Inhoudsopgave
Artikel 4 Agrarisch - Glastuinbouw
Artikel 6 Bedrijf - Gietwaterberging
Artikel 11 Water - Gietwaterberging
Artikel 14 Waarde – Archeologie 1
Artikel 15 Waarde – Archeologie 2
Artikel 16 Waarde – Archeologie 3
Artikel 17 Anti-dubbeltelregel
Artikel 18 Algemene bouwregels
Artikel 19 Algemene afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
-
het plan:
het bestemmingsplan Glastuinbouw Berltsum, met identificatienummer NL.IMRO.0083.BPGlastuinbouw-0401 van de gemeente Menameradiel;
-
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;
-
aan- of uitbouwen:
een onderdeel van het hoofdgebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm;
-
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
-
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
-
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon of personen, wier huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
-
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
-
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
-
bijgebouw:
een gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw;
-
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
-
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
-
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
-
bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
-
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
-
bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
-
dagrecreatief medegebruik:
een dagrecreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit dagrecreatief gebruik is toegestaan;
-
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik, of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
-
hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
-
hoofdvorm:
een woning exclusief aan- of uitbouwen en bijgebouwen;
-
kampeermiddel:
een mobiel en/of demontabel kampeermiddel en/of vast kampeermiddel dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
-
mobiel kampeermiddel:
een tent, tentwagen, kampeerauto, toercaravan of enig ander onderkomen met de bedoeling deze te plaatsen op een kleinschalig kampeerterrein gedurende ten hoogste 3 aansluitende maanden per kampeerseizoen;
-
overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
-
pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
-
peil:
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
-
permanente bewoning:
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;
-
productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
-
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
-
recreatieve bewoning:
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
-
seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
-
standplaats:
een afgebakend terrein van beperkte omvang waarop ten hoogste één kampeermiddel en twee bijzettentjes voor een bij elkaar horende groep personen kunnen worden geplaatst;
-
vast kampeermiddel:
een stacaravan, trekkershut of ander recreatief verblijf op een kampeerterrein, welke naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven en al dan niet direct steun vindt in of op de grond (plaatsgebonden) en daardoor als bouwwerk is aan te merken;
-
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, tevens zijnde een pand.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
-
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
-
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
-
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
-
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen van bouwwerken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
agrarische cultuurgronden,
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen worden gebouwd;
-
de inhoud van een gebouw bedraagt niet meer dan 50 m³;
-
de bouwhoogte van een gebouw bedraagt niet meer dan 3 m.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m;
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 m.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschappelijk beeld;
-
de verkeersveiligheid,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding “wetgevingzone – wijzigingsgebied 1”, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch - Glastuinbouw’, met de aanduiding “overige zone – bedrijfswoningen”, ten behoeve van de bouw van een bedrijfswoning, met dien verstande dat:
-
er 1 bedrijfswoning mag worden gebouwd;
-
als gevolg van de bouw van een bedrijfswoning het maximale totaal van 20 bedrijfswoningen binnen de bestemming ‘Agrarisch – Glastuinbouw’ niet mag worden overschreden;
-
vóór toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid is aangetoond dat er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in relatie tot hun ontwikkelingsmogelijkheden;
-
vóór toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid is aangetoond dat de geluidbelasting op de bedrijfswoning niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
-
vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ecologisch onderzoek dient te zijn uitgevoerd;
-
voor het overige na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 4 van overeenkomstige toepassing zijn.
Artikel 4 Agrarisch - Glastuinbouw
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch - Glastuinbouw’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
glastuinbouwbedrijven, met de daarbij behorende bedrijfswoningen;
-
agrarische cultuurgronden,
alsmede voor:
-
energieopwekking door middel van installaties voor warmtekrachtkoppeling, met dien verstande dat deze ter plaatse van de aanduiding “overige zone - geen wkk toegestaan” niet zijn toegestaan;
-
de huisvesting van seizoensmigranten, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - seizoenshuisvesting”, met dien verstande dat niet meer dan 4 werknemers die gezamenlijk één huishouden vormen zijn toegestaan,
-
indien huisvesting wordt geboden aan meer dan 4 werknemers gelden de volgende aanvullende regels:
-
de vloeroppervlakte van de woning dient minimaal 120 m² te bedragen;
-
per werknemer minimaal 20 m² extra gebruiksoppervlakte in de betreffende woning aanwezig dient te zijn;
-
in totaal niet meer dan 9 werknemers per woning gehuisvest mogen worden.
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen, met dien verstande dat op de gronden ter plaatse van de aanduiding “groen” uitsluitend hoogopgaande groenvoorzieningen gerealiseerd zijn en buitenopslag van goederen niet is toegestaan;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen.
Detailhandel is toegestaan voor zover het productiegebonden detailhandel betreft, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van de productiegebonden detailhandel niet meer mag bedragen dan 100 m².
4.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
-
bedrijfsgebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte van een bedrijfsgebouw bedraagt niet meer dan respectievelijk 8 m en 14 m;
-
het gezamenlijke bebouwingspercentage aan bouwwerken op een bouwperceel bedraagt niet meer dan 75%.
-
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
bedrijfswoningen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “overige zone – bedrijfswoningen” worden gebouwd;
-
binnen de bestemming mogen niet meer dan 20 bedrijfswoningen worden gebouwd, met dien verstande dat per bedrijf niet meer dan 1 bedrijfswoning mag worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van een bedrijfswoning inclusief aan- en uitbouwen, aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen bedraagt niet meer dan 200 m2;
-
de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning bedragen niet meer dan respectievelijk 6 m en 9 m.
-
Voor het bouwen van kassen gelden de volgende regels:
-
kassen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte van een kas bedraagt niet meer dan respectievelijk 8 m en 10 m;
-
het gezamenlijke bebouwingspercentage aan bouwwerken op een bouwperceel bedraagt niet meer dan 75%.
-
Voor het bouwen van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte bedraagt niet meer dan 450 m2;
-
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 4 m.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m;
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 2 m;
-
in afwijking van het bepaalde onder 2 geldt voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bedrijfsvoering (zoals silo's), dat de bouwhoogte niet meer dan 14 m mag bedragen;
-
de afstand van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als bedoeld onder 3, tot de kant van een weg bedraagt niet minder dan 25 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt;
-
er mogen geen biovergistingsinstallaties worden gebouwd;
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschappelijk beeld;
-
de verkeersveiligheid,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken.
4.4 Afwijken van de bouwregels
-
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 4.2, sub b, onder 2, voor het bouwen van een tweede bedrijfswoning met dien verstande dat:
-
aangetoond wordt dat dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
-
het maximale totaal van 20 bedrijfswoningen binnen de bestemming niet wordt overschreden;
-
de bedrijfswoning op de gronden ter plaatse van de aanduiding “overige zone – bedrijfswoningen” moet worden gebouwd;
-
voor het overige de bouwregels van lid 4.2 onder b van overeenkomstige toepassing zijn;
-
het bepaalde in lid 4.2, sub e onder 5 ten behoeve van het oprichten van een biovergistingsinstallatie.
-
De in sub a, onder 1 en 2 bedoelde omgevingsvergunningen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie.
4.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen voor de huisvesting van seizoensmigranten, met uitzondering van toegestane huisvesting als genoemd in lid 4.1;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en gebouwen ten behoeve van seksinrichtingen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en gebouwen ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van toegestane detailhandel als genoemd in lid 4.1;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van waterberging;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden ter plaatse van de aanduiding “groen” voor de buitenopslag van goederen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en gebouwen ten behoeve van bewoning, met uitzondering van bedrijfswoningen.
-
het aanleggen van wegen en paden of anderszins inrichten van het be-stemmingsvlak in afwijking van het op de gronden ter plaatse van de aanduiding “dwarsprofiel 1” aangegeven dwarsprofiel;
-
het aanleggen van wegen en paden of anderszins inrichten van het bestemmingsvlak in afwijking van het op de gronden ter plaatse van de aanduiding “dwarsprofiel 2” aangegeven dwarsprofiel;
-
het aanleggen van wegen en paden of anderszins inrichten van het bestemmingsvlak in afwijking van het op de gronden ter plaatse van de aanduiding “dwarsprofiel 3” aangegeven dwarsprofiel;
-
het aanleggen van wegen en paden of anderszins inrichten van het bestemmingsvlak in afwijking van het op de gronden ter plaatse van de aanduiding “dwarsprofiel 4” aangegeven dwarsprofiel;
-
het aanleggen van wegen en paden of anderszins inrichten van het bestemmingsvlak in afwijking van het op de gronden ter plaatse van de aanduiding “dwarsprofiel 5” aangegeven dwarsprofiel;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor het op grond van lid 4.1 toegestaan gebruik voordat watercompensatie van ten minste 10 % van de toename van het verhard oppervlak door bouwactiviteiten is gerealiseerd en is behouden. De voorwaardelijke verplichting is niet van toepassing op bestaand legaal gebruik;
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
-
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.5, sub e, voor het gebruiken van gronden ten behoeve van een waterberging ten behoeve van de glastuinbouw, met dien verstande dat:
-
bij de aanvraag omgevingsvergunning een ontwerp moet worden ingediend waaruit blijkt op welke wijze de waterberging in de openbare ruimte en het landschap is ingepast.
-
De bedoelde omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de landschappelijke waarden zoals die onder meer in het Landschapsplan zijn opgenomen.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding “wetgevingzone – wijzigingsgebied 2”, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, wijzigen ten behoeve van de bouw van een bedrijfswoning, buiten de gronden ter plaatse van de aanduiding “overige zone – bedrijfswoningen” met dien verstande dat:
-
er 1 bedrijfswoning mag worden gebouwd;
-
de goothoogte van de bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 6 m;
-
de oppervlakte van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen, aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 350 m2;
-
het maximale totaal van 20 bedrijfswoningen binnen de bestemming niet mag worden overschreden;
-
vóór toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid is aangetoond dat er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in relatie tot hun ontwikkelingsmogelijkheden;
-
vóór toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid is aangetoond dat de geluidbelasting op de bedrijfswoning niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
-
vóór toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ecologisch onderzoek dient te zijn uitgevoerd;
-
voor het overige na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 4 van overeenkomstige toepassing zijn.
Artikel 5 Bedrijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijven in de categorieën 1, 2, 3.1 dan wel 3.2 van de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, met de daarbij behorende bedrijfswoningen;
-
detailhandel, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”, met dien verstande dat: aan de Bitgumerdyk 32 uitsluitend detailhandel in dier-, tuin- en hobbybenodigdheden is toegestaan,
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen.
Overige detailhandel is toegestaan voor zover het betreft productiegebonden detailhandel en/of detailhandel als ondergeschikt bestanddeel van een bedrijf in goederen die qua aard rechtstreeks verband houden met de bedrijfsuitoefening, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van de productiegebonden detailhandel en/of detailhandel als ondergeschikt bestanddeel van een bedrijf niet meer mag bedragen dan 100 m².
Detailhandelsverkoop via internet is toegestaan al dan niet in combinatie met een afhaalpunt voor zover het de primaire bedrijfsactiviteit voor opslag en distributie betreft, het afhaalpunt geen showroom heeft en ter plekke niet kan worden afgerekend.
5.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
-
bedrijfsgebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte van een bedrijfsgebouw bedraagt niet meer dan respectievelijk 6 en 14 m;
-
het gezamenlijke bebouwingspercentage aan bouwwerken op een bouwperceel bedraagt niet meer dan 75%.
-
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
bedrijfswoningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
per bedrijf mag ten hoogste 1 bedrijfswoning mag worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van een bedrijfswoning inclusief aan- en uitbouwen, aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen bedraagt niet meer dan 200 m2;
-
de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 9 m.
-
Voor het bouwen van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
de inhoud bedraagt niet meer dan 50 m3;
-
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 4 m.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m;
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 m.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschappelijk beeld;
-
de verkeersveiligheid,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en gebouwen ten behoeve van bewoning, met uitzondering van bedrijfswoningen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en gebouwen ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van toegestane detailhandel als genoemd in lid 5.1.
Artikel 6 Bedrijf - Gietwaterberging
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf - Gietwaterberging’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
voorzieningen ten behoeve van een gietwaterberging,
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
-
bedrijfsgebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte van een bedrijfsgebouw bedraagt niet meer dan respectievelijk 4,5 m en 7,5 m;
-
het gezamenlijke bebouwingspercentage aan bouwwerken op een bouwperceel bedraagt niet meer dan 75%.
-
Voor het bouwen van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte bedraagt niet meer dan 450 m2;
-
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 4 m.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m;
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 m.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschappelijk beeld;
-
de verkeersveiligheid,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
Artikel 7 Groen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangegeven gronden zijn bestemd voor:
-
groenvoorzieningen, waaronder bomen en andere opgaande beplanting;
-
bermen en beplanting;
-
paden;
-
dagrecreatief medegebruik en de daarbij behorende voorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 m.
7.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
-
het aanleggen van wegen en paden of anderszins inrichten van het bestemmingsvlak in afwijking van het op de gronden ter plaatse van de aanduiding “dwarsprofiel 3” aangegeven dwarsprofiel.
Artikel 8 Natuur
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
het behoud, herstel en ontwikkeling van natuurlijke waarden alsmede voor de ontwikkeling en het behoud van landschappelijke waarden,
met daaraan ondergeschikt:
-
paden;
-
dagrecreatief medegebruik;
-
openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de natuurfunctie.
8.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de natuurfunctie worden gebouwd;
-
de inhoud per gebouw bedraagt niet meer dan 50 m³;
-
de bouwhoogte van een gebouw bedraagt niet meer dan 3 m.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen bedraagt niet meer dan 2 m;
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 m.
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschappelijk beeld;
-
de verkeersveiligheid,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het ontgronden, ophogen en egaliseren van gronden voor zover er een hoogteverschil van meer dan 0,5 m optreedt;
-
het graven en dempen van waterpartijen, sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen die een wijziging van de waterstand tot gevolg kunnen hebben;
-
het aanleggen of verharden van paden, bermen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met een grotere oppervlakte dan 50 m²;
-
het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
het vellen, rooien of beschadigen van houtgewassen anders dan ten behoeve van verzorging van de aanwezige houtopstand.
-
De in sub a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
-
De in sub a bedoelde omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend, indien door uitvoering van het werk of de werkzaamheden niet onevenredige afbreuk wordt gedaan aan natuurlijke en landschappelijke waarde van het gebied.
Artikel 9 Verkeer
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen en straten;
-
paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen.
In de bestemming zijn dammen, duikers en bruggen begrepen.
9.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, bedraagt niet meer dan 10 m.
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschappelijk beeld;
-
de verkeersveiligheid,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het aanleggen van wegen en paden of anderszins inrichten van het bestemmingsvlak in afwijking van het op de gronden ter plaatse van de aanduiding “dwarsprofiel 1” aangegeven dwarsprofiel;
-
het aanleggen van wegen en paden of anderszins inrichten van het bestemmingsvlak in afwijking van het op de gronden ter plaatse van de aanduiding “dwarsprofiel 2” aangegeven dwarsprofiel;
-
het aanleggen van wegen en paden of anderszins inrichten van het bestemmingsvlak in afwijking van het op de gronden ter plaatse van de aanduiding “dwarsprofiel 3” aangegeven dwarsprofiel;
-
het aanleggen van wegen en paden of anderszins inrichten van het bestemmingsvlak in afwijking van het op de gronden ter plaatse van de aanduiding “dwarsprofiel 5” aangegeven dwarsprofiel.
Artikel 10 Water
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding,
alsmede voor:
-
dagrecreatief medegebruik ter plaatse van de aanduiding “recreatie” voorzieningen, uitsluitend in de vorm van parkeer-, en picknickvoorzieningen, naar de aard daarmee gelijk te stellen kleinschalige voorzieningen en educatieve voorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen,
met de daarbij behorende:
-
kunstwerken, waaronder dammen ten behoeve van de ontsluiting van glastuinbouwbedrijven, met dien verstande dat:
-
inclusief reeds bestaande dammen per bedrijf, er ten hoogste 2 dammen mogen worden aangelegd met een breedte van ten hoogste 15 m per dam;
-
dammen moeten worden voorzien van een duiker;
-
het aantal dammen aan de Liuwesingel en de Sânwei niet meer bedraagt dan het aanwezige aantal ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan.
en daaraan ondergeschikt,
-
voet- en fietspaden;
-
wegen.
10.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding worden gebouwd;
-
de inhoud per gebouw bedraagt niet meer dan 50 m³;
-
de bouwhoogte van een gebouw bedraagt niet meer dan 3 m.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 m.
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschappelijk beeld;
-
de verkeersveiligheid,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het aanleggen van wegen en paden of anderszins inrichten van het bestemmingsvlak in afwijking van het op de gronden ter plaatse van de aanduiding “dwarsprofiel 1” aangegeven dwarsprofiel;
-
het aanleggen van wegen en paden of anderszins inrichten van het bestemmingsvlak in afwijking van het op de gronden ter plaatse van de aanduiding “dwarsprofiel 2” aangegeven dwarsprofiel;
-
het aanleggen van wegen en paden of anderszins inrichten van het bestemmingsvlak in afwijking van het op de gronden ter plaatse van de aanduiding “dwarsprofiel 3” aangegeven dwarsprofiel;
-
het aanleggen van wegen en paden of anderszins inrichten van het bestemmingsvlak in afwijking van het op de gronden ter plaatse van de aanduiding “dwarsprofiel 4” aangegeven dwarsprofiel;
-
het aanleggen van wegen en paden of anderszins inrichten van het bestemmingsvlak in afwijking van het op de gronden ter plaatse van de aanduiding “dwarsprofiel 5” aangegeven dwarsprofiel.
Artikel 11 Water - Gietwaterberging
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water - Gietwaterberging’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
een gietwaterberging die onderdeel uitmaakt van de watervoorziening ten behoeve van de in het plangebied gelegen glastuinbouwbedrijven;
-
agrarische cultuurgronden,
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
11.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding worden gebouwd;
-
de inhoud per gebouw bedraagt niet meer dan 50 m³;
-
de bouwhoogte van een gebouw bedraagt niet meer dan 3 m.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 m.
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschappelijk beeld;
-
de verkeersveiligheid,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ter plaatse van de kruising Koekoeksleane/Bûtenpôle voor het in lid 11.1 omschreven gebruik zonder dat is voldaan aan de eisen van landschappelijke inpassing als opgenomen in paragraaf 2.3 van de toelichting. De voorwaardelijke verplichting is niet van toepassing op bestaand legaal gebruik.
Artikel 12 Wonen
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woningen, al dan niet in combinatie met een ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, waarbij er sprake dient te zijn van een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
-
tuinen en erven;
-
groenvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen.
De beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte van een aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de hoofdvorm, met een maximum van 50 m², met dien verstande dat ten hoogste 16 m² gebruikt mag worden ten behoeve van aan het aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf gebonden detailhandel.
12.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
als hoofdgebouw mogen uitsluitend vrijstaande en dubbele woningen worden gebouwd;
-
een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
het aantal woningen mag niet meer dan het ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” aangegeven aantal bedragen, met dien verstande dat er maximaal 2 woningen aaneen mogen worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3,5 m en 9 m;
-
de dakhelling mag niet minder bedragen dan 30°;
-
de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 3 m.
-
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
-
aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op minimaal 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van een woning te worden gesitueerd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen per woning mag niet meer bedragen dan 75 m², met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het als zij- en achtererf aan te duiden deel van het bouwperceel niet meer dan 50% mag bedragen;
-
de bouwhoogte van bijgebouwen met een platte afdekking mag niet meer dan 3 m bedragen, terwijl bij afdekking met een kap de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen niet meer dan respectievelijk 3 m en 5,5 m mag bedragen;
-
de goothoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer dan 3,5 m bedragen, met dien verstande dat indien de goothoogte van het hoofdgebouw minder bedraagt dan 3,5 m, de goothoogte van aan- en uitbouwen niet meer dan de goothoogte van het hoofdgebouw mag bedragen;
-
de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer dan 5,5 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van aan- en uitbouwen bij platte afdekking, ten hoogste gelijk mag zijn aan de onder 5 toegestane goothoogte.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) niet meer dan 1 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
12.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het landschappelijk beeld;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van bouwwerken.
12.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen ten behoeve van bewoning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen voor huisvesting van seizoensmigranten;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen voor seksinrichtingen.
Artikel 13 Leiding - Gas
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding – Gas’ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming) tevens bestemd voor een aardgastransportleiding, met een belemmerde strook ter breedte van 4 m aan weerszijden van de hartlijn ter plaatse van de aanduiding “hartlijn leiding – gas”.
In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
13.2 Bouwregels
-
Op of in de in lid 13.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
-
De oppervlakte en de bouwhoogte van een bouwwerk mogen niet meer dan respectievelijk 10 m2 en 3 m bedragen.
13.3 Afwijken van de bouwregels
-
Het bevoegd gezag kan, mits geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de aardgastransportleiding, een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van afwijking van:
-
het bepaalde in lid 13.2 sub a en toestaan dat de in de hoofdbestemming genoemde gebouwen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder;
-
het bepaalde in lid 13.2 sub b en toestaan dat de in de hoofdbestemming genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanbrengen en het rooien van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting;
-
het wijzigen van het maaiveldniveau door bijvoorbeeld ontgronding of ophoging;
-
het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
-
het aanbrengen van gesloten verhardingen;
-
het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
-
het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
-
het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straat meubilair;
-
het indrijven van voorwerpen in de bodem.
-
Alvorens te beslissen op een aanvraag als bedoeld onder a. wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder.
-
Het verbod als bedoeld in sub a. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
-
voorkomen op de beplantingslijst van de leidingbeheerder;
-
mechanisch worden uitgevoerd en daarmee vallen onder de werking van de Wet informatie Uitwisseling Ondergrondse Netwerken;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
-
worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en).
Artikel 14 Waarde – Archeologie 1
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie 1’ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming) tevens bestemd voor de bescherming en het behoud van archeologische waarden.
In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
14.2 Bouwregels
Aanvullend op de bouwregels in de andere voor de betreffende gronden aangewezen bestemmingen gelden de volgende bouwregels:
-
voor bouwwerken moet alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen worden verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord;
-
Indien uit het in lid 14.2 onder a genoemde archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1, onder h, van de Monumentenwet 1988;
-
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door Gedeputeerde Staten bij de vergunning te stellen kwalificaties.
14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
-
het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden;
-
het graven van watergangen;
-
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
het verlagen van het waterpeil.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt slechts verleend indien:
-
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn;
-
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad;
-
de volgende voorwaarden in acht worden genomen, wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
-
een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
-
een verplichting tot het doen van opgravingen; of
-
een verplichting de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumenten zorg;
-
indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoel in sub b, onder 3 wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de vergunning niet verleend.
-
Wanneer op grond van de hoofdbestemming eveneens een omgevingsvergunning vereist is voor activiteiten als bedoeld in sub a gelden de volgende aanvullende regels:
-
voor de op grond van de bestemmingen omgevingsvergunningplichtige activiteiten wordt één omgevingsvergunning afgegeven;
-
bij de beoordeling van de omgevingsvergunningplichtige activiteiten krijgen archeologische belangen voorrang boven de belangen die het omgevingsvergunningstelsel van de hoofdbestemming beoogt te beschermen.
-
Het verbod als bedoeld in sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
-
het normale onderhoud betreffen. Onder normaal onderhoud van drainage wordt in ieder geval verstaan het vervangen van drainage in inmiddels gedraineerde percelen;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
-
op archeologisch onderzoek gericht zijn.
Artikel 15 Waarde – Archeologie 2
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming), tevens bestemd voor de bescherming en het behoud van archeologische waarden.
In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
15.2 Bouwregels
Aanvullend op de bouwregels in de andere voor de betreffende gronden aangewezen bestemmingen gelden de volgende bouwregels:
-
Voor bouwwerken moet alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord.
-
Indien uit het in lid 15.2 onder a genoemde archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1, onder h, van de Monumentenwet 1988;
-
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door Gedeputeerde Staten bij de vergunning te stellen kwalificaties.
-
De verplichting in sub a geldt niet voor bouwplannen die betrekking hebben op het vervangen van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte met niet meer dan 50 m2 wordt vergroot.
15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
-
het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 50 m² en dieper dan 30 cm;
-
het graven van watergangen;
-
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 cm;
-
het verlagen van het waterpeil.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a wordt slechts verleend indien:
-
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn;
-
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad;
-
de volgende voorwaarden in acht worden genomen, wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
-
een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
-
een verplichting tot het doen van opgravingen; of
-
een verplichting de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
-
indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in sub b, onder 3 wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de vergunning niet verleend.
-
Wanneer op grond van de hoofdbestemming eveneens een omgevingsvergunning vereist is voor activiteiten als bedoeld in sub a gelden de volgende aanvullende regels:
-
voor de op grond van de bestemmingen omgevingsvergunningplichtige activiteiten wordt één omgevingsvergunning afgegeven;
-
bij de beoordeling van de omgevingsvergunningplichtige activiteiten krijgen archeologische belangen voorrang boven de belangen die het omgevingsvergunningstelsel van de hoofdbestemming beoogt te beschermen.
-
Het verbod als bedoeld in sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
-
het normale onderhoud betreffen. Onder normaal onderhoud wordt in ieder geval verstaan het vervangen van drainage in inmiddels gedraineerde percelen;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
-
op archeologisch onderzoek gericht zijn.
Artikel 16 Waarde – Archeologie 3
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie 3’ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming) tevens bestemd voor de bescherming en het behoud van archeologische waarden.
In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
16.2 Bouwregels
Aanvullend op de bouwregels in de andere voor de betreffende gronden aangewezen bestemmingen gelden de volgende bouwregels:
-
Voor bouwwerken moet alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord.
-
Indien uit het in lid 16.2 onder a genoemde archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1, onder h, van de Monumentenwet 1988;
-
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door Gedeputeerde Staten bij de vergunning te stellen kwalificaties.
-
De verplichting in sub a geldt niet voor bouwplannen die betrekking hebben op het vervangen van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte met niet meer dan 2.500 m2 wordt vergroot.
16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
-
het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en dieper dan 30 cm;
-
het graven van watergangen;
-
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 cm;
-
het verlagen van het waterpeil.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a wordt slechts verleend indien:
-
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn;
-
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad;
-
de volgende voorwaarden in acht worden genomen, wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
-
een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of,
-
een verplichting tot het doen van opgravingen; of,
-
een verplichting de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
-
indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in sub b, onder 3 wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de vergunning niet verleend.
-
Wanneer op grond van de hoofdbestemming eveneens een omgevingsvergunning vereist is voor activiteiten als bedoeld in sub a gelden de volgende aanvullende regels:
-
voor de op grond van de bestemmingen omgevingsvergunningplichtige activiteiten wordt één omgevingsvergunning afgegeven;
-
bij de beoordeling van de omgevingsvergunningplichtige activiteiten krijgen archeologische belangen voorrang boven de belangen die het omgevingsvergunningstelsel van de hoofdbestemming beoogt te beschermen.
-
Het verbod als bedoeld in sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
-
het normale onderhoud betreffen. Onder normaal onderhoud wordt in ieder geval verstaan het vervangen van drainage in inmiddels gedraineerde percelen;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
-
op archeologisch onderzoek gericht zijn.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 17 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 18 Algemene bouwregels
18.1 Luchtvaartverkeerzone – ILS verstoringsgebied
De gronden binnen het plangebied van het bestemmingsplan zijn naast de aangegeven andere bestemming(en), tevens bestemd voor het voorkomen van verstoring van het ILS systeem van de vliegbasis Leeuwarden. Voor deze gronden gelden de volgende aanvullende bouwregels:
Bouwregels
Op gronden binnen het plangebied mag de hoogte van bebouwing ten dienste van de aangegeven andere bestemming(en), nooit meer dan 51 m ten opzichte van NAP bedragen.
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, na het inwinnen van schriftelijk advies bij de beheerder van het betrokken ILS systeem, een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van afwijking van het bepaalde in de bouwregels en toestaan dat de hoogtebeperking ten opzichte van de NAP wordt overschreden mits de werking van het ILS systeem niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed.
In geval van strijdigheid van bouwregels gaan de bouwregels van dit artikel vóór de bouwregels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
18.2 Luchtvaartverkeerzone – Invliegfunnel
De gronden binnen het plangebied van het bestemmingsplan zijn, naast de aangegeven andere bestemming(en), tevens bestemd voor invliegstrook voor de luchtvaart. Voor deze gronden gelden de volgende aanvullende bouwregels:
Bouwregels
Op gronden binnen het plangebied mag de hoogte van bebouwing ten dienste van de aangegeven andere bestemming(en), nooit meer dan 80 m ten opzichte van NAP bedragen.
Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, na het inwinnen van schriftelijk advies bij de beheerder van de betrokken invliegfunnel, een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van afwijking van het bepaalde in de bouwregels en toestaan dat de hoogtebeperking ten opzichte van de NAP wordt overschreden, mits toepassing van de afwijkingsbevoegdheid geen onaanvaardbare beperking van het vliegverkeer met zich meebrengt.
In geval van strijdigheid van bouwregels gaan de bouwregels van dit artikel vóór de bouwregels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
Artikel 19 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen van ten behoeve van afwijking van:
-
de in het plan gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
-
de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
-
de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
-
de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m. Deze omgevingsvergunning zal pas worden verleend indien na beoordeling door het Ministerie van Defensie is gebleken dat hiertegen uit het oogpunt van vliegveiligheid en functioneren van radar- en telecommunicatievoorzieningen van de Koninklijke Luchtmacht geen bezwaar bestaat;
-
De onder a t/m d bedoelde omgevingsvergunningen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 20 Overgangsrecht
20.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het afwijken van het bepaalde in sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
20.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 21 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
‘Regels van het Bestemmingsplan Glastuinbouw Berltsum’.