direct naar inhoud van 5.13 Milieuhinder agrarische bedrijvigheid
Plan: Landelijk Gebied Dirksland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1924.DLDLandelijkgebied-BP30

5.13 Milieuhinder agrarische bedrijvigheid

Toetsingskader

Besluit landbouw milieubeheer

Het Besluit landbouw milieubeheer (Blm) is van toepassing op melkrundveehouderijen, akkerbouw- en tuinbouwbedrijven met open grondteelt, gemechaniseerde loonbedrijven, paardenhouderijen, kinderboerderijen, kleinschalige veehouderijen, witloftrekkerijen, teeltbedrijven met eetbare paddenstoelen, spoelbassins en opslagen van vaste mest.

Het Blm bevat voorwaarden die bepalen of een inrichting wel of niet onder het Blm valt. Deze voorwaarden hebben onder andere betrekking op het aantal dieren, de afstand tot een kwetsbaar gebied, de afstand tot gevoelige objecten en de aard en capaciteit van stoffen die worden op- en overgeslagen. Indien niet aan de minimale afstanden wordt voldaan, is het bedrijf Wm-vergunningplichtig. De minimale afstanden zijn weergegeven in de onderstaande tabel. Naast de in de tabel genoemde afstanden gelden minimale afstanden tot opslagen van mest, afgedragen gewassen en dergelijke.

Tabel 5.5 Minimale afstanden landbouwbedrijven

  inrichting waar landbouwhuisdieren worden gehouden   inrichting waar geen landbouwhuisdieren worden gehouden  
min. afstand tot objecten cat. I en II   100 m   50 m  
min. afstand tot objecten cat. III, IV en V   50 m   25 m  

De indeling van objecten is in tabel 5.6 weergegeven.

Tabel 5.6 Indeling van objecten

object- categorie   omschrijving  
I   bebouwde kom met stedelijk karakter;
ziekenhuis, sanatorium, en internaat;
objecten voor verblijfsrecreatie.  
II   bebouwde kom of aaneengesloten woonbebouwing van beperkte omgeving in een overigens agrarische omgeving;
objecten voor dagrecreatie.  
III   verspreid liggende niet-agrarische bebouwing die aan het betreffende buitengebied een overwegende woon- of recreatiefunctie verleent.  
IV   woning behorend bij een agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij waar 50 of meer mestvarkeneenheden op grond van een vergunning aanwezig mogen zijn;
verspreid liggende niet-agrarische bebouwing.  
V   woning, behorend bij een veehouderij waar 50 of meer mestvarkeneenheden op grond van een vergunning aanwezig mogen zijn.  

Overigens zullen de afstanden tot gevoelige objecten in de toekomst nog worden afgestemd op de Wet geurhinder en veehouderij.

Wet geurhinder en veehouderij

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) bevat een beoordelingskader voor geurhinder van veehouderijen die vergunningplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer (Wm). Het beoordelingskader is als volgt:

  • voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld (in de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv)) geldt een waarde (maximale geurbelasting) op een geurgevoelig object;
  • voor andere diercategorieën geldt een minimale afstand van de dierenverblijven ten opzichte van geurgevoelige objecten;
  • daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen concentratiegebieden (conform Reconstructiewet) en niet-concentratiegebieden en tussen situaties binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom.

Tabel 5.7 Geldende waarden/afstanden veehouderijen

    concentratiegebied   niet-concentratiegebied  
binnen bebouwde kom   diercategorieën Rgv   max. 3 ouE/m³   max. 2 ouE/m³  
  andere diercategorieën   min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object   min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object  
buiten
bebouwde kom  
diercategorieën Rgv   max. 14 ouE/m³   max. 8 ouE/m³  
  andere diercategorieën   min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object   min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object  

Onderzoek

Binnen het plangebied is een aantal akkerbouwbedrijven en (met name grondgebonden) veehouderijen aanwezig. In het bestemmingsplan worden geen nieuwe akkerbouw- en veeteeltbedrijven direct mogelijk gemaakt. Wel worden via wijzigingsbevoegdheden ontwikkelingsmogelijkheden geboden, waaronder bijvoorbeeld de uitbreiding van de bebouwingsmogelijkheden. In de wijzigingsregels is daarbij als voorwaarde opgenomen dat de bedrijfsactiviteiten milieuhygiënisch inpasbaar zijn.

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe gevoelige functies direct mogelijk binnen de afstanden uit het Besluit landbouw. Wel worden met een wijzigingsbevoegdheid nieuwe woningen mogelijk gemaakt, bijvoorbeeld door woningsplitsing. In de wijzigingsregels is daarbij als voorwaarde opgenomen dat eventuele bedrijven in de omgeving niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het aspect milieuhinder en agrarische bedrijvigheid geen belemmering oplevert voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.