Inhoudsopgave
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
-
het plan:
het Bestemmingsplan herstructurering Uilke Boonstralaan te Joure met identificatienummer NL.IMRO.1921.BPJRE14UBOONSTRALA-VA01 van de gemeente De Friese Meren;
-
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de bijbehorende bijlage;
-
aanbouw/uitbouw:
een aan het (hoofd)gebouw aanwezig bouwwerk dat ruimtelijk ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw, waarbij de ruimtelijke ondergeschiktheid tot uitdrukking komt door de situering en/of de afmetingen van het gebouw;
-
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
-
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
-
aan-huis-verbonden beroep:
een beroep, dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten, met uitzondering van prostitutie en naar de aard daarmee gelijk te stellen activiteiten;
-
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
bestaand:
het vergunde gebruik en/of de vergunde bouwwerken op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
-
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
-
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
-
bijgebouw:
een vrijstaand gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw, dat in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw;
-
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
-
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
-
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
-
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
-
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
-
bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
-
dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
-
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:
een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
-
erker:
een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een “lichte” constructie met een overwegend transparante uitstraling;
-
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
-
hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
-
kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
-
kap:
een dak met een zekere helling;
-
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
de in bijlage bij deze regels genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend door de bewoner en de aan de bedrijvigheid bij woningen gebonden medewerkers;
-
nutsvoorzieningen:
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;
-
overkapping:
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
-
peil:
-
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
-
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
-
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
-
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;
-
prostitutiebedrijf:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht.
Onder een prostitutiebedrijf wordt in ieder geval verstaan: een erotische massagesalon, een sekstheater, een bordeel of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;
-
seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
-
serre:
een overwegend transparante uitbouw vervaardigd in een lichte constructie in één bouwlaag aan een hoofdgebouw, waarbij de serre verbonden is met het hoofdgebouw, en onderdeel van het hoofdgebouw uitmaakt;
-
tussenliggende zijdelingse perceelsgrens:
de zijdelingse perceelsgrens tussen aaneengebouwde hoofdgebouwen en het verlengde daarvan;
-
voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel(s) van een (hoofd)gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig zal worden aangemerkt;
-
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;
-
woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
-
de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:
de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) grens van het bouwperceel;
-
de bouwhoogte van een bouwwerk;
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
-
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
bij lessenaarsdaken dient de hoogte van de hoogste goot niet als goothoogte te worden aangemerkt;
-
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels(en/of hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
-
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groenvoorzieningen;
-
paden;
-
sloten, bermen en beplanting;
-
water,
met daaraan ondergeschikt:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
wegen en woonstraten;
-
parkeervoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
nutsvoorzieningen,
met de daarbij behorende
-
overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
Artikel 4 Verkeer - Parkeren
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer - Parkeren’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
verkeers- en parkeervoorzieningen,
met de daarbij behorende:
-
(ontsluitings)wegen, straten en paden;
-
groenvoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
-
de verkeersveiligheid; en
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 5 Wonen - 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zoals genoemd in de bijlage bij deze regels;
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
met daaraan ondergeschikt:
-
woonstraten;
-
paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
water;
-
nutsvoorzieningen;
met de daarbijbehorende;
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, waaronder erf- en terreinafscheidingen en vlaggenmasten.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
als hoofdgebouw mogen uitsluitend de in lid 5.1 sub a genoemde gebouwen worden gebouwd;
-
een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
het aantal te bouwen hoofdgebouwen zal ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” aangegeven aantal bedragen;
-
het aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen zal ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden” aangegeven aantal bedragen;
-
het aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen zal ten minste het ter plaatse van de aanduiding “minimum aantal aaneen te bouwen wooneenheden” aangegeven aantal bedragen;
-
de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
-
de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 11,00 m bedragen;
-
een hoofdgebouw zal zijn voorzien van een kap;
-
de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 25° bedragen;
-
de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten hoogste 60° bedragen.
5.2.2 Aan- en uitbouwen, serres, erkers, bijgebouwen en overkappingen
-
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, serres, erkers en overkappingen gelden de volgende regels indien op minder dan 3,00 m vanaf (het verlengde van) de voorgevel of voor (het verlengde van) de zijgevel wordt gebouwd:
-
de diepte van een erker zal ten hoogste 1,50 m bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van het woonhuis waaraan wordt gebouwd;
-
de diepte van een erker zal ten hoogste 50% van de diepte van de tuin waarin wordt gebouwd, bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van het woonhuis waaraan wordt gebouwd;
-
de breedte van een erker zal ten hoogste 50% van de breedte van de voorgevel van het woonhuis waaraan wordt gebouwd, worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van een erker zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het woonhuis waaraan wordt gebouwd;
-
er mag ten hoogste 1 serre per woonhuis worden gebouwd;
-
de diepte van een serre zal ten hoogste 3,00 m bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van het woonhuis waaraan wordt gebouwd;
-
de oppervlakte van een serre zal ten hoogste 12 m² bedragen;
-
de bouwhoogte van een serre zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het woonhuis waaraan wordt gebouwd;
-
een aan- of uitbouw of overkapping zal ten minste 1,00 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het betreffende woonhuis worden gebouwd;
-
de afstand van een aan- of uitbouw of overkapping tot (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het woonhuis, zal ten minste gelijk zijn aan de breedte van die overkapping;
-
de diepte van een overkapping zal ten hoogste 50% van de diepte van de tuin waarin wordt gebouwd, bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van het woonhuis waaraan wordt gebouwd;
-
de goothoogte van een aan- of uitbouw zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aan- of uitbouw niet meer dan 4,00 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van een aan- of uitbouw zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen en daarbuiten ten hoogste 7,00 m zal bedragen;
-
de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
-
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels indien op meer dan 3,00 m vanaf (het verlengde van) de voorgevel of achter (het verlengde van) de zijgevel wordt gebouwd:
-
de afstand van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping tot de bouwperceelgrens zal ten minste 0,5 m bedragen, tenzij het een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping bij een blok van meer dan twee aaneen gebouwde hoofdgebouwen betreft, in welk geval een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping in de tussenliggende zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd;
-
de afstand van een aan- of uitbouw tot de achtergevel van een hoofdgebouw zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw zal ten hoogste 50 m² bedragen, met inachtneming van de volgende regel:
-
de gezamenlijke oppervlakte zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw en de onder a bedoelde gronden;
-
de goothoogte van een aan- of uitbouw zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aan- of uitbouw niet meer dan 4,00 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van een aan- of uitbouw zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen en daarbuiten ten hoogste 7,00 m zal bedragen;
-
de goothoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
-
de bouwhoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
-
er mag ten hoogste 1 vlaggenmast per bouwperceel worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een goede woonsituatie;
-
een goede milieusituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid; en
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Afwijking van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
-
het bepaalde in lid 5.2.1, sub b die zin dat een hoofdgebouw geheel of gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
-
het aantal woningen niet toeneemt;
-
de oppervlakte van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen niet meer dan 150 m² bedraagt;
-
de afstand van het hoofdgebouw tot de perceelgrens ten minste 3,00 m bedraagt;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan eventuele archeologische en ecologische waarden en de waterhuishouding;
-
het bepaalde in lid 5.2.1, sub h en sub i, in die zin dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verlaagd, c.q. dat een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;
-
het bepaalde in lid 5.2.1, sub j, in die zin dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verhoogd tot ten hoogste 80°;
-
het bepaalde in lid 5.2.2, sub b, onder 1, in die zin dat de afstand van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping tot de bouwperceelgrens wordt verkleind;
-
het bepaalde in lid 5.2.2, sub b, onder 2, in die zin dat de afstand van een aan- of uitbouw tot de achtergevel wordt vergroot;
-
het bepaalde in lid 5.2.2, sub b, onder 3, in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 70 m², mits:
-
de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw en de in lid 5.2.2, onder a bedoelde gronden;
-
het bepaalde in lid 5.2.2, sub b, onder 4, in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot:
-
ten hoogste 100 m², mits de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw en de in lid 5.2.2, onder a bedoelde gronden;
-
ten hoogste 150 m², mits de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 40% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw en de in lid 5.2.2, onder a bedoelde gronden;
-
ten hoogste 200 m² zal bedragen, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw en de in lid 5.2.2, onder a bedoelde gronden;
-
mits de vergroting noodzakelijk is ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, dan wel hobbymatige activiteiten;
-
het bepaalde in lid 5.2.2, sub b, onder 6, in die zin dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw wordt verhoogd, mits:
-
deze afwijking uitsluitend wordt toegepast bij hoofdgebouwen waarvan de bouwhoogte ten minste 7,50 m bedraagt; en
-
de bouwhoogte van de aan- of uitbouw ten minste 0,50 lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd.
5.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor meer woningen dan het ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” aangegeven aantal;
-
het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat:
-
de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan:
-
30% van de begane grondvloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
-
50 m²;
-
de woonfunctie onevenredig wordt aangetast;
-
het uiterlijk van de betreffende woning wordt aangetast. Uitsluitend niet-uitstekende, niet verlichte reclame-uitingen van beperkte omvang zijn toegestaan;
-
er onvoldoende bergruimte in of bij de woning overblijft;
-
opslag en/of stalling als gevolg van de bedrijfsactiviteiten buiten de gebouwen plaatsvindt;
-
het bedrijf niet wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning. Het totale aantal werkenden mag hierbij niet meer bedragen dan twee;
-
het gaat om vormen van detailhandel en/of horeca, tenzij genoemd in de bijlage bij deze regels;
-
er een onevenredige publieksaantrekkende werking van de activiteit uitgaat;
-
dit leidt tot een onevenredige verhoging van de parkeerdruk of tot extra autoverkeer in een mate, waardoor het woonklimaat in onevenredige mate kan worden aangetast.
Artikel 6 Wonen - 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zoals genoemd in de bijlage bij deze regels;
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
met daaraan ondergeschikt:
-
woonstraten;
-
paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
water;
-
nutsvoorzieningen;
met de daarbijbehorende;
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, waaronder erf- en terreinafscheidingen en vlaggenmasten.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
als hoofdgebouw mogen uitsluitend de in lid 6.1 sub a genoemde gebouwen worden gebouwd;
-
een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
het aantal te bouwen hoofdgebouwen zal ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” aangegeven aantal bedragen;
-
het aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen zal ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden” aangegeven aantal bedragen;
-
het aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen zal ten minste het ter plaatse van de aanduiding “minimum aantal aaneen te bouwen wooneenheden” aangegeven aantal bedragen;
-
de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
-
de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 11,00 m bedragen;
-
een hoofdgebouw zal zijn voorzien van een kap;
-
de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 25° bedragen;
-
de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten hoogste 60° bedragen.
6.2.2 Aan- en uitbouwen, serres, erkers, bijgebouwen en overkappingen
-
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, serres, erkers en overkappingen gelden de volgende regels indien op minder dan 3,00 m vanaf (het verlengde van) de voorgevel of voor (het verlengde van) de zijgevel wordt gebouwd:
-
de diepte van een erker zal ten hoogste 1,50 m bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van het woonhuis waaraan wordt gebouwd;
-
de diepte van een erker zal ten hoogste 50% van de diepte van de tuin waarin wordt gebouwd, bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van het woonhuis waaraan wordt gebouwd;
-
de breedte van een erker zal ten hoogste 50% van de breedte van de voorgevel van het woonhuis waaraan wordt gebouwd, worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van een erker zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het woonhuis waaraan wordt gebouwd;
-
er mag ten hoogste 1 serre per woonhuis worden gebouwd;
-
de diepte van een serre zal ten hoogste 3,00 m bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van het woonhuis waaraan wordt gebouwd;
-
de oppervlakte van een serre zal ten hoogste 12 m² bedragen;
-
de bouwhoogte van een serre zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het woonhuis waaraan wordt gebouwd;
-
een aan- of uitbouw of overkapping zal ten minste 1,00 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het betreffende woonhuis worden gebouwd;
-
de afstand van een aan- of uitbouw of overkapping tot (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het woonhuis, zal ten minste gelijk zijn aan de breedte van die overkapping;
-
de diepte van een overkapping zal ten hoogste 50% van de diepte van de tuin waarin wordt gebouwd, bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van het woonhuis waaraan wordt gebouwd;
-
de goothoogte van een aan- of uitbouw zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aan- of uitbouw niet meer dan 4,00 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van een aan- of uitbouw zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen en daarbuiten ten hoogste 7,00 m zal bedragen;
-
de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
-
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels indien op meer dan 3,00 m vanaf (het verlengde van) de voorgevel of achter (het verlengde van) de zijgevel wordt gebouwd:
-
de afstand van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping tot de bouwperceelgrens zal ten minste 0,5 m bedragen, tenzij het een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping bij een blok van meer dan twee aaneen gebouwde hoofdgebouwen betreft, in welk geval een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping in de tussenliggende zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd;
-
de afstand van een aan- of uitbouw tot de achtergevel van een hoofdgebouw zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw zal ten hoogste 50 m² bedragen, met inachtneming van de volgende regel:
-
de gezamenlijke oppervlakte zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw en de onder a bedoelde gronden;
-
de goothoogte van een aan- of uitbouw zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aan- of uitbouw niet meer dan 4,00 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van een aan- of uitbouw zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw binnen een afstand van 3,00 m van de perceelsgrens ten hoogste 5,00 m zal bedragen en daarbuiten ten hoogste 7,00 m zal bedragen;
-
de goothoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
-
de bouwhoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
-
er mag ten hoogste 1 vlaggenmast per bouwperceel worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een goede woonsituatie;
-
een goede milieusituatie;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid; en
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Afwijking van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
-
het bepaalde in lid 6.2.1, sub a, in die zin dat een hoofdgebouw geheel of gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
-
het aantal woningen niet toeneemt;
-
de oppervlakte van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen niet meer dan 150 m² bedraagt;
-
de afstand van het hoofdgebouw tot de perceelgrens ten minste 3,00 m bedraagt;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan eventuele archeologische en ecologische waarden en de waterhuishouding;
-
het bepaalde in lid 6.2.1, sub h en i, in die zin dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verlaagd, c.q. dat een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;
-
het bepaalde in lid 6.2.1, sub j, in die zin dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verhoogd tot ten hoogste 80°;
-
het bepaalde in lid 6.2.2, sub b, onder 1, in die zin dat de afstand van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping tot de bouwperceelgrens wordt verkleind;
-
het bepaalde in lid 6.2.2, sub b, onder 2, in die zin dat de afstand van een aan- of uitbouw tot de achtergevel wordt vergroot;
-
het bepaalde in lid 6.2.2, sub b, onder 3, in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 70 m², mits:
-
de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw en de in lid 6.2.2, onder a bedoelde gronden;
-
het bepaalde in lid 6.2.2, sub b, onder 3,in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot:
-
ten hoogste 100 m², mits de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw en de in lid 6.2.2, onder a bedoelde gronden;
-
ten hoogste 150 m², mits de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 40% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw en de in lid 6.2.2, onder a bedoelde gronden;
-
ten hoogste 200 m² zal bedragen, mits de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 30% van de oppervlakte van het bouwperceel zal bedragen, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw en de in lid 6.2.2, onder a bedoelde gronden;
mits de vergroting noodzakelijk is ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, dan wel hobbymatige activiteiten;
6.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor meer woningen dan het ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” aangegeven aantal;
-
het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep c.q. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat:
-
de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan:
-
30% van de begane grondvloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
-
50 m²;
-
de woonfunctie onevenredig wordt aangetast;
-
het uiterlijk van de betreffende woning wordt aangetast. Uitsluitend niet-uitstekende, niet verlichte reclame-uitingen van beperkte omvang zijn toegestaan;
-
er onvoldoende bergruimte in of bij de woning overblijft;
-
opslag en/of stalling als gevolg van de bedrijfsactiviteiten buiten de gebouwen plaatsvindt;
-
het bedrijf niet wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning. Het totale aantal werkenden mag hierbij niet meer bedragen dan twee;
-
het gaat om vormen van detailhandel en/of horeca, tenzij genoemd in de bijlage bij deze regels;
-
er een onevenredige publieksaantrekkende werking van de activiteit uitgaat;
-
dit leidt tot een onevenredige verhoging van de parkeerdruk of tot extra autoverkeer in een mate, waardoor het woonklimaat in onevenredige mate kan worden aangetast.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene bouwregels
8.1 Overschrijding bouwgrenzen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, alsmede erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen buiten beschouwing gelaten, mits:
-
de bouw- dan wel bestemmingsgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden.
8.2 Plaatselijke verhogingen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen worden plaatselijke verhogingen zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, buiten beschouwing gelaten, mits:
-
de oppervlakte per plaatselijke verhoging niet meer dan 20 m² bedraagt;
-
de verhoging leidt tot een bouwhoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en zandopslag en het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
-
het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de natuurlijke c.q. ecologische waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden c.q. bouwwerken, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
-
de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
-
de regels in die zin dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
-
de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;
-
de regels ten aanzien van de bouwhoogte van gebouwen niet zijnde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, in die zin dat de bouwhoogte wordt vergroot;
-
de regels in die zin dat kleinschalige openbare voorzieningen zoals kleedgebouwtjes, sanitaire voorzieningen, paviljoens, kiosken, dierenverblijven en kunstwerken worden gebouwd, tot ten hoogste 50 m²;
-
de regels in die zin dat gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de openbare nutsvoorzieningen en/of de telecommunicatie worden gebouwd, mits:
-
het bruto vloeroppervlakte ten hoogste 50 m² bedraagt;
-
het gebouw dan wel bouwwerk, geen gebouw zijnde, uit ten hoogste een bouwlaag bestaat;
-
de bouwhoogte ten hoogste 5 m bedraagt.
Artikel 11 Overige regels
11.1 Parkeernormen
-
Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen of voor een gebruiksverandering moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel.
-
Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel.
-
Gerealiseerde voorzieningen als bedoeld in sub a en b dienen na de realisatie in stand te worden gehouden.
-
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in sub a en b:
-
indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
-
voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
“Regels van het Bestemmingsplan herstructurering Uilke Boonstralaan te Joure”.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 28 oktober 2015.