direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Snellaadstation A2 Ruwiel
Status: ontwerp
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.1904.Ruwiel1BKL-OW01

Ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Fastned wil de transitie naar elektrische mobiliteit versnellen. Dit doen zij door een Europees netwerk van snellaadstations te bouwen, waar elk type elektrische auto al in een paar minuten kan bijladen met hernieuwbare energie van wind of zon. Fastned bouwt aan snellaadstations met een herkenbare overkapping op goed bereikbare locaties. Elke automobilist (wel of niet elektrisch rijdend) kan nu al zien dat laadinfrastructuur beschikbaar is en dat stations bovendien eenvoudig te vinden en te bereiken zijn. Het opladen van elektrische auto's kan steeds sneller, binnen enkele jaren is 10 minuten snelladen per week al voldoende voor de gemiddelde rijder. Dus net als tanken. In Nederland is Fastned met meer dan 130 locaties al hard op weg om een dekkend netwerk te realiseren met stations langs snelwegen.

Een van de locaties bevindt zich op het perceel aan de Rijksweg A2 Oostzijde te Breukelen in het verzorgingsgebied van Ruwiel. De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van twee laadeilanden met plaats voor 8 snelladers. De beoogde ontwikkeling past niet binnen de regels van het geldende bestemmingsplan. Om het snellaadstation te realiseren is een afwijking van het bestemmingsplan nodig. Dit is mogelijk op grond van artikel 2.1, lid 1 van de Wabo in combinatie met artikel 2.12 lid 1 sub a 3 van de Wabo. De beoogde ontwikkeling mag niet in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening. Dit moet worden aangetoond door middel van een ruimtelijke onderbouwing. Deze onderbouwing voorziet hierin.

1.2 Ligging projectgebied

Het projectgebied ligt binnen het verzorgingsgebied van Ruwiel te Breukelen, welke is gelegen aan de oostzijde van de A2 Utrecht - Amsterdam, tussen afslag 4 Breukelen en afslag 3 Vinkeveen.

Op de verzorgingsplaats zijn op het moment een tankstation met winkel en parkeervoorzieningen (zowel voor als na het projectgebied) aanwezig. Het projectgebied is momenteel een met gras begroeide (en regelmatige gemaaide) berm met enkele bomen en is onbebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1904.Ruwiel1BKL-OW01_0001.png"Figuur 1.1: Ligging projectgebied, projectgebied rood omlijnt (bron: PDOK - HR Luchtfoto 2021)

1.3 Afwijking geldend bestemmingsplan

Het geldende bestemmingsplan '1e herziening bestemmingsplan Corridor' is vastgesteld door de gemeenteraad op 1 maart 2015.

afbeelding "i_NL.IMRO.1904.Ruwiel1BKL-OW01_0002.png"

Figuur 1.2: Uitsnede bestemmingplan '1e herziening bestemmingsplan Corridor', projectgebied rood omlijnt (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

De bestemmingen ter plaatse zijn 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' en 'Groen'. Ook geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 5'.

Bedrijf - verkooppunt motorbrandstoffen met lpg

De gronden bestemd met 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' zijn volgens artikel 6 bestemd voor:

  • een verkooppunt van motorbrandstoffen met lpg;
  • een lpg-vulpunt;
  • een wegrestaurant;

met de daarbij behorende:

  • pompshop;
  • bouwwerken;
  • erfbeplanting;
  • water en watergangen;
  • wegen en paden;
  • erven en terreinen.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen op basis van artikel 6 van de voorschriften van het geldende bestemmingsplan niet meer bedragen dan 6 meter.

Groen

Voor de gronden bestemd met 'Groen' zijn volgens artikel 10 bestemd voor:

  • groenvoorzieningen;
  • bermen en beplantingen;
  • speelvoorzieningen;
  • water en watergangen;
  • extensief dagrecreatief medegebruik;
  • onverharde paden en wegen;
  • fietspaden;
  • ontsluitingswegen alsmede parkeervoorzieningen ten behoeve van aanliggende functies en aangrenzende bestemmingen of ten behoeve van externe veiligheid;
  • ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' tevens ten behoeve van een antennemast voor de mobiele telefonie.

met de daarbij behorende:

  • bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken geen gebouwen zijnde dienen op basis van artikel 10 van de voorschriften van het geldende bestemmingsplan te voldoen aan de eisen die in de navolgende tabel zijn gesteld:

Functie van gebouw   Maximale bouwhoogte in m   Maximale oppervlakte in m2  
Steiger   1   6  
Lichtmasten   10    
Antennemast ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie'5m   25    
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   3,5    

Waarde - Archeologie 5

De gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' zijn, naast de andere voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van archeologische waarden.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen alleen worden gebouwd wanneer het gaat om:

  • bebouwing die nodig is voor archeologisch onderzoek met een maximale bouwhoogte van 3 meter;
  • bebouwing waarvan de bodemverstoring minder bedragen dan 10 hectare;
  • bebouwing waarvan de bodemverstoring meer bedragen dan 10 hectare maar de bodem niet dieper dan 0,3 meter beneden het maaiveld wordt geroerd;
  • vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder het peil niet wordt uitgebreid;
  • een gebouw of bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden en zonder heiwerkzaamheden kan worden gerealiseerd.

Strijdigheid bestemmingsplan

Het plaatsen van een laadstation past niet binnen de doeleindenomschrijving en de bouwregels van het bestemmingsplan. De beoogde ontwikkeling is in strijd met het bestemmingsplan '1e herziening bestemmingsplan Corridor', omdat de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen 'Bedrijf - Verkooppunt motorbedrijfstoffen met lpg' en 'Groen' geen snellaadstation toestaan.

1.4 Leeswijzer

Deze ruimtelijke onderbouwing bestaat uit:

Wettelijke vereisten   Waar in dit document?  
Een beschrijving van het project   Hoofdstuk 2  
De conclusies van het onderzoek naar het beleid en de omgevingsaspecten   Hoofdstuk 3 en 4  
De maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid, inclusief het kostenverhaal   Hoofdstuk 5  
Een conclusie, waarin aan de hand van de belangenafweging en de afstemming van het project op zijn omgeving wordt aangegeven dat het project voldoet aan de eis van een goede ruimtelijke ordening   Hoofdstuk 6  

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Over Fastned

Fastned is in 2012 opgericht en bestaat uit een aantal jonge ondernemers. Het bedrijf verwierf in 2012 de concessies om in totaal 201 laadstations langs de Nederlandse snelwegen te realiseren. In november 2013 is het eerste snellaadstation geopend en inmiddels zijn er al meer dan 130 stations in Nederland en verschillende in andere landen in Europa.

Het bedrijf heeft de ambitie een groot aantal laadstations uit te rollen, om zo een dekkend netwerk van goed bereikbare snelladers te creëren. Dit sluit aan bij de ambitie van het Rijk om in toenemende mate elektrische auto's te hebben rondrijden. Voor elektrische auto's zijn in totaal al ca. 600 laadstations nodig en Fastned is één van de initiatiefnemers om dit te faciliteren.

2.2 Beoogde ontwikkeling

Fastned is voornemens twee laadeilanden te realiseren op verzorgingsplaats Ruwiel. Het snellaadstation wordt gerealiseerd op de verzorgingsplaats waar nu een met gras begroeide (en regelmatige gemaaide) berm met enkele jonge bomen en parkeervoorzieningen aanwezig zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1904.Ruwiel1BKL-OW01_0003.png"

Figuur 2.1: Huidige situatie projectgebied. (bron: Google Street View, juni 2019)

afbeelding "i_NL.IMRO.1904.Ruwiel1BKL-OW01_0004.png"Figuur 2.2: Huidige situatie projectgebied. (bron: Google Street View, juni 2019)

Het beoogde snellaadstation is enkel voor volledig elektrische auto's. Alle elektriciteit, voor zowel installaties bij het station als het opladen van auto's, is afkomstig van zon of wind. Daarbij draagt de realisatie van het snellaadstation actief bij aan de vermindering van concentraties luchtverontreinigende stoffen.

Het snellaadstation bestaat uit verharding, een overkapping en de laadinstallaties. Ook wordt een technische installatie gerealiseerd. In de technische zone worden de nutsvoorziening (transformator), meterkast en overige technische installaties geplaatst.

afbeelding "i_NL.IMRO.1904.Ruwiel1BKL-OW01_0005.png"

Figuur 2.3: Schematische weergave van de toekomstige situatie (bron: Fastned)

Bij gebruik wordt het station verlicht met heldere spots die enkel naar beneden zijn gericht. De verlichting op het station wordt geleidelijk gedimd wanneer niemand aanwezig is.

Fastned zorgt door het open karakter van het ontwerp van het snellaadstation voor een minimale ruimtelijke impact. Onder andere de materialisering van het station, door het gebruik van hout, zorgt voor een goede ruimtelijke inpassing (zie figuren 2.4. en 2.5. voor een impressie). Hierdoor sluit het ontwerp ruimtelijk aan bij het aangrenzende gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1904.Ruwiel1BKL-OW01_0006.jpg"

Figuur 2.4: Impressie snellaadstation (bron: Fastned)

afbeelding "i_NL.IMRO.1904.Ruwiel1BKL-OW01_0007.jpg"

Figuur 2.5: Impressie snellaadstation (bron: Fastned)

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

Om de beoogde ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken, wordt onderzocht of deze niet in strijd is met de verschillende beleidskaders. In dit hoofdstuk wordt getoetst aan relevant nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI) (2020)

De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.

In wat voor Nederland willen we graag leven in 2050?

Als alle wensen naast elkaar worden gelegd, ontstaat het volgende beeld. Het kabinet wil een land:

  • dat gezond en klimaatbestendig is, met schone lucht, schoon water en een schone bodem en veel ruimte voor groen en water;
  • met een uitstekend functionerende economie, die duurzaam en circulair is. Nauw verbonden met onze buurlanden en de rest van de wereld, als onderdeel van de internationale gemeenschap;
  • waar het goed wonen en werken is. Met aangename en vitale steden en dorpen, en een productief en aantrekkelijk platteland;
  • met uitstekende bereikbaarheid, waar iedereen snel en gemakkelijk van A naar B komt, met zo min mogelijk schadelijke uitstoot en overlast;
  • waar we voldoende ruimte hebben om te kunnen bewegen, ontspannen en tot onszelf te komen; zowel in de stad als daarbuiten.
  • dat veilig is en ons beschermt tegen overstromingen en andere gevaren;
  • waar een goede balans is tussen gebouwde omgeving en open landschap, tussen natuur en cultuur, tussen land en water;
  • dat openstaat voor verandering, en waar de kracht van zijn traditie, cultuur en identiteit wordt weerspiegeld in de inrichting van de leefomgeving.

Nationale belangen

Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.

De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.

Keuzes

De belangrijkste keuzes zijn:

  • Duurzame energie inpassen met oog voor omgevingskwaliteit
  • Ruimte voor overgang naar een circulaire economie
  • Woningbouw in een stedelijk netwerk van gezonde en groene steden
  • Landgebruik meer in balans met natuurlijke systemen

Toetsing en conclusie

Met de NOVI zet het Rijk in op een duurzame toekomst. Klimaatbestendige en circulaire ontwikkelingen worden hierbij gestimuleerd. De snellaadstations sluiten aan bij deze ambities. Ze bevorderen de overgang naar een meer duurzame manier van transport. De energie die daarbij wordt gebruikt wordt gewonnen uit wind- en zonne-energie. Hiermee draagt de ontwikkeling van een snellaadstation bij aan de NOVI.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Deze 14 nationale belangen zijn:

1. Rijksvaarwegen;

2. Project Mainportontwikkeling Rotterdam;

3. Kustfundament;

4. Grote rivieren;

5. Waddenzee en waddengebied;

6. Defensie;

7. Hoofdwegen en landelijke spoorwegen;

8. Elektriciteitsvoorziening;

9. Buisleidingen van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen;

10. Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische Hoofdstructuur);

11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;

12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);

13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde;

14. Ruimtereservering parallelle Kaagbaan.

Toetsing en conclusie

De ontwikkeling binnen het projectgebied raakt geen van bovenstaande rijksbelangen. Het Rijksbeleid zoals vastgelegd in het Barro geeft hierdoor geen uitgangspunten voor deze ruimtelijke onderbouwing.

3.2.3 Besluit ruimtelijke ordening, artikel 3.1.6, lid 2

Bij een nieuwe stedelijke ontwikkeling is duurzame verstedelijking het uitgangspunt. Hiertoe wordt de ladder voor duurzame verstedelijking gevolgd die is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6. lid 2 Bro). In deze ladder moet worden getoetst aan de volgende zaken:

  • Is het een nieuwe stedelijke ontwikkeling?
  • Wat is het ruimtelijk verzorgingsgebied?
  • Ligt de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied?
  • Is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling?

Toetsing en conclusie

Uit jurisprudentie blijkt dat een bedrijfsuitbreiding van 500 m2 in een gebied waar de functie reeds voorkomt geen nieuwe stedelijke ontwikkeling is. De beoogde ontwikkeling heeft een ruimtebeslag van ca. 240 m2 voor de overkapping en 53 m2 voor de technische installaties.

 

Er is een regionale behoefte aan een dekkend netwerk van snellaadstations. In dit geval gaat het niet alleen om een regionale behoefte, maar om een landelijke behoefte. De ontwikkeling geeft hier mede invulling aan. Een landelijk dekkend netwerk is alleen mogelijk bij realisatie op goed bereikbare plekken langs het hoofdwegennet. Hierbij wordt veelal aangesloten bij bestaande tankstations, zodat sprake is van efficiënt ruimtegebruik. In dit geval is sprake van een goed bereikbare locatie langs de A28. De verzoringsplaats wordt intensiever benut. De beoogde ontwikkeling voldoet daarom aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2.4 Visie op de laadinfrastructuur voor elektrisch vervoer (2016)

Deze visie van het Ministerie van Economische Zaken is tot stand gekomen op basis van input van de Green Deal partners en diverse andere geconsulteerde partijen. Op basis van de overheidsambities, de huidige situatie en marktontwikkelingen, de gesignaleerde kansen voor Nederland en de scenariostudie wordt een perspectief geschetst voor een toekomstbestendige laadinfrastructuur.

Om aan de visie invulling te geven, is een beleidsagenda geformuleerd die een handelingsperspectief biedt tot 2020. Aangegeven wordt dat essentieel is dat de laadinfrastructuur voor elektrisch vervoer de ontwikkeling van elektrisch vervoer in Nederland richting 2035 optimaal accommodeert. Dit betekent dat er voldoende laadinfrastructuur is, zodat de toename van elektrische voertuigen niet wordt belemmerd. Voor het merendeel van de mensen die een elektrisch voertuig wil rijden, mag de beschikbare laadinfrastructuur geen obstakel zijn. Optimaal betekent ook dat deze laadinfrastructuur op een kosteneffectieve wijze vorm krijgt en onderdeel wordt van het toekomstig slimme energiesysteem. De maatschappelijke baten staan hierbij voorop.

Volgens de visie heeft Nederland op dit moment een goed ontwikkeld landelijk netwerk. Dit netwerk moet blijven meegroeien om de groei van het aantal elektrische voertuigen te accommoderen. Omdat de businesscase niet rendabel is, wordt daar vanuit Green Deal door de overheid ondersteuning voor geboden. Het is van belang dat interoperabiliteit gewaarborgd is en dat men door heel Europa op een voor de EV-rijder aantrekkelijke manier kan reizen. Op dit moment is dat nog niet het geval en daarom wordt ingezet om dit op Europees niveau te organiseren. Daarbij schept het Rijk randvoorwaarden voor bedrijven om te blijven innoveren in technologieën in en rondom de laadinfrastructuur.

Toetsing en conclusie

Volgens de visie draagt elektrisch rijden bij aan:

  • de versterking van de economische positie van Nederland;
  • de energievoorzieningszekerheid van Nederland en;
  • aan de klimaatdoelen door de reductie van CO2 en verbetert de leefbaarheid in steden door de afname van luchtvervuiling.

De realisatie van snellaadstations vergroot het netwerk van oplaadpunten voor elektrisch rijden. Hierdoor neemt de drempel om elektrisch te rijden verder af en is er meer infrastructuur om het toenemende aantal elektrische auto's goed te voorzien. De ontwikkeling draagt dan ook bij aan de doelstellingen van het Rijk en past binnen de visie op de laadinfrastructuur.

3.2.5 Kader inrichting verzorgingsplaatsen

Verzorgingsplaatsen zijn een belangrijk onderdeel van de rijkswegen. Rijkswaterstaat beschrijft daarom in het Kader inrichting verzorgingsplaatsen de hoofdeisen waaraan deze plaatsen moeten voldoen. De hoofdeisen worden beschreven vanuit de mogelijke functies van verzorgingsplaatsen. Deze zijn:

  • gelegenheid bieden tot rusten, de benen te strekken;
  • gelegenheid bieden brandstof bij te tanken;
  • gelegenheid bieden iets te eten of te drinken;
  • gelegenheid bieden tot het inspecteren van het voertuig/lading.

Rijkswaterstaat wil energie-laadpunten als basisvoorziening op verzorgingsplaatsen. Op elke plek wordt één vergunninghouder toegestaan. Vanuit verkeersveiligheid worden energie-laadpunten geplaatst nabij het tankstation, aan het begin van het verblijfsgebied.

Toetsing en conclusie

Het nieuwe snellaadstation wordt gerealiseerd aan de achterzijde van de verzorgingsplaats. Er is geen alternatieve ruimte beschikbaar voor een snellaadstation.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Utrecht

In 2019 is een actualisatie van de Omgevingsvisie Provincie Utrecht vastgesteld. De Omgevingsvisie Utrecht is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van de provincie Utrecht voor de periode tot 2019 en in een aantal gevallen verder in de toekomst. In deze visie zijn de beleidsuitgangspunten geactualiseerd en in overeenstemming gebracht met de taakverdeling zoals deze is bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. De missie van de visie is als volgt verwoord: " ". De visie bestaat uti zeven beleidsthema's:

  • stad en land gezond;
  • klimaatbestendig en waterrobuust;
  • duurzame energie;
  • vitale steden en dorpen;
  • duurzaam, gezond en veilig bereikbaar;
  • levend landschap, erfgoed en cultuur;
  • toekomstbestendige natuur en landbouw.

In de omgevingsvisie worden een aantal punten benoemd, waaronder de ingezet op een betere gezondheid in woon-, werk- en leefgebieden. Dit wordt verbeterd door een betere luchtkwaliteit en een vermindering van geluid-, geur- en lichthinder. Om deze doelen te behalen is de omslag naar duurzame energiebronnen en manieren van transport belangrijk.

Verder wordt er in de omgevingsvisie gesproken over duurzaamheid. Hierbij is een betaalbare energievoorziening nodig, net als een beperking van de uitstoot van broeikasgassen. Daarvoor moet de overstap worden gemaakt van fossiele energie naar hernieuwbare energie en moeten stappen worden gezet en mogelijkheden worden benut om zowel energieopwekking als -distributie te verduurzamen.

In de omgevingsvisie is ook oog voor economische ontwikkeling en werkgelegenheid. De provincie streeft naar het ontwikkelen van een dynamische, vitale en zichzelf vernieuwende regionale economie. Een belangrijke voorwaarde daarvoor is het kunnen bieden van voldoende, gevarieerde, aantrekkelijke en vitale vestigingsmogelijkheden voor het bedrijfsleven op regionale bedrijventerreinen en andere stedelijke werklocaties. Deze locaties moeten goed bereikbaar zijn.

Als laatste dat van belang is voor deze ontwikkeling is de benoeming van het belang van mobiliteit en bereikbaarheid. Om de andere ambities van de omgevingsvisie te realiseren is dit van groot belang. Er is belang bij een goede infrastructuur, zowel fysiek als digitaal, welke verbonden is met het nationale en internationale (wegen)netwerk.

Toetsing en conclusie

De ontwikkeling betreft infrastructuur dat nodig is voor een goed vestigingsklimaat. De hoeveelheid elektrische auto's groeit en de vraag naar laadplekken daarmee ook. De ontwikkeling voorziet in het de vraag naar meer laadplekken. Hiernaast betreft het een ontwikkeling welke duurzaamheid bevordert door meer infrastructuur te realiseren voor elektrische voertuigen. Dit draagt bij aan de energietransitie en het afstappen van het gebruik van fossiele brandstoffen. Ook draagt de ontwikkeling bij aan een vermindering van uitstoot en geluid en daarmee de verbetering van woon-, werk en leefgebieden.

De ontwikkeling voorziet ook in het vergroten van het landelijk netwerk van (snel)laadstations waarmee de provincie meer bereikbaar zal worden. Het station sluit aan op een steeds groter wordend netwerk van (snel)laadstations langs snel- en rijkswegen.

De ontwikkeling past binnen de omgevingsvisie Utrecht.

3.3.2 Interim provinciale omgevingsverordening Utrecht

vastgesteld op 10 maart 2021

De Omgevingswet is uitgesteld naar 1 januari 2023 heeft de provincie Utrecht een Interim Omgevingsverordening opgesteld. De reguliere Omgevingsverordening kan namelijk alleen onder de Omgevingswet in werking treden. Om toch eerder uitvoering te kunnen geven aan de plannen en ambities van de Omgevingsvisie heeft de provincie een Interim Omgevingsverordening opgesteld.

De Interim Omgevingsverordening is de juridische vertaling van de Omgevingsvisie waarin regels zijn opgesteld over de fysieke leefomgeving. De Interim Omgevingsverordening is gestructureerd aan de hand van de volgende thema's:

  • 1. Watersystemen
  • 2. Ondergrond en bodem
  • 3. Bereikbaarheid en mobiliteit
  • 4. Energie
  • 5. Natuur
  • 6. Cultuurhistorie en landschap
  • 7. Landbouw
  • 8. Wonen, werken en recreëren

Toetsing en conclusie

De ontwikkeling valt buiten het gebied waarvoor de instructieregel van Artikel 4.3 behoud provinciaal bereikbaarheidsnetwerk van toepassing is. Verder zijn er geen specifieke regels van toepassing op de ontwikkeling. De ontwikkeling voldoet aan de kaders gesteld in de omgevingsverordening.

3.3.3 Regionale Energie Strategie U16 (RES)

In het Klimaatakkoord staat dat elke energieregio in Nederland een Regionale Energie Strategie (RES) opstelt. De energieregio U16 bestaat uit 16 Utrechtse gemeenten, 4 waterschappen, de provincie Utrecht en Stedin. Op 25 maart 2020 is de Ontwerp RES gepubliceerd. Dit vormt een tussenstand van de verkenning voor de RES 1.0, die op 1 juli 2021 opgeleverd moet worden.

Toetsing en conclusie

De RES bespreekt voornamelijk grootschalige energiemogelijkheden, zoals zonnevelden en windturbines. De regio ziet kansen om deze te plaatsen langs infrastructuur en in het bijzonder langs snelwegen, zoals de A12. De RES heeft geen directe raakvlakken met de ontwikkeling, omdat deze te kleinschalig is. Echter vormt de ontwikkeling geen belemmering voor de ambities in de RES, omdat het gerealiseerd wordt op een verzorgingsplaats langs de A12 en hiermee geen claim legt op de mogelijk beschikbare ruimte voor energieopwekking. De RES spreekt kort over laadinfrastructuur en dat hiervoor, in het bijzonder met de verwachtte grotere elektriciteitsvraag, voldoende netcapaciteit beschikbaar moet zijn. De ontwikkeling wekt (een deel van) zijn eigen energiebenodigdheden op, dit is in lijn met de ambities van de RES 1.0. Het zorgt ook voor een meer gemakkelijke overstap naar elektrische voertuigen door op een goed bereikbare locatie een snelle laadplek aan te bieden.

De ontwikkeling past binnen de Regionale Energie Strategie 1.0 Regio Utrecht.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Omgevingsvisie Stichtse Vecht

In 2021 is de Omgevingsvisie Stichtse Vecht vastgesteld. Hierin staat wat voor gemeente Stichtse Vecht wil zijn in 2040 en wat de stad van plan is om dat voor elkaar te krijgen.

De Omgevingsvisie spreekt over de onderwerpen:

  • Een prettige, bereikbare en gezonde omgeving;
  • Houden wat 'typisch Stichtse Vecht ' is;
  • Omgaan met klimaatverandering en duurzaamheid;

Met name het aspect omgaan met een bereikbare omgeving is van toepassing op deze ontwikkeling. De aspecten energie en klimaat gaan over grootschaligere opgaven dan een snellaadstation en op de impact van klimaatrisico's.

De gemeente Stichtse Vecht zet in op een goede bereikbaarheid en schoon vervoer, waaronder elektrisch rijden. Hiervooor moet er goede laadinfrastructuur op de juiste plekken worden gerealiseerd.

Het realiseren van een snellaadstation aan de A2 op een verzorgingsplaats geeft invulling aan de Omgevingsvisie door het realiseren van infrastructuur dat meer ruimte geeft voor schoon vervoer. De ligging aan een hoofdverkeersader zorgt er voor dat personen met elektrische voertuigen niet de hoofdverkeerstructuur hoeven te verlaten om hun voertuig op te laden.

Het project geeft uitwerking aan de Omgevingsvisie met betrekking tot duurzaamheid en mobiliteit.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Bodem

Toetsingskader: Besluit bodemkwaliteit

Onderzoek en conclusie

Het snellaadstation wordt gerealiseerd op een deel van de berm. Daarnaast is een snellaadstation geen gevoelige functie in het kader van het Besluit Bodemkwaliteit. Het aspect bodem staat de beoogde ontwikkeling dan ook niet in de weg.

4.2 Archeologie

Toetsingskader: Erfgoedwet

Onderzoek en conclusie

Voor archeologie geldt de nationale wetgeving die afkomstig is uit Europees beleid. Het Verdrag van Valletta (of wel: 'Verdrag van Malta') regelt hoe er omgegaan moet worden met het Europees archeologisch erfgoed. Nederland heeft het verdrag in 1992 mede ondertekend. De uitgangspunten van dit Europese verdrag zijn in de Nederlandse wet- en regelgeving verankerd door middel van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). De Wamz is in werking getreden op 1 september 2007 en wijzigt hiermee de Monumentenwet uit 1988, de Ontgrondingenwet (Ow), de Wet milieubeheer (Wm), de Woningwet (Ww) en de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

Sinds de invoering van deze wet zijn gemeenten belast met de zorgplicht voor het archeologisch erfgoed. Vanaf 1 juli 2016 is dit op dezelfde wijze als via de Wamz verwerkt in de Erfgoedwet en in de toekomst zal dit verwerkt worden in de Omgevingswet. Tot de Omgevingswet ingaat gelden voor onderdelen, die gaan over de fysieke leefomgeving, de bepalingen uit de Monumentenwet. Dit is opgenomen in de overgangsregeling van de Erfgoedwet.

Het uitgangspunt is dat er verplicht rekening gehouden moet worden met het behoud van het archeologisch erfgoed in de bodem. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden door middel van archeologisch onderzoek. Bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. Op deze wijze is de zorg voor archeologische monumenten geregeld in het proces van de ruimtelijke ordening. Zo is onder andere bepaald dat gemeenten in hun bestemmingsplannen rekening moeten houden met de in de grond aanwezige, dan wel te verwachten, archeologische waarden.

Onderzoek en conclusie

Ter plaatse van het projectgebied hebben de gronden Waarde - Archeologie - 5. Op basis van artikel 28.2.2 mag op de gronden gebouwd worden mits de bodemverstoring minder dan 10 hectare bedraagt. De ontwikkeling betreft geen bodemverstoring van meer dan 10 hectare. Eventuele archeologische vondsten moeten wel worden gemeld.

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.3 Cultuurhistorie

Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Hierbij speelt ook de onderliggende samenhang tussen archeologie, cultuurhistorie en de samenhang tussen de verschillende relevante objecten en gebieden van betekenis.

De ontwikkelingslocatie kent geen cultuurhistorische waarden. Het betreft een verzorgingsplaats waar op het deel waar de snellaadlocatie is beoogd enkel een met gras begroeide berm met enkele bomen aanwezig is.

Er vinden geen grote ingrepen van het landschap bij deze ontwikkeling plaatst. De karakteristiek van het landschap wordt dan ook niet aangetast. Met de uitwerking van de plannen is rekening gehouden met de kernkwaliteiten van het landschap. Het is niet noodzakelijk om nadere eisen ten aanzien van de bescherming van cultuurhistorische waarden te stellen.

4.4 Water

Toetsingskader: Watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het projectgebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Bodem- en waterprogramma provincie Utrecht 2022-2027
  • Omgevingsvisie Noord Brabant
  • Provinciale Structuurvisie
  • Verordening Ruimte

Waterschapsbeleid

Waterschap Amstel, Gooi en Vecht is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente Stichtse Vecht op basis van de volgende wettelijke kerntaken: het zuiveringsbeheer, watersysteembeheer, beheer van dijken en beheer van vaarwegen. Het watersysteembeheer -waaronder grondwater- heeft daarbij twee doelen: zowel de zorg voor gezond water als de zorg voor voldoende water van voldoende kwaliteit. Het beleid en de daarmee samenhangende doelen van het waterschap zijn opgenomen in de keur en legger van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht. Zo zijn bijvoorbeeld relevante waterthema's gekoppeld aan de belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen in de regio.

Situatie projectgebied

Hemelwaterafvoer wordt vanaf zowel de overkapping als vanaf de verharding aangesloten op de bestaande hemelafvoerleiding, zoals te zien in figuur 4.2.

Er wordt geen gebruik gemaakt van uitlogende materialen in het snellaadstation. Het terrein is verder alleen bedoeld voor volledig elektrische auto's, dus kans op vervuiling is zeer klein.

 

Zowel het dakoppervlak met zonnepanelen als de verharding worden regelmatig schoongemaakt door een eigen onderhoudsteam. Hierbij wordt enkel gebruik gemaakt van water.

afbeelding "i_NL.IMRO.1904.Ruwiel1BKL-OW01_0008.png"

Figuur 4.1: Uitsnede legger waterschap Amstel, Gooi en Vecht (bron: waterschap Amstel, Gooi en Vecht)

afbeelding "i_NL.IMRO.1904.Ruwiel1BKL-OW01_0009.png"

Figuur 4.2: Schematische weergave van de infiltratie (bron: Fastned)

Conclusie

Er wordt een ondergrens gesteld aan de compensatieplicht. Deze grens is voor stedelijk gebied 500 m² en voor landelijk gebied 5.000 m². Deze grens is gesteld zodat niet iedere uitbreiding van verhard oppervlak gelijk leidt tot een compensatieplicht. In landelijk gebied heeft het uitbreiden van verhard oppervlak minder gevolgen voor het watersysteem dan in stedelijk gebied. Bovendien kan in stedelijk gebied wateroverlast tot grotere problemen leiden dan in landelijk gebied. Daarom is de ondergrens in landelijk gebied hoger dan in stedelijk gebied. Voor het berekenen van het totaal aan nieuw verhard oppervlak moet buiten bebouwd gebied vijf jaren worden teruggekeken naar het oppervlak dat in deze periode nog niet gecompenseerd is. Als de toename van verhard oppervlak meer dan 10.000 m² bedraagt, dan wordt per geval beoordeeld hoeveel compensatie er nodig is. Daarom geldt voor deze gevallen een vergunningplicht. De toename aan verharding in dit project is ca. 1100 m2, dus er is geen compensatie benodigd.

Het aspect water vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.5 Bedrijven en milieuhinder

Toetsingskader: VNG publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'
Onderzoek en conclusie

Een snellaadstation met een capaciteit < 10 MVA valt volgens de VNG-brochure in milieucategorie 2 met als maatgevende aspect geluid. De richtafstand ten opzichte van een rustige woonwijk of rustig buitengebied bedraagt 30 meter. Het dichtstbijzijnde kwetsbaar object (woning) ligt op circa 400 meter. Er wordt voldaan aan deze richtafstand. Er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.6 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader: Wet geluidhinder
Onderzoek en conclusie
Een snellaadstation is geen geluidsgevoelige functie. Akoestisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

4.7 Verkeer

Toetsingskader: CROW
Locatie en verkeersafwikkeling

In het snellaadstation komen 8 oplaadpunten. Het station is zo gepositioneerd op het terrein dat auto's eenvoudig kunnen opladen en doorrijden. Bij het uitrijden van het snellaadstation liggen parkeervoorzieningen. Uitgaande van een kwartier opladen per auto, komt dit in het worst case scenario op maximaal 32 auto's per uur.

Het snellaadstation leidt tot een beperkte toename van het aantal verkeersbewegingen ter plaatse. Deze toename zal geen wezenlijk effect hebben op de verkeersafwikkeling.

De ontwikkeling leidt niet tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.

4.8 Parkeren

Toetsingskader: GVVP Stichtse Vecht parkeernormen
Onderzoek en conclusie
Er zijn geen aangewezen parkeerplekken op het snellaadstation, omdat het terrein geen parkeerfunctie heeft voor gebruikers of andere passanten. Indien op piekmomenten alle oplaadpunten in gebruik zijn, zullen bezoekers even moeten wachten. Hiervoor is op het snellaadstation voor de laadpunten voldoende ruimte. Doordat het snellaadstation een eigen oprit krijgt op de verzorgingsplaats ontstaat er geen hinder op het verkeer.

4.9 Externe veiligheid

Toetsingskader: Bevi / Bevt / Bevb

Een snellaadstation is geen gevoelige functie uit het oogpunt van externe veiligheid. Ten aanzien van brand of explosiegevaar bestaan geen (aanvullende) veiligheidseisen met betrekking tot technische installaties, transformatorhuisje, snelladers of elektrische auto's. Explosiegevaar is niet van toepassing.

Het aspect externe veiligheid vormt daarom ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.10 Luchtkwaliteit

Toetsingskader: Wet luchtkwaliteit

Onderzoek en conclusie

Een snellaadstation is enkel voor volledig elektrische auto's. Alle elektriciteit, voor zowel installaties bij het station als het opladen van auto's, is afkomstig van zon of wind. Daarmee draagt de realisatie van dit station actief bij aan de vermindering van concentraties luchtverontreinigende stoffen.

4.11 Ecologie

Toetsingskader: Wet Natuurbescherming

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Op circa 3,2 kilometer afstand ligt het stikstofgevoelige Natura 2000-gebied Oostelijke Vechtplassen. Verder ligt de locatie niet binnen een Natuurnetwerk Nederland gebied. Het dichtsbijzijnde NNN bevindt zich op circa 40 meter van het projectgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1904.Ruwiel1BKL-OW01_0010.png"

Figuur 4.3 Projectgebied t.o.v. Natura 2000-gebied en NNN-gebied (bron: Atlasleefomgeving.nl)

Het projectgebied bevindt zich niet in een beschermd gebied en de beoogde ontwikkeling is van een relatief kleine schaal. De ontwikkeling betreft een snellaadstation voor elektrische auto's. Hierdoor heeft de ontwikkeling geen verkeersaantrekkende werking op stikstof uitstotende auto's. De energie die door het snellaadstation wordt gebruikt is afkomstig van zon of wind. Derhalve is de ontwikkeling niet van invloed op beschermde natuurgebieden. De uitspraak van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 betreffende het PAS (Programma Aanpak Stikstof) vormt daarom geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

Soortenbescherming

Momenteel bestaat het projectgebied uit een regelmatig gemaaide berm en enkele bomen. Door de ligging aan de A2, een hoofdverkeersader worden geen beschermde soorten verwacht.

Verder zijn de spots die worden gebruikt om het station te verlichten naar beneden gericht en worden deze gedimd wanneer het station niet in gebruik is.

Conclusie

De ontwikkeling leidt niet tot verstoring of vernietiging van matig of zwaar beschermde planten- en/of diersoorten. Daarmee is er geen strijd met de Wet natuurbescherming. Voor alle soorten blijft wel de zorgplicht van kracht.

Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.

4.12 Kabels en leidingen

Toetsingskader: Telecommunicatiewet
Onderzoek en conclusie
In en rondom het projectgebied liggen geen planologisch relevante leidingen. Voorafgaand aan de werkzaamheden zal een KLIC melding worden gedaan.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

De ontwikkeling betreft een particulier initiatief. De uitvoeringskosten betreffen de bouw van het snellaadstation. De financiering hiervoor wordt gedragen initiatiefnemer Fastned. Door middel van een anterieure overeenkomst worden afspraken gemaakt over planschadekosten.


Er worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarop de grondexploitatieregeling van de Wet ruimtelijke ordening op van toepassing is. Het vaststellen van een grondexploitatieplan is daarom niet nodig.

Hoofdstuk 6 Conclusie

De realisatie van het snellaadstation past binnen het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. De omgevingsaspecten leveren geen belemmeringen op voor de realisatie van het snellaadstation.

Daarnaast is het plan economisch uitvoerbaar en staat de initiatiefnemer in voor de kosten van de realisatie. Uit de voorliggende ruimtelijke onderbouwing volgt dat het voorgenomen project voldoet aan de eis van een goede ruimtelijke ordening.