en watertekort.

Kaderrichtlijn water

Op 22 december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht geworden. De KRW geeft een kader voor de bescherming van de ecologische en chemische kwaliteit van oppervlaktewater en grondwater.

Waterbeheer 21e eeuw

In september 2000 heeft de commissie Waterbeheer 21e eeuw (WB21) advies uitgebracht over het toekomstig waterbeheer in Nederland. Belangrijk onderdeel van WB21 is het uitgangspunt van ruimte voor water. Er mag geen afwenteling plaatshebben; berging moet binnen het stroomgebied plaatshebben. Dit betekent onder andere het aanwijzen en instandhouden van waterbergingsgebieden. Daarnaast wordt verdroging bestreden en worden watertekorten verminderd.

Provinciaal waterbeleid

Het Hoofdlijnenakkoord 2015 – 2019 van het college van Gedeputeerde Staten schetst de ambitie om beleid zo veel mogelijk integraal vorm te geven en te anticiperen op de visie die ten grondslag ligt aan de Omgevingswet. Specifiek voor het regionale waterbeleid is hieraan voldaan met de Visie Ruimte en Mobiliteit en de Voortgangsnota Europese Kaderrichtlijn Water. In het kader van de herziening van het Waterplan Zuid-Holland 2010-2015 is er daarom voor gekozen geen nieuwe integrale herziening op te stellen, maar een planherzieningsbesluit op te stellen dat bepaalt waaruit het waterbeleid bestaat. In het planherzieningsbesluit wordt verwezen naar de diverse vastgestelde beleidsdocumenten waarin het waterbeleid inmiddels geactualiseerd is opgenomen. Voor een aantal onderdelen blijft het Waterplan van kracht. Enkele onderdelen van de Visie ruimte en mobiliteit hebben in het ontwerp herzieningsbesluit van het Waterplan expliciet de status van regionaal Waterplan gekregen. Daarom wordt ook in de Visie ruimte en mobiliteit expliciet aangegeven dat deze deels de status heeft van regionaal Waterplan.

Waterbeheerprogramma 2016-2021

Vanaf 2016 is er een nieuw waterbeheer programma van kracht. Het ontwerp hiervan is inmiddels beschikbaar. Het programma bestaat uit een statisch en een dynamisch deel. Het statisch deel bevat de doelen die het waterschap wil bereiken, zowel op de lange termijn als voor de planperiode. Het dynamisch deel bevat de maatregelen die nodig zijn om de doelen uit het statisch deel te realiseren. Het plan bevat doelen en maatregelen voor de thema’s Calamiteitenzorg, Water en Ruimte, Waterveiligheid, Voldoende Water, Schoon water en Waterketen. Voor het thema water en ruimte is de nadere uitwerking van de deltabeslissing ruimtelijke adaptatie de belangrijkste ontwikkeling. Hierbij wordt uitgegaan van meerlaagse veiligheid: preventie (laag 1), ruimtelijke inrichting (laag 2) en crisisbeheersing (laag 3). Voor Hollandse Delta ligt de nadruk op de eerste laag: een overstroming voorkomen door middel van (primaire) waterkeringen. Voor de tweede laag is als doel geformuleerd dat de ruimtelijke inrichting bijdraagt aan het beperken van de gevolgen van een overstroming.

Beleid oppervlaktewatersysteem

Nota toetsingskaders en beleidsregels voor het watersysteem [WSHD 2014]

In deze nota zijn toetsingskaders en beleidsregels opgenomen die het uitgangspunt vormen voor plantoetsing en vergunningverlening. Relevant voor het bestemmingsplan zijn onder meer de regels over watercompensatie. Dempingen van oppervlaktewaterlichamen moeten volledig gecompenseerd worden door het aanbrengen van een gelijkwaardige vervangende voorziening. Een toename van verhard oppervlak moet worden gecompenseerd door het aanleggen van water met een oppervlakte van 10 % van de verharding. Voor de compensatie voor demping of extra verharding is er sprake van een voorkeursvolgorde:

  • 1. nieuw te graven oppervlaktewater in de directe nabijheid van de verhardingstoename;
  • 2. nieuw te graven oppervlaktewater binnen hetzelfde peilgebied;
  • 3. nieuw te graven oppervlaktewater in het benedenstrooms gelegen peilgebied of een eventueel alternatief.

Beleid waterkeringen

Met betrekking tot waterkeringen is het zogenaamde profiel van vrije ruimte relevant voor ruimtelijke ontwikkelingen. Als gevolg van klimatologische wijzigingen en bodemdaling, maar ook vanwege veranderingen in hydraulische uitgangspunten, wordt bij waterkeringen een profiel van vrije ruimte gehanteerd. Op deze manier wordt de benodigde ruimte voor eventuele versterkingen van de waterkering al gereserveerd. Met het gebruik van het profiel van vrije ruimte wordt de waterkering in de toekomst niet volledig volgebouwd, maar wordt rekening gehouden met uitbreidingen, zodat bouwwerken niet hoeven wijken voor versterkingen. Dit profiel van vrije ruimte staat gedefinieerd in de nota toetsingskaders en beleidsregels voor het watersysteem 2014, TK-05 Profiel van vrije ruimte (voor waterkeringen) [WSHD 2014].

Regionaal beleid

Het waterschap Hollandse Delta en de gemeenten, Dirksland, Goedereede, Middelharnis en Oostflakkee hebben gezamenlijk een waterplan opgesteld voor het eiland Goeree-Overflakkee. Dit waterplan is in 2008 vastgesteld. In het waterplan zijn de streefbeelden en doelen voor het water in de kernen opgesteld. Voor het realiseren van streefbeelden en doelen zijn maatregelen opgenomen.

Maatregelen zoals onderzoek, beheer en onderhoud, organisatie en communicatie dienen door alle gemeenten te worden uitgevoerd indien een ontwikkeling plaatsvindt. Daarnaast zijn ook per kern maatregelen opgesteld. De onderwerpen die in het waterplan aan de orde komen, zijn het watersysteem, de waterkwaliteit, riolering, grondwater, ruimtelijke ordening en natuur en recreatie. Een hieraan gekoppelde inspanningsverplichting wordt hieronder nader beschreven.

Onderzoek

Bestaande situatie

Omdat onderhavig plan geen ontwikkelingen mogelijk maakt volgt hieronder een korte beschrijving van het plangebied in de huidige situatie. In de drie kernen zijn diverse oppervlaktewateren aanwezig, waaronder de twee havens van Den Bommel en Stad aan het Haringvliet en een deel van het Haringvliet. Alle voorgenoemde oppervlaktewateren zijn voorzien van de bestemming 'Water'.

Peilgebieden

De kernen Den Bommel en Herkingen vallen onder het peilbesluit Goeree-Overflakkee. Den Bommel is gelegen binnen het bemalingsgebied 'De Bommelse Polders' (G42.001). Hiervoor geldt een zomerpeil van NAP -1,10 m en een winterpeil van NAP -1,40 m. Het westelijk deel van Herkingen is gelegen binnen het bemalingsgebied 'De drie polder' (G23.002 en G23.003). Ter plaatse van zone G23.002 geldt een zomerpeil van NAP - 0,80 m en een winterpeil van NAP -1,00 m. Voor zone G23.003 geldt een zomerpeil van NAP -0,90 m en een winterpeil van NAP -1,15 m. Het oostelijk deel van Herkingen valt binnen het bemalingsgebied 'Battenoord' (G25.002). Hiervoor geldt een zomerpeil van NAP -1,00 m en een winterpeil van NAP -1,30 m. Stad aan het Haringvliet valt onder het peilbesluit Johan Koert. Het betreft peilgebied 'Polder de Oude Stad' (G32.007) waar een zomerpeil van NAP -1,00 m en een winterpeil van NAP -1,25 m geldt.

Grondwatersysteem

Op basis van de Bodemkaart van Nederland zijn de kernen gelegen in verschillende grondwatertrappen. In onderstaande tabel zijn de Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG) en de Gemiddeld Laagste Grondwaterstand (GLG) van de grondwatertrappen opgenomen per kern.

Grondwatertrap   GLG (in cm -mv)   GHG (in cm -mv)  
Den Bommel      
II   50-80   < 40  
VI   > 120   40-80  
Herkingen      
V   > 120 buitendijks   < 40  
VI   > 120   40-80  
Stad aan het Haringvliet      
VI   > 120   40-80  

Waterkwaliteit

Het tegengaan van riooloverstorten door de afkoppeling van hemelwater van de DWA komt de waterkwaliteit (in de omgeving) ten goede. Het ontstaan van (nieuwe) vervuilingsbronnen dient zoveel mogelijk te worden voorkomen om vervuiling van grond- en oppervlaktewater te beletten. Het toepassen van niet-uitloogbare bouwmaterialen bij de toekomstige ontwikkelingen voorkomt dat het hemelwater wordt vervuild. In verband hiermee dienen geen (sterk) uitloogbare materialen zoals koper, lood, zink of teerhoudende dakbedekking te worden gebruikt op delen die met hemelwater in contact komen, zoals de dakbedekking, goten en pijpen of er moet voorkomen worden dat deze materialen kunnen uitlogen (bijvoorbeeld door het coaten van loodslabben). Voorliggend plan heeft geen effect op de waterkwaliteit omdat door middel van het toepassen van niet-uitloogbare bouwmaterialen, voorkomen wordt dat het hemelwater wordt vervuild.

Veiligheid

In het plangebied liggen meerdere regionale waterkeringen. De regionale waterkeringen in Den Bommel betreffen de Spuidijk, Buitendijk, Molendijk, Boven Oostdijk en Beneden Oostdijk. In Herkingen betreft de regionale waterkering de Grevelingenweg/Groene Kruisweg. In Stad aan het Haringvliet zijn twee waterkeringen gelegen, de Zeedijk en de Lieve Vrouwepoldersedijk. Om de veiligheid te kunnen garanderen geldt de Keur van het Waterschap Hollandse Delta. De keurzone is de strook waarbinnen een vergunning nodig is voor werken of werkzaamheden in, op, langs of in de nabijheid van de waterkering. De waterkeringszone van de waterkering, alsmede de daarbij behorende beschermingszone is in dit bestemmingsplan voorzien van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'.

Toekomstige situatie

Algemeen

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk conserverend van aard. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet omgevingsvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen.

Binnen het plangebied zijn diverse watergangen aanwezig. Tevens zijn er binnen het plangebied regionale waterkeringen gelegen. Vanwege de conserverende aard van het bestemmingsplan en het feit dat deze niet voorziet in nieuwe ontwikkelingen, wordt de waterhuishouding niet verstoord.

Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Het is van belang om bij eventuele ontwikkelingen diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Conclusie

Het voorontwerpbestemmingplan wordt, conform het gestelde in ex artikel 3.1.1 van het Bro, aan Waterschap Hollandse Delta voorgelegd. Eventuele opmerkingen van het waterschap worden verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.

4.9 Ecologie

Beleid en normstelling

Wet natuurbescherming

Per 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. Deze wet vervangt drie oude wetten: de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming: Natura 2000), de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en de Boswet (kapvergunningen).

Soorten

Voor ruimtelijke ingrepen die resulteren in overtreding van één of meer artikelen van de Wnb moet ontheffing worden aangevraagd. Voor een aantal soorten geldt daarenboven het beschermingsregime van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Voor werkzaamheden die uit een bestemmingsplan voortvloeien dient voor de start van die werkzaamheden ontheffing te worden aangevraagd indien beschermde soorten voorkomen. Bij de vaststelling van het plan dient duidelijk te zijn of en in hoeverre een ontheffing kan worden verkregen.

Voor alle in de wet genoemde diersoorten (inclusief vogels) geldt dat het verboden is individuen van deze soorten (opzettelijk) te doden of te vangen. Bovendien is het verboden nesten (en eieren) en (vaste) voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van dieren opzettelijk te beschadigen of te vernielen dan wel weg te nemen. Voor de in de wet genoemde plantensoorten geldt dat het verboden is exemplaren in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk te plukken en te verzamelen, af te snijden, te ontwortelen of te vernielen. In de Wnb worden drie beschermingsregimes onderscheiden voor beschermde soorten. Voor de eerste twee regimes gelden aanvullende verbodsbepalingen.

  • 4. Het beschermingsregime Vogelrichtlijn (Vrl), dat van toepassing is op van nature in Nederland in het wild levende vogels van soorten als bedoeld in artikel 1 van de Vrl. Met betrekking tot deze vogelsoorten geldt dat het - aanvullend aan de bovengenoemde verbodsbepalingen - verboden is vogels opzettelijk te storen, behalve als de storing niet van wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding van de desbetreffende vogelsoort. Ruimtelijke inrichting of ontwikkeling en dwingende redenen van groot openbaar belang zijn geen reden om ontheffing te verlenen. Ontheffing is uitsluitend toegestaan op basis van de ontheffingsgronden die in de Vrl zijn genoemd. Overigens is het, indien geen ontheffing nodig is, volgens de huidige interpretatie van de wet wel verplicht rekening te houden met het broedseizoen van vogels. Voor sommige vogelsoorten met vaste verblijfplaatsen geldt dat deze vaste verblijfplaatsen en het essentiële leefgebied jaarrond beschermd zijn.
  • 5. Het beschermingsregime Habitatrichtlijn (Hrl), dat van toepassing is op soorten van bijlage IV bij de Hrl, bijlage I en II bij het Verdrag van Bern en bijlage I bij het Verdrag van Bonn. Met betrekking tot deze soorten is het - aanvullend aan de bovengenoemde verbodsbepalingen - verboden dieren opzettelijk te verstoren. Ontheffing wordt voor ruimtelijke inrichting of ontwikkeling alleen verleend indien:
      • er geen andere bevredigende oplossing is, en
      • geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort, en
      • sprake is van één van de volgende (bij ruimtelijke ontwikkeling relevante) belangen:
        • 1. de bescherming van wilde flora en fauna of natuurlijke habitats, of
        • 2. de volksgezondheid, de openbare veiligheid of andere dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en voor het milieu wezenlijk gunstige effecten.
  • 8. Het beschermingsregime Andere Soorten, dat van toepassing is op soorten van de bijlage behorende bij artikel 3.10 van de Wnb. Ontheffing is alleen mogelijk indien:
      • er geen andere bevredigende oplossing is, en
      • indien geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort.

Er is echter geen ontheffing nodig indien gewerkt wordt volgens een geldige gedragscode die van toepassing is op de betreffende soort(en). Vaak is daarnaast ecologische begeleiding en een ecologisch werkprotocol nodig bij de uitvoering van werkzaamheden.

De provincies kunnen voor het beschermingsregime Andere Soorten een algemene vrijstelling verlenen voor onder meer ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Indien nesten, (vaste) voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van soorten niet (kunnen) worden ontzien, is ontheffing noodzakelijk. Ontheffing is niet benodigd indien de functionaliteit van de nesten, (vaste) voortplantingsplaatsen of rustplaatsen gegarandeerd wordt (het beschadigen en vernielen wordt voorkomen door maatregelen of er zijn voldoende alternatieven).

Ten slotte is altijd de algemene zorgplicht van toepassing, die inhoudt dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor alle inheemse dieren en planten en hun directe leefomgeving (artikel 1.11 van de Wnb). Concreet betekent dit dat bij ruimtelijke ontwikkeling gezorgd moet worden dat dieren niet gedood worden en dat planten verplant worden. Ook dient gelet te worden op bijvoorbeeld de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren.

Natura 2000

De Wnb ziet op de bescherming van Natura 2000-gebieden (Vrl- en Hrl-gebieden). Voor ieder Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen opgesteld voor één of meerdere soorten en/of habitats. Voor ruimtelijke ontwikkelingen binnen de Natura 2000-gebieden en tevens voor ontwikkelingen daarbuiten die van invloed kunnen zijn (door 'externe werking') op die beschermde natuurgebieden, gelden (strenge) restricties. Voor activiteiten of projecten die schadelijk zijn voor de beschermde natuur geldt een vergunningplicht. Middels een 'habitattoets' dient te worden onderzocht of een activiteit (significante) negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor Natura 2000-gebieden veroorzaakt. De uitkomsten van de habitattoets dienen te worden beoordeeld door het bevoegd gezag.

Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden (de voormalige Ecologische Hoofdstructuur / EHS). Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. Het doel van het NNN is de instandhouding en ontwikkeling van natuurgebieden om daarmee een groot aantal soorten en ecosystemen te laten voortbestaan. Sinds 2014 zijn de provincies het eerste verantwoordelijke bevoegde gezag voor het NNN (daarvoor was dat de rijksoverheid). De provincies hebben in een verordening regelgeving vastgelegd ten aanzien van het NNN.

Onderzoek 

Soorten

Met voorliggend bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt ten opzichte van de vigerende bestemmingsplanregeling. Wel geldt de zorgplicht voor alle in het wild levende planten- en diersoorten. Dit betekent dat eenieder voldoende zorg in acht neemt voor alle inheemse dieren en planten en hun directe leefomgeving (artikel 1.11 van de Wnb).

Gebieden

Het Haringvliet is aangemerkt als Natura 2000-gebied en valt tevens onder de vigeur van de Wet natuurbescherming 2016. Gezien het conserverende karakter van het voorliggend bestemmingsplan zijn negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor de soorten en habitats, waarvoor de Natura 2000-gebieden als zodanig zijn aangewezen, op voorhand uit te sluiten. Er is geen sprake van externe werking.

Wel maken enkele delen van het plangebied onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het voorliggende bestemmingsplan heeft een conserverend karakter en voorziet geen nieuwe ontwikkelingen. De betreffende gebieden zijn in dit bestemmingsplan voorzien van de bestemmingen 'Natuur en 'Water'. De bebouwingsmogelijkheden binnen deze bestemmingen zijn zeer beperkt.

Conclusie

Vanuit het aspect ecologie gelden er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan. Wel dient voor alle in het wild levende planten- en diersoorten de zorgplicht in acht te worden genomen.

4.10 Planologisch relevante kabels en leidingen

Naast de hiervoor beschreven milieuaspecten kunnen er nog andere belemmeringen in of nabij het plangebied aanwezig zijn die van invloed kunnen zijn op de planvorming. Het gaat bijvoorbeeld om de aanwezigheid van straalpaden, planologisch relevante kabels en leidingen (zoals waterleidingen of rioleringsleidingen), beschermingszones en dergelijke.

In het plangebied van Den Bommel en Stad aan het Haringvliet zijn rioolleidingen aanwezig, welke zijn voorzien van de dubbelbestemming 'Leiding – Riool'. Deze bestemming geldt primair ten opzichte van de onderliggende bestemming en beoogt de leiding te beschermen tegen graafschade. Er mag pas gebouwd worden als dat met de leidingbeheerder is afgestemd en er geldt een verplichting tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten.

Naast de voorgenoemde rioolleidingen zijn er in het plangebied geen leidingen of andere belemmeringen aanwezig die een planologische bescherming behoeven, of die de planuitvoering in de weg staan.

4.11 Archeologie

Kader en normstelling

Erfgoedwet

De Monumentenwet 1988 is op 1 juli 2016 overgegaan in de Erfgoedwet. De Erfgoedwet bundelt de bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Bovendien zijn aan de Erfgoedwet een aantal nieuwe bepalingen toegevoegd. Het beschermingsniveau zoals dit in de oude wetten en regelingen gold, blijft gehandhaafd. Het behoud en beheer van het Nederlandse erfgoed was geregeld in zes verschillende wetten en een regeling waarin roerend, onroerend en archeologisch erfgoed allemaal hun eigen specifieke definities, procedures en beschermingsmaatregelen hadden.

In de Erfgoedwet is vastgelegd hoe met ons erfgoed wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarbij heeft en hoe het toezicht daarop wordt uitgeoefend. Overbodige regels zijn geschrapt en de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het cultureel erfgoed ligt waar mogelijk bij het erfgoedveld zelf. Onderdelen van de Monumentenwet die de fysieke leefomgeving betreffen, worden overgeheveld naar de Omgevingswet die in 2019 van kracht wordt. Voor deze onderdelen is een overgangsregeling in de Erfgoedwet opgenomen voor de periode 2016-2019. Het gaat daarbij om de volgende zaken:

  • Vergunningen tot wijziging, sloop of verwijdering van rijksmonumenten;
  • Verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie;
  • Bescherming van stads- en dorpsgezichten.

Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS)

In de provincie Zuid-Holland is een groot aantal cultuurhistorische en archeologische waarden aanwezig. Deze zijn beschreven in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur. Het is van provinciaal belang om deze Cultuurhistorische Hoofstructuur te behouden. De volgende erfgoedthema's zijn van provinciaal belang:

  • Archeologie

Hiervoor geldt het algemene uitgangspunt dat de aanwezige archeologische resten in de bodem behouden moeten blijven.

  • Molens

Het is van provinciaal belang dat de molens binnen de provincie gezien kunnen blijven worden en kunnen blijven draaien. Voorts helpt de provincie om de molens in stand te houden en wordt gebruik en bezoek gestimuleerd. Gelet hierop kent de provincie een beschermend beleid voor de omgeving van windmolens. Dit belang wordt geborgd aan de hand van regelgeving voor Molenbiotopen in de provinciale verordening Ruimte.

  • Landgoederen

Historische landgoederen in Zuid-Holland zijn van grote betekenis voor de omgeving. Met hun groene en statige karakter vormen deze landgoederen rustruimte in het stedelijk gebied. Ter waarborging hiervan heeft de provincie een zogenaamde landgoedbiotoop ingesteld, welk bestaat uit de kern van het landgoed (huis met tuin en/of park) met hier omheen een bufferzone, het zogenaamde blikveld.

  • Kasteelterreinen

De kasteelterreinen die nog zichtbaar zijn in de provincie zijn van grote betekenis voor de cultuurhistorie van Zuid-Holland. Om dit unieke culturele erfgoed te beschermen heeft de provincie een zogeheten 'kasteelbiotoop' ingesteld.

Onderzoek

Sedert enkele jaren is het opstellen en uitvoeren van archeologisch beleid een gemeentelijke aangelegenheid. De Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) en de Wet ruimtelijke ordening (Wro) verlangen van gemeenten dat zij archeologische waarden volwaardig meewegen in de ruimtelijke planvorming. Voordeel is dat gemeenten zelf een afweging kunnen maken ten aanzien van de gebieden die onderzoeksplichtig zijn, en welke vrijstellingsregimes gehanteerd worden. Daarbij past een eigen archeologiebeleid, met als basis een archeologische waarden- en verwachtingenkaart en een beleidskaart.

De archeologische waarden- en verwachtingenkaart van de gemeente Goeree-Overflakkee geeft een gedetailleerd overzicht van de aanwezige archeologische waarden en de archeologische verwachtingen (zie afbeelding 4.4, 4.5 en 4.6).

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.herzHRVBMLHKG-BP30_0007.jpg"

Afbeelding 4.4 Archeologische verwachtingenkaart Den Bommel

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.herzHRVBMLHKG-BP30_0008.jpg"

Afbeelding 4.4 Archeologische verwachtingenkaart Herkingen

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.herzHRVBMLHKG-BP30_0009.jpg"

Afbeelding 4.4 Archeologische verwachtingenkaart Stad aan het Haringvliet

Ter plaatse van het voorliggende plangebied geldt voor de historische kernen de archeologische verwachtingswaarde 3. Dit is houdt in dat aan deze gebieden een hoge archeologische verwachting is toegekend. Voor deze archeologische verwachting is in het bestemmingsplangebied een dubbelbestemming opgenomen: 'Waarde- Archeologie 3'. Voor deze gronden bedraagt de maximale verstoring 100 m2 en 0,3 meter diep. Er is geen dubbelbestemming opgenomen voor gronden die geen archeologische verwachtingswaarde hebben (Geen waarde/Ongewaardeerd).

In de opgenomen dubbelbestemming is bepaald dat voor verstorende werkzaamheden in de bodem die een bedreiging kunnen vormen voor de mogelijk aanwezige archeologische waarden een vergunning verplicht is.

Conclusie

Voor de gronden met een archeologische verwachting is in het plangebied een dubbelbestemming opgenomen: 'Waarde – Archeologie 3'. Daarmee zijn de eventueel aanwezige archeologische waarden voldoende gewaarborgd. Het voorliggende bestemmingsplan maakt bovendien geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, waardoor de thans aanwezige archeologische waarden in het plangebied niet worden aangetast.

4.12 Cultuurhistorie

Beleid en normstelling

Visie erfgoed en ruimte 'Kiezen voor karakter'

In de Visie erfgoed en ruimte 'Kiezen voor karakter' zet het Rijk uiteen hoe cultureel erfgoed wordt geborgd in de ruimtelijke ordening voor de periode 2011-2015. De moderne monumentenzorg is ontwikkelings- en gebiedsgericht. Bovendien vindt het Kabinet samenwerking met publieke en private partijen van belang.

In de Visie wordt het karakter van Nederland gevat in vier kenmerkende eigenschappen: waterland, stedenland, kavelland en vrij land. De gebiedsgerichte omgang met erfgoed vergt dat deze karakteristieken worden verbonden met opgaven uit andere sectoren en dat de economische, sociaal-culturele en ecologische kracht van het erfgoed beter wordt uitgebaat. Veranderingen in de monumentenzorg en de ruimtelijke ordening geven burgers en bedrijven meer ruimte en geven decentrale overheden meer vrijheden en verantwoordelijkheden. Iedere overheidslaag staat voor de taak zijn belangen zo veel mogelijk vooraf kenbaar te maken en waar nodig met regels te borgen. Het rijk is daarnaast verantwoordelijk voor een goed functionerend stelsel. Provincies krijgen een centrale rol in de gebiedsgerichte belangenafweging en gemeenten verbinden gevolgen aan een gebiedsgerichte analyse van erfgoedwaarden bij het opstellen van ruimtelijke plannen.

Het Rijk heeft gekozen voor vijf prioriteiten van het gebiedsgerichte erfgoedbeleid in de komende jaren:

  • 1. werelderfgoed: de samenhang borgen en de uitstraling vergroten;
  • 2. eigenheid en veiligheid: zee, kust en rivieren;
  • 3. herbestemming als (stedelijke) gebiedsopgave: met focus op groei en krimp;
  • 4. levend landschap: synergie tussen erfgoed, economie en ecologie;
  • 5. en wederopbouw: het tonen van een tijdperk.

Onderzoek

Ter plaatse van voorliggend plangebied zijn een aantal cultuurhistorisch waardevolle objecten aanwezig. Onderstaande tabellen geven een overzicht per kern van de aanwezige Rijksmonumenten en de door de gemeente aangewezen karakteristieke panden.

Adres   Object/bestemming (bouwjaar)   Status  
Molendijk 33   Molen (1735)   Rijksmonument  
Voorstraat 25   Kerk Ned. Herv. (1646-1647)   Rijksmonument  
Voorstraat 36   Boerderij (3e kwart 19e eeuw)   Rijksmonument  
 
Beneden Oostdijk 8   Gemengd   Karakteristiek  
Beneden Oostdijk 10   Gemengd   Karakteristiek  
Beneden Oostdijk 12   Schuur   Karakteristiek  
Boven Oostdijk 1   Woning   Karakteristiek  
Boven Oostdijk 5   Woning   Karakteristiek  
Boven Oostdijk 23   Woning   Karakteristiek  
Boven Oostdijk 35a   Woning   Karakteristiek  
Boven Oostdijk 37a   Alleen de schuur   Karakteristiek  
Kerklaan 2   Wonen   Karakteristiek  
Molendijk 43   Woning   Karakteristiek  
Molendijk 66   Woning   Karakteristiek  
Molendijk 68   Woning   Karakteristiek  
Molendijk 84   Bedrijf/gemaal   Karakteristiek  
Schaapsweg 16   Woning   Karakteristiek  
Stoofhof 1   Woning   Karakteristiek  
Stoofhof 4   Gemengd   Karakteristiek  
Stoofhof 6   Woning   Karakteristiek  
Stoofhof 8   Woning   Karakteristiek  
Stoofhof 10   Gemengd   Karakteristiek  
Stoofhof 12   Gemengd   Karakteristiek  
Voorstraat 36   Prieel t.b.v. tbc   Karakteristiek  
  Hek aan de voorzijde   Karakteristiek  
Voorstraat 38   Wonen   Karakteristiek  

Tabel 4.1 Overzicht cultuurhistorisch waardevolle monumenten/karakteristieke objecten Den Bommel

Adres   Object (bouwjaar)   Status  
Molendijk 69   Molen (1841)   Rijksmonument  
Scharloodijk 2   Visbank (17e eeuw)   Rijksmonument  
Scharloodijk 33   Kerk Ned. Herv. (1788)   Rijksmonument  
Wellestrijpsedijk 1   Woonhuis (boerderij De Klaver) (1930)   Rijksmonument  
  Schuur (boerderij De Klaver) (1930)   Rijksmonument  
  Varkensstal (1930)   Rijksmonument  
 
1 februariweg 1   Bedrijf   Karakteristiek  
Deltastraat   Entreehek begraafplaats   Karakteristiek  
Fortstraat 4   Woning   Karakteristiek  
Grevelingenweg 4   Woning   Karakteristiek  
Kaaidijk 11   Gemengd   Karakteristiek  
Kaaidijk 27   Gemengd   Karakteristiek  
Molendijk 6   Gemengd   Karakteristiek  
Molendijk 47   Woning   Karakteristiek  
Molendijk 33   Woning   Karakteristiek  
Molendijk 37   Woning   Karakteristiek  
Molendijk 63   Woning   Karakteristiek  
Molendijk 65   Woning   Karakteristiek  
Molendijk 69   Molen   Karakteristiek  
Nieuwstraat 31   Woning   Karakteristiek  
Nieuwstraat 36   Woning   Karakteristiek  
Onderlangs 1   Woning   Karakteristiek  
Onderlangs 4   Woning   Karakteristiek  
Onderlangs 6   Kerk   Karakteristiek  
Peuterdijk bij 1   Duiker   Karakteristiek  
Peuterdijk 13   Woning   Karakteristiek  
Peuterdijk 13a   Woning   Karakteristiek  
Peuterdijk 15   Woning   Karakteristiek  
Peuterdijk 17   Woning/detailhandel   Karakteristiek  
Peuterdijk 19   Woning   Karakteristiek  
Peuterdijk 51   Woning met wagenschuur   Karakteristiek  
Scharloodijk 6   Woning   Karakteristiek  
St. Elizabethstraat 10   Woning   Karakteristiek  
Stoofweg 1   Woning   Karakteristiek  
Stoofweg 3   Woning   Karakteristiek  
Tuinstraat 2   Woning   Karakteristiek  
Vliegerstraat 2   Woning   Karakteristiek  

Tabel 4.2 Overzicht cultuurhistorisch waardevolle monumenten/karakteristieke objecten Herkingen

Adres   Object (bouwjaar)   Status  
Molendijk 79   Molen De Korenaar (1746)   Rijksmonument  
Nieuwstraat 27   Kerk Ned. Herv. (1540)   Rijksmonument  
Nieuwstraat 27   Kerktoren   Rijksmonument  
Voorstraat 9   Woonhuis (17e of 18e eeuw)   Rijksmonument  
Voorstraat 11   Woonhuis (17e eeuw)   Rijksmonument  
Voorstraat 13   Woonhuis (17e eeuw)   Rijksmonument  
Voorstraat 17   Woonhuis (waarschijnlijk 17e eeuw)   Rijksmonument  
Voorstraat 19   Woonhuis (18e eeuw)   Rijksmonument  
Voorstraat 32   Woonhuis (waarschijnlijk 18e eeuw)   Rijksmonument  
Voorstraat 34   Woonhuis (17e eeuw)   Rijksmonument  
Voorstraat 36   Woonhuis (17e eeuw)   Rijksmonument  
Zeedijk 5   Boerderij (1746)   Rijksmonument  
 
Achterdijk 1   Woning   Karakteristiek  
Achterdijk 6   Schuur behorend bij Voorstraat 25   Karakteristiek  
Achterdijk 14   Woning   Karakteristiek  
Achterdijk 33   Woning   Karakteristiek  
Boomgaarddreef 1a   Woning   Karakteristiek  
Burgemeester Sterkstraat 2   Woning   Karakteristiek  
Dijkhof 1   Woning   Karakteristiek  
Dijkhof 2   Woning   Karakteristiek  
Dijkhof 3   Woning   Karakteristiek  
Dijkhof 6   Woning   Karakteristiek  
Haven 2   Woning   Karakteristiek  
Haven 4   Kantoor   Karakteristiek  
Haven 6   Woning   Karakteristiek  
Lieve Vrouwepoldersedijk 23   Woning   Karakteristiek  
Molendijk 2   Brug en hek   Karakteristiek  
Molendijk 30   Brug   Karakteristiek  
Molendijk 31   Woning   Karakteristiek  
Molendijk 33   Woning   Karakteristiek  
Molendijk 77   Woning   Karakteristiek  
Nieuwstraat 7   Gemengd   Karakteristiek  
Voorstraat 3   Woning   Karakteristiek  
Voorstraat 7   Woning   Karakteristiek  
Voorstraat 8   Woning   Karakteristiek  
Voorstraat 12   Woning   Karakteristiek  
Voorstraat 20   Woning   Karakteristiek  
Voorstraat 23   Woning   Karakteristiek  
Voorstraat 25   Woning + trottoir   Karakteristiek  
Voorstraat 29   Woning   Karakteristiek  
Voorstraat 30   Bordes + hek/muur   Karakteristiek  
Voorstraat 33   Woning   Karakteristiek  
Voorstraat 35   Woning   Karakteristiek  
Vrouwtjesweg 33   Boerderij en schuur   Karakteristiek  
Zeedijk 23   Alleen Muraltmuur   Karakteristiek  
Zevenster 1 t/m 7   Trap en betonmuur   Karakteristiek  

Tabel 4.3 Overzicht cultuurhistorisch waardevolle monumenten/Karakteristieke objecten Stad aan het Haringvliet

Om de instandhouding van de aanwezige cultuurhistorisch waardevolle elementen te waarborgen zijn de waardevolle bebouwingselementen (zoals Rijksmonumenten en karakteristieke panden) voorzien van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding -rijksmonument' en 'karakteristiek'. Ter bescherming van de in het plangebied aanwezige 'wielen' (waterplassen) is zowel binnen de bestemming 'Groen' als 'Water' de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' opgenomen. Voorts is er voor de molens een 'Vrijwaringszone - Molenbiotoop 100m en 400m' opgenomen. Middels deze beschermingszone wordt de vrije windvang en het zicht op de molens gegarandeerd.

Conclusie

De waardevolle molens zijn beschermd middels de opgenomen vrijwaringszones voor de molenbiotopen en de binnen het plangebied aanwezige Rijksmonumenten en karakteristieke panden zijn voorzien van een passende aanduiding. De vanuit cultuurhistorisch oogpunt waardevolle 'wielen', zijn eveneens beschermd middels de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' en landschapswaarden. Vanuit het aspect cultuurhistorie gelden er derhalve geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

4.13 Duurzaamheid

(Inter)nationaal klimaatbeleid

Om minder afhankelijk te zijn van fossiele brandstoffen en CO2 uitstoot terug te dringen is er globaal, Europees en landelijk klimaatbeleid geformuleerd om verdere klimaatverandering en opwarming van de aarde te voorkomen. Een bekende internationale doelstelling voor Nederland komt voor uit het klimaatverdrag van de Verenigde Naties (1992), het aanvullende Kyoto Protocol uit 1997 en het klimaatakkoord van Parijs gesloten eind 2015. In het akkoord wordt de bovengrens van 2 graden opwarming ten opzichte van het pre-industriële tijdperk voor het eerst in een juridisch instrument vastgelegd. Bovendien wordt het streven vastgelegd om de opwarming beperkt te houden tot 1,5 graad. Verder moet er nu snel een eind komen aan het gebruik van fossiele brandstoffen, aangezien dit een belangrijke oorzaak is van de overmatige CO2-uitstoot. In Europees verband heeft Nederland zich verbonden aan de volgende klimaatdoelstellingen. In 2020 dient Nederland tenminste 20% CO2 reductie & 20% energiebesparing te hebben gerealiseerd en tenminste 14% duurzame energie op te wekken.

Gemeentelijk beleid

Goeree-Overflakkee heeft een ambitieuze doelstelling op het gebied van energie en CO2 reductie. De beleidsvisie “Van energiebeleid naar duurzaamheidsbeleid. Duurzaamheidsbeleid van de Gemeente Goeree-Overflakkee 2016” is een actualisatie van de beleidsvisie 'Energieneutraal Goeree-Overflakkee 2030' uit 2011. Een belangrijke doelstelling is om als gemeente in 2020 energieneutraal te zijn. Dit doel is een aanscherping van de vastgestelde beleidsvisie waar de doelstelling nog “Energieneutraal 2030” was. Dit doel is verbonden met de aanwijzing voor de grootschalige windopgave en de kansen voor duurzame energie zoals beschreven in de regionale structuurvisie (2010). Door die beleidsvisie ligt de focus op de energietransitie en vormt energie opwekking en -gebruik de kern van het huidige duurzaamheidsbeleid.

Het energiebeleid wordt daarnaast uitgebreid tot een breder duurzaamheidsbeleid met focus op energie, innovatie en bewustzijn. Om aan te sluiten bij de veranderingen in het (Inter-) Nationale en Regionaal/Lokale speelveld zijn de activiteiten van de gemeente op het gebied van duurzame ontwikkeling de afgelopen jaren uitgebreid. Naast het ondersteunen van energie opwekking, opslag en besparing is er steeds meer aandacht voor het ondersteunen van innovatieve projecten en samenwerking met initiatief nemende partijen. De gemeente is trots op de innovatieve kracht van het eiland en wil Goeree-Overflakkee als duurzaam en innovatief eiland op de kaart zetten. De gemeente als organisatie streeft er ook naar het goede voorbeeld te geven. Hierbij speelt, net als bij bewoners, bewustzijn een belangrijke rol. Het opnemen van een duurzaamheidparagraaf in alle nieuwe ruimtelijke plannen valt onder het vergroten van het bewustzijn.

Bij nieuwe ontwikkelingen of ingrijpende renovatie kan extra aandacht besteed aan de vraag op welke wijze zo duurzaam mogelijk met energie en materialen wordt omgegaan. Deze ontwikkelingen houden zoveel mogelijk met de onderstaande punten rekening binnen de reeds aanwezige context van de bestaande bebouwing:

  • Zongericht verkavelen of bouwen: het zodanig inrichten van een woongebied dat zoveel mogelijk passieve en actieve zonne-energie wordt benut. Dit kan passief bijvoorbeeld door opwarming door de zon van het gebouw of actief. Voorbeelden van het actief benutten van zonne-energie zijn zonnepanelen voor elektriciteitsopwekking en zonneboilers voor warmwater;
  • Compact bouwen: hierbij wordt gekozen voor een bouwvorm, waarbij de verhouding tussen het gebruiksoppervlak (vloeroppervlak) en het verliesoppervlak (gevels en daken) zo gunstig mogelijk is en de transmissieverliezen klein zijn;
  • Warmteopwekking door een kleinschalige warmte- krachtinstallatie. Dit betreft het gebruik maken van bv. koude- of warmteopslag in de bodem, zonne-energie en warmtepompen. Bij voorkeur geen installaties op basis van gas.

Duurzaam bouwen

Duurzaam bouwen staat voor het ontwikkelen en beheren van de gebouwde omgeving met respect voor mens en milieu zodat kan worden voorzien in de behoefte van de huidig generatie zonder dat voor toekomstige generaties de mogelijkheid wordt ontnomen om ook in hun behoeften te kunnen voorzien. Duurzaam bouwen is daarmee onderdeel van de kwaliteit van de gebouwde omgeving, de volgende algemene stelregels kunnen als leidraad worden genomen met betrekking tot duurzaam bouwen en verbouwen.

  • Bouw gezonde, veilige en comfortabele gebouwen en wijken die wensen van gebruikers en veranderingen in de tijd moeiteloos kunnen verwerken;
  • Stem het ontwerp en de materiaalkeuze daarom af op zowel de functie als de gewenste levensduur van het gebouw. Houd bij gebouwen met een beoogde lange levensduur rekening met mogelijkheden voor verandering van functie en gebruik;
  • Kies voor energiebesparende maatregelen, duurzame energiebronnen en stem dit af op het beheer van het gebouw (bij voorkeur gasloos);
  • Kies voor materialen/producten die weinig milieubelastend zijn (vervuiling van lucht, water en boden) en die in de gebruik- en afvalfase zo weinig mogelijk problemen opleveren.

Hoofdstuk 5 Haalbaarheid

5.1 Financieel

Exploitatieverplichting

Bij de voorbereiding van een ontwerpbestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting van een bestemmingsplan minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting ontstaan om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken (bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut en de plankosten), deze moeten kunnen worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Een en ander is vastgelegd in privaatrechtelijke overeenkomsten met iedere grondeigenaar. De gemeente maakt tegelijkertijd met de bekendmaking van het bestemmingsplan melding van de gesloten overeenkomst(en).

Exploitatieplan of - opzet

Daar waar sprake is van ontwikkelingen als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro zijn anterieure overeenkomsten vastgesteld en kosten in rekening gebracht. Een exploitatieplan is hiermee niet noodzakelijk. De overige kosten voor het opstellen van dit bestemmingsplan zijn volledig voor rekening van de gemeente Goeree-Overflakkee.

Conclusie

Gezien het voorgaande wordt het plan financieel uitvoerbaar geacht.

5.2 Maatschappelijk

Plan(vormings)proces

De vigerende bestemmingsplanen van de kernen Den Bommel, Herkingen en Stad aan het Haringvliet dienen te worden geactualiseerd. Met het opstellen van dit bestemmingsplan wordt voldaan aan deze actualisatieplicht. De vigerende rechten zijn bestemd. Regels zijn opgesteld betreffende de bebouwingsmogelijkheden binnen het bestemmingsplan. Gelet hierop wordt het plan maatschappelijk uitvoerbaar geacht.

Hoofdstuk 6 Overleg en terinzagelegging

6.1 Voorbereidingsfase

Voorafgaand aan het opstellen van het voorontwerp- en ontwerpbestemmingsplan zijn de beleidsdoelstellingen voor het plangebied geformuleerd. Deze zijn door de gemeente voorgelegd aan de dorpsraden van de betreffende drie dorpskernen. Tevens is er een gemeentelijke inspraakavond georganiseerd.

Vooraankondiging

Op grond van artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient voorafgaand aan een procedure van een bestemmingsplan waarin een ruimtelijke ontwikkeling wordt gefaciliteerd, een vooraankondiging te worden gepubliceerd waarin de gemeente aangeeft een bestemmingsplan voor te bereiden.

Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan wordt, conform de gemeentelijke inspraakverordening, voorafgaand aan de formele bestemmingsplanprocedure voor inspraak vrijgegeven. Gedurende de inspraaktermijn wordt een ieder in de mogelijkheid gesteld schriftelijke en/of mondeling te reageren op het bestemmingsplan.

De ontvangen inspraakreacties worden samengevat en beantwoord in een Nota inspraak en overleg. In deze nota wordt, bij het ontvangen van inspraakreacties, ook aangegeven of een inspraakreactie heeft geleid tot aanpassing van dit bestemmingsplan en hoe deze aanpassing wordt verwerkt.

Overleg

Conform artikel 3.1.1. van het Bro dienen burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

In dit kader wordt het voorontwerpbestemmingsplan voor advies toegezonden aan de volgende instanties:

  • Provincie Zuid-Holland;
  • Waterschap Hollandse Delta;
  • DCMR;
  • VRR (Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond);
  • Stichting tot Bescherming van het Dorpsgezicht;
  • Dorpsraad Den Bommel;
  • Dorpsraad Herkingen;
  • Dorpsraad Stad aan het Haringvliet;
  • Molenstichting Goeree-Overflakkee.

De ontvangen overlegreacties worden samengevat en beantwoord in een Nota inspraak en overleg. In deze nota wordt ook aangegeven of een overlegreactie heeft geleid tot aanpassing van dit bestemmingsplan en hoe deze aanpassing is verwerkt.

6.2 Ontwerpfase

Na afronding van de inspraakprocedure en het vooroverleg is de formele bestemmingsplanprocedure gestart.

Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is artikel 3.8 Wro (gelezen in samenhang met afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht) van toepassing. De kennisgeving van het ontwerpbesluit tot vaststelling van het bestemmingsplan moet in de Staatscourant worden geplaatst en dient ook via elektronische weg te geschieden. Tevens dient de kennisgeving te worden toegezonden aan die diensten van Rijk en provincie die belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn, aan het waterschap en aan belanghebbende gemeenten.

Het ontwerpbestemmingsplan is gedurende zes weken ter inzage gelegd. Binnen deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling een zienswijze op het plan in te dienen. Ook zijn de stukken met de kennisgeving aan de eerder genoemde diensten en instanties toegezonden (artikel 3:13 Awb), of is aangegeven waar de (digitale) stukken te vinden zijn (elektronische kennisgeving).

In de periode van 7 november 2018 tot en met 18 december 2018 heeft het ontwerpbestemmingsplan Drie kernen Den Bommel, Herkingen, Stad aan het Haringvliet ter inzage gelegen. Gedurende de termijn van terinzagelegging zijn 16 zienswijzen ingediend. Eén zienswijze is buiten de termijn ingediend, maar als ambtshalve aanpassing verwerkt in het bestemmingsplan. Alle zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in de Nota van zienswijzen, opgenomen als Bijlage 2 bij deze toelichting. Alle aanpassingen zijn opgenomen in de Staat van wijzigingen, opgenomen als Bijlage 3 bij deze toelichting.