direct naar inhoud van 2.2 Rijksbeleid
Plan: Landelijk Gebied Goedereede
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1924.GDRLandelijkgebied-BP30

2.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De 'Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte' (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister van Infrastructuur en Milieu vastgesteld. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. De structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de structuurvisie formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Vooral dit laatste punt is van belang voor het bestemmingsplan Landelijk Gebied.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 (grotendeels) in werking getreden en omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het Barro kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit.

In het bestemmingsplan voor het landelijk gebied dient met name rekening te worden gehouden met de door het Rijk geformuleerde belangen inzake natuur (Ecologische Hoofdstructuur en Natura 2000-gebieden) en de kust en kustbescherming.

3e Kustnota, Traditie, Trends en Toekomst (2000)

De 3e Kustnota borduurt verder op de 2e Kustnota, maar legt een veel sterkere relatie tussen kustveiligheid en ruimtegebruik.

De hoofddoelstellingen van het beleid in deze nota zijn gericht op:

  • een duurzame bescherming van laag Nederland tegen overstroming;
  • ruimtegebruik van de kust in harmonie met de duurzame bescherming van laag Nederland.

Met het oog op de verwachte klimaatverandering en de daarmee gepaard gaande zeespiegelstijging, zijn in de toekomst bredere en sterkere waterkeringen benodigd. Voorkomen moet worden dat als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen (zoals stedelijke ontwikkeling) landinwaartse verbreding van de waterkeringen geen optie meer zal zijn. Reservering van ruimte biedt hiervoor de oplossing. In de nota is aangegeven, dat in de duinzoom goede mogelijkheden aanwezig zijn voor ontwikkeling van hoge natuurwaarden. Dit komt door de aanwezigheid van de schone kwel vanuit de duinen. Daarom wordt voor de duinzoom, uitgezonderd de stedelijke zones, gestreefd naar een combinatie van landbouw en ontwikkeling of behoud van natuurwaarden. Verder is in de nota aangegeven, dat het natuurlijke watersysteem in de duinzoom goede mogelijkheden biedt voor het stedelijk water.

Beleidslijn voor de kust

De beleidslijn kust is een uitwerking van het rijksbeleid voor de waterveiligheid uit de Derde Kustnota en de Nota Ruimte. De beleidslijn bevat een kader voor de toetsing van ingrepen of activiteiten met een ruimtebeslag. Tevens geeft de beleidslijn inzicht in de rollen en verantwoordelijkheden van de verschillende overheden voor de ruimtelijke ordening, de waterveiligheid en de natuur in het kustfundament.

Nationaal Waterplan 2009 - 2015

Het Nationaal Waterplan (Ministeries van V&W, VROM en LNV, 2009) is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998. Het beschrijft de maatregelen die genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten. Het Nationaal Waterplan bestaat uit een thematische uitwerking en een gebiedsuitwerking. Thema's die behandeld worden zijn: waterveiligheid, watertekort en zoetwatervoorziening, wateroverlast, waterkwaliteit en gebruik van water. Gebiedsuitwerkingen zijn er voor de kust, rivieren, IJsselmeergebied, zuidwestelijke Delta, Randstad, Noordzee, Noord-Nederland en de Waddenzee, hoog Nederland en het stedelijk gebied. Op basis van de Waterwet en de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie.

Beheerplan Voordelta

Het grootste deel van het plangebied maakt onderdeel uit van Natura 2000-gebied Voordelta. De Voordelta, de ondiepe zee en omringende stranden voor de Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden, is een voor Nederland en Europa uniek natuurgebied. Door de afwisseling van zoet en zout en diep en ondiep water, kenmerkend voor een rivierdelta, is het een leef- en foerageergebied voor zeehonden en diverse beschermde vogelsoorten. De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) heeft de Voordelta om die reden aangewezen als Natura 2000-gebied. Binnen een Natura 2000-gebied geldt bescherming voor leefgebieden en soorten die kenmerkend zijn voor het betreffende gebied. In de Voordelta gaat het daarbij onder meer om de gewone zeehond, de fint, de zwarte zee-eend, verschillende andere eendensoorten en steltlopers. Het beheerplan Voordelta bevat de maatregelen die de benodigde extra bescherming voor deze soorten en hun leefgebieden moeten bieden. Deze maatregelen zijn over het algemeen niet ruimtelijk van aard. De hoofdlijnen van de maatregelen worden hieronder beschreven. Voor een nauwkeurige beschrijving wordt verwezen naar het Beheerplan Voordelta.

Voor natuurbescherming en natuurcompensatie stelt het beheerplan maatregelen in. Zo zijn vijf rustgebieden voor zeehonden en vogels en een bodembeschermingsgebied aangewezen. Hiertoe zijn drie toegangsbeperkingsbesluiten genomen. In het bodembeschermingsgebied gelden beperkingen voor vormen van visserij die de zeebodem verstoren. Beoogd resultaat van deze beperking van menselijke activiteiten is dat de kwaliteit en voedselproductie van de zeebodem in het beschermde gebied met ten minste 10% verbetert. Deze verbetering compenseert het verlies aan voedselrijke zeebodem door aanleg van Maasvlakte II.

In de vijf rustgebieden gelden beperkingen voor vormen van visserij en recreatie die zeehonden en vogels verstoren. Het gaat om de volgende gebieden:

  • Hinderplaat (binnen plangebied);
  • Bollen van de Ooster;
  • Bollen van het Nieuwe Zand;
  • Slikken van Voorne;
  • Verklikkerplaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GDRLandelijkgebied-BP30_0002.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GDRLandelijkgebied-BP30_0003.png"  

Figuur 2.1 Plankaart beschermingsgebieden Voordelta

Beoogd resultaat van deze beperking van menselijke activiteiten in de rustgebieden:

  • rust voor de gewone zeehond, zodat op termijn ten minste 200 van deze dieren in de Nederlandse Delta leven en daar ook hun jongen werpen en grootbrengen; in 2007 leefden er ongeveer 100 gewone zeehonden in de Delta; deze dieren plantten zich daar nauwelijks voort;
  • rust en voedsel voor soorten steltlopers en eenden die landelijk in aantal afnemen en waarvoor de Voordelta een belangrijk gebied is; de kwaliteit van de Voordelta als rusten foerageergebied voor bijvoorbeeld de scholekster en krakeend staat momenteel onder druk;
  • rustige zandplaten in zee, zodat de grote stern en visdief met hun jongen deze platen kunnen benutten om te rusten en makkelijker bij hun voedselgebieden op zee te komen; hun huidige voedselgebied gaat deels verloren met de aanleg van Maasvlakte II;
  • rust voor de zwarte zee-eend, zodat deze kan profiteren van het vergrote voedselaanbod in het bodembeschermingsgebied; ook voor deze soort gaat een deel van het huidige voedselgebied verloren met de aanleg van Maasvlakte II.

Recreatie en het beheerplan Voordelta

In het beheerplan is aangegeven waar welke recreatie is toegestaan (zie figuur 2.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.1924.GDRLandelijkgebied-BP30_0004.png"

Figuur 2.2 Zonering toegestaan strandgebruik

MIRT verkenning 'Grevelingen'

Door de aanleg van de Brouwersdam is het Grevelingenmeer in 1970 afgesloten van de Noordzee. Het meer heeft zich ontwikkeld tot een waardevol natuur- en recreatiegebied van internationale betekenis. De laatste jaren is steeds duidelijker geworden dat de afsluiting ook grote nadelen heeft. De kwaliteit van de Grevelingen staat onder druk. Door de afsluiting van het Grevelingenmeer zijn problemen met de water- en natuurkwaliteit ontstaan.

Het terugbrengen van getij in het Grevelingenmeer is de enige mogelijkheid om deze vicieuze cirkel te doorbreken. Onderzoek van Rijkswaterstaat heeft aangetoond dat er grote kansen liggen om door een integrale aanpak de kwaliteit van de Grevelingen te verbeteren, zowel in natuur, duurzame energie, waterbeheer, economie, recreatie, visserij als toerisme. De staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, het Natuur- en Recreatieschap de Grevelingen en een aantal maatschappelijke en private organisaties, hebben onder andere naar aanleiding van het onderzoek van Rijkswaterstaat opdracht gegeven aan de Bestuurscommissie Grevelingen om een MIRT-Verkenning Grevelingen te starten.

Op 16 mei 2012 is de MIRT-Verkenning Grevelingen officieel afgerond. De haalbaarheid en de effecten van ingrepen in de Grevelingen zijn onderzocht. Er is daarmee een nieuw perspectief op een duurzame, gezonde regio ontwikkeld. Als vervolg wordt een Rijksstructuurvisie voor de Grevelingen en het Volkerak-Zoommeer. Met het opstellen van die structuurvisie kan een besluit genomen worden over de drie hoofdkwesties: wel of geen getij op de Grevelingen, zoet of zout water in het Volkerak-Zoommeer en wel of geen waterberging in het Grevelingenmeer.