direct naar inhoud van REGELS
Plan: Lemmer - Lemstervaart
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1921.001600-0003

REGELS

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Lemmer - Lemstervaart met identificatienummer NL.IMRO.1921.001600-0003 van de gemeente De Friese Meren;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan huis verbonden werkactiviteit:

het beroepsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid op kleine schaal in een woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroeps- of bedrijfsuitoefening een ruimtelijke en visuele uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse. Onder werkactiviteit als hier bedoeld worden in elk geval niet begrepen: garagebedrijven, detailhandel, horeca, showrooms en prostitutie;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 agrarisch bedrijf:

een akkerbouw-, bloementeelt-, sierteelt-, fruitteelt- of ander tuinbouwbedrijf, alsmede een pluimvee-, varkens-, mestrund- en mestkalverenhouderij danwel een uit twee of meer van genoemde bedrijfstakken samengesteld bedrijf, al dan niet met vee, met uitzondering van een paardenfokkerij, paardenhouderij, een pelsdierhouderij, volkstuinen en een mammoetbedrijf voor intensieve veehouderij;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bed en brochje:

het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.9 bebouwingspercentage:

een ter plaatse aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.10 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.11 bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slecht bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.20 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.21 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.22 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.23 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.24 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.25 eerste verdieping:

de tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;

1.26 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.27 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

1.28 geluidsbelasting vanwege een industrieterrein:

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.29 geluidsgevoelige functies:

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

1.30 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

1.31 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.32 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.33 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.34 horecabedrijf:

een bedrijf of instelling, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.35 horeca categorie 1:

zijn vormen van horeca, die wat betreft exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen en daarmee qua openingstijden nagenoeg sporen en waar naast kleinere etenswaren alcoholvrije dranken worden verstrekt: lunchroom, koffiehuis, ijssalon, broodjeszaak, croissanterie, patisserie en crêperie; mogelijke effecten, parkeerdruk;

1.36 horeca categorie 2:

zijn vormen van horeca, die wat betreft de exploitatievormen behoren bij en ondergeschikt zijn aan een sociaal/culturele hoofdfunctie, zoals: buurthuizen, sportkantines en kerkelijke centra; mogelijke effecten, parkeerdruk, komen en gaan;

1.37 horeca categorie 3:

zijn vormen van horeca, waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt, die ter plaatse worden geconsumeerd: restaurants, bistro, poffertjeszaak, pannenkoekenhuis, hotel-restaurant, pension; mogelijke effecten, parkeerdruk, stankoverlast en afvalopslag;

1.38 horeca categorie 4:

zijn vormen van horeca, waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt, die deels ter plaatse worden geconsumeerd maar voor een belangrijk deel ook elders: pizzeria, Chinese restaurants; mogelijke effecten, komen en gaan, parkeerdruk, stankoverlast, afval op straat, afvalopslag;

1.39 horeca categorie 5:

zijn vormen van horeca, die wat betreft exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen, maar qua openingstijden daarvan afwijken in die zin, dat ze ook in (een deel) de avonduren geopend zijn en waar naast kleinere etenswaren in

hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt: cafetaria, snackbar, shoarmazaak; mogelijke effecten, komen en gaan, parkeerdruk, stankoverlast, afval op straat, afvalopslag;

1.40 horeca categorie 6:

zijn vormen van horeca, waar in hoofdzaak al dan niet alcoholhoudende drank wordt verstrekt: café, bar, eetcafé, pub, dancing met een dansvloeroppervlak van kleiner dan 10 m² en café-restaurant; mogelijke effecten, komen en gaan, parkeerdruk, geluidsoverlast vanuit de inrichting, geluidsoverlast vertrekkende bezoekers, openbare orde problemen; mogelijke effecten(met terras), idem en geluidsoverlast van terras;

1.41 horeca categorie 7:

zijn vormen van horeca, zoals een discotheek en een dancing met een dansvloer-oppervlak groter dan 10 m²; mogelijke effecten, komen en gaan, parkeerdruk, geluidsoverlast vanuit de inrichting, geluidsoverlast vertrekkende bezoekers, openbare orde problemen;

1.42 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen, een grenswaarde voor het risico dan wel een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht moet worden genomen;

1.43 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaalmedische, sociaalculturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.44 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.45 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.46 peil:
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    • 1. de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    • 1. de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.47 perifere detailhandel:

detailhandel volgens een formule die vanwege de aard en/of omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, bouwmaterialen, keukens en sanitair, alsmede woninginrichtingsartikelen, waaronder meubelen;

1.48 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.49 recreatieve bewoning:

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.50 risicogevoelig bouwwerk c.q. object:

een bouwwerk c.q. object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen dat kan worden aangemerkt in de zin van dat besluit als een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object;

1.51 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.52 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.53 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.54 voorkeursgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.55 woning:

een complex van ruimten, dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.56 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.57 woonhuis:

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat en het hoofdverblijf van dat huishouden is.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens:

vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overige bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de breedte van een gebouw:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren;

2.4 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Agrarisch - Cultuurgrond

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Cultuurgrond' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. cultuurgrond;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. paden;
  • c. sloten, bermen en beplanting;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • f. overige bouwwerken.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

3.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van overige bouwwerken mag ten hoogste 2,00 m bedragen.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. bedrijven zoals genoemd in de bij deze regels als Bijlage 1 Bedrijvenlijst behorende Staat onder de categorieën 1 en 2;
    • 2. bedrijven zoals genoemd in de bij deze regels als Bijlage 1 behorende Staat onder de categorieën 1 tot en met 3.1, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' ;
    • 3. bedrijven zoals genoemd in de bij deze regels als Bijlage 1 Bedrijvenlijst behorende Staat onder de categorieën 1 tot en met 3.2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' ;
    • 4. perifere detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer';
    • 5. autoschadeherstelbedrijven, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autoschadeherstelbedrijf';
    • 6. constructiebedrijven, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - constructiebedrijf';
    • 7. machinebouwbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - machine- en apparatenfabriek';
    • 8. scheepsbouwbedrijven, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - scheepsbouwbedrijf';
    • 9. een verkooppunt voor motorbrandstoffen, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
    • 10. een vulpunt lpg, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vulpunt lpg' ;
    • 11. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
    • 12. een kantoor, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';

met daarbij behorende:

  • b. erven;
  • c. ontsluitingswegen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. overige bouwwerken.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen geen bedrijfswoningen worden gebouwd, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' in welk geval 1 bedrijfswoning mag worden gebouwd;
  • b. een gebouw of overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag ten hoogste 80% bedragen, tenzij het bestaande bebouwingspercentage meer bedraagt, in welk geval het bestaande bebouwingspercentage als het maximale bebouwingspercentage geldt;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen mag ten hoogste 7,00 m bedragen;
  • e. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag ten minste 3,00 m bedragen;
  • f. de afstand van een gebouw tot de as van de ontsluitingswegen mag ten minste 7,50 m bedragen.
4.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag ten hoogste 6,50 m bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden
4.4 Afwijken van de bouwregels

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.2.1 sub a in die zin dat een bedrijfswoning wordt gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. per bouwperceel ten hoogste 1 bedrijfswoning mag worden gebouwd;
    • 2. de inhoud van de bedrijfswoning ten hoogste 600 m³ mag bedragen;
    • 3. de goothoogte van de bedrijfswoning ten hoogste 5,50 m mag bedragen;
    • 4. de voorkeursgrenswaarde op de gevel vanwege de weg als bedoeld in artikel 82 lid 1 van de Wet geluidhinder in acht wordt genomen;
    • 5. de bedrijfswoning integraal onderdeel dient uit te maken van de overige bebouwing in die zin dat de dienstwoning aan-, op- of ingebouwd dient te worden;
    • 6. een evenredige belangenafweging dient plaats te vinden, waarbij betrokken wordt de mate waarin de belangen van de gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende bedrijven worden geschaad;
    • 7. deze afwijking geen toepassing vindt indien de gronden op de kaart zijn aangeduid met 'veiligheidszone - lpg';
  • b. het bepaalde in lid 4.2.2 sub b in die zin dat de bouwhoogte van silo's ten hoogste 20 m mag bedragen.
4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen, geluidszoneringsplichtige inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, met uitzondering van de gronden ter plaatse voorzien van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' in welk geval een risicovolle inrichting in de vorm van een verkooppunt van motorbrandstoffen met lpg is toegestaan;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van specifiek aangeduide bedrijven;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorie 3.1, met uitzondering van specifiek aangeduide bedrijven en ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1';
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 3.1 en 3.2, met uitzondering van specifiek aangeduide bedrijven en ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
  • e. het gebruik van de bedrijfswoning als zelfstandige woning;
  • f. het gebruik van gebouwen voor bewoning, met uitzondering van de gronden ter plaatse voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • g. het gebruik van de gronden als afleverzuil voor LPG, met uitzondering van de gronden ter plaatse voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil lpg';
  • h. het gebruik van de gronden voor opslag van LPG, met uitzondering van de gronden ter plaatse voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag lpg';
  • i. het gebruik van de gronden als vulpunt voor LPG, met uitzondering van de gronden ter plaatse voorzien van de aanduiding 'vulpunt lpg'.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.5 sub b in die zin dat bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, mits:
    • 1. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het bepaalde in lid 4.5 sub b in die zin dat bedrijven worden gevestigd die zijn genoemd in Bijlage 1 onder categorie 3.1, mits:
    • 1. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
    • 2. de betreffende bedrijvigheid naar de aard en invloed op de omgeving geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van aangrenzende woningen tot gevolg heeft, al dan niet onder nader te stellen voorwaarden voor wat betreft geur, stof, gevaar en geluid;
  • c. het bepaalde in lid 4.5 sub c in die zin dat bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1, 2 en 3.1, mits:
    • 1. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. het bepaalde in lid 4.5 sub c in die zin dat bedrijven worden gevestigd die zijn genoemd in Bijlage 1 onder categorie 3.2, mits:
    • 1. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
    • 2. de betreffende bedrijvigheid naar de aard en invloed op de omgeving geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van aangrenzende woningen tot gevolg heeft, al dan niet onder nader te stellen voorwaarden voor wat betreft geur, stof, gevaar en geluid;
  • e. het bepaalde in lid 4.5 sub d in die zin dat bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2, mits:
    • 1. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. het bepaalde in lid 4.5 sub d in die zin dat bedrijven worden gevestigd die zijn genoemd in Bijlage 1 onder categorie 4.1, mits:
    • 1. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
    • 2. de betreffende bedrijvigheid naar de aard en invloed op de omgeving geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van aangrenzende woningen tot gevolg heeft, al dan niet onder nader te stellen voorwaarden voor wat betreft geur, stof, gevaar en geluid.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - autoschadeherstelbedrijf', 'specifieke vorm van bedrijf - machine- en apparatenfabriek', 'specifieke vorm van bedrijf - scheepsbouwbedrijf', 'specifieke vorm van bedrijf - constructiebedrijf', 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg', 'specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil lpg', 'specifieke vorm van bedrijf - opslag lpg' en/of 'vulpunt lpg' worden verwijderd, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van nutsvoorzieningen, met uitzondering van gasdrukregel- en -meetstations;

met daarbij behorende:

  • b. verkeersvoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. terreinen;
  • e. overige bouwwerken.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw of overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw of overkappingen mag ten hoogste 5,00 m bedragen.
5.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van overige bouwwerken mag ten hoogste 2,00 meter bedragen.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 6 Bos

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (hoog)opgaande afschermende beplanting en bos;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daarbijbehorende:

  • c. groenvoorzieningen;
  • d. paden en verhardingen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. overige bouwwerken.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

6.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van overige bouwwerken mag ten hoogste 2,00 m bedragen.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. de sociale veiligheid.

Artikel 7 Gemengd

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een gebouw met:
    • 1. commerciële functies in de eerste bouwlaag, in de vorm van:
      • bedrijven, welke zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, niet zijnde geluidszoneringsplichtige, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
      • detailhandel;
      • dienstverlening;
      • horecabedrijven in de categorie 1, 4 en 5, ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
    • 2. een bedrijfswoning in de tweede bouwlaag, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
    • 3. woningen in de tweede bouwlaag en hoger;

met de daarbijbehorende:

  • b. groenvoorzieningen;
  • c. paden;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. overige bouwwerken.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw of overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een overkapping mag ten hoogste 3,00 m bedragen.
7.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van overige bouwwerken mag ten hoogste 2,00 m bedragen.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden
7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecabedrijven die niet zijn genoemd in de categorieën 1 en 2;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor perifere detailhandel.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Er kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.4 sub a in die zin dat bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, mits:

  • a. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • de aanduidingen 'horeca' en 'bedrijfswoning' worden verwijderd, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. bijenstallen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - bijenweide';

met daaraan ondergeschikt:

  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daarbijbehorende:

  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. geluidwerende voorzieningen;
  • g. paden en verhardingen;
  • h. overige bouwwerken.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

8.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lantaarnpalen mag ten hoogste 8,50 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van kunstwerken mag ten hoogste 4,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag ten hoogste 2,00 m bedragen.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. de sociale veiligheid.

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. maatschappelijke voorzieningen;
    • 2. dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';

met daaraan ondergeschikt:

  • b. wegen, straten en paden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. overige bouwwerken.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw of overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw of overkapping mag ten hoogste 10,00 m bedragen.
9.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van overige bouwwerken mag ten hoogste 2,00 meter bedragen.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden
9.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 9.2.1 sub a in die zin dat gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bepaalde in lid 9.2.1 sub b in die zin dat de bouwhoogte wordt vergroot tot 12,00 m.
9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • de aanduiding 'dienstverlening' wordt verwijderd, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.

Artikel 10 Sport

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sport- en recreatieterreinen;
  • b. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. een overdekte schietbaan;
    • 2. kantines en kleedruimtes;
    • 3. onderhoud en beheer;

met de daarbijbehorende:

  • c. paden en verhardingen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. overige bouwwerken.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag ten hoogste 5% bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw of overkapping mag ten hoogste 4,00 m bedragen.
10.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten mag ten hoogste 20,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een scorebord zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken mag ten hoogste 2,00 m bedragen.
10.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid; en
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel, tenzij het betreft detailhandel die ten dienste staat van en ondergeschikt is aan de sport- of recreatieve functie;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van horeca, tenzij het betreft horeca die ten dienste staat van en ondergeschikt is aan de sport- of recreatieve functie.

Artikel 11 Verkeer

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden;

met daarbijbehorende:

  • b. groenvoorzieningen en bermen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. verkeersvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. overige bouwwerken.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

11.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van overige bouwwerken, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag ten hoogste 8,50 m bedragen.
11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden
11.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het aanleggen van een weg, bestaande uit meer dan vier rijstroken.

Artikel 12 Verkeer - Verblijf

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. straten;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. garageboxen, ter plaatse van de aanduiding 'garagebox';
  • d. een jongerenontmoetingsplek, ter plaatse van de aanduiding 'jongerenontmoetingsplek';
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • i. tuinen en erven;
  • j. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • k. overige bouwwerken.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Garageboxen

Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende regels:

  • a. de garageboxen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'garagebox';
  • b. de oppervlakte van een garagebox zal ten hoogste 20 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een garagebox zal ten hoogste 3,50 m bedragen.
12.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van overige bouwwerken, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag ten hoogste 2,00 m bedragen.
12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden
12.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het aanleggen van een weg, bestaande uit meer dan twee rijstroken.
12.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • de aanduidingen 'jongerenontmoetingsplek' en 'garagebox' worden verwijderd, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.

Artikel 13 Water

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging;
  • b. waterhuishoudingkundige voorzieningen;
  • c. waterlopen, waterwegen en/of vijvers;

met daarbijbehorende:

  • d. bermen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. recreatieve voorzieningen;
  • g. kunstwerken;
  • h. kademuren;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. overige bouwwerken, waaronder:
    • 1. bruggen, dammen, duikers, stuwen, beschoeiingen;
    • 2. vlonders en steigers ter plaatse van de aanduiding 'steiger'.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen

Op of in deze grond mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

13.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. vlonders en steigers mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'steiger';
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2,00 m bedragen.
13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
13.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken als aanleggelegenheid en ligplaats voor boten, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'steiger'.

Artikel 14 Wonen - 1

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    • 1. een aan-huis-verbonden werkactiviteit;
    • 2. bed & brochje;
  • b. bijbehorende bouwwerken en overkappingen;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. woonstraten;
  • d. paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • i. tuinen, erven en terreinen;
  • j. overige bouwwerken, geen overkappingen zijnde.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Bouwen van hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend de in lid 14.1 sub a genoemde gebouwen worden gebouwd;
  • b. de hoofdgebouwen zullen aaneen gebouwd worden;
  • c. een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • d. de afstand van een blok van aaneen gebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 2,00 m bedragen;
  • e. de breedte van een hoofdgebouw zal ten minste 5,00 m bedragen;
  • f. de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte bedragen;
  • g. een hoofdgebouw zal zijn voorzien van een kap, waarvan de dakhelling ten minste 30° en ten hoogste 60° zal bedragen.
14.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de bijbehorende bouwwerken en overkappingen zullen tenminste 4,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte buiten het bouwvlak van de bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een hoofdgebouw mag ten hoogste 20 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overkappingen mag ten hoogste 3,00 m bedragen.
14.2.3 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,50 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag ten hoogste 2,00 m bedragen.
14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden
14.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 14.2.1 sub g in die zin dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verlaagd, c.q. dat een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;
  • b. het bepaalde in lid 14.2.2 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 40 m², mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw zal bedragen;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 80% van de oppervlakte van het hoofdgebouw zal bedragen.
14.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor meer woningen dan het bestaande aantal;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor recreatieve bewoning;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden werkactiviteit;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden werkactiviteit, zodanig dat:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan:
      • 35% van de begane grondvloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
      • 75 m²;
    • 2. het bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning;
    • 3. het gaat om activiteiten waarvan op grond van de Wet milieubeheer een vergunning- of meldingsplicht geldt;
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & brochje, zodanig dat:
    • 1. de bed & brochje niet in het hoofdgebouwen wordt uitgeoefend;
    • 2. de woonfunctie niet behouden blijft;
    • 3. het maximaal aantal kamers ten behoeve van bed & brochje meer bedraagt dan 3;
    • 4. de maximale oppervlakte per bed & brochjekamer meer bedraagt dan 25 m².

Artikel 15 Wonen - 2

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    • 1. een aan-huis-verbonden werkactiviteit;
    • 2. bed & brochje;
  • b. bijbehorende bouwwerken en overkappingen;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. woonstraten;
  • d. paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • i. tuinen, erven en terreinen;
  • j. overige bouwwerken, geen overkappingen zijnde.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Bouwen van hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend de in lid 15.1 sub a genoemde gebouwen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw zal vrijstaand gebouwd worden;
  • c. een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • d. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 2,00 m te bedragen;
  • e. de breedte van een hoofdgebouw zal ten minste 5,00 m bedragen;
  • f. de goothoogte van een gebouw mag ten hoogste de in de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte bedragen;
  • g. een hoofdgebouw zal zijn voorzien van een kap, waarvan de dakhelling ten minste 30° en ten hoogste 60° zal bedragen.
15.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de bijbehorende bouwwerken en overkappingen zullen tenminste 4,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte buiten het bouwvlak van de bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een hoofdgebouw mag ten hoogste 50 m² bedragen;
  • c. de afstand van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 1,00 m te bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • e. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overkappingen mag ten hoogste 3,00 m bedragen.
15.2.3 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,50 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag ten hoogste 2,00 m bedragen.
15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden
15.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 15.2.1 sub d in die zin dat de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind;
  • b. het bepaalde in lid 15.2.1 sub g in die zin dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verlaagd, c.q. dat een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;
  • c. het bepaalde in lid 15.2.2 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 75 m², mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw zal bedragen;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 80% van de oppervlakte van het hoofdgebouw zal bedragen;
  • d. het bepaalde in lid 15.2.2 sub c in die zin dat de afstand van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind;
  • e. het bepaalde in lid 15.2.2 sub d in die zin dat de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk wordt vergroot tot ten hoogste 5,50 m, mits:
    • 1. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk ten minste 1,50 m lager blijft dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
    • 2. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk ten hoogste 3,00 m bedraagt.
15.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor meer woningen dan het bestaande aantal;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor recreatieve bewoning;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijbehorend bouwwerken voor bewoning;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden werkactiviteit;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden werkactiviteit, zodanig dat:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan:
      • 35% van de begane grondvloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
      • 75 m²;
    • 2. het bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning;
    • 3. het gaat om activiteiten waarvan op grond van de Wet milieubeheer een vergunning- of meldingsplicht geldt;
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & brochje, zodanig dat:
    • 1. de bed & brochje niet in het hoofdgebouwen wordt uitgeoefend;
    • 2. de woonfunctie niet behouden blijft;
    • 3. het maximaal aantal kamers ten behoeve van bed & brochje meer bedraagt dan 3;
    • 4. de maximale oppervlakte per bed & brochjekamer meer bedraagt dan 25 m².

Artikel 16 Wonen - 3

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    • 1. een aan-huis-verbonden werkactiviteit;
    • 2. bed & brochje;
  • b. bijbehorende bouwwerken en overkappingen;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. woonstraten;
  • d. paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • i. tuinen, erven en terreinen;
  • j. overige bouwwerken, geen overkappingen zijnde.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Bouwen van hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend de in lid 16.1 sub a genoemde gebouwen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw zal aaneen gebouwd worden;
  • c. een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • d. de afstand van een blok van aaneen gebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens dient ten minste 2,00 m te bedragen;
  • e. de breedte van een hoofdgebouw zal ten minste 5,00 m bedragen;
  • f. de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste de in de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte bedragen;
  • g. een hoofdgebouw zal zijn voorzien van een plat dak.
16.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de bijbehorende bouwwerken en overkappingen zullen ten minste 4,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte buiten het bouwvlak van de bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een hoofdgebouw mag ten hoogste 20 m² bedragen
  • c. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overkappingen mag ten hoogste 3,00 m bedragen.
16.2.3 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,50 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag ten hoogste 2,00 m bedragen.
16.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 16.2.1 sub f in die zin dat de goothoogte wordt vergroot tot ten hoogste 9,00 m;
  • b. het bepaalde in lid 16.2.2 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 40 m², mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw zal bedragen;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 80% van de oppervlakte van het hoofdgebouw zal bedragen.
16.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden
16.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor meer woningen dan het bestaande aantal;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor recreatieve bewoning;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden werkactiviteit;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden werkactiviteit, zodanig dat:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan:
      • 35% van de begane grondvloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
      • 75 m²;
    • 2. het bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning;
    • 3. het gaat om activiteiten waarvan op grond van de Wet milieubeheer een vergunning- of meldingsplicht geldt;
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & brochje, zodanig dat:
    • 1. de bed & brochje niet in het hoofdgebouwen wordt uitgeoefend;
    • 2. de woonfunctie niet behouden blijft;
    • 3. het maximaal aantal kamers ten behoeve van bed & brochje meer bedraagt dan 3;
    • 4. de maximale oppervlakte per bed & brochjekamer meer bedraagt dan 25 m².

Artikel 17 Wonen - Woongebouw

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woongebouwen, al dan niet in combinatie met:
    • 1. ruimte voor een aan-huis-verbonden werkactiviteit;
    • 2. een woonzorgfunctie, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - zorg';
  • b. vrijstaande bijbehorende bouwwerken;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. groenvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. wegen, straten en paden;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • i. tuinen, erven en terreinen;
  • j. loopbrug, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - loopbrug';
  • k. overige bouwwerken.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van woongebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend de in lid 17.1 sub a genoemde gebouwen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte bedragen.
17.2.2 Vrijstaande bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor het bouwen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte buiten het bouwvlak van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een hoofdgebouw mag ten hoogste 20 m² bedragen;
  • b. een loopbrug mag worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - loopbrug';
  • c. de bouwhoogte van de in sub b genoemde loopbrug mag ten hoogste 6,00 m bedragen.
  • d. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag ten hoogste 3,50 m bedragen.
17.2.3 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van overige bouwwerken mag ten hoogste 2,00 m bedragen.
17.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. de verkeersveiligheid; en
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
17.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.2.1 sub a in die zin dat woongebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd.

17.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor meer dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal woningen;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor recreatieve bewoning;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden werkactiviteit;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden werkactiviteit, zodanig dat:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan:
      • 35% van de begane grondvloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
      • 75 m²;
    • 2. het bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning;
    • 3. het gaat om activiteiten waarvan op grond van de Wet milieubeheer een vergunning- of meldingsplicht geldt.

Artikel 18 Leiding - Gas

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding - Gas’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een strook ten behoeve van een hoofdgasleiding;

met de daarbijbehorende:

  • b. overige bouwwerken.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Bouwwerken

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en), mogen op of in deze gronden geen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.

18.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

18.2.3 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van overige bouwwerken mag ten hoogste 2,00 m bedragen.
18.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de gasleiding, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 18.2.1 en 18.2.2 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen worden gebouwd, mits:
    • 1. de veiligheid van personen en goederen in voldoende mate kan worden gewaarborgd;
    • 2. geen afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de betreffende leiding;
    • 3. geen schade ontstaat aan de betreffende leiding;
    • 4. de gronden en bouwwerken niet worden gebruikt als kwetsbaar object;
    • 5. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
  • b. het bepaalde in lid 18.2.1 en 18.2.3 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde overige bouwwerken worden gebouwd, mits:
    • 1. geen afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de betreffende leiding;
    • 2. geen schade ontstaat aan de betreffende leiding;
    • 3. de gronden en bouwwerken niet worden gebruikt als kwetsbaar object;
    • 4. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.4.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen en rooien van diep wortelende beplantingen en bomen;
  • b. het permanent opslaan van goederen;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • e. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
  • f. het in de grond drijven van voorwerpen;
  • g. het aanleggen of verharden van oppervlakteverhardingen;
18.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 18.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare voorzieningen.
18.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen afbreuk zal worden gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de leiding en vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 19 Waterstaat - Waterkering

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • werken ten behoeve van de waterkering.
19.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de aangegeven andere bestemmingen mogen in of op deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd. Dit verbod is niet van toepassing op bestaande gebouwen, overkappingen en overige bouwwerken.

19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • het aanbrengen van opgaande bebossing en beplanting.
19.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 19.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare voorzieningen.
19.3.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de gronden ten behoeve van het beheer en onderhoud van de naastgelegen watergangen.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 20 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 21 Algemene bouwregels

De regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  • b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • f. de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 22 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en zandopslag en het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 23 Algemene aanduidingsregels

23.1 geluidzone - industrie
23.1.1 Bouwregels voor gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

  • een op grond van de daar voorkomende bestemming(en) toelaatbaar geluidsgevoelig gebouw, of de uitbreiding daarvan, die aangemerkt kan worden als geluidgevoelig object, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van dit geluidsgevoelige gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een vastgestelde hogere grenswaarde.
23.1.2 Specifieke gebruiksregel

Tot een gebruik, strijdig met deze gebiedsaanduiding, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van niet-geluidsgevoelige gronden en bouwwerken als geluidsgevoelig object.
23.2 veiligheidszone - lpg
23.2.1 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse voorkomende bestemmingen mogen op of in deze gronden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

23.2.2 Afwijken van de bouwregels

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 23.2.1 in die zin dat beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.

23.2.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze gebiedsaanduiding, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.
23.2.4 Afwijken van de gebruiksregels

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 23.2.3 in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt als beperkt kwetsbare object, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.

23.2.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' wordt verwijderd, mits het betreffende verkooppunt motorbrandstoffen met lpg ter plaatse is beëindigd;
  • b. de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' voor een verkooppunt motorbrandstoffen met lpg wordt gewijzigd (verkleind), mits:
    • 1. voor het verkooppunt motorbrandstoffen met lpg een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer is verleend of gewijzigd;
    • 2. de ligging van de zone is afgestemd op de met deze vergunning corresponderende veiligheidsafstand ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen;
    • 3. zich binnen de gewijzigde zone geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten bevinden.
23.3 vrijwaringszone - dijk 1
23.3.1 Bouwregels gebouwen, bijbehorende bouwwerken, overkappingen en overige bouwwerken

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen, bijbehorende bouwwerken, overkappingen en overige bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de dijk. Dit verbod is niet van toepassing op bestaande gebouwen, overkappingen en overige bouwwerken.

23.3.2 Bouwregels overige bouwwerken ten behoeve van de dijk

Voor het bouwen van overige bouwwerken ten behoeve van de dijk geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van overige bouwwerken ten behoeve van de dijk zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
23.3.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 23.3.1 in die zin dat gebouwen, overkappingen en/of overige bouwwerken worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.

23.4 vrijwaringszone - dijk 2
23.4.1 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze aanduiding, wordt in ieder geval gerekend het uitvoeren van ontgrondingen.

23.4.2 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 23.4.1 in die zin dat ontgrondingen mogen worden uitgevoerd, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.

Artikel 24 Algemene afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels in die zin dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouw van erkers binnen de bestemmingen 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' en 'Wonen - 3' in die zin dat deze aan de voorgevel mogen worden gebouwd tot een maximale breedte van 50 % van de voorgevel van het hoofdgebouw en een maximale diepte van 1,50 m;
  • d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van overige bouwwerken in die zin dat de bouwhoogte van de overige bouwwerken wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  • e. bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van overige bouwwerken in die zin dat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot ten hoogste 40 m;
  • f. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen in die zin dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen en schotelantennes.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 25 Overgangsrecht

25.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid 25.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het lid 25.1 sub a met maximaal 10%.
  • c. Lid 25.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
25.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 25.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Lid 25.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 26 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan  Lemmer - Lemstervaart

van de gemeente De Friese Meren .

Behorend bij het besluit van 19 februari 2014.