direct naar inhoud van 6.2 Archeologie
Plan: De Rietvink 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1916.bprv-0020

6.2 Archeologie

6.2.1 Verdrag van Malta

In 1988 heeft het Nederlands parlement het Europese Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed goedgekeurd, dat begin 1992 in Valletta (Malta) is ondertekend. Het zogenaamde verdrag van Malta voorziet in de bescherming van het cultureel erfgoed door onder andere de risico's op aantasting daarvan te beperken. Dit kan door het archeologisch erfgoed zoveel mogelijk in de bodem (in situ) te bewaren en door de integratie van de archeologie in de ruimtelijke ordening.

Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg werd - zeker bij grote projecten - al jaren ‘in de geest van Malta’ gewerkt. Zo maakten Rijk, provincie en veel gemeenten reeds geruime tijd gebruik van bijvoorbeeld de mogelijkheden uit de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Het doel hierbij is een integrale aanpak van archeologie binnen de ruimtelijke ordening.

6.2.2 Wet op de archeologische monumentenzorg

Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. De nieuwe wet houdt een omvangrijke aanpassing in van de oude Monumentenwet uit 1988 in verband met de archeologische monumentenzorg. Hiermee worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen.

De eigen rol van de overheden wordt nu ‘officieel’. Gemeenten moeten rekening houden met archeologie bij nieuwe bestemmingsplannen. Provincies krijgen de taak om ‘archeologische attentiegebieden’ aan te wijzen. Voor die gebieden zullen gemeenten ook hun bestaande bestemmingsplannen moeten aanpassen.

Het belangrijkste doel van de nieuwe wet is de bescherming van het bodemarchief door het reguleren van bodemverstorende activiteiten. Dit wordt gerealiseerd door archeologie een niet vrijblijvende plaats bij ruimtelijke processen te geven. Algemeen uitgangspunt is de aanwezige of te verwachten archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem te behouden of te ontzien. Waar bodemverstoring niet is te vermijden is het leidende principe: de verstoorder betaalt. In verband met dit principe regelt de wet ook de te volgen procedures en de financiering van archeologisch (voor)onderzoek en het eigendom en beheer van archeologische vondsten. Onder het nieuwe wettelijke regime zijn de provinciale taken aanvullend op die van rijk en gemeenten. Deze taken sluiten aan op de beleidspraktijk zoals deze de afgelopen jaren is ingevuld. Gelet op de bedoelingen van Malta en de consequenties van de nieuwe wet voor provincies, verschuift de beleidsinzet nog nadrukkelijker van toetsing op archeologische aspecten bij ruimtelijke plannen achteraf naar inbedding van deze aspecten vooraf, van alleen regels handhaven naar meedenken en van behoud van archeologische waarden sec naar behoud en benutting van deze waarden.

6.2.3 Archeologische verwachtingskaarten

De gemeente Leidschendam-Voorburg heeft, in samenwerking met de gemeenten Wassenaar en Voorschoten het archeologisch beleid van de drie gemeenten met een gemeentelijke archeologische verwachtingskaart vastgesteld. Deze kaart laat zien dat er een hoge verwachting is voor het aantreffen van sporen uit de periode Neolithicum - Middeleeuwen. Aan de kant van de Oude Trambaan bevindt zich een strandwal dat richting de Vliet uitwigt en verandert in veen/klei.

De provincie heeft drie cultuurhistorische disciplines, te weten historische bouwkunde (nederzettingen), historische geografie (landschappen) en archeologie, samengevoegd. Deze vormen samen de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS). Voor de archeologie geeft de CHS bekende archeologische terreinen aan alsmede de trefkans op archeologie bij andere terreinen. De gemeentelijke verwachtingskaart is een afgeleide van de CHS en van de geologische kaart. Van de aangegeven terreinen staat vast dat ze in meer of mindere mate bescherming verdienen vanuit cultuurhistorisch oogpunt. Binnen ruimtelijke plannen dient men rekening te houden met deze terreinen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1916.bprv-0020_0033.jpg"

Afbeelding 26: Cultuurhistorische waardenkaart van de provincie

Op de digitale verwachtingskaart van de provincie is weergegeven dat het terrein globaal tussen Oude Trambaan en de Vliet een grote kans heeft op archeologische sporen (bruin) en een redelijk tot grote kans op archeologische sporen (licht bruin). Het merendeel van het plangebied van de Rietvink bestaat uit een zone van zeer hoge archeologische waarde (beschermd), aangegeven met een rode kleur. De CHS is een verfijning van de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM). Op de IKAW wordt de trefkans weergegeven voor het aantreffen van archeologische resten in de bodem in geheel Nederland. Volgens de IKAW geldt voor het plangebied een hoge en middelhoge trefkans op archeologische resten in de bodem. Door het rijk is een Archeologische MonumentenKaart (AMK) opgesteld. Het betreft een gedigitaliseerd bestand van alle bekende en behoudenswaardige archeologische terreinen in Nederland. De informatie waarop dit kaartbeeld is gebaseerd bevindt zich in het centrale Archeologisch Informatiesysteem, afgekort ARCHIS. De omschrijving van de monumenten en van de geregistreerde waarnemingen binnen het plangebied zijn in bijlage 7 weergegeven.

In onderstaand kaartje worden diverse onderzochte terreinen weergegeven die bij de gemeente zijn gearchiveerd in het digitale bestand StraArch. Op deze kaart is tevens het AMK-terrein (paarse kleur) en de globale ligging van de voormalige Romeinse gracht van Corbulo op weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1916.bprv-0020_0034.png"

Afbeelding 27: kaart op grond van StraArch

6.2.4 Archeologische waarden

Op basis van diverse kaarten en de diverse onderzoeken die in het plangebied zijn uitgevoerd blijkt dat de bodem in het plangebied een hoge verwachting heeft op archeologische resten. Vanwege de vele bodemingrepen in verband met de grootschalige nieuwbouw in de jaren 1985 tot en met 1995 zal het bodemarchief op veel plaatsen zijn vernietigd.

Voor het plangebied geldt het volgende:

  • Ter plaatse van de Rietvinklaan 5 bevinden zich nog restanten van de gracht van Corbulo (met jaagpad). Deze gracht is gedeeltelijk door RAAP in 2007 opgegraven. De restanten van de gracht dienen "in situ" (ter plekke) bewaard te blijven en de nieuwbouw zal rondom deze gracht plaatsvinden.
  • Ter plaatse van het park zullen de resten van de gracht van Corbulo mogelijk nog intact zijn.
  • De Vliet is omstreeks 1295 gegraven. Het is niet ondenkbaar dat de oever nog resten uit de Middeleeuwen en Nieuwe Tijd bevat. Derhalve geldt dat voor de Vlietoever eveneens een hoge verwachting aanwezig is voor het aantreffen van archeologische sporen.
  • Ter plaatse van de huidige bebouwing is in het verleden grondverbetering uitgevoerd, plaatselijk voorbelast en het terrein is opgehoogd met zand en grond. De kans op archeologische resten op deze plaatsen is zeer klein. In het verleden is tevens de toplaag intensief bewerkt door het gebruik van deze gronden voor tuinbouwdoeleinden.
  • Het bodemarchief rondom de voormalige zandsloten zal mogelijk nog intact zijn. Deze terreinen dienen in het bestemmingsplan dan ook beschermd te worden.
6.2.5 Bescherming archeologische resten

Op de plankaart van het bestemmingsplan zijn bepaalde locaties weergegeven waarvan verwacht kan worden dat er archeologische resten aanwezig zijn en waarvoor bij een bodemverstoring in beginsel een archeologisch bodemonderzoek noodzakelijk is. Deze locaties zijn op de plankaart aangegeven met de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie". Voor gebieden waarvan bekend is dat deze verstoord zijn of waarvan al in kaart is gebracht welke archeologische waarden in de grond aanwezig zijn, hebben geen extra bescherming in het bestemmingsplan gekregen en zijn uitgezonderd van de archeologische dubbelbestemming.

Voor gronden die zijn aangeduid met een archeologische dubbelbestemming geldt dat er eerst bekeken moet worden of sprake is van een uitzonderingsgeval. Dit betreft dan voornamelijk ingrepen die zo kleinschalig zijn dat archeologisch onderzoek en een vergunning achterwege kunnen blijven. Dat is het geval indien er sprake is van de volgende gevallen:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk met een oppervlakte kleiner dan 10 m²;
  • c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 30 cm komt te liggen en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

Indien een bouwactiviteit en/of werkzaamheden niet voldoen aan bovenstaande voorwaarden is onderzoek naar de mogelijke archeologische waarden verplicht. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek, kan het college aan de bouwvergunning dan wel aanlegvergunning voorschriften verbinden gericht op 1) het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, 2) het doen van opgravingen, 3) het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige die voldoet aan de bij de vergunning te stellen kwalificaties, zoals opgenomen in de monumentenverordening. In artikel 17 van de bestemmingsregels is de bescherming van archeologische resten juridisch gewaarborgd.