direct naar inhoud van Artikel 28 Overige regels
Plan: De Rietvink 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1916.bprv-0020

Artikel 28 Overige regels

28.1 Aanlegvergunningen
28.1.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) op en/of in de in onderstaande tabel aangeduide gronden de daarbij aangegeven andere werken en werkzaamheden uit te voeren, met uitzondering van het bepaalde in artike 28.1.2;

Bestemming / nadere aanduiding   Andere werken en werkzaamheden¹  
  1   2   3   4   5   6   7   8   9   10   11  
Bedrijf - Nutsvoorziening   -   X   -   -   X   -   -   -   -   X   -  
Cultuur en ontspanning - Molen   -   -   -   -   -   -   -   -   -   X   -  
Detailhandel   -   -   -   -   -   -   -   -   -   X   -  
Gemengd   X   X   -   -   -   -   -   -   -   X   -  
Groen   -   X   -   X   X   -   X   -   -   X   -  
Maatschappelijk   X   X   -   X   X   -   X   -   -   X   -  
Maatschappelijk-1   X   X   -   X   X   -   X   -   -   X   -  
Verkeer   -   -   -   X   X   -   X   -   -   X   -  
Verkeer - Verblijfsgebied   X   -   -   X   X   -   X   -   -   X   -  
Water   -   -   X   X   -   -   X   -   -   -   X  
Wonen   X   X   -   -   -   -   -   -   -   X   -  
Wonen - 1   X   X   -   -   -   -   -   -     X   -  
Wonen - 2   X   X   -   -   -   -   -   -   -   X   -  
Waarde - Archeologie   X   X   X   X   X   X   X   X   X   X   X  
Waterstaat - Waterkering   X   X   X   X   X   X   X   X   X   X   X  
Verklaring:
X = aanlegvergunningplichtige activiteit
- = niet-aanlegvergunningplichtige activiteit  

¹Andere werken en werkzaamheden:

  • 1. het aanleggen en verharden van wegen en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • 2. het verlagen van de bodem en het afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden;
  • 3. het aanleggen en dempen van watergangen, sloten, weidegreppels en andere waterpartijen;
  • 4. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • 5. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging tot gevolg hebben of kunnen hebben, met uitzondering van het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen en het periodiek afzetten van hakhout;
  • 6. diepploegen, d.w.z. het extra diep omploegen van de gronden waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd (0,4 m. of meer diep);
  • 7. werken of werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tot gevolg hebben, zoals uitdiepen of draineren;
  • 8. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder tevens begrepen het telen en kweken van bomen, heesters (inclusief fruitbomen en boomgaarden), alsmede het beplanten met c.q. de teelt van maïs;
  • 9. het (chemisch) scheuren van grasland, anders dan voor graslandverbetering;
  • 10. het onttrekken van grondwater, anders dan ten behoeve van de veedrenking;
  • 11. het uitvoeren van heiwerken of het op een andere wijze indrijven van voorwerpen in de bodem
28.1.2 Uitzondering

Het in 28.1.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale beheer en/of onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop dit plan rechtskracht verkrijgt;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een daarvoor verleende (aanleg)vergunning of ontgrondingsvergunning;
  • d. betrekking hebben op het aanbrengen van verhardingen ten behoeve van in- en/of uitritten, tot een oppervlakte van ten hoogste 10 m²;
  • e. betrekking hebben op de aanleg van natuurvriendelijke oevers.
28.1.3 Voorwaarden

De aanlegvergunning wordt slechts verleend indien en voor zover:

  • a. de werken en werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft, noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van de gronden overeenkomstig hun bestemming;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de ruimtelijke kwaliteiten van het terrein;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwaliteit en -kwantiteit;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de historisch-ruimtelijke, cultuurhistorische- en/of archeologische waarden van het terrein.
28.1.4 Advies

Alvorens omtrent een aanvraag om aanlegvergunning te beslissen winnen burgemeester en wethouders advies in bij de met betrekking tot het betreffende terrein meest aangewezen instantie, zoals de bijvoorbeeld de Rijksdienst voor Archeologie Cultuurlandschap en Monumenten, de waterbeheerder, e.d.

28.1.5 Aanvulling vergunningplicht archeologie

In aanvulling op het bepaalde in artikel 28.1.1 is het verboden om op of in gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende andere werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm., waartoe worden gerekend:
    • 1. afgraven;
    • 2. woelen;
    • 3. mengen;
    • 4. ontginnen.
  • b. het aanleggen van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen.
28.1.6 Aanvulling uitzondering archeologie

In aanvulling op het bepaalde in 28.1.2 is het in 28.1.1 resp. 28.1.5 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in artikel 17.2.2, onder a en b in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 30 m²;
  • c. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
28.1.7 Aanvulling voorwaarden archeologie

De aanlegvergunning wordt slechts verleend indien de aanvrager van de aanlegvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts wordt aanlegvergunning verleend indien:

  • a. de aanvrager van de aanlegvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder a bedoeld, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de aanlegvergunning voorschriften te verbinden, gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. het begeleiden van de activiteiten door een archeologische deskundige.