direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Oude-Tonge 1ste herziening
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1924.OFLOudeTonge1eherz-BP30

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In het kader van de actualisering van de bestemmingsplannen is eind 2012 bestemmingsplan 'Oude-Tonge' vastgesteld. In dit bestemmingsplan zijn enkele omissies aan het licht gekomen die door middel van voorliggende herziening worden 'gerepareerd'. Zo zijn de bestaande balkons aan de Eisenhowerlaan en de Mariniersweg niet in het bestemmingsplan opgenomen en is voor de horecagelegenheid aan de Kaai 14 een onjuiste functieaanduiding opgenomen. Daarnaast zijn de woningbouwplannen aan de Oostdijk opgesteld op basis van het voorheen geldende bestemmingsplan. Deze blijken niet te passen binnen de regeling van bestemmingsplan 'Oude-Tonge'. Met deze herziening worden deze zaken hersteld.

1.2 Ligging plangebied en vigerende regelingen

Voorliggende herziening heeft betrekking op een drietal locaties in de kern Oude-Tonge. In hoofdstuk 2 wordt nader ingegaan op deze locaties. In figuur 1.1 is de exacte begrenzing van de herziening weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.OFLOudeTonge1eherz-BP30_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

Ter plaatse van het plangebied vigeert momenteel het bestemmingsplan 'Oude-Tonge', dit bestemmingsplan is op 13 december 2012 vastgesteld door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Oostflakkee.

1.3 Planvorm

Vormgeving

Deze bestemmingsplanherziening bestaat uit regels en een verbeelding die vergezeld gaan van de onderhavige toelichting. Het betreft een partiële herziening, die in samenhang met het moederplan (het bestemmingsplan Oude-Tonge) moet worden gelezen. Bij het opstellen van de verbeelding is ervoor gekozen om alleen die percelen op te nemen waar deze partiële herziening betrekking op heeft. De verbeelding is daarom opgebouwd uit verschillende vlakken. Deze vlakken zijn voorzien van een enkelbestemming die in een enkel geval gewijzigd is ten opzichte van het moederplan. In een aantal gevallen is een nieuwe aanduiding opgenomen. Omwille van de duidelijkheid zijn, naast de toegevoegde aanduidingen, alle aanduidingen en dubbelbestemmingen die op basis van het moederplan gelden zichtbaar gemaakt.

Sinds 1 juli 2008 is de nieuwe Wro van kracht en sinds 1 januari 2010 dienen alle bestemmingsplannen volledig digitaal te worden opgesteld met toepassing van de daarvoor geldende standaarden (SVBP2012/IMRO2012). Dit betekent dat de herziening van onderdelen van bestemmingsplan 'Oude-Tonge' vorm moeten krijgen binnen de kaders van de Wro en de digitale verplichting. Het bestemmingsplan 'Oude-Tonge 1ste herziening' geeft hieraan invulling. Dit houdt onder meer in dat de wettelijk verplichte overgangsbepalingen in dit bestemmingsplan zijn opgenomen.

Het bestemmingsplan 'Oude-Tonge' uit 2012 was overigens opgesteld conform de bepalingen van SVBP2008/IMRO2008. Inhoudelijk heeft dit geen gevolgen voor onderhavige herziening.

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de te wijzigen planonderdelen. In hoofdstuk 3 wordt het voor dit bestemmingsplan relevante beleid kort samengevat. In hoofdstuk 4 wordt de herziening getoetst aan de diverse milieu- en andere sectorale aspecten. Hoofdstuk 5 gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Beschrijving planonderdelen

In dit hoofdstuk wordt de aanleiding en de bijbehorende herziening van de verschillende wijzigingen toegelicht. Ter illustratie en verduidelijking zijn in Bijlage 1 de wijzigingen op de verbeelding ten opzichte van het bestemmingsplan 'Oude-Tonge' dat eind 2012 is vastgesteld weergegeven door middel van wijzigingskaartjes.

2.1 Appartementen Oostdijk

Inhoud aanpassing

Ter plaatse van het autobedrijf aan de Oostdijk is in bestemmingsplan 'Oude-Tonge' een bestemmingslegging opgenomen die voorziet in mogelijkheid vrijstaande danwel twee-aaneen gebouwde woningen. Het aantal nieuw te realiseren woningen is in dit bestemmingsplan niet gemaximeerd.

Het voornemen is om ter plaatse te voorzien in de realisatie van twee appartementengebouwen met elk 12 appartementen en een goothoogte van 6 meter. De appartementen zullen worden gerealiseerd binnen het reeds opgenomen bestemmingsvlak voor Wonen in het vastgestelde bestemmingsplan Oude-Tonge (zie figuur 2.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.OFLOudeTonge1eherz-BP30_0002.png"

figuur 2.1 Impressietekening toekomstige situatie

 

Realisatie op basis van het bestemmingsplan 'Oude-Tonge' is echter niet mogelijk, omdat ter plaatse is voorzien in een regeling die uitsluitend vrijstaande of twee-aaneen gebouwde woningen met een maximale goothoogte van 4 meter toestaat. Daarnaast zijn er parkeerplaatsen voorzien binnen de bestemming 'Groen'. De mogelijkheid voor deze appartementengebouwen is echter wel mogelijk in het voorheen geldende bestemmingsplan Oude-Tonge Dorp, dat in 1995 is vastgesteld. Per abuis zijn de mogelijkheden in het bestemmingsplan Oude-Tonge uit 2012 voor dit perceel beperkender opgesteld dan het voorheen geldende bestemmingsplan. Aangezien hiervoor geen ruimtelijke motivering ten grondslag heeft gelegen, wordt de oude planologische situatie weer hersteld. Hierbij wordt aangesloten bij de regeling in het thans vigerende bestemmingsplan Oude-Tonge.

In het voorheen geldende bestemmingsplan Oude-Tonge was een vrijstellingsmogelijkheid opgenomen voor een andere dakhelling, mits de stedenbouwkundige waarden van de omgeving niet onevenredig worden aangetast. Binnen de plannen die zijn gemaakt voor het appartementengebouw is een gedeelte plat afgedekt. Dit leidt stedenbouwkundig gezien niet tot problemen. De gemeente is van mening dat een dergelijke vrijstellingsmogelijkheid voor het hele plangebied van Oude-Tonge moet gelden. Dit wordt met deze herziening daarom breder getrokken.

Juridische vertaling

De bestemming 'Wonen' blijft ter plaatse gehandhaafd. De opgenomen specifieke bouwaanduiding 'twee-aaneen' zal worden verwijderd en vervangen door de specifieke bouwaanduiding 'gestapeld'. Tevens wordt de maatvoering behorende bij de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' verhoogd naar 6 meter. Dit komt overeen met de algemene systematiek die in het bestemmingsplan Oude-Tonge is aangehouden.

In afwijking van de algemene systematiek zijn een drietal subleden toegevoegd.

  • 1. De eerste regelt dat het hoofdgebouw op maximaal 3 meter uit de voorste bestemmingsgrens moet worden gebouwd. In het bestemmingsplan Oude-Tonge is de voorste bestemmingsgrens in principe tegen de voorgevel van het hoofdgebouw aan gelegd, waarbij is bepaald dat woningen in de voorste bestemmingsgrens gebouwd moeten worden. De gemeente acht hier enige flexibiliteit aanvaardbaar in. Een te grote afstand tot de voorste bestemmingsgrens zorgt er echter voor dat de woningen te dicht op de achtergelegen woningen aan de Dabbestraat kunnen worden gerealiseerd.
  • 2. De tweede bepaalt dat de kap een helling mag hebben tot maximaal 60°. In de regels van het bestemmingsplan Oude-Tonge is dit bepaald op maximaal 55°. De hellingshoek van 60° is echter wel in het voorgaande bestemmingsplan mogelijk.
  • 3. De diepte van het hoofdgebouw wordt op 12,5 m gesteld (in plaats van 12 m).

De bestemming 'Groen' zal gedeeltelijk worden omgezet naar de bestemming 'Wonen'. De bijbehorende regeling blijft overeenkomstig het bestemmingsplan 'Oude Tonge'. De regels behoeven hierdoor naar aanleiding van dit punt geen aanpassing.

Voorts wordt in zijn algemeenheid bepaald dat met afwijking een andere dakhelling is toegestaan. Dit wordt in zijn algemeenheid binnen de bestemming Wonen mogelijk gemaakt.

2.2 Balkons Eisenhowerlaan / Mariniersweg

Inhoud aanpassing

Aan de bestaande drive-in-woningen aan de Eisenhowerlaan en de Mariniersweg zijn op de eerste verdieping balkons aanwezig tot een diepte van 2,5 meter. Deze balkons zijn met vergunning gerealiseerd. Deze balkons vallen op basis van het bestemmingsplan 'Oude-Tonge' binnen de bestemming 'Tuin', zonder dat hiervoor een specifieke regeling voor is opgenomen. Binnen deze bestemming zijn de balkons niet mogelijk. Omdat de balkons bij verschillende woningen al voorkomen, is de gemeente van mening dat op basis van het gelijkheidsbeginsel alle drive-in-woningen deze mogelijkheid moeten hebben. Om dit mogelijk te maken, wordt ter plaatse een nadere aanduiding opgenomen, waardoor de balkons alsnog positief bestemd worden en op de plaatsen waar nog geen balkon is opgenomen, deze alsnog gerealiseerd kunnen worden.

Juridische vertaling

De bestemming 'Tuin' wordt ter plaatse van de overhangende balkons voorzien van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - balkon' welke regelt dat behorende bij het aangrenzende hoofdgebouw balkons op de eerste verdieping zijn toegestaan.

De bouwregels behorende bij Artikel 12 'Tuin' van het bestemmingsplan 'Oude-Tonge' zal hiertoe worden aangevuld.

2.3 Horeca Kaai 14

Inhoud aanpassing

De horecagelegenheid aan de Kaai 14 is per abuis voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - begane grond', waardoor uitsluitend horeca op de begane grond is toegestaan. De bestaande (vergunde) horecagelegenheid is echter ook op de verdiepingen aanwezig.

Daarnaast is abusievelijk een maximale goothoogte van 4 meter opgenomen, terwijl deze in werkelijkheid (gedeeltelijk) vergund is tot 7 meter.

Juridische vertaling

De locatie wordt voorzien van de aanduiding 'horeca', waarbij de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - begane grond' van de verbeelding zal worden verwijderd. Tevens zal maatvoering behorende bij de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' (gedeeltelijk) worden verhoogd naar 7 meter.

De bijbehorende regeling blijft overeenkomstig het bestemmingsplan 'Oude-Tonge'. De regels behoeven hierdoor naar aanleiding van dit punt geen aanpassing.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2011) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

In de Structuurvisie schrapt het Rijk in de lange lijst van nationale belangen die de mogelijkheden van regio's aan banden leggen. Van de 39 'Nationale belangen', waarvoor het Rijk de kaders schept, blijven er 13 over. Het Rijk richt zich op zaken die voor Nederland al geheel van belang zijn. Dit zijn bijvoorbeeld:

  • de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer en energie (inclusief het aanwijzen van gebieden waar grootschalige windparken kunnen komen);
  • de waterveiligheid (zoals de Afsluitdijk), het kustfundament en de milieukwaliteit;
  • de bescherming van het cultureel erfgoed en unieke natuur (zoals de Waddenzee, de Stelling van Amsterdam en de Veluwe).

In het Besluit geeft het Rijk de algemene regels aan, waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. In samenhang met het beleid dat is aangegeven in de Structuurvisie, zijn deze regels vooral gericht op het veilig stellen van de nationale belangen waarvoor, gelet op de belangen, beperkingen gelden voor de ruimtelijke besluitvorming op lokaal niveau. Noch voor het plangebied, noch voor het type ontwikkeling geeft het rijksbeleid specifieke regels. De herziening past binnen het beleid van het rijk.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling.

Overheden die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk willen maken, moeten standaard een aantal stappen zetten die borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling wordt gekomen. Deze stappen volgen de ladder voor duurzame verstedelijking. Hierbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien er sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt nagegaan in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • c. als de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt nagegaan in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Gezien de aard van de wijzigingen die in deze herziening zijn opgenomen is de gemeente van mening dat er geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt waarvoor de te nemen stappen aan de orde zijn. Derhalve is de uitvoerbaarheid van dit plan op dit onderdeel geborgd.

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

Provinciale Structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland' (2009) en Provinciale verordening Ruimte (herziening 2013)

De provincie heeft op 2 juli 2010 een integrale structuurvisie tot 2020 voor de ruimtelijke ordening in Zuid-Holland vastgesteld. De nieuwe Structuurvisie vervangt de vier streekplannen en de Nota Regels voor Ruimte. Naast de structuurvisie is ook de Verordening Ruimte vastgesteld. De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. De visie is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk:

  • aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
  • duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
  • divers en samenhangend stedelijk netwerk;
  • vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
  • stad en land verbonden.

Op de functiekaart behorende bij de structuurvisie is het plangebied aangeduid als bestaand- en stedelijk gebied. In de provinciale verordening is het gebied gelegen binnen de rode contour. Voor deze herziening is in het provinciaal beleid geen specifieke regels gesteld. De herziening past binnen het provinciaal beleid.

Regionale Structuurvisie Goeree-Overflakkee (2010)

Door het Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Goeree-Overflakkee (ISGO) is een intergemeentelijke structuurvisie opgesteld. Deze visie is eind 2010 vastgesteld door de gemeenteraden van de vier gemeenten op Goeree-Overflakkee.

In de structuurvisie worden de kernkwaliteiten van het eiland beschreven en daarmee samenhangend de gewenste ruimtelijke inrichting tot 2030. Ook worden kansen benoemd. De structuurvisie geeft daarmee het kader voor toekomstige ruimtelijke beslissingen en bestemmingsplannen. Voor een belangrijk deel is de regionale structuurvisie gebaseerd op de gemeentelijke toekomstvisies.

De visie gaat uit van een globale visie voor de lange termijn en een precieze aanduiding van de dorpsgebieden op contourkaarten als ontwikkelingsgebied voor herstructurering, inbreiding en uitbreiding. De realisatie van de appartementen valt binnen de aangegeven contour met uitbreidingsmogelijkheden voor woningbouw. Daarnaast worden er geen wijzigingen doorgevoerd die strijdig zijn met de regionale structuurvisie.

3.3 Gemeentelijk beleid

Toekomstvisie - Oostflakkee, groene poort van de delta (2008)

Oostflakkee kiest ervoor om ruimte te geven aan nieuwe ontwikkelingen. De markante plek in de delta, omringt door water, is de basis voor de ontwikkeling van een belevingswaarde en een hogere landschapskwaliteit. Dit zal de ondergrond vormen voor de ontwikkelingen in wonen, werken en recreatie en resulteert in werkgelegenheid en in een stijging van het welzijn.

De visie stoelt op enkele voorgenomen ontwikkelingen:

  • er wordt geïnvesteerd in robuuste groene landschapsstructuren en in toegankelijk water;
  • er worden nieuwe vormen van werkgelegenheid aangetrokken, bij voorkeur arbeidsintensieve bedrijven met relatief hoger opgeleid personeel;
  • er worden nieuwe inwoners aangetrokken waardoor aantrekkelijke woonmilieus ontstaan; doelgroepen zijn starters, hoger opgeleiden met gezinnen en (vermogende) senioren;
  • er wordt geïnvesteerd in de leefbaarheid van de diverse kernen en in behoud en ontwikkeling van voorzieningen;
  • er komt meer aandacht voor jeugd en een breder onderwijsaanbod;
  • recreatie en toerisme wordt ontwikkeld met marketing, sterkere routenetwerken, recreatie in water en natuur en voorzieningen;
  • een brede ontwikkeling van de landbouw wordt voorzien met nieuwe teeltmogelijkheden en technologie.

Met voorliggende herziening worden geen wijzigingen doorgevoerd die in strijd zijn met de toekomstvisie.

Woonwensenonderzoek Gemeente Oostflakkee (2008)

Om een woningbouwprogramma op te stellen, heeft de gemeente een woontest uit laten voeren om zodoende inzicht te krijgen in de woonbeleving en woonwensen van de inwoners van (de voormalige gemeente) Oostflakkee. Op deze wijze kan de gemeente meer sturend op de woningmarkt te werk gaan. Het doel van het onderzoek is om primair de woonwensen van doelgroepen in beeld te brengen. Van hieruit moeten potentiële fricties op de woningmarkt in beeld gebracht worden.

Voor de kern Oude-Tonge is geconstateerd dat een groot deel van de woningbehoefte van de (voormalige) gemeente Oostflakkee zich in deze kern concentreert. De kern Oude-Tonge heeft een grote aantrekkingskracht op bewoners vanuit andere kernen. Omgekeerd is dit niet het geval. Wanneer Oude-Tonge zich alleen op de eigen woningbehoefte zou richten, dan bedraagt deze behoefte circa 30 woningen. In de kern Oude-Tonge is de vraag naar koopappartementen en koop- en huurnultredenwoningen relatief groot (opvangfunctie). De realisatie van de appartementen aan de Oostdijk is hiermee in lijn met het woonwensenonderzoek.

Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten

4.1 Inleiding

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie dient de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan te worden aangetoond en moet worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk zijn de sectorale aspecten beschreven die voor dit bestemmingsplan relevant zijn. De resultaten en conclusies van de onderzoeken zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf. Omdat de extra planologische mogelijkheden die worden geboden maar zeer beperkt zijn, is dit hoofdstuk beknopt van opzet.

4.2 Milieu

4.2.1 Bedrijven en milieuhinder

Toetsingskader:

Richtafstanden uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).

Onderzoek en conclusie

De herziening heeft geen betrekking op een toevoeging van een milieugevoelige functie. De bestaande situatie blijft gehandhaafd. Onderzoek naar milieuhinder kan dan ook achterwege blijven.

4.2.2 Externe veiligheid

Toetsingskader: Besluit externe veiligheid inrichtingen, Besluit externe veiligheid buisleidingen, Circulaire risico normering vervoer gevaarlijke stoffen.

Onderzoek en conclusie

Binnen het plangebied worden geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk gemaakt. De herziening leidt daarnaast niet tot een toename van het groepsrisico. In het plangebied vindt er geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, het spoor het water of door buisleidingen dat van invloed is op de veiligheidssituatie in het plangebied.

Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

4.2.3 Leidingen

In het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen aanwezig.

4.2.4 Luchtkwaliteit

Toetsingskader:

Grenswaarden uit de Wet milieubeheer en Besluit niet in betekenende mate (nibm).

Onderzoek en conclusie

De ontwikkelingen in het plangebied zijn dusdanig klein dat dit ten opzichte van de huidige situatie voor een beperkte verkeersaantrekkende werking zorgt. Het effect op de luchtkwaliteit bedraagt in geen geval meer dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarden voor PM10 en NO2. Op het plan is daarom het Besluit niet in betekenende mate van toepassing. Een toetsing aan de grenswaarden kan achterwege blijven.

4.2.5 Bodem

Toetsingskader: Wet bodembescherming.

Onderzoek en conclusie

De functie van de gronden veranderd door de herziening niet. Onderzoek naar de bodemgesteldheid is in dit kader dan ook niet noodzakelijk.

4.2.6 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader: Wet geluidhinder (Wgh)

Onderzoek en conclusie

De herziening voorziet niet in de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige objecten in het kader van de Wgh. Daarnaast leidt de herziening niet tot reconstructie in de zin van de Wgh. Nader onderzoek naar geluidshinder is dan ook niet noodzakelijk.

4.3 Water

Toetsingskader

Waterbeleid voor de 21e eeuw, Waterwet, Nationaal Waterplan, Beleid Waterschap Rivierenland, Gemeentelijk Waterplan.

Onderzoek en conclusie

Het voorliggende plan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op het watersysteem. Het plan voorziet uitsluitend in het positief bestemmen van een bestaande situatie. Van toename aan verharding of invloed op het bestaande watersysteem is geen sprake. Een gedeelte van de gronden van deze herziening zijn onderdeel van een waterkering. Deze is (conform het bestemmingsplan Oude-Tong) voorzien van de dubbelbestemming Waterstaat-Waterkering.

4.4 Ecologie

Toetsingskader

Natuurbeschermingswet 1998/Flora- en faunawet.

Onderzoek en conclusie

Het plangebied maakt geen deel uit van een beschermd natuurgebied, zoals Natura 2000 of de EHS. Ook zijn er geen natuurgebieden in de omgeving waarop de ontwikkeling negatieve gevolgen heeft.

In het plangebied vinden geen ontwikkelingen plaats waarvoor het rooien van beplanting nodig is of waarmee het leefgebied van beschermde soorten wordt aangetast.

Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.5 Cultuurhistorie en archeologie

Toetsingskader

Monumentenwet/Verdrag van Malta en het gemeentelijk archeologiebeleid.

Onderzoek en conclusie

De gemeenten op Goeree-Overflakkee hebben in samenwerking met het ISGO archeologiebeleid voor Goeree-Overflakkee opgesteld. Dit beleid was reeds vertaald in het bestemmingsplan Oude-Tonge. Als gevolg hiervan zijn twee dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie in dat bestemmingsplan opgenomen. Voor een gedeelte van de gronden die vallen binnen onderhavige herziening is de dubbelbestemming Waarde - Archeolgie 2 van toepassing. Deze is overgenomen in deze herziening. Bij eventuele bodemingrepen, dient tevens aan deze dubbelbestemming te worden getoetst.

4.6 Milieueffectrapportage

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusie

Gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de vorige paragrafen zijn opgenomen. Voor het bestemmingsplan is dan ook geen mer noodzakelijk.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

De inhoud van deze herziening noodzaakt niet tot onderzoek inzake de economische uitvoerbaarheid of het opstellen van een exploitatieplan.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Gegeven de beperkte inhoud van deze herziening heeft de gemeente besloten af te zien van inspraak en overleg en direct over te gaan tot het opstellen van een ontwerpbestemmingsplan. Het ontwerpbestemmingsplan heeft zes weken tervisie gelegen. In deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.