direct naar inhoud van Artikel 15 Natuur - Landgoederen
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1924.Buitengebied11-BP40

Artikel 15 Natuur - Landgoederen

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Natuur - Landgoederen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. natuur;
  • b. water;
  • c. landgoederen met een oppervlakte van minimaal 5 hectare per landgoed;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' tevens voor wonen, met bijbehorende tuinen en erven;
  • e. fiets-, wandel- en overige (recreatieve) langzaamverkeerspaden;
  • f. perceelsontsluitingen;
  • g. bruggen.
15.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 15.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarbij de volgende bouwregels gelden.

15.2.1 Totaal bebouwd oppervlak

Op de als zodanig aangewezen gronden mag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen', per landgoed bebouwing ten dienste van de in lid 15.1 genoemde bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat de gezamenlijke grondoppervlakte van gebouwen (hoofdgebouw en bijgebouwen) niet meer mag bedragen dan 20% van het aanduidingsvlak 'wonen', met een maximum van 1.000 m2.

15.2.2 Hoofdgebouw

Op de als zodanig aangewezen gronden mag, met inachtname van het bepaalde onder 15.2.1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "wonen", per landgoed één hoofdgebouw ten dienste van de in lid 15.1 genoemde bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  • a. per landgoed ten hoogste 3 wooneenheden mogen worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 7 m.
15.2.3 Vrijstaande bijgebouwen alsmede overkappingen

Op de als zodanig aangewezen gronden mogen, met inachtname van het bepaalde onder 15.2.1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen', vrijstaande bijgebouwen alsmede overkappingen ten dienste van de in lid 15.1 genoemde bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  • a. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • b. het totale oppervlak aan vrijstaande bijgebouwen en overkappingen tezamen niet meer mag bedragen dan 125 m2.
15.2.4 Andere bouwwerken

Op de als zodanig aangewezen gronden mogen, met inachtname van het bepaalde onder 15.2.1, andere bouwwerken ten dienste van de in lid 15.1 genoemde bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat de bouwhoogte van andere bouwwerken ten hoogste mag bedragen:

  • a. voor erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
  • b. voor toegangspoorten en dergelijke: 3 m;
  • c. voor het overige: 5 m.
15.3 Afwijken van de bouwregels
15.3.1 Hoofdgebouw

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2.2 onder b. ten behoeve van een goothoogte van 10 meter, mits dit geen belemmeringen ondervindt vanuit het oogpunt van:

  • a. een samenhangend bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
15.3.2 Vrijstaande bijgebouwen alsmede overkappingen

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2.3 onder a. ten behoeve van een goothoogte van 4 meter, mits dit geen belemmeringen ondervindt vanuit het oogpunt van:

  • a. een samenhangend bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
15.3.3 Toegangspoorten

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2.4 onder b. ten behoeve van een bouwhoogte van 4 meter, mits dit geen belemmeringen ondervindt vanuit het oogpunt van:

  • a. een samenhangend bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
15.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Gebruik van de in lid 15.1 bedoelde gronden voor voorzieningen zoals een zwembad, tennisbaan of buitenbak voor paarden wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie, en uitsluitend wanneer dit plaatsvindt binnen de aanduiding 'wonen';
  • b. Voorzieningen zoals bedoeld onder a worden niet tot het bebouwd oppervlak binnen de aanduiding "wonen" gerekend.
  • c. Gebruik van ruimten binnen de woning en in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit is toegestaan, waarbij voor de bedrijfsactiviteiten geldt dat deze alleen zijn toegestaan voor zover de activiteiten behoren tot maximaal categorie 1 zoals genoemd in de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • d. Voor iedere hectare landgoed dient tenminste 25 strekkende meter aan wandelpaden te worden aangelegd, welke aansluiten op een aaneengesloten circuit van wandelpaden;
  • e. Minimaal 10% van het totale bestemmingsvlak dient uit oppervlaktewater te bestaan; bestaande bermsloten en/of hoofdwatergangen niet meegerekend;
  • f. In de eindsituatie dient minimaal 90% van de oppervlakte van een landgoed toegankelijk te zijn voor publiek.
15.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 15.4 onder c. en bedrijfsactiviteiten toestaan tot maximaal categorie 2 zoals genoemd in de als bijlage 2 bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • b. detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel, is niet toegestaan;
  • c. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s).
15.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.6.1

Het is verboden op de in lid 15.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders:

  • 1. het aanbrengen van bebossing;
  • 2. de aanleg van verhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m2;
  • 3. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • 4. het graven, verbreden of dempen van watergangen;
  • 5. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
15.6.2

Het bepaalde in lid 14.4.1 is niet van toepassing: De onder a. bedoelde vergunning is niet vereist voor werken en/of werkzaamheden:

  • a. op normale onderhoudswerken gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige gebieden;
  • b. op andere werken en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van ruimtelijke ordening van niet-ingrijpende betekenis zijn;
  • c. die passen binnen doelstellingen van de inrichtingsplannen zoals opgenomen als bijlage bij deze Regels.
15.6.3

Een vergunning als bedoeld in lid 15.6.1 wordt slechts verleend, indien de landschappelijke waarden van deze gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het behoud, versterking en/of herstel van die waarden niet worden verkleind en indien een afweging van de in het geding zijnde belangen leidt tot de conclusie dat een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden in redelijkheid niet kan worden geweigerd.