direct naar inhoud van REGELS
Plan: Langweer
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1921.BPLWR14LANGWEER-VA01

REGELS

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Langweer met identificatienummer NL.IMRO.1921.BPLWR14LANGWEER-VA01 van de gemeente De Friese Meren;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aan-huis-verbonden beroep:

een beroep, dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten, met uitzondering van prostitutie en naar de aard daarmee gelijk te stellen activiteiten;

1.4 aanbouw/uitbouw:

een aan het (hoofd)gebouw aanwezig gebouw dat ruimtelijk ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw, waarbij de ruimtelijke ondergeschiktheid tot uitdrukking komt door de situering en/of de afmetingen van het gebouw;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 ambachtelijk bedrijf:

een bedrijf, waarbij het productieproces grotendeels wordt uitgevoerd met de hand of althans niet gemechaniseerd, geautomatiseerd of met behulp van werktuigen die door energiebronnen buiten de menselijke arbeidskracht worden aangedreven, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;

1.8 amusementshal:

een bedrijf gericht op de exploitatie van speel- en gokapparatuur, zoals een flipperkasten- en fruitautomatenhal, een snookergelegenheid of een casino;

1.9 bar-/dancing:

een bar, waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen, en naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijven, zoals discotheken en nachtclubs;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.11 bedrijfsgebonden reclamemast:

een reclamemast voor de diensten of producten van een of enkele bedrijven die op of aangrenzend aan het perceel waarop de reclamemast staat, aanwezig zijn

1.12 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.13 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huishouding daar gelet op de bestemming van het gebouw of van het terrein noodzakelijk is;

1.14 bestaand:
  • a. ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet c.q. de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezige bouwwerken en werkzaamheden:
    • 1. bestaand ten tijde van de eerste terinzagelegging van het plan;
  • b. ten aanzien van het overige gebruik:
    • 1. bestaand ten tijde van het van kracht worden van het plan;
1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bijgebouw:

een vrijstaand gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw, dat in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw;

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.19 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24 chalet:

een verblijf bestaande uit een lichte constructie en uit lichte materialen, niet zijnde een kampeermiddel, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf;

1.25 daghoreca:

een horecabedrijf dat zich in hoofdzaak richt op het tegen vergoeding verstrekken van voedsel, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de dag en het begin van de avond, zoals een snackbar, cafetaria, broodjeshuis of restaurant;

1.26 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.27 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.28 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf;

1.29 erker:

een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een “lichte” constructie met een overwegend transparante uitstraling;

1.30 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.31 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.32 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

1.33 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.34 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.35 gevelbouwgrens:

de als zodanig in het bouwvlak aangegeven grens waarin ingevolge de regels moet worden gebouwd;

1.36 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.37 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.38 hoofdverblijf:

het adres/de plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene, waarbij betrokkene moet zijn ingeschreven in de Gemeente Basisadministratie Persoonsgegevens op dat adres en/of betrokkene het adres heeft opgegeven bij de Belastingdienst als hoofdadres en/of uit de feitelijke omstandigheden blijkt dat het adres als hoofdverblijf moet worden aangemerkt;

1.39 horecabedrijf:

een horecabedrijf waar tegen vergoeding, naast logies ook maaltijden en dranken kunnen worden verstrekt;

1.40 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.41 kampeerterrein:

een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;

1.42 kap:

een dak met een zekere helling;

1.43 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

de in Bijlage 4 genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend door de bewoner en de aan de bedrijvigheid bij woningen gebonden medewerkers;

1.44 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levens-beschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.45 nutsvoorzieningen:

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.46 overkapping:

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.47 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    • 1. de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    • 1. de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. voor een bouwwerk dat in, op of over het water wordt gebouwd:
    • 1. het N.A.P. -0,52 m;
1.48 permanente bewoning:

bewoning als hoofdverblijf binnen de vaste woonplaats;

1.49 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.50 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.51 prostitutiebedrijf:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht;

Onder een prostitutiebedrijf wordt in ieder geval verstaan: een erotische massagesalon, een sekstheater, een bordeel, een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.52 recreatie-ark:

een woonschip voor recreatief gebruik;

1.53 recreatieve bewoning:

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.54 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.55 schiphuis:

een gebouw ten behoeve van de stalling van boten;

1.56 seizoenplaats:

standplaats voor een kampeermiddel, voor een verblijf van 15 maart tot en met 31 oktober;

1.57 serre:

een overwegend transparante uitbouw vervaardigd in een lichte constructie in één bouwlaag aan een hoofdgebouw, waarbij de serre verbonden is met het hoofdgebouw, en deel van het hoofdgebouw uitmaakt;

1.58 stacaravan:

een caravan die gedurende langere tijd op een kampeerterrein op dezelfde plaats blijft staan en die door zijn plaatsing direct of indirect met de grond verbonden is, dan wel direct of indirect steun vindt in of op de grond en daardoor als bouwwerk is aan te merken;

1.59 toerplaats:

standplaats voor een kampeermiddel, voor een verblijf gedurende een korte (vakantie) periode;

1.60 trekkershut:

een verblijf, bestaande uit een lichte constructie en lichte materialen, niet zijnde een kampeermiddel, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf;

1.61 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel(s) van een (hoofd)gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig zal worden aangemerkt;

1.62 voorkeursgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.63 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en of de daarvoor benodigde stoffen;

1.64 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;

1.65 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat;

1.66 woonschip:

een zich op het water bevindend object, dat (nagenoeg) voortdurend dient als woning;

1.67 zomerhuis:

een gebouw dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse perceelgrens:

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de zijdelingse grens van het bouwperceel;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen zoals schoorstenen, antennes en daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

bij lessenaarsdaken dient de hoogte van de hoogste goot niet als goothoogte te worden aangemerkt;

2.5 de hoogte van een stacaravan:

vanaf de onderkant van het wiel tot aan het hoogste punt van het bouwwerk;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Agrarisch - Cultuurgrond

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Cultuurgrond' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. cultuurgrond;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. sloten, bermen en beplanting;
  • c. paden;
  • d. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • e. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 2 onder de categorieën 1 en 2;
    • 2. een jachtwerf, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - jachtwerf”;
    • 3. detailhandel, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”;
    • 4. een kantoor, ter plaatse van de aanduiding “kantoor”;

met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;

    • 1. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning;
  • c. garageboxen, ter plaatse van de aanduiding “garage”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de instandhouding van de karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. wegen, straten en paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, waaronder vlaggenmasten.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen in lid 4.1 sub a

Voor het bouwen van de in lid 4.1 sub a onder 1 t/m 4 genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximum bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een gebouw zullen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen;
  • d. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
  • e. er zal ten hoogste één bedrijfswoning per bedrijf worden gebouwd;
  • f. de oppervlakte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 150 m² bedragen;
  • g. de goothoogte van een vrijstaande bedrijfswoning zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • h. de dakhelling van een vrijstaande bedrijfswoning zal ten minste 30° bedragen;
  • i. de dakhelling van een vrijstaande bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;
  • j. de bouwhoogte van een vrijstaande bedrijfswoning zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
4.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning zal ten hoogste 50 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een aan- of uitbouw zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aan- of uitbouw niet meer dan 4,00 m mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning, met dien verstande dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m en daarbuiten ten hoogste 7,00 m zal bedragen;
  • e. de goothoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
4.2.3 Garageboxen

Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende regels:

  • a. garageboxen zullen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “garage”;
  • b. de bouwhoogte van de garageboxen zal ten hoogste 3,50 m bedragen.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. er mogen ten hoogste 2 vlaggenmasten per bouwperceel worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van reclamemasten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede milieusituatie;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de verkeersveiligheid; en
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.2.1 sub a in die zin dat de gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bepaalde in lid 4.2.2 sub a in die zin dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen minder dan 3,00 m achter, dan wel voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • c. het bepaalde in lid 4.2.2 sub d in die zin dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw wordt verhoogd, mits:
    • 1. deze afwijkingsmogelijkheid uitsluitend wordt toegepast bij bedrijfswoningen waarvan de bouwhoogte ten minste 7,50 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van de aan- of uitbouw ten minste 0,50 m lager is dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd;
    • 3. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • d. het bepaalde in lid 4.2.2 sub f in die zin dat de bouwhoogte van een bijgebouw wordt verhoogd tot ten hoogste 6,00 m, mits de bouwhoogte van een bijgebouw binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • e. het bepaalde in lid 4.2.4 sub d in die zin dat de bouwhoogte van reclamemasten wordt vergroot tot ten hoogste 20,00 m, mits het bedrijfsgebonden reclamemasten betreft.
4.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
4.5.1 Vergunningplicht

Ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, is voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist:

  • het geheel of gedeeltelijk slopen en/of verwijderen van gebouwen.
4.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 4.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. noodzakelijk zijn in verband met het gebruik of beheer van de gronden.
4.5.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke kwaliteit van het pand;
  • b. de bouwtechnische staat zodanig slecht is dat het pand niet zonder ingrijpende wijzigingen kan worden hersteld; en/of
  • c. het karakteristieke pand in redelijkheid niet te handhaven is.
4.6 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 2 onder de categorie 1 en 2, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - jachtwerf”;
  • b. het gebruik van een bedrijfswoning als zelfstandige woning;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”;
  • d. het gebruik van de gronden voor bedrijfsmatige opslagdoeleinden, zodanig dat:
    • 1. de opslag buiten het bouwvlak plaatsvindt;
    • 2. de opslag niet achter de bedrijfsgebouwen plaatsvindt, met dien verstande dat opslag op het zijerf is toegestaan indien de opslag gecamoufleerd is opgesteld.
4.7 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.6 sub a in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 2 onder de categorieën 1 en 2, mits:
    • 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 2, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel genoemd zijn onder de categorieën 1 en 2, of om bedrijven die wel zijn genoemd in Bijlage 2 onder een hogere categorie dan 2, maar die in een individueel geval feitelijk een lagere milieubelasting kunnen hebben;
    • 2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft;
  • b. het bepaalde in lid 4.6 sub c in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, niet zijnde detailhandel in voedings- en genotmiddelen, mits:
    • 1. de verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de gezamenlijke vloeroppervlakte aan bedrijfsgebouwen zal bedragen, met een maximale oppervlakte van 50 m²;
    • 2. de vestiging plaatsvindt in de bestaande gebouwen.
4.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:

  • de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - jachtwerf”, "kantoor" c.q. “detailhandel” uit het bouw- dan wel bestemmingsvlak wordt verwijderd, mits:
    • 1. de betreffende (bedrijfs)functie ter plaatse is beëindigd.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen en overkappingen ten behoeve van de gasvoorziening, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen en overkappingen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. wegen en paden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. waterlopen en waterpartijen;

met de daarbijbehorende:

  • f. terreinen;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van een gebouw of overkapping zal ten hoogste 3,50 m bedragen.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid; en
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 6 Bedrijf - Watersport gerelateerd

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Watersport gerelateerd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. watersport gerelateerde bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 2 
    • 2. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. wegen, straten en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, waaronder vlaggenmasten.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen in lid 5.1 sub a

Voor het bouwen van de in lid 6.1 sub a genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van een gebouw zullen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen;
  • c. de dakhelling van een gebouw zal ten minste 15° bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” mag uitsluitend een bedrijfswoning worden gebouwd;
  • e. er zal ten hoogste één bedrijfswoning per bedrijf worden gebouwd;
  • f. de oppervlakte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 150 m² bedragen;
  • g. de goothoogte van een vrijstaande bedrijfswoning zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • h. de dakhelling van een vrijstaande bedrijfswoning zal ten minste 30° bedragen;
  • i. de dakhelling van een vrijstaande bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;
  • j. de bouwhoogte van een vrijstaande bedrijfswoning zal ten hoogste 9,00 m bedragen.
6.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning zal ten hoogste 50 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een aan- of uitbouw zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aan- of uitbouw niet meer dan 4,00 m mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning, met dien verstande dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m en daarbuiten ten hoogste 7,00 m zal bedragen;
  • e. de goothoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 6,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van een bijgebouw binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • g. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. er mogen ten hoogste 2 vlaggenmasten per bouwperceel worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van reclamemasten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede milieusituatie;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de verkeersveiligheid; en
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 6.2.1 sub a in die zin dat de gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bepaalde in lid 6.2.2 sub a in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen wordt vergroot tot ten hoogste 70 m²;
  • c. het bepaalde in lid 6.2.2 sub d in die zin dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw wordt verhoogd, mits:
    • 1. deze afwijkingsmogelijkheid uitsluitend wordt toegepast bij bedrijfswoningen waarvan de bouwhoogte ten minste 7,50 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van de aan- of uitbouw ten minste 0,50 m lager is dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd;
    • 3. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • d. het bepaalde in lid 6.2.2 sub f in die zin dat de bouwhoogte van een bijgebouw wordt verhoogd tot ten hoogste 6,00 m, mits de bouwhoogte van een bijgebouw binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen.
6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 2;
  • b. het gebruik van een bedrijfswoning als zelfstandige woning;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca;
  • e. het gebruik van de gronden voor bedrijfsmatige opslagdoeleinden, zodanig dat:
    • 1. de opslag buiten het bouwvlak plaatsvindt;
    • 2. de opslag niet achter de bedrijfsgebouwen plaatsvindt, met dien verstande dat opslag op het zijerf is toegestaan indien de opslag gecamoufleerd is opgesteld.

 

Artikel 7 Bedrijventerrein

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 3 onder de categorieën 1 en 2, ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 2";
    • 2. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 3 onder de categorieën 1, 2 en 3.1, ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.1";
    • 3. een metaalbedrijf, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - metaalbedrijf”;

met uitzondering van risicovolle inrichtingen, geluidszoneringsplichtige inrichtingen en vuurwerkbedrijven;

    • 1. een keukencentrum, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van detailhandel - keukencentrum";
    • 2. een autohandel, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van detailhandel - autohandel";
    • 3. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. groenvoorzieningen;
  • d. (ontsluitings)wegen, straten en paden;
  • e. voet- en fietspaden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. water;
  • h. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • i. tuinen, erven en terreinen;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van een bouwperceel zal ten hoogste 75% bedragen, tenzij:
    • 1. het bestaande bebouwingspercentage hoger is, in welk geval het bebouwingspercentage van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van een bouwperceel ten hoogste het in het bouwvlak aangegeven percentage zal bedragen;
  • c. de afstand van een gebouw ten opzichte van de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 3,50 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 8,00 m bedragen.
  • e. in afwijking van het gestelde onder d mag de goot- en bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen.
7.2.2 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. een woning mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
  • c. de oppervlakte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 150 m² bedragen;
  • d. de goothoogte van een vrijstaande bedrijfswoning zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • e. de dakhelling van een vrijstaande bedrijfswoning zal ten minste 30° bedragen;
  • f. de dakhelling van een vrijstaande bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een vrijstaande bedrijfswoning zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
7.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning zal ten hoogste 50 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een aan- of uitbouw zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aan- of uitbouw niet meer dan 4,00 m mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning, met dien verstande dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m en daarbuiten ten hoogste 7,00 m zal bedragen;
  • e. de goothoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. er mogen ten hoogste 2 vlaggenmasten per bouwperceel worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van reclamemasten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal binnen het bouwvlak ten hoogste 15,00 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal buiten het bouwvlak ten hoogste 5,00 m bedragen.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede milieusituatie;
  • b. de verkeersveiligheid; en
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 7.2.1 sub a in die zin dat de gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bepaalde in artikel 7.2.1 sub b in die zin dat het bebouwingspercentage van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van een bouwperceel wordt verhoogd, mits op het bouwperceel voldoende ruimte voor parkeervoorzieningen overblijft;
  • c. het bepaalde in artikel 7.2.1 onder c in die zin dat de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind tot 0 m, mits de bereikbaarheid voor de brandweer gegarandeerd blijft;
  • d. het bepaalde in lid 7.2.2 sub b in die zin dat een bedrijfswoning gedeeltelijk buiten de aanduiding "bedrijfswoning" wordt gebouwd;
  • e. het bepaalde in lid 7.2.2 sub b in die dat ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - ontheffingsgebied 1' een in- danwel aanpandige bedrijfswoning met een maximale goothoogte van 4,00 m en een maximale bouwhoogte van 10,00 m wordt gebouwd;
  • f. het bepaalde in lid 7.2.3 sub a in die zin dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen minder dan 3,00 m achter, dan wel voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • g. het bepaalde in lid 7.2.3 sub d in die zin dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw wordt verhoogd, mits:
    • 1. deze afwijkingsmogelijkheid uitsluitend wordt toegepast bij bedrijfswoningen waarvan de bouwhoogte ten minste 7,50 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van de aan- of uitbouw ten minste 0,50 m lager is dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd;
    • 3. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • h. het bepaalde in lid 7.2.3 sub f in die zin dat de bouwhoogte van een bijgebouw wordt verhoogd tot ten hoogste 6,00 m, mits de bouwhoogte van een bijgebouw binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen; ;
  • i. het bepaalde in lid 7.2.4 sub d in die zin dat de bouwhoogte van reclamemasten wordt vergroot tot ten hoogste 20,00 m, mits het bedrijfsgebonden reclamemasten betreft.
7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 2" voor bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 3 onder de categorie 1 en 2, met uitzondering van specifieke aangeduide bedrijven;
  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.1" voor bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 3 onder de categorie 1, 2 en 3.1, met uitzondering van specifieke aangeduide bedrijven;
  • b. het gebruik van bedrijfsgebouwen voor bewoning;
  • c. het gebruik van een bedrijfswoning als zelfstandige woning;
  • d. het gebruik van bijgebouwen bij een bedrijfswoning voor bewoning;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van:
    • 1. productiegebonden detailhandel, tenzij deze detailhandel meer dan 20% van het bedrijfsvloeroppervlak van het bedrijf beslaat of een groter oppervlak heeft dan 200 m²;
    • 2. een keukencentrum, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van detailhandel - keukencentrum";
    • 3. een autohandel, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van detailhandel - autohandel";
  • f. het gebruik van de gronden en gebouwen voor kantoren, indien het kantoorgedeelte meer dan 50% van het bedrijfsvloeroppervlak per bedrijf beslaat of groter is dan 1200 m² per bedrijf;
  • g. het gebruik van gronden buiten de gebouwen voor de opslag van goederen in containers, zodanig dat:
    • 1. de opslag in containers buiten het bouwvlak plaatsvindt;
    • 2. de totale hoogte van de containers meer bedraagt dan de hoogte van de op hetzelfde bouwperceel aanwezige gebouwen minus 1,00 m, en
    • 3. de containers niet gecamoufleerd staan opgesteld;
  • h. het gebruik van de gronden voor bedrijfsmatige opslagdoeleinden, zodanig dat:
    • 1. de opslag buiten het bouwvlak plaatsvindt;
    • 2. de opslag niet achter de bedrijfsgebouwen plaatsvindt, met dien verstande dat opslag op het zijerf is toegestaan indien de opslag gecamoufleerd is opgesteld.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in 7.5 sub a in die zin dat bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 3 onder de categorieën 1 en 2, mits:
    • 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 2, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel genoemd zijn onder de categorieën 1 en 2, of om bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 2 onder een hogere categorie dan 2, maar die in een individueel geval feitelijk een lagere milieubelasting kunnen hebben;
    • 2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft;
  • b. het bepaalde in lid 7.5 sub a in die zin dat bedrijven worden gevestigd die zijn genoemd in Bijlage 3 onder categorie 3.1, mits:
    • 1. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
    • 2. de betreffende bedrijvigheid naar de aard en invloed op de omgeving geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van aangrenzende woningen tot gevolg heeft, al dan niet onder nader te stellen voorwaarden voor wat betreft geur, stof, gevaar en geluid;
  • c. het bepaalde in 7.5 sub b in die zin dat bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 3 onder de categorieën 1, 2 en 3.1, mits:
    • 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 3, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel genoemd zijn onder de categorieën 1 en 2, of om bedrijven die wel zijn genoemd in Bijlage 3 onder een hogere categorie dan 3.1, maar die in een individueel geval feitelijk een lagere milieubelasting kunnen hebben;
    • 2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft;
  • d. het bepaalde in lid 7.5 sub b in die zin dat bedrijven worden gevestigd die zijn genoemd in Bijlage 3 onder categorie 3.2, mits:
    • 1. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
    • 2. de betreffende bedrijvigheid naar de aard en invloed op de omgeving geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van aangrenzende woningen tot gevolg heeft, al dan niet onder nader te stellen voorwaarden voor wat betreft geur, stof, gevaar en geluid.
7.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:

  • de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - metaalbedrijf ”, “specifieke vorm van detailhandel - keukencentrum” c.q. “specifieke vorm van detailhandel - autohandel” uit het bouw- dan wel bestemmingsvlak wordt verwijderd, mits:
    • 1. de betreffende (bedrijfs)functie ter plaatse is beëindigd.

Artikel 8 Gemengd

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. detailhandel, niet zijnde supermarkten;
    • 2. dienstverlenende bedrijven en/of instellingen;
    • 3. ambachtelijke bedrijven;
    • 4. horecabedrijven die in hoofdzaak zijn gericht op het verstrekken van voedsel, zoals een (afhaal)restaurant, een cafetaria, een broodjeshuis en een snackbar, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van horeca - e”;
    • 5. horecabedrijven waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van horeca - d”;
    • 6. een supermarkt, ter plaatse van de aanduiding “supermarkt”;
    • 7. woningen;
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de instandhouding van de karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. wegen en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. waterlopen en waterpartijen;
  • g. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen in lid 8.1 sub a

Voor het bouwen van de in lid 8.1 sub a genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw zullen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen;
  • d. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 30° bedragen;
  • e. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten hoogste 60° bedragen.
8.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw zal ten hoogste 50 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een aan- of uitbouw zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aan- of uitbouw niet meer dan 4,00 m mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m en daarbuiten ten hoogste 7,00 m zal bedragen;
  • e. de goothoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. er mag ten hoogste 1 vlaggenmast per bouwperceel worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. een goede milieusituatie; en
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 8.2.1 sub a in die zin dat de gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    • 1. ten hoogste 10% van de gebouwen buiten het bouwvlak wordt gebouwd;
  • b. het bepaalde in lid 8.2.1 sub d in die zin dat de dakhelling van gebouwen worden verlaagd c.q. dat gebouwen (gedeeltelijk) worden voorzien van een plat dak;
  • c. het bepaalde in lid 8.2.1 sub e in die zin dat de dakhelling van gebouwen worden verhoogd tot ten hoogste 80°;
  • d. het bepaalde in lid 8.2.2 sub a in die zin dat de afstand van een aan- of uitbouw of een overkapping op minder dan 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van een hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd, mits:
    • 1. de aan- of uitbouw of de overkapping ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het betreffende hoofdgebouw wordt gebouwd;
    • 2. de afstand van een aan- of uitbouw of overkapping tot de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan, ten minste gelijk zal zijn aan de breedte van die aan- of uitbouw of overkapping;
  • e. het bepaalde in lid 8.2.2 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 70 m², mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw en voorzover achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan, zal bedragen;
  • f. het bepaalde in lid 8.2.2 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:
    • 1. de vergroting noodzakelijk is ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep c.q. hobbymatige activiteiten;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw en voorzover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan, zal bedragen;
  • g. het bepaalde in lid 8.2.2 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 150 m², mits:
    • 1. de vergroting noodzakelijk is ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep c.q. hobbymatige activiteiten;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 40% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw en voorzover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan, zal bedragen;
  • h. het bepaalde in lid 8.2.2 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 200 m², mits:
    • 1. de vergroting noodzakelijk is ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep c.q. hobbymatige activiteiten;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 30% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw en voorzover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan, zal bedragen.
8.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
8.5.1 Vergunningplicht

Ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, is voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist:

  • het geheel of gedeeltelijk slopen en/of verwijderen van gebouwen.
8.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 8.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. noodzakelijk zijn in verband met het gebruik of beheer van de gronden.
8.5.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke kwaliteit van het pand;
  • b. de bouwtechnische staat zodanig slecht is dat het pand niet zonder ingrijpende wijzigingen kan worden hersteld; en/of
  • c. het karakteristieke pand in redelijkheid niet te handhaven is.
8.6 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van bar-/dancings;
  • b. het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van horeca, met uitzondering ter plaatse van de aanduidingen "specifieke vorm van horeca - e" en "specifieke vorm van horeca - d".
8.7 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 8.6 onder b in die zin dat daghoreca mag worden gevestigd.
8.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • de aanduiding “specifieke vorm van horeca - e”, “specifieke vorm van horeca - d” c.q. “supermarkt” uit het bouw- dan wel bestemmingsvlak wordt verwijderd, mits:
    • 1. de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. afschermende bebossing, ter plaatse van de aanduiding "bos";
  • c. paden;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. woonstraten;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. sloten, bermen en beplanting;
  • i. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • j. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.3.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het verwijderen van beplanting ter plaatse van de aanduiding "bos".
9.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 9.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
9.3.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de groenstructuur en de afschermende werking van de bebossing.

9.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:

  • de bestemming 'Groen' wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf', mits:
    • 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied';
    • 2. sprake is van een goede stedebouwkundige inpassing;
    • 3. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 4 van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. maatschappelijke voorzieningen die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;
    • 2. een brandweerkazerne, ter plaatse van de aanduiding “brandweerkazerne”;
  • b. een begraafplaats, ter plaatse van de aanduiding “begraafplaats”;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. wegen, straten en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, waaronder vlaggenmasten.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen in lid 11.1 sub a

Voor het bouwen van de in lid 10.1 sub a genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw zullen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde in sublid b mag de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 35,00 m bedragen, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - toren”.
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. er mogen ten hoogste 2 vlaggenmasten per bouwperceel worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
10.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede milieusituatie;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. de verkeersveiligheid; en
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 10.2.1 onder a in die zin dat gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd.
10.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van gronden en bouwwerken als zelfstandig horecabedrijf.

Artikel 11 Maatschappelijk - Begraafplaats

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een begraafplaats;

waarbij de instandhouding van de (cultuur)historische waarden en de ruimtelijke kwaliteit van de begraafplaats wordt nagestreefd;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. wegen en paden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. waterlopen en waterpartijen;
  • f. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • g. terreinen;
  • h. paden en verhardingen;
  • i. gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen in lid 12.1 sub i

Voor het bouwen van de in lid 11.1 sub i genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de totale c.q. gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen zal ten hoogste 30 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 4,50 m bedragen.
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
11.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het behoud van de (cultuur)historische waarden en de ruimtelijke kwaliteit van de begraafplaats; en
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 12 Natuur

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. natuurgebied, waarbij het behoud en het herstel en ontwikkeling van de landschappelijke en natuurlijke waarden verbonden aan meren, waterrietlanden en oeverstroken wordt nagestreefd;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. paden;
  • c. met de daarbijbehorende:
  • d. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. er mogen geen steigers en walbeschoeiingen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
12.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de landschappelijke en natuurlijke waarden; en
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
12.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden verbonden aan meren, waterrietlanden en oeverstroken, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 12.2.2. sub a in die zin dat steigers en walbeschoeiingen worden gebouwd, mits het vervanging of herstel van bestaande steigers en/of walbeschoeiingen betreft.
12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.5.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het afgraven van gronden en het op een andere manier ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur of -textuur, dan wel de bodemopbouw;
  • b. het ophogen van gronden;
  • c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en paden;
  • d. het graven en/of dempen van waterlopen en/of waterpartijen;
  • e. het vergraven van oevers en het aanbrengen van oeverbescherming, kaden en dijken, voorzover geen bouwwerk zijnde.
12.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 12.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
12.5.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning zal uitsluitend worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden verbonden aan meren, waterrietlanden en oeverstroken.

Artikel 13 Recreatie - Dagrecreatie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bad- en surfstrand;
  • b. water;
  • c. aanleggelegenheid;
  • d. sport- en speelvoorzieningen;
  • e. (dag)recreatieve voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. groenvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. riet- en oeverland;
  • i. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • j. gebouwen ten behoeve van (dag)recreatieve voorzieningen;
  • k. paden;
  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder dammen en steigers.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van een gebouw ten behoeve van (dag)recreatieve voorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw zal uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van een gebouw zullen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen.
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
13.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. een goede milieusituatie; en
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
13.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning van het bepaalde in lid 13.2.1 worden afgeweken in die zin dat de gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:

  • a. de oppervlakte van een nieuw te bouwen gebouw ten hoogste 100 m² zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen niet hoger zal zijn dan 6,00 m.

Artikel 14 Recreatie - Jachthaven

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Jachthaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. terreinen en water ten behoeve van aanleggelegenheid;
  • b. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. sanitaire voorzieningen en onderhoud en beheer, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - sanitaire voorziening";
    • 2. schiphuizen in combinatie met recreatieve appartementen en botenverhuur, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - appartementen”;
    • 3. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
    • 4. een gebouw ten behoeve van de opslag van roeimaterialen en verenigingsboten, ter plaatse van de aanduiding “opslag”;
    • 5. een verkooppunt van motorbrandstoffen exclusief LPG ter plaatse van de aanduiding “verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg”;
    • 6. gebouwen ten behoeve van stalling, onderhoud en beheer;
    • 7. gebouwen ten behoeve van (dag)recreatieve voorzieningen;
  • c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning, in combinatie met ruimte voor de stalling en verhuur van boten;
  • d. schiphuizen, ter plaatse van de aanduiding “schiphuis”;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. standplaatsen voor kampeermiddelen;

met de daarbijbehorende:

  • f. oevers en kaden;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. wegen en paden;
  • k. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, waaronder steigers, vlonders en plankieren.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen in lid 15.1 sub b

Voor het bouwen van de in lid 14.1 sub b genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw zullen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen.
14.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning zal ten hoogste 50 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een aan- of uitbouw zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aan- of uitbouw niet meer dan 4,00 m mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning, met dien verstande dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m en daarbuiten ten hoogste 7,00 m zal bedragen;
  • e. de goothoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
14.2.3 Schiphuizen

Voor het bouwen van schiphuizen gelden de volgende regels:

  • a. schiphuizen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “schiphuis”;
  • b. de goothoogte van een schiphuis zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een schiphuis zal ten hoogste 8,00 m bedragen.
14.2.4 Trekkershutten

Er mogen geen trekkershutten worden gebouwd.

14.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van steigers, vlonders, plankieren en daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte groter is, in welk geval de bestaande bouwhoogte als maximale bouwhoogte geldt.
14.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. een goede milieusituatie; en
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
14.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 14.2.1 sub a in die zin dat buiten de bouwvlakken gebouwen worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte van een nieuw te bouwen gebouw ten hoogste 100 m² zal bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van de gebouwen niet hoger zal zijn dan 6,00 m.
  • b. het bepaalde in lid 14.2.2 sub a in die zin dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen minder dan 3,00 m achter, dan wel voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • c. het bepaalde in lid 14.2.2 sub d in die zin dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw wordt verhoogd, mits:
    • 1. deze afwijkingsmogelijkheid uitsluitend wordt toegepast bij bedrijfswoningen waarvan de bouwhoogte ten minste 7,50 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van de aan- of uitbouw ten minste 0,50 m lager is dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd;
    • 3. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • d. het bepaalde in lid 14.2.2 sub f in die zin dat de bouwhoogte van een bijgebouw wordt verhoogd tot ten hoogste 6,00 m, mits de bouwhoogte van een bijgebouw binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • e. het bepaalde in lid 14.2.3 onder a in die zin dat schiphuizen buiten de aanduiding "schiphuis" worden gebouwd;
  • f. het bepaalde in lid 14.2.3 sub b in die zin dat de bouwhoogte van een schiphuis wordt verhoogd, mits de bouwhoogte van een schiphuis niet hoger zal zijn dan 12,00 m.
  • g. het bepaalde in lid 14.2.4 sub b in die zin dat ten hoogste 5 trekkershutten worden gebouwd, mits:
    • 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - ontheffingsgebied 2';
    • 2. de bouwhoogte van een trekkershut ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
    • 3. de oppervlakte van een trekkershut ten hoogste 30 m² zal bedragen;
    • 4. de trekkershutten op een goede wijze landschappelijk worden ingepast.
14.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandelsdoeleinden;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden;
  • c. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen anders dan in de vorm van standplaatsen voor tenten behorende bij de ligplaatsen;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor trekkershutten;
  • e. het overnachten in boten ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie uitgesloten - overnachten".
14.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in 14.5 sub d in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - ontheffingsgebied 2' gronden worden gebruikt als standplaats voor trekkershutten, met dien verstande dat ten hoogste 5 trekkershutten worden gerealiseerd en deze op een goede wijze landschappelijk worden ingepast.

 

Artikel 15 Recreatie - Schiphuis

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Schiphuis' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. schiphuizen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. wegen en paden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. waterlopen en waterpartijen;
  • f. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • g. terreinen en wateren;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, waaronder vlaggenmasten.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Schiphuizen

Voor het bouwen van schiphuizen gelden de volgende regels:

  • a. een schiphuis zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van een schiphuis zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
15.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 15.2.1 sub a in die zin dat schiphuizen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bepaalde in lid 15.2.1 sub b in die zin dat de goothoogte van schiphuizen wordt vergroot.

Artikel 16 Recreatie - Verblijfsrecreatie 1

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. zomerhuizen ten behoeve van recreatieve en/of permanente bewoning;
  • b. bijgebouwen en overkappingen bij zomerhuizen;

met de daarbijbehorende:

  • c. terreinen;
  • d. straten en paden;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. water;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, waaronder vlaggenmasten.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Zomerhuizen

Voor het bouwen van zomerhuizen gelden de volgende regels:

  • a. een zomerhuis zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van een zomerhuis zal ten hoogste 4,50 m bedragen;
  • c. de dakhelling van een zomerhuis zal ten minste 30° bedragen;
  • d. de dakhelling van een zomerhuis zal ten hoogste 60° bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een zomerhuis zal ten hoogste 8,00 m bedragen.
16.2.2 Bijgebouwen en overkappingen bij zomerhuizen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij zomerhuizen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een bijgebouw of overkapping zal ten hoogste 20 m² bedragen;
  • b. de goothoogte van een bijgebouw of overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • c. de dakhelling van een bijgebouw of overkapping zal ten hoogste 60° bedragen.
16.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
16.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de ruimtelijke kwaliteit van het recreatieterrein; en
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 16.2.1 sub a in die zin dat de zomerhuizen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd.
16.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval niet gerekend:

  • het gebruik van de zomerhuizen voor permanente bewoning.

Artikel 17 Recreatie - Verblijfsrecreatie 2

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. zomerhuizen ten behoeve van recreatieve bewoning;
  • b. bijgebouwen en overkappingen bij zomerhuizen;

met de daarbijbehorende:

  • c. terreinen;
  • d. straten en paden;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. water;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, waaronder vlaggenmasten.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Zomerhuizen

Voor het bouwen van zomerhuizen gelden de volgende regels:

  • a. een zomerhuis zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van een zomerhuis zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • c. de dakhelling van een zomerhuis zal ten minste 30° bedragen;
  • d. de dakhelling van een zomerhuis zal ten hoogste 60° bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een zomerhuis zal ten hoogste 8,00 m bedragen.
17.2.2 Bijgebouwen en overkappingen bij zomerhuizen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij zomerhuizen gelden de volgende regels:

  • a. per zomerhuis mag ten hoogste één bijgebouw of overkapping worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een bijgebouw of overkapping zal ten hoogste 10 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een bijgebouw of overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een bijgebouw of overkapping zal ten hoogste 60° bedragen.
17.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
17.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de ruimtelijke kwaliteit van het recreatieterrein; en
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
17.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 17.2.1 sub a in die zin dat de zomerhuizen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd.
17.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van zomerhuizen voor permanente bewoning.

Artikel 18 Recreatie - Verblijfsrecreatie 3

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. (dag)recreatieve voorzieningen;
    • 2. ambachtelijke bedrijven;
    • 3. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning;
  • c. gebouwen en overkappingen ten behoeve van sanitaire voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - sanitaire voorziening”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de instandhouding van de karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd;

  • d. standplaatsen voor kampeermiddelen;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. wegen en paden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. waterlopen en waterpartijen;
  • i. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • j. tuinen, erven en terreinen;
  • k. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, waaronder vlaggenmasten.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen en overkappingen in lid 18.1 sub a

Voor het bouwen van de in lid 18.1 sub a genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van een gebouw of overkapping zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen.
18.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning zal ten hoogste 50 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een aan- of uitbouw zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aan- of uitbouw niet meer dan 4,00 m mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning, met dien verstande dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m en daarbuiten ten hoogste 7,00 m zal bedragen;
  • e. de goothoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 6,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van een bijgebouw binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • g. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
18.2.3 Gebouwen en overkappingen in lid 18.1 sub c

Voor het bouwen van de in lid 18.1 sub c genoemde gebouwen en overkappingen ten behoeve van sanitaire voorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - sanitaire voorziening”;
  • b. de goothoogte van een gebouw of overkapping zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw of overkapping zal ten hoogste 5,50 m bedragen.
18.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte overige van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
18.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de ruimtelijke kwaliteit van het recreatieterrein; en
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
18.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 18.2.1 sub a in die zin dat de gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd.
18.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden;
  • b. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen voorzover:
    • 1. het totaal aantal standplaatsen meer dan 39 bedraagt;
    • 2. het aantal seizoenplaatsen meer dan 9 bedraagt;
    • 3. het aantal toerplaatsen meer dan 30 bedraagt; en
    • 4. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen plaatsvindt in de periode van 1 november tot 15 maart;
  • c. het gebruik van de gronden als standplaats voor stacaravans;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor chalets;
  • e. het gebruik van de gronden als standplaats voor trekkershutten;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken, met uitzondering van een bedrijfswoning, voor permanente bewoning.
18.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
18.6.1 Vergunningplicht

Ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, is voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist:

  • het geheel of gedeeltelijk slopen en/of verwijderen van gebouwen.
18.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 18.6.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. noodzakelijk zijn in verband met het gebruik of beheer van de gronden.
18.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke kwaliteit van het pand;
  • b. de bouwtechnische staat zodanig slecht is dat het pand niet zonder ingrijpende wijzigingen kan worden hersteld; en/of
  • c. het karakteristieke pand in redelijkheid niet te handhaven is.

Artikel 19 Recreatie - Verblijfsrecreatie 4

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. standplaatsen voor kampeermiddelen;
  • b. standplaatsen voor stacaravans;
  • c. bijgebouwen bij stacaravans;
  • d. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. een receptiekantoor;
    • 2. sanitaire voorzieningen;
    • 3. onderhoud en beheer;
    • 4. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
  • e. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. wegen en paden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. (dag)recreatieve voorzieningen;
  • j. waterlopen en waterpartijen;
  • k. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • l. tuinen, erven en terreinen;
  • m. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Stacaravans

Voor het plaatsen van stacaravans gelden de volgende regels:

  • a. het aantal standplaatsen voor stacaravans zal ten hoogste 85 bedragen;
  • b. de afstand van een stacaravan tot de perceelgrens zal ten minste 1,00 m bedragen;
  • c. de oppervlakte van een stacaravan zal ten hoogste 45 m² bedragen;
  • d. de goothoogte van een stacaravan zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een stacaravan zal ten hoogste 3,80 m bedragen.
19.2.2 Bijgebouwen bij stacaravans

Voor het bouwen van bijgebouwen bij stacaravans gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen bij stacaravans zullen ten minste 1,00 m uit de perceelgrens worden gebouwd;
  • b. het aantal bijgebouwen bij een stacaravan zal ten hoogste 1 bedragen;
  • c. de oppervlakte van een bijgebouw zal ten hoogste 10 m² bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 2,50 m bedragen;
  • e. de dakhelling van een bijgebouw of overkapping zal ten hoogste 30° bedragen.
19.2.3 Gebouwen en overkappingen in lid 19.1 sub d

Voor het bouwen van de in lid 19.1 sub d genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van een gebouw of overkapping ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen.
19.2.4 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning zal ten hoogste 50 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een aan- of uitbouw zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aan- of uitbouw niet meer dan 4,00 m mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning, met dien verstande dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m en daarbuiten ten hoogste 7,00 m zal bedragen;
  • e. de goothoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
19.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte overige van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
19.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de ruimtelijke kwaliteit van het recreatieterrein; en
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
19.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 19.2.3 sub a in die zin dat de gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd.
19.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden;
  • b. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen anders dan in de vorm van toerplaatsen;
  • c. het gebruik van de gronden voorzover het aantal toerplaatsen meer dan 15 bedraagt;
  • d. het gebruik van de gronden (als standplaats) voor chalets;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken, met uitzondering van een bedrijfswoning, voor permanente bewoning.

Artikel 20 Recreatie - Verblijfsrecreatie 5

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. zomerhuizen ten behoeve van recreatieve bewoning;
  • b. bijgebouwen en overkappingen bij zomerhuizen;

waarbij het behoud van de landschappelijke waarden wordt nagestreefd;

met de daarbijbehorende:

  • c. terreinen;
  • d. straten en paden;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. water;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, waaronder vlaggenmasten.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Zomerhuizen

Voor het bouwen van zomerhuizen gelden de volgende regels:

  • a. een zomerhuis zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het totale aantal recreatiewoningen op het recreatieterrein zal ten hoogste 17 bedragen;
  • c. de oppervlakte van een zomerhuis zal inclusief aan- en uitbouwen ten hoogste 100 m² bedragen tenzij de bestaande oppervlakte groter is, in welk geval de bestaande oppervlakte als maximum oppervlakte geldt ;
  • d. de goothoogte van een zomerhuis zal ten hoogste 3,00 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte groter is, in welk geval de bestaande goothoogte als maximum goothoogte geldt;
  • e. de bouwhoogte van een zomerhuis zal ten hoogste 6,00 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte groter is, in welk geval de bestaande bouwhoogte als maximum bouwhoogte geldt.
20.2.2 Bijgebouwen en overkappingen bij zomerhuizen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij zomerhuizen gelden de volgende regels:

  • a. een bijgebouw of overkapping zal op een afstand van ten minste 5,00 m vanaf de grens met de bestemming “Water” worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een bijgebouw of overkapping zal ten hoogste 20 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een bijgebouw of overkapping zal ten hoogste 2,50 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een bijgebouw of overkapping zal ten hoogste 45° bedragen.
20.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
20.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de ruimtelijke kwaliteit van het recreatieterrein; en
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
20.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 20.2.1 sub a in die zin dat de zomerhuizen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bepaalde in lid 20.2.2 sub c in die zin dat de oppervlakte van een bijgebouw of overkapping wordt vergroot tot ten hoogste 30 m², mits de ruimtelijke kwaliteit van het recreatieterrein niet onevenredig wordt aangetast.
20.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van zomerhuizen voor permanente bewoning.
20.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • b. het kappen en rooien van bomen, houtwallen en/of singels of bosjes;
  • c. het aanbrengen van verhardingen;
  • d. het aanleggen van een walbeschoeiing;
  • e. het graven van waterpartijen en insteekhavens.
20.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 20.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
20.6.3 Toetsingscriteria

De in lid 20.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden.

Artikel 21 Sport

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sport- en recreatieterreinen;
  • b. volkstuinen;
  • c. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. een sporthal;
    • 2. een kantine;
    • 3. kleedruimtes;
    • 4. onderhoud en beheer;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. wegen en paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. waterlopen en waterpartijen;
  • h. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • i. paden en verhardingen;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, waaronder vlaggenmasten.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Gebouwen en overkappingen in lid 22.1 sub c

Voor het bouwen van de in lid 21.1 sub c genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw of overkapping zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximum bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen.
21.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten zal ten hoogste 15,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van reclamemasten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
21.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 21.2.1 sub a in die zin dat de gebouwen en overkappingen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd.

 

Artikel 22 Tuin

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voortuinen en zijtuinen, geen erven zijnde, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woonhuizen c.q. zomerhuizen;
  • b. erkers;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. woonstraten en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. waterlopen en waterpartijen;
  • g. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • h. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, waaronder erf- en terreinafscheidingen en vlaggenmasten.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd, tenzij het betreft:

  • a. bestaande gebouwen en overkappingen;
  • b. erkers bij woonhuizen c.q. zomerhuizen, waarbij:
    • 1. de diepte van een erker zal ten hoogste 50% van de diepte van de tuin waarin wordt gebouwd, bedragen, met dien verstande dat de diepte van een erker ten hoogste zal 1,50 m bedragen, steeds gemeten ten opzichte van de gevel van het woonhuis c.q. zomerhuis waaraan wordt gebouwd;
    • 2. een erker zal over ten hoogste 50% van de breedte van de voorgevel van het woonhuis c.q. zomerhuis waaraan wordt gebouwd, worden gebouwd;
    • 3. de bouwhoogte van een erker zal ten hoogste gelijk zijn aan de eerste bouwlaag van het woonhuis c.q. zomerhuis waaraan wordt gebouwd.
22.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sublid a zal de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het woonhuis c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m bedragen;
  • c. er mag ten hoogste 1 vlaggenmast per bouwperceel worden gebouwd;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal per woonhuis ten hoogste 2 m² bedragen.
22.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de verkeersveiligheid; en
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
22.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 22.2.1 sub a in die zin dat serres bij een woonhuis c.q. zomerhuis worden gebouwd, mits:
    • 1. ten hoogste één serre per woonhuis c.q. zomerhuis zal worden gebouwd;
    • 2. de diepte van een serre ten hoogste 3,00 m zal bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van het woonhuis c.q. zomerhuis waaraan wordt gebouwd;
    • 3. de oppervlakte van een serre ten hoogste 12 m² zal bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van een serre zal ten hoogste gelijk zijn aan de eerste bouwlaag van het woonhuis c.q. zomerhuis waaraan wordt gebouwd;
  • b. het bepaalde in lid 22.2.1 in die zin dat aan- en uitbouwen en overkappingen bij een binnen de aangrenzende bestemming “Wonen - 1” c.q. “Wonen - 2” gelegen woonhuis c.q. zomerhuis worden gebouwd, mits:
    • 1. de aan- of uitbouw of de overkapping ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het betreffende woonhuis c.q. zomerhuis wordt gebouwd;
    • 2. de afstand van een aan- of uitbouw of overkapping tot de naar de weg gekeerde gevel(s) van het woonhuis c.q. zomerhuis dan wel het verlengde daarvan, ten minste gelijk zal zijn aan de breedte van die aan- of uitbouw of overkapping.

Artikel 23 Verkeer

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten;
  • b. paden;

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;

  • c. groenvoorzieningen;
  • d. sloten, bermen en beplanting;

waarbij het behoud van de karakteristieke laanbeplanting wordt nagestreefd;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • f. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde;
  • g. water.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en geen overkappingen worden gebouwd.

23.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
23.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de verkeersveiligheid, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 24 Verkeer - Parkeerterrein

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Parkeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. parkeervoorzieningen;
  • b. opslag en stalling van boten, ter plaatse van de aanduiding "opslag";
  • c. gereguleerde overnachtingsplaatsen voor campers, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - gereguleerde overnachtingsplaats campers”;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. groenvoorzieningen;
  • e. waterlopen en waterpartijen;
  • f. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • g. (ontsluitings)wegen, straten en paden;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
24.2 Bouwregels
24.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en geen overkappingen worden gebouwd.

24.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
24.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - gereguleerde overnachtingsplaats campers”, in welk geval gebruik ten behoeve van kortstondig nachtverblijf ten behoeve van 10 campers is toegestaan.

Artikel 25 Verkeer - Verblijf

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonstraten;
  • b. paden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. garageboxen, ter plaatse van de aanduiding “garage ”;
  • e. een invalidentoilet, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van dienstverlening - invalidentoilet”;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. sloten, bermen en beplanting;

waarbij het behoud van de karakteristieke laanbeplanting wordt nagestreefd;

met daaraan ondergeschikt:

  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. terrassen;
  • j. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • k. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Garageboxen

Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende regels:

  • a. garageboxen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “garage”;
  • b. de oppervlakte van een garagebox zal ten hoogste 20 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een garagebox zal ten hoogste 3,50 m bedragen.
25.2.2 Invalidentoilet

Voor het bouwen van een invalidentoilet gelden de volgende regels:

  • a. een invalidentoilet mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van dienstverlening - invalidentoilet”;
  • b. de bouwhoogte van een invalidentoilet zal ten hoogste 3,50 m bedragen.
25.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
25.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid; en
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 26 Water

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterlopen en waterpartijen;
  • b. oevers, bermen en beplanting;
  • c. aanleggelegenheid;
  • d. ligplaatsen voor recreatiearken, ter plaatse van de aanduiding “woonschepenligplaats”;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • g. bruggen, ter plaatse van de aanduiding “brug”;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, waaronder duikers, dammen en steigers.
26.2 Bouwregels
26.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en geen overkappingen worden gebouwd.

26.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bruggen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “brug”;
  • b. de bouwhoogte van steigers, vlonders en plankieren zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijde, zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
26.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik als ligplaats voor woonschepen dan wel andere vaartuigen die als zodanig gebruikt worden, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding “woonschepenligplaats” in welk geval ten hoogste 8 ligplaatsen voor recreatiearken zijn toegestaan.

Artikel 27 Wonen - 1

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    • 1. een aan-huis-verbonden beroep c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    • 2. recreatieve bewoning, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - recreatieve bewoning”;
    • 3. recreatieve bewoning, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - appartementen”;
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    • 1. een hondentrimsalon, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van dienstverlening - hondentrimsalon”;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de instandhouding van de karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. woonstraten;
  • d. paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. water;
  • h. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • i. tuinen, erven en terreinen;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, waaronder erf- en terreinafscheidingen en vlaggenmasten.
27.2 Bouwregels
27.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend de in lid 27.1 sub a genoemde gebouwen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. het aantal te bouwen hoofdgebouwen mag ten hoogste één bedragen, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden”, in welk geval het ter plaatse aangegeven aantal als maximum geldt;
  • d. het aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen zal ten hoogste 2 bedragen, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden”, in welk geval het ter plaatse aangegeven aantal als maximum geldt;
  • e. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 3,50 m bedragen, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering”, in welk geval de goothoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de bestaande goothoogte zal bedragen;
  • f. een hoofdgebouw zal zijn voorzien van een kap;
  • g. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 30° bedragen;
  • h. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten hoogste 60° bedragen.
27.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de afstand van een aan- of uitbouw of bijgebouw tot de bouwperceelgrens zal ten minste 0,50 m bedragen, tenzij het een aan- of uitbouw of bijgebouw bij een blok van meer dan twee aaneen gebouwde hoofdgebouwen betreft, in welk geval een aan- of uitbouw of bijgebouw in de tussenliggende zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw zal ten hoogste 50 m² bedragen, met inachtneming van de volgende regel:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw en de gronden met de bestemming 'Tuin', bedragen;
  • d. in afwijking van het bepaalde in sublid c mag de oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw ten hoogste de bestaande oppervlakte bedragen, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - grotere oppervlakte bijgebouwen”;
  • e. de goothoogte van een aan- of uitbouw zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aan- of uitbouw niet meer dan 4,00 m mag bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m en daarbuiten ten hoogste 7,00 m zal bedragen;
  • g. de goothoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • i. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
27.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. er mag ten hoogste 1 vlaggenmast per bouwperceel worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
27.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. een goede milieusituatie;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de verkeersveiligheid; en
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
27.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 27.2.1 sub b in die zin dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    • 1. het aantal woningen niet toeneemt;
    • 2. de oppervlakte van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen, ten hoogste 50 m² bedraagt;
    • 3. de afstand van het hoofdgebouw tot de perceelgrens ten minste 3,00 m bedraagt;
  • b. het bepaalde in lid 27.2.1 sub f en sub g in die zin dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verlaagd, c.q. dat een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;
  • c. het bepaalde in lid 27.2.1 sub h in die zin dat de dakhelling van hoofdgebouwen wordt verhoogd tot ten hoogste 80°;
  • d. het bepaalde in lid 27.2.2 sub b in die zin dat de afstand van een aan- of uitbouw of bijgebouw tot de bouwperceelgrens wordt verkleind;
  • e. het bepaalde in lid 27.2.2 sub c en sub d in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 70 m², mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw en de gronden met de bestemming “Tuin”, zal bedragen;
  • f. het bepaalde in lid 27.2.2 sub c en sub d in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot:
    • 1. ten hoogste 100 m², mits de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw en de gronden met de bestemming “Tuin”, zal bedragen;
    • 2. ten hoogste 150 m², mits de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 40% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw en de gronden met de bestemming “Tuin”, zal bedragen;
    • 3. ten hoogste 200 m², mits de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 30% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw en de gronden met de bestemming “Tuin”, zal bedragen;

mits de vergroting noodzakelijk is ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep dan wel hobbymatige activiteiten;

  • g. het bepaalde in lid 27.2.2 sub h in die zin dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw wordt verhoogd, mits:
    • 1. deze afwijkingsmogelijkheid uitsluitend wordt toegepast bij hoofdgebouwen waarvan de bouwhoogte ten minste 7,50 m bedraagt; en
    • 2. de bouwhoogte van de aan- of uitbouw ten minste 0,50 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd;
    • 3. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • h. het bepaalde in lid 27.2.2 sub h in die zin dat de bouwhoogte van een bijgebouw wordt verhoogd tot ten hoogste 6,00 m, mits:
    • 1. de bouwhoogte van een bijgebouw binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen.
27.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
27.5.1 Vergunningplicht

Ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, is voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist:

  • het geheel of gedeeltelijk slopen en/of verwijderen van gebouwen.
27.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 27.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. noodzakelijk zijn in verband met het gebruik of beheer van de gronden.
27.5.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke kwaliteit van het pand;
  • b. de bouwtechnische staat zodanig slecht is dat het pand niet zonder ingrijpende wijzigingen kan worden hersteld; en/of
  • c. het karakteristieke pand in redelijkheid niet te handhaven is.
27.6 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor meer woningen dan het bestaande aantal;
  • b. het gebruik van woonhuizen voor recreatieve bewoning, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduidingen “specifieke vorm van wonen - recreatieve bewoning” of “specifieke vorm van recreatie - appartementen”;
  • c. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid, anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van dienstverlening - hondentrimsalon”.
27.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de aanduiding “specifieke vorm van wonen - recreatieve bewoning”, “specifieke vorm van recreatie - appartementen” c.q. “specifieke vorm van dienstverlening - hondentrimsalon” uit het bouw- dan wel bestemmingsvlak wordt verwijderd, mits:
    • 1. de betreffende functie ter plaatse is beëindigd;
  • b. de bestemming 'Wonen - 1' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - 2', mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 28 van toepassing zijn;
    • 2. deze wijzigingsbevoegdheid niet wordt toegepast binnen het gebied met de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht'.

Artikel 28 Wonen - 2

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, de instandhouding van de karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. woonstraten;
  • d. paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. water;
  • h. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • i. tuinen, erven en terreinen;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, waaronder erf- en terreinafscheidingen en vlaggenmasten.
28.2 Bouwregels
28.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend de in lid 28.1 sub a genoemde gebouwen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. het aantal te bouwen hoofdgebouwen mag ten hoogste één bedragen, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden”, in welk geval het ter plaatse aangegeven aantal als maximum geldt;
  • d. het aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen zal ten hoogste 2 bedragen, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden”, in welk geval het ter plaatse aangegeven aantal als maximum geldt;
  • e. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 6,50 m bedragen, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering”, in welk geval de goothoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de bestaande goothoogte zal bedragen;
  • f. een hoofdgebouw zal zijn voorzien van een kap;
  • g. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 30° bedragen;
  • h. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten hoogste 60° bedragen.
28.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de afstand van een aan- of uitbouw of bijgebouw tot de bouwperceelgrens zal ten minste 0,50 m bedragen, tenzij het een aan- of uitbouw of bijgebouw bij een blok van meer dan twee aaneen gebouwde hoofdgebouwen betreft, in welk geval een aan- of uitbouw of bijgebouw in de zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw zal ten hoogste 50 m² bedragen, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw en de gronden met de bestemming 'Tuin', bedragen;
  • d. in afwijking van het bepaalde in sub b zal de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - grotere oppervlakte bijgebouwen”, ten hoogste de bestaande oppervlakte bedragen;
  • e. de goothoogte van een aan- of uitbouw zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aan- of uitbouw niet meer dan 4,00 m mag bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m en daarbuiten ten hoogste 7,00 m zal bedragen;
  • g. de goothoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • i. de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
28.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. er mag ten hoogste 1 vlaggenmast per bouwperceel worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
28.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de verkeersveiligheid; en
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
28.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 28.2.1 sub b in die zin dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    • 1. het aantal woningen niet toeneemt;
    • 2. de oppervlakte van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen, ten hoogste 50 m² bedraagt;
    • 3. de afstand van het hoofdgebouw tot de perceelgrens ten minste 3,00 m bedraagt;
  • b. het bepaalde in lid 28.2.1 sub e in die zin dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt verhoogd, mits dit niet leidt tot het realiseren van een extra bouwlaag;
  • c. het bepaalde in lid 28.2.1 sub f en sub g in die zin dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verlaagd c.q. dat een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;
  • d. het bepaalde in lid 28.2.1 sub h in die zin dat de dakhelling van hoofdgebouwen wordt verhoogd tot ten hoogste 80°;
  • e. het bepaalde in lid 28.2.2 sub a in die zin dat de afstand van een aan- of uitbouw of bijgebouw tot de bouwperceelgrens wordt verkleind;
  • f. het bepaalde in lid 28.2.2 sub c en sub d in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 70 m², mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw en de gronden met de bestemming 'Tuin', zal bedragen;
  • g. het bepaalde in lid 28.2.2 sub c en sub d in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot:
    • 1. ten hoogste 100 m², mits de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw en de gronden met de bestemming “Tuin”, zal bedragen;
    • 2. ten hoogste 150 m², mits de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 40% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw en de gronden met de bestemming “Tuin”, zal bedragen;
    • 3. ten hoogste 200 m², mits de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 30% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw en de gronden met de bestemming “Tuin”, zal bedragen;

      mits de vergroting noodzakelijk is ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep dan wel hobbymatige activiteiten;
  • h. het bepaalde in lid 28.2.2 sub f in die zin dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw wordt verhoogd, mits:
    • 1. deze afwijkingsmogelijkheid uitsluitend wordt toegepast bij hoofdgebouwen waarvan de bouwhoogte ten minste 7,50 m bedraagt; en
    • 2. de bouwhoogte van de aan- of uitbouw ten minste 0,50 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd;
    • 3. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • i. het bepaalde in lid 28.2.2 sub h in die zin dat de bouwhoogte van een bijgebouw wordt verhoogd tot ten hoogste 6,00 m, mits:
    • 1. de bouwhoogte van een bijgebouw binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen.
28.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
28.5.1 Vergunningplicht

Ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”, is voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist:

  • het geheel of gedeeltelijk slopen en/of verwijderen van gebouwen.
28.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 28.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. noodzakelijk zijn in verband met het gebruik of beheer van de gronden.
28.5.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke kwaliteit van het pand;
  • b. de bouwtechnische staat zodanig slecht is dat het pand niet zonder ingrijpende wijzigingen kan worden hersteld; en/of
  • c. het karakteristieke pand in redelijkheid niet te handhaven is.
28.6 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor meer woningen dan het bestaande aantal;
  • b. het gebruik van woonhuizen voor recreatieve bewoning;
  • c. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid, anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep.

Artikel 29 Waarde - Archeologie

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
29.2 Bouwregels
29.2.1 Onderzoeksplicht

Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50 m², moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
29.2.2 Voorschriften omgevingsvergunning

Indien uit het in lid 29.2.1 onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
29.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.3.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
  • c. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
  • d. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.
29.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 29.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
  • d. niet dieper gaan dan 0,30 m beneden het maaiveld;
  • e. een kleinere oppervlakte dan 50 m² beslaan.
29.3.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.

29.3.4 Onderzoeksplicht

Een omgevingsvergunning pas kan worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, wordt er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij de provinciaal archeoloog.

29.3.5 Voorschriften omgevingsvergunning

Indien uit het in lid 29.3.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 30 Waarde - Beschermd dorpsgezicht

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, bestemd voor:

  • het behoud, herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing, zoals opgenomen in bijlage 1 van de toelichting.
30.2 Bouwregels
30.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

  • ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' zal de betreffende gevel van een gebouw in de gevellijn worden gebouwd.
30.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. tenzij het monumenten en/of karakteristieke panden betreft, zal, voorzover het de hoofdgebouwen aan de Buorren betreft, de gevelbreedte van de in de gevelbouwgrens gebouwde gevel van een hoofdgebouw ten minste 5,00 en ten hoogste 11,00 m bedragen, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering”, in welk geval de gevelbreedte ten hoogste de bestaande breedte zal bedragen;
  • b. voorzover het de hoofdgebouwen aan de Buorren betreft, zal de hoogte van de openingen van de in de gevelbouwgrens gebouwde gevel(s) van een hoofdgebouw groter zijn dan de breedte van die gevelopeningen;
  • c. voorzover het de hoofdgebouwen in de “oostelijke buurt” aan de Buorren betreft, zal de afstand tussen de zijgevels, voorzover de hoofdgebouwen niet aaneen zijn gebouwd, ten hoogste 1,00 m bedragen;
  • d. voor het bouwen van dakkapellen op hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. er zal ten hoogste één dakkapel per hoofdgebouw worden gebouwd;
    • 2. een dakkapel zal ten hoogste 50% van het dakvlak bedragen;
    • 3. een dakkapel zal ten hoogste 6 m² van het dakvlak bedragen.
30.2.3 Erkers

Voor het bouwen van erkers geldt de volgende regel:

  • aan de in de gevelbouwgrens gebouwde gevel(s) van een (hoofd)gebouw mogen geen erkers worden gebouwd.
30.2.4 Erf- en terreinafscheidingen

Voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen geldt de volgende regel:

  • in en ten hoogste 3,00 m achter de gevelbouwgrens mogen geen erf- en terreinafscheidingen worden gebouwd.
30.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de instandhouding van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, nadere eisen stellen aan:

  • de plaats en de afmetingen van bebouwing.
30.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd Dorpsgezicht, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 30.2.1 in die zin dat een gebouw achter de gevelbouwgrens wordt gebouwd;
  • b. het bepaalde in lid 30.2.2 sub a in die zin dat wordt afgeweken van de aangegeven gevelbreedte;
  • c. het bepaalde in lid 30.2.3 sub b in die zin dat de breedte van de gevelopeningen groter dan of gelijk is aan de hoogte ervan, mits:
    • 1. deze vergunning wordt verleend ten behoeve van een verandering in de geleding van een gevel (vergroten gevelopeningen) ten behoeve van het aanbrengen van etalageruiten.
30.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.5.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het verwijderen, kappen, rooien en vellen van karakteristieke laanbeplanting;
  • b. het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, alsmede het wijzigen van de verhardingssoort grenzend aan de openbare ruimten;
  • c. het verven en pleisteren van muren.
30.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 30.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
30.5.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd Dorpsgezicht.

30.6 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het afwijken van de in het bestemmingsvlak aangegeven dwarsprofielen.
30.7 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd Dorpsgezicht, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 30.6 in die zin dat wordt afgeweken van de aangegeven dwarsprofielen.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 31 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 32 Algemene bouwregels

32.1 Overschrijding bouwgrenzen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, alsmede erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen buiten beschouwing gelaten, mits:

  • de bouw- dan wel bestemmingsgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden.
32.2 Plaatselijke verhogingen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen worden plaatselijke verhogingen zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, buiten beschouwing gelaten, mits:

  • a. de oppervlakte per plaatselijke verhoging niet meer dan 20 m² bedraagt;
  • b. de verhoging leidt tot een hoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt.

Artikel 33 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en zandopslag en het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van de gronden met de bestemming 'Recreatie - Jachthaven', 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 3' of 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 4', dan wel gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - gereguleerde overnachtingsplaats campers”.

Artikel 34 Algemene afwijkingsregels

  • a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
    • 1. de bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
    • 2. de bestemmingsregels in die zin dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
    • 3. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;
    • 4. de regels ten aanzien van de goot- en bouwhoogte van gebouwen, in die zin dat de goot- en/of bouwhoogte wordt vergroot;
    • 5. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 30,00 m;
    • 6. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van een antenne-installatie, wordt vergroot tot ten hoogste 40,00 m;
    • 7. de regels ten aanzien van een oppervlakte van gebouwen, in die zin dat de oppervlakte wordt vergroot;
    • 8. de bestemmingsregels in die zin dat kleinschalige openbare voorzieningen zoals kleedgebouwtjes, sanitaire voorzieningen, paviljoens, kiosken, dierenverblijven en kunstwerken worden gebouwd, tot ten hoogste 50 m²;
    • 9. de bestemmingsregels in die zin dat gebouwen ten behoeve van openbare voorzieningen en/of de telecommunicatie worden gebouwd, mits:
      • de bruto vloeroppervlakte ten hoogste 50 m² bedraagt;
      • het gebouw uit ten hoogste een bouwlaag bestaat;
      • de bouwhoogte ten hoogste 5,00 m bedraagt.

  • b. Een in lid a genoemde vergunning kan uitsluitend worden verleend mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. de natuurlijke c.q. ecologische waarden; en
    • 7. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden c.q. bouwwerken.

Artikel 35 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de omgevingsaspecten (waaronder archeologie) en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. bestemmingen worden gewijzigd ten behoeve van een bedrijfs-, sport- of maatschappelijke of woonfunctie, voorzover dit niet valt onder de afwijkingsmogelijkheden van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 2 Wabo juncto artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, mits:
    • 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast binnen Bestaand Stedelijk gebied (BSG) in de zin van de Provinciale Verordening Romte Fryslân;
    • 2. deze wijzigingsbevoegdheid niet wordt toegepast op de bestemmingen 'Bedrijventerrein', 'Recreatie - Jachthaven', 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 1', 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 2', 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 3';
    • 3. een uitbreiding van het aantal woningen in overeenstemming is met een actueel Woonplan waarmee Gedeputeerde Staten hebben ingestemd;
    • 4. het bedrijven en/of voorzieningen betreft die passen binnen de bedrijfscategorieën 1 en 2, zoals vermeld in de VNG brochure Bedrijven en Milieuzonering;
  • b. bestemmingen worden gewijzigd ten behoeve van de aanleg van of een wijziging in de bestaande infrastructuur, mits:
    • 1. deze activiteiten niet samenhangen met nieuwe planmatige stad- of dorspuitbreidingen waarover nog geen overeenstemming bestaat met Rijk, provincie en waterschap.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 36 Overgangsrecht

36.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10 %.
  • c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
36.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
36.3 Overgangsrecht ten aanzien van het recreatieve gebruik van woningen

Het recreatieve gebruik van de woningen aan de Buorren 51, Appelhôf 2, Appelhôf 61, Hendrik Dijkstraleane 22 en de Foekjessteech 19 mag worden voortgezet, mits de recreatiewoning vanaf de eerste terinzagelegging van dit plan niet is vervreemd, door erfopvolging is verkregen, is verhuurd c.q. op andere wijze in gebruik is gegeven, met het oogmerk aan een ander de recreatieve bewoning te verschaffen.

Artikel 37 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het

Bestemmingsplan Langweer

van de gemeente De Friese Meren.

Behorend bij het besluit van 17 december 2014

===