Plan: | Buitengebied Oostflakkee, herziening Boutweg 1-3, den Bommel |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1924.DBBoutweg1en3-BP30 |
De boerderij 'Julianahoeve' aan de Boutweg 1 te Den Bommel is onlangs verkocht. De nieuwe eigenaar wenst de locatie uitsluitend te gebruiken voor bewoning. De schuren zullen uitsluitend hobbymatig worden gebruikt. De agrarische functie op de locatie komt geheel te vervallen. Het gebruik van het perceel uitsluitend voor bewoning is op dit moment niet toegestaan. In het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Oostflakkee' is de locatie bestemd als 'Agrarisch'. Een nieuw bestemmingsplan is noodzakelijk om de woonfunctie toe te staan. Dit bestemmingsplan wijzigt de bestemming naar 'Wonen'. Omdat de locatie planologisch gezien een geheel vormt met Boutweg 3 (ze vallen beiden in hetzelfde agrarisch bouwvlak), maakt ook nummer 3 deel uit van deze planherziening. Voor nummer 3 blijft het bestaande toegestane gebruik als plattelandswoning van toepassing.
Het plangebied ligt aan de Boutweg te Den Bommel. De percelen zijn kadastraal bekend gemeente Den Bommel, sectie F, nummers 333, 334 en 335. Aan de noord- en oostzijde grenst de locatie aan agrarische percelen, aan de noorzijde ligt ook de Bommelsedijk. Aan de zuidzijde ligt de Boutweg en aan de westzijde ligt de Schoolweg. De totale oppervlakte is 10.255m².
Afbeelding 1 | Luchtfoto met plangrens (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl, bewerking Juust BV)
Het doel van dit bestemmingsplan is de functie wonen mogelijk te maken op deze locatie.
Dit bestemmingsplan bestaat uit deze toelichting, regels en een verbeelding. Deze toelichting bestaat naast dit inleidende hoofdstuk uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt het initiatief toegelicht en de daarbij horende juridische regeling. Hoofdstuk 3 beschrijft het geldende beleidskader. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de verschillende omgevingsaspecten beoordeeld. In hoofdstuk 5 wordt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.
De locatie Boutweg 1 bestaat uit een woonhuis met aangebouwde schuur en een vrijstaande schuur. Rondom de woning en de schuren ligt het erf. Het erf rondom de schuren is nagenoeg volledig verhard. De schuren hebben de agrarische functie verloren. Rondom de woning is tuin aanwezig en een klein bijgebouw. Ter plaatse van Boutweg 3 is een woning met schuur en erf/tuin aanwezig. Deze woning wordt gebruikt als plattelandswoning. Hiervoor is op 2 april 2014 een omgevingsvergunning verleend waarbij is afgeweken van het geldende bestemmingsplan.
Afbeelding 2 | Huidige situatie plangebied (bron: www.funda.nl )
Het gebruik van de opstallen op het adres Boutweg 1 zal wijzigen. Het agrarisch gebruik van de schuren en het gebruik van de woning als bedrijfswoning vervalt. De gebouwen worden uitsluitend gebruikt voor bewoning door een huishouden en privédoeleinden. Er zijn geen plannen voor nieuwbouw of verbouw. Ter plaatse van Boutweg 3 zijn geen wijzigingen voorzien.
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Oostflakkee' en 'Buitengebied Oostflakkee 1e herziening' van de gemeente Goeree-Overflakkee. Het moederplan is op 16 oktober 2014 (gewijzigd) vastgesteld door de gemeenteraad. De eerste herziening, waarin onder andere de bestemming 'Wonen - 1' is gewijzigd, is vastgesteld op 18 april 2018. De gronden zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor 'Agrarisch'. Er is een bouwvlak aanwezig waarbinnen 2 wooneenheden (bedrijfswoningen) zijn toegestaan. De locatie is bedoeld voor agrarische bedrijfsvoering met bijbehorende voorzieningen.
Afbeelding 4 | Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust)
Op het adres Boutweg 1 wordt de bestemming 'Wonen-1' opgenomen. De bestemmingsregels zoals die voor woningen elders binnen het plangebied 'Buitengebied Oostflakkee' gelden worden van toepassing. Deze zijn integraal overgenomen in dit bestemmingsplan. Hoewel de oppervlakte van de bijgebouwen groter is dan binnen de bestemming 'Wonen - 1' is toegestaan, wordt de huidige situatie als maximaal toelaatbare bebouwing aangehouden. Omdat op dit moment sprake is van een gezamenlijk bouwvlak met Boutweg 3 en specifiek is aangegeven dat er binnen dat bouwvlak 2 bedrijfswoningen aanwezig mogen zijn is het noodzakelijk om ook Boutweg 3 mee te nemen in de plangrens. De functie van deze locatie blijft plattelandswoning, ter plaatse van dit perceel wordt niet de bestemming gewijzigd. Uitsluitend het aantal wooneenheden wordt binnen het agrarisch bouwvlak bijgesteld naar één. Dit aantal wordt niet op de verbeelding weergegeven omdat dit rechtstreeks uit de regels voortvloeit. Indien deze locatie niet in het plan zou worden betrokken dan ontstaat er onbedoeld de mogelijkheid om een extra woning te realiseren. Conform de verleende omgevingsvergunning d.d. 2 april 2014 wordt wel een aanduiding 'plattelandswoning' toegevoegd. De mogelijkheden op het perceel richten zich uitsluitend op de plattelandswoning conform de bestaande feitelijke en vergunde situatie.
In de Wet ruimtelijke ordening met bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening heeft het bestemmingsplan een belangrijke rol als normstellend instrument voor het ruimtelijk beleid van de gemeente, provincies en het rijk,. In de ministeriële 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening' hierna (Rsro) is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna SVBP 2012) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen, die tot doel heeft om te komen tot een geüniformeerde en gestandaardiseerde opzet van bestemmingsplannen in Nederland. Deze methodiek is onverkort gevolgd. Het bestemmingsplan is daarbij tevens digitaal vervaardigd en is daarom ook digitaal raadpleegbaar via internet.
Naast het feit dat de bestemmingen, aanduidingen en weergave van de verbeelding gestandaardiseerd zijn, vloeit de redactie van de regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti dubbeltelbepaling rechtstreeks voort uit het Besluit ruimtelijke ordening. De beleidsmatige inhoud van het bestemmingsplan is niet gestandaardiseerd. De gemeente behoudt haar vrijheid ten aanzien van de inhoud en vormgeving aangaande de toelichting.
Verbeelding
De verbeelding geeft de bestemmingen weer. Binnen de bestemmingsvlakken kunnen bouwvlakken, bouw-, gebieds-, functie-, en maatvoeringsaanduidingen aangegeven worden, waarbinnen een aantal specifieke bouwregels en functies kunnen worden aangegeven. Deze hebben juridische betekenis, omdat daar in de regels naar wordt verwezen. De topografische ondergrond die gebruikt is als basis voor de verbeelding heeft geen juridische status.
Regels
Algemeen
De regels bevatten bepalingen over het gebruik van de gronden, over de toegelaten bebouwing en bepalingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn, conform de wettelijk verplicht gestelde SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- Hoofdstuk 1 Inleidende regels
- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
- Hoofdstuk 3 Algemene regels
- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Inleidende regels
Begripsbepalingen en Wijze van meten
De inleidende regels omvatten de begripsbepalingen en de bepalingen omtrent de wijze van meten. De begripsbepalingen geven de definities over de in de regels gehanteerde begrippen met betrekking tot bouwen en functies. De wijze van meten geeft uitsluitsel over de wijze waarop afstanden, hoogtes, oppervlakte etc. moeten worden gemeten.
Bestemmingsregels
Agrarisch
Binnen de bestemming agrarisch is normaal gezien agrarische bedrijfsvoering mogelijk. In dit geval is er uitsluitend sprake van een (voormalige) agrarische bedrijfswoning waarvoor al een omgevingsvergunning is verleend voor het gebruik als plattelandswoning. De regeling is daarom uitsluitend ingericht op het gebruik en de bouwmogelijkheden van die plattelandswoning. Bouw-, afwijkings- en wijzigingsregels die betrekking hebben op agrarische bedrijfsvoering zijn niet opgenomen in de planregels.
Wonen -1
De regels uit het bestemmingsplan 'Buitengebied Oostflakkee' en de bijbehorende 1e herziening zijn overgenomen. Daarin is de omvang en hoogte van de woning en de bijgebouwen geregeld. Overigens is in dit geval de omvang van de bijgebouwen in werkelijkheid groter en is artikel 6.1 van toepassing. Daarin is geregeld dat de bestaande maten van aanwezige bebouwing ten tijde van de terinzagelegging van dit bestemmingsplan als maximaal toelaatbaar wordt aangehouden. Ten tijde van de vaststelling van dit plan is er ruim 1.200m² aan bijgebouwen aanwezig. Voor aan huis gebonden beroepen en huisvesting van buitenlandse werknemers worden in de planregels mogelijkheden geboden.
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen, dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijv. ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.
Algemene bouwregels
Dit artikel bevat een aantal algemene bepalingen ten aanzien van bestaande afwijkingen (die als maximaal toelaatbaar worden gehanteerd), het vergroten van de inhoud van een woning en de afstemming met aangrenzende terreinen. Ook voor het waarborgen van voldoende parkeergelegenheid bij ontwikkeling is een regeling opgenomen.
Algemene gebruiksregels
In dit artikel is aangegeven wat tot het verboden gebruik van terreinen en gebouwen wordt gerekend.
Algemene afwijkingsregels
Met deze regels kan het bevoegd gezag afwijken van het plan voor bijvoorbeeld bouwwerken van algemeen nut, overschrijding van maten en percentages, bebouwing benden peil, het afwijken van de bestemmingsgrens en geluidwerende voorzieningen.
Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is opgenomen dat het plan kan worden gewijzigd ten aanzien van bestmmingsgrenzen indien dit beter aansluit bij de werkelijke situatie.
Overgangs- en slotregels
In deze regels is het overgangsrecht vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Als laatste is de slotbepaling opgenomen, welke bepaling zowel de titel van het plan als de regels bevat.
Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte vastgesteld (SVIR). Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hiernaar wordt gestreefd middels een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt.
Dit bestemmingsplan voorziet alleen in een functiewijziging van agrarisch naar wonen. Dit raakt geen rijksbelangen.
Omgevingsvisie Zuid-Holland en Omgevingsverordening Zuid-Holland
In de 'Omgevingsvisie Zuid-Holland' en 'Omgevingsverordening Zuid-Holland' beschrijft de provincie Zuid-Holland haar doelstellingen en provinciale belangen.
Met het omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkeling en een goede leefomgevingskwaliteit. De provincie zet in de Omgevingsvisie in op diverse thema`s en stelt richtpunten bij de verschillende lagen. In deze gaat het uitsluitend om een functiewijziging van agrarisch naar wonen waarbij bestaande ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt. Er is geen sprake van bouwmogelijkheden of werkzaamheden. De functiewijziging raakt de provinciale belangen niet. Een nadere toetsing aan de beleidsuitgangspunten is niet nodig.
Eilandvisie Goeree-Overflakkee
Op 12 februari 2015 heeft de gemeenteraad van Goeree-Overflakkee de toekomstvisie voor de gemeente vastgesteld. Centraal in de visie staan behoud en versterking van de leefbaarheid en van de identiteit van het eiland, de eilanditeit. De visie schetst Goeree-Overflakkee als eiland van rust en ruimt waar mensen naar volle tevredenheid wonen werken en recreëren. Vanuit de visie zijn zes strategische kernthema's geformuleerd als de leidraad voor de toekomst. Deze thema's hebben elk een toetsvraag. Deze kernthema's fungeren als zeef voor alle beleidsplannen, beleidsvoornemens en initiatieven, zodat toekomstige plannen altijd binnen de Eilandvisie vallen.
De bestemmingswijziging voorziet alleen in een functiewijziging van de bestaande bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen naar een woonbestemming. Ter plaatse is sprake van een goed woon- en leefklimaat. De woning kan daardoor als reguliere woning gebruikt worden. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt en ontwikkelmogelijkheden die een agrarisch bedrijf heeft worden wegbestemd. De kernthema's hebben geen relevantie voor deze bestemmingsplanwijziging. Het gemeentelijk beleid van de gemeente Goeree-Overflakkee staat dit niet in de weg.
Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke omgevingsaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.
Ter plaatse van Boutweg 3 wordt uitsluitend de bestaande juridisch-planologische situatie goed vastgelegd, deze locatie wordt in dit hoofdstuk niet nader beoordeeld. Dit heeft reeds eerder plaatsgevonden bij het verlenen van de vergunning voor het gebruik als plattelandswoning.
Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit
verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het
bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet
vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de
Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie
welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.
Voor het plangebied geldt geen archeologische dubbelbestemming. Er vinden bovendien geen bodemingrepen plaats. Een archeologisch onderzoek is niet nodig. Er is geen aanleiding om in dit bestemmingsplan een dubbelbestemming op te nemen.
Cultuurhistorie
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet heeft zes
wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de Monumentenwet
1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk verplicht om in de toelichting van
een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met in het gebied aanwezige
cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden.
Er is sprake van een karakteristieke woonboerderij. Door de gebruikswijziging wijzigt het uitwendige karakter van de boerderij niet. Er zijn geen verbouwingen of aanpassingen aan de woning met aangebouwde schuur gepland. Wijziging van de bestemming belemmert niet het waardevolle karakter van de boerderij.
Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.
Ter plaatse van Boutweg 3 is met deze bestemmingswijziging geen agrarische bedrijfsvoering meer mogelijk. Daar is uitsluitend een (voormalige) bedrijfswoning aanwezig die als plattelandswoning (door derden) mag worden gebruikt. Ten opzichte daarvan geldt dus geen richtafstand. Het dichtstbij gelegen agrarisch bouwvlak waar agrarische bedrijfsvoering mag plaatsvinden is gelegen op ca. 180 meter ten zuiden van de planlocatie. Dit betreft het adres Kranendijk 4. De richtafstand tot agrarische bedrijven waar het houden van dieren mogelijk is, bedraagt 100 meter in een rustig buitengebied. Aan de richtafstand wordt voldaan. Een goed woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd.
Andersom wordt het genoemde agrarisch bedrijf door de nieuwe woonfunctie ook niet belemmerd in zijn bedrijfsvoering.
Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.
Er is een bodemonderzoek uitgevoerd door ABO-Milieuconsult. Uit het onderzoek blijkt PM RESULTATEN (rapportage nog niet beschikbaar)
De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met risicobronnen in de omgeving.
Er zijn geen risicobronnen in de nabijheid van het plangebied aanwezig. Een nadere beoordeling is niet noodzakelijk. Dit aspect belemmert de vaststelling van het plan niet.
Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai.
Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.
Een burgerwoning wordt vanwege wegverkeerslawaai niet anders beoordeeld dan een bedrijfswoning. Het betreft een bestaande woning waarvan de afstand tot de weg niet wijzigt. In verband met industrielawaai is van belang dat ter plaatse van Boutweg 3 de locatie weliswaar agrarisch bestemd is (bouwvlak), maar uitsluitend gebruikt mag worden als plattelandswoning. Er is geen nader onderzoek naar industrielawaai of wegverkeerslawaai nodig. Het aspect geluid belemmert de vaststelling van dit bestemmingsplan niet.
In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Voor deze kabels en leidingen geldt een waarborgzone omdat deze wellicht een risico met zich meebrengen. Het gaat hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.
In of in de nabijheid van het plangebied liggen geen planologisch relevante kabels en/of leidingen. De dichtstbij gelegen leiding waarvoor planologische bescherming geldt op basis van het bestemmingsplan 'Buitengebied Oostflakkee' is een riool op een afstand van ruim 160 meter ten noorden van het plangebied. De gebruikswijziging van de planlocatie is niet relevant voor de werking en instandhouding van het betreffende riool.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.
Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening.
In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
In dit geval is er geen sprake van een toename van verkeersbewegingen. De agrarische bedrijfsactiviteiten vervallen en de locatie wordt uitsluitend particulier gebruikt. De planwijziging heeft geen negatieve effecten op de luchtkwaliteit.
De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet worden onderzocht of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven. Beoordeeld moet worden of negatieve effecten optreden op beschermde gebieden.
Gebiedsbescherming
De planlocatie ligt op een afstand van 3,5 kilometer van het Natura 2000-gebied Haringvliet en op 3 kilometer van het Natura 2000-gebied Krammer-Volkerak. Omdat er geen sprake is van het toevoegen van verkeersbewegingen of het uitvoeren van werkzaamheden is er geen extra emissie. Er is dan ook geen sprake van enige stikstofeffecten op bovengenoemde natuurgebieden. De afstand tot natuurgebieden uit het Natuurnetwerk Nederland is minimaal 750 meter. Ook op gebieden van het Natuurnetwerk is geen effect te verwachten omdat er uitsluitend sprake is van een functiewijziging.
Soortenbescherming
Er is geen sprake van kap van opgaande beplanting of sloop van bedrijfsbebouwing. Er vinden geen werkzaamheden plaats die eventueel aanwezige soorten zouden kunnen schaden. Het uitvoeren van een quickscan natuur is niet nodig.
Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.
De woning is gelegen op een zeer ruim perceel. Er vinden geen aanpassingen aan de ontsluiting plaats. Het aantal voertuigbewegingen neemt niet toe. Gelet op het feit dat het agrarisch bedrijf op de locatie komt te vervallen zullen de voertuigbewegingen afnemen. In het buitengebied is op basis van de CROW-publicatie 381, toekomstbestendig parkeren, een parkeernorm tussen 2,0 en 2,8 parkeerplaatsen voor een vrijstaande woning van toepassing. Uitgaande van het gemiddelde (2,4) zijn er afgerond 3 parkeerplaatsen nodig. Er is op het perceel meer dan voldoende ruimte aanwezig om te parkeren op eigen terrein en te voorzien in deze 3 parkeerplaatsen.
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.
Het bestemmingsplan maakt geen extra bebouwd oppervlak mogelijk. De bouwmogelijkheden nemen af, de bestemming 'Wonen' geeft minder mogelijkheden dan de bestemming 'Agrarisch' ter plaatse van een bouwvlak. Er vindt voorts geen wijziging plaats wat betreft afvoer van hemel- en afvalwater. De bestaande (bedrijfs)woning wordt gehandhaafd en ook de bedrijfsopstallen worden gehandhaafd. De gebruikswijziging heeft geen gevolgen voor de waterhuishouding.
In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Hierbij moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r.-plicht.
In onderdeel D is per activiteit de drempelwaarde benoemd. Als een activiteit voorkomt in onderdeel D en boven de dremeplwaarde komt, geldt voor het te nemen besluit een m.e.r.-beoordelingsplicht. Indien er activiteiten plaatsvinden die in onderdeel D zijn opgenomen, maar onder de drempelwaarde blijven, dient er nagegaan te worden of het project grote milieugevolgen heeft. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r..
De hoofdcriteria waaraan getoetst moet worden zijn: kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect. Het bevoegd gezag dient vervolgens voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een besluit te nemen of er een MER moet worden opgesteld. De grondslag hiervoor is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Het bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die genoemd is in onderdeel D van het Besluit m.e.r.. Een beoordeling of besluit is dan ook niet benodigd.
Omgevingsaspecten zijn onderzocht en vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.
Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.
Er is geen sprake van een bouwplan zoals hierboven bedoeld. Het opstellen van een exploitatieplan is daarom niet aan de orde.
Vooroverleg
Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan in ieder geval toegezonden aan de provincie en het waterschap.
Ter inzage legging ontwerpbestemmingsplan
Gelet op het bepaalde in artikel 3.8 Wro in combinatie met afdeling 3.4 Awb wordt een ontwerpbestemmingsplan, na voorafgaande bekendmaking, gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Een ieder is dan in de gelegenheid zijn of haar zienswijze mondeling of schriftelijk kenbaar te maken bij de gemeenteraad. Vaststelling van het bestemmingsplan, al dan niet in gewijzigde vorm, gebeurt met inachtneming van de ingediende zienswijzen. Tijdens de termijn van terinzagelegging zijn geen zienswijzen ingediend.