Plan: | Park + Ride Stationsweg 107-109 Breukelen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1904.OVPenRStationswBKL-VG01 |
NS-station Breukelen is een belangrijke schakel in het openbaar-vervoernetwerk in de regio Utrecht. Vanaf dit station zijn er per trein verbindingen in de richting Amsterdam, Gouda en Utrecht. Streekbussen die het station bedienen geven verbinding in de richting Breukelen-dorp, Kockengen en Mijdrecht. Veel treinreizigers bereiken het station per fiets. Daarnaast kent station Breukelen al lange tijd veel Park + Ride gebruik. Het betreft twee parkeerterreinen, te weten één direct bij het station aan de oostzijde van de spoorlijn (capaciteit circa 200 parkeerplaatsen) en één tijdelijke op iets grotere afstand in de bocht van de Amerlandseweg / Kanaaldijk West (capaciteit circa 100 parkeerplaatsen).
In de dagelijkse praktijk komt het vaak voor dat beide Park + Ride terreinen volledig zijn bezet (samen 300 auto's). Dat is nadelig voor de aantrekkelijkheid van het station en het gebruik van de trein. Ook leidt dit tot parkeeroverlast in de omgeving.
Door het realiseren van een extra parkeervoorziening in de nabijheid van het NS-station wordt de beschikbare parkeercapaciteit vergroot en kunnen meer auto's op korte afstand van het station parkeren. Hierdoor wordt de aantrekkelijkheid van het station en van het gebruik van het openbaar vervoer vergroot. Het is de bedoeling om te komen tot realisatie van in totaal ruim 600 parkeerplaatsen. Aangezien het terrein in de bocht van de Amerlandseweg/Kanaaldijk West slechts tijdelijk in gebruik is als parkeerterrein, is er gezocht naar één of meerdere locaties voor in totaal ca. 400 extra parkeerplaatsen. Hiervoor zijn twee locaties voorzien, het merendeel (ca. 232 pp.) zal worden gerealiseerd op het voormalige Rijkswaterstaat-terrein ten zuiden van de Amerlandseweg (aangrenzend aan het huidige tijdelijke parkeerterrein).
Onderhavige ruimtelijke onderbouwing heeft enkel betrekking op de realisatie van een P+R inclusief een nieuw trottoir en een toeristisch overstappunt op de voormalige zoutopslaglocatie van Rijkswaterstaat (zie voor plangebied paragraaf 2.1).
De realisatie van de parkeervoorziening op de gewenste locatie is strijdig met het geldende bestemmingsplan "Corridor". De gemeente Stichtse Vecht is voornemens om de aangevraagde omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het geldende bestemmingsplan. Artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht biedt daartoe de mogelijkheid. Het voorliggende document vormt de daarvoor benodigde ruimtelijke onderbouwing.
Voorgeschiedenis
Tot voor kort bestond het voornemen om in een aanzienlijk deel van de parkeerbehoefte te voorzien middels een gebouwde parkeervoorziening op het Stationsplein. Tegen dit voornemen bestaat veel weerstand bij omwonenden. Gelet op deze weerstand en de urgentie van het uitbreiden van de parkeercapaciteit is besloten thans af te zien van de voorgenomen realisatie van een parkeergarage.
De toelichting is opgebouwd uit vijf hoofdstukken. Na het inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de begrenzing van het plangebied, het vigerende bestemmingsplan, de beoogde ontwikkeling en de milieuaspecten. De relevante beleidskaders staan centraal in hoofdstuk 3. Hoofdstuk 4 gaat in op de juridische aspecten van de vergunningverlening. In hoofdstuk 5 wordt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid toegelicht.
In dit hoofdstuk komt de ligging van het plangebied alsmede de vigerende planologische regeling aan de orde.
Het plangebied bevindt zich aan de westkant van Breukelen, direct aan de westzijde van de spoorlijn Utrecht-Amsterdam en ten noorden van Hotel Breukelen. In navolgende afbeelding is de ligging van het plangebied in de gemeente Stichtse Vecht weergegeven.
Afbeelding 2.1: Ligging plangebied (bron: Google)
Navolgende afbeelding geeft de globale begrenzing van het plangebied weer. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de bij deze ruimtelijke onderbouwing behorende aanvraag omgevingsvergunning.
Afbeelding 2.2: Globale begrenzing plangebied (bron: Google)
Het plangebied was in gebruik ten behoeve van de zoutopslag van Rijkswaterstaat. In het plangebied waren diverse (bedrijfs)gebouwen aanwezig. De bedrijfsgebouwen zijn inmiddels reeds gesloopt.
Het plangebied is gelegen binnen het vigerend bestemmingsplan "Corridor" van de gemeenteraad van Stichtse Vecht van 25 juni 2013. De gronden zijn bestemd voor 'Bedrijventerrein - 1' en de dubbelbestemmingen 'Waarde-Archeologie - 5', en deels voor 'Leiding-Hoogspanningsverbinding'. In de planregels is bepaald dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn om de bestemming van gronden te wijzigen in de bestemming 'Verkeer'.
Het gebruik van de gronden voor een Park + Ride is op grond van het vigerende bestemmingsplan niet mogelijk. Voor het beoogde gebruik dient afgeweken te worden van het bestemmingsplan. Onderhavige ruimtelijke onderbouwing dient ter onderbouwing van de benodigde afwijkingsprocedure.
Navolgende afbeelding geeft een uitsnede van de bestemmingsplankaart weer.
Afbeelding 2.1: Uitsnede bestemmingsplankaart (bron: bestemmingsplan "Corridor")
Voor een Park + Ride voorziening is een goede bereikbaarheid van groot belang. Veel gebruikers komen uit Breukelen-dorp en de omliggende plaatsen. De locatie van de Park + Ride sluit aan bij de bereikbaarheid voor deze doelgroep. Ook kan de locatie aantrekkelijk zijn voor automobilisten die gebruik maken van de snelweg A2 en willen overstappen op de trein. Toekomstige gebruikers van de Park + Ride parkeergarage zijn automobilisten vanuit Breukelen en de regio of automobilisten die rijdend op de A2 per trein hun reis willen vervolgen. De hoge parkeerdruk in de huidige situatie geeft aan dat er vraag is naar extra parkeerplaatsen. De vergroting van de capaciteit en de kwaliteitsverbetering zullen leiden tot grotere aantrekkingskracht en een groei van de vraag.
In het kader van de ontwikkelingsvisie Hof van Breukelen is onderzocht welke locaties geschikt zijn voor het onderbrengen van een Park + Ride voorziening. Rond het treinstation zijn verschillende locaties beoordeeld die momenteel of in de toekomst beschikbaar zijn en liggen binnen 200 meter van het station. Navolgende afbeelding geeft de onderzochte locaties weer.
Afbeelding 2.2: Onderzochte locaties (bron: Busstation en P&R, Grontmij)
Om te beoordelen of de locaties ook geschikt zijn voor de ontwikkeling van een Park + Ride is een matrix opgesteld met hierin de belangrijkste randvoorwaarden. Deze randvoorwaarden zijn technisch meetbare voorwaarden die vanuit de provincie en de gemeente zijn gegeven. In bijlage 1 is het locatieonderzoek en de gebruikte beoordelingsmatrix nader toegelicht.
In het destijds uitgevoerde locatieonderzoek werd uitgegaan van de ontwikkeling "Hof van Breukelen". Op welke wijze in de nabije toekomst invulling gegeven gaat worden aan deze ontwikkelingsvisie is op dit moment nog onbekend. Aangezien de behoefte aan extra parkeerplaatsen urgent is, wordt in ieder geval voor de korte en middellange termijn de aanleg van een Park +Ride op locatie H uit het locatieonderzoek wenselijk en noodzakelijk geacht.
De gemeente beoogt door het realiseren van de Park + Ride in kwantitatief en kwalitatief opzicht een meerwaarde te bieden ten opzichte van de huidige situatie. In de huidige situatie parkeren op drukke dagen circa 300 auto's op de Park + Ride terreinen. Doordat dan de capaciteit bereikt is, kan niet worden gesproken van een aantrekkelijke situatie, waardoor minder gebruikers worden aangetrokken dan de locaties rechtvaardigen. Er wordt dan ook van uitgegaan dat een groei van het gebruik van 30 à 40% mogelijk is en derhalve een parkeercapaciteit van minimaal 400 plaatsen voor de toekomstige situatie noodzakelijk is.
Gelet op het huidige gebruik van de Park + Ride en de potentie van de voorziening op deze locatie wordt verwacht dat het parkeerterrein in de toekomstige situatie op drukke momenten geheel bezet is. De meeste gebruikers maken de hele dag gebruik van het parkeerterrein (forens), maar een deel van de parkeerplaatsen wisselt gedurende de dag van gebruiker. Het is voor de effectbeoordeling dan ook het beste om voor de verkeersgeneratie uit te gaan van – bij een parkeercapaciteit van 400 plaatsen – 600 aankomende en 600 vertrekkende auto's per etmaal (50% marge). En bij een parkeercapaciteit van 600 plaatsen betekent dit een verkeersgeneratie van 1.800 motorvoertuigen per etmaal. In de huidige situatie zijn dit er ca. 300 aankomend en ca. 300 vertrekkend.
Uit verkeerskundig onderzoek, uitgevoerd door Delft Infra Advies (zie bijlage), blijkt dat de realisatie van de P+R geen significante bijdrage levert ten aanzien van de verkeersdoorstroming.
Parkeerterrein
Het plangebied zal worden ingericht met 203 parkeerplaatsen. Navolgende afbeelding geeft de toekomstige situatie ter plaatse van het plangebied weer.
Afbeelding 2.3: Tekening toekomstige situatie (Grontmij)
De ontsluiting van het parkeerterrein wordt, gelijk aan de bestaande situatie aangesloten op de Stationsweg.
Trottoir
Onderdeel van de voorgenomen ontwikkeling betreft de aanleg van een trottoir. Dit trottoir dient te zorgen voor een veilige voetgangersverbinding tussen het station en het P+R terrein. Het trottoir krijgt een lengte van ca. 57 m. en een breedte van ca. 1,5 m. Het trottoir wordt uitgevoerd met 30 x 30 cm betontegels.
In navolgende afbeelding is de situering van het trottoir weergegeven. Aangezien het trottoir in de waterstaatswerkzone van Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden is gelegen, is ten behoeve van dit onderdeel een watervergunning aangevraagd. Deze vergunning is op 1 september 2014 verleend.
Afbeelding 2.4:
Tekening situering trottoir
Toeristisch Overstappunt
Ter versterking van het toeristisch voorzieningenniveau zal er aangrenzend aan het P+R terrein een TOP-locatie (Toeristisch Overstappunt) worden gerealiseerd. De locatie met uitzicht op de monumentale molen en een aangrenzend parkeerterrein maakt deze locatie bij uitstek geschikt voor vertrek- en/of overstappunt voor recreatieve uitstapjes in de omgeving.
De locatie zal ingericht worden met:
De TOP-locatie zal ingericht worden als gazon, waarbij de looproutes naar de picknicktafels met een schelpenpad worden vormgegeven. De picknicktafels komen te staan op een verharding met betontegels.
In navolgende afbeelding is een tekening van de toekomstige situatie van de TOP-locatie weergegeven.
Afbeelding 2.5:
Tekening inrichting TOP-locatie
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient aangetoond te worden dat relevante milieuplanologische aspecten de voorgenomen ontwikkeling niet belemmeren.
Op de locatie zijn voor zover bekend twee bodemonderzoek uitgevoerd waarvan de resultaten onderstaand samengevat zijn beschreven.
In 1998 is een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt het volgende:
In 2012 is een eindsituatie bodemonderzoek uitgevoerd. Uit het onderzoek blijkt het volgende:
Om een actueel beeld van de miliuehygiënische bodemgesteldheid te verkrijgen, wordt momenteel een actualiserend bodemonderzoek uitgevoerd.
Conclusie
Ter plaatse van het plangebied zijn in het verleden meerdere bodemonderzoeken uitgevoerd. Op basis van deze onderzoeken zijn geen sterk verhoogde gehalte óf ernstig geval van bodemverontreiniging aangetroffen. Een actualiserend bodemonderzoek zal uitsluitsel geven over de huidige bodemgesteldheid. Uit de voorlopige resultaten van het bodemonderzoek blijk dat er in ieder geval sanerende maatregelen noodzakelijk zijn. De omvang daarvan moet nog bepaald worden.
Via de Monumentenwet 1988 worden oude gebouwen, historische stads- en dorpsgezichten, historische landschappen en archeologische objecten beschermd, vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde. Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ) in werking getreden. Daarmee zijn de uitgangspunten van het Europese Verdrag van Valletta (ook wel Verdrag van Malta genoemd) binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet schrijft onder meer voor het belang van archeologisch erfgoed bij de planvorming van ruimtelijke ontwikkelingen mee te wegen.
Op grond van het vigerend bestemmingsplan "Corridor" heeft het plangebied de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie - 5". Gronden met deze waarde hebben een lage archeologische verwachting. Indien grondwerkzaamheden plaatsvinden met een oppervlakte van meer dan 10 hectare is archeologisch onderzoek noodzakelijk. Aangezien dit niet het geval is, kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling de eventueel aanwezige archeologische waarden niet belemmerd.
Conclusie
Aangezien in het plangebied geen grootschalige bodemverstorende werkzaamheden zullen plaatsvinden, en gelet op de lage archeologische verwachting, kan worden geconcludeerd dat het niet aannemelijk is dat archeologische waarden worden geschaad. Wel dient te allen tijde rekening te worden gehouden met de wettelijke meldingsplicht (ex artikel 53 Monumentenwet 1988) in verband met de mogelijkheid tot toevalsvondsten.
De bescherming van specifieke natuurgebieden is verankerd in de Natuurbeschermingswet 1998. De volgende gebieden vallen onder de werking van de Natuurbeschermingswet:
De Flora- en faunawet is gericht op de duurzame instandhouding van soorten. In deze wet zijn (nagenoeg) alle van nature in het wild voorkomende amfibieën, zoogdieren en vogels beschermd. Daarnaast is een beperkt aantal plantensoorten en ongewervelden beschermd. Artikel 75 van de wet biedt echter de mogelijkheid om een ontheffing aan te vragen voor bepaalde activiteiten die leiden tot een overtreding van de verbodsbepalingen.
Om te toetsen of de voorgenomen ontwikkeling negatieve effecten heeft ten aanzien van flora en fauna, is er door Tuitert Natuuronderzoeken een verkennend ecologisch onderzoek uitgevoerd. Op basis van dit onderzoek zijn de volgende conclusies nar voren gekomen.
Gebiedsbescherming
Uit het verkennend natuuronderzoek blijkt dat het plangebied niet binnen de invloedsfeer
van Natura 2000-gebieden of Beschermde natuurmonumenten. Er is derhalve geen
sprake van negatieve effecten op dergelijke beschermde gebieden. Nader onderzoek in
de vorm van een verslechteringstoets of een passende beoordeling of het aanvragen van
een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 is niet aan de orde.
Het plangebied ligt tevens buiten de begrenzing en de invloedsfeer van de EHS. Er is
derhalve geen sprake van een significante verslechtering van de wezenlijke kenmerken
en waarden van de EHS. Nader onderzoek in de vorm van een “Nee, tenzij-toets” is niet
aan de orde.
Soortenbescherming
In het plangebied is leefgebied voor enkele algemeen voorkomende soorten zoals konijn,
egel, huisspitsmuis, gewone pad en bruine kikker aanwezig. Dit zijn algemeen beschermde
soorten (tabel 1 Ffwet) waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet geldt. Nader onderzoek of het aanvragen van een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet is voor deze soorten niet noodzakelijk. Wel geldt de algemene zorgplicht uit artikel 2 van de Flora- en faunawet ten aanzien van deze soorten, wat inhoudt dat veel als redelijkerwijs mogelijk rekening gehouden moet worden met de aanwezigheid van deze soorten en ze niet opzettelijk mogen worden gedood of verwondt.
Enkele knotbomen op het terrein hebben voor vleermuizen geschikte holtes. Gelet hierop is er door Tuitert Natuuronderzoek een vleermuizenonderzoek (zie bijlage 5) uitgevoerd. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat:
Verder zijn geen groeiplaatsen van zwaarder beschermde plantensoorten of vaste rusten
verblijfplaatsen van zwaarder beschermde diersoorten in het plangebied aanwezig.
Conclusie
De ingreep leidt niet tot een overtreding van verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet ten aanzien van andere beschermde planten- en diersoorten. Nader onderzoek of het aanvragen van een ontheffing op grond van artikel 75 Flora- en faunawet is niet aan de orde.
Ondanks dat een Park + Ride geen inrichting betreft in het kader van het Activiteitenbesluit is door Aveco de Bondt in het kader van een goede ruimtelijke ordening de geluidbelasting vanwege het parkeerterrein op in de omgeving gelegen woning (Stationsweg 103) inzichtelijk gemaakt. Hierbij is qua toetstingskader aangesloten bij de normstellingen uit de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening en het Activiteitenbesluit milieubeheer. De toetsing van de geluidbelasting op woningen vanwege de verkeersaantrekkende werking vindt plaats aan de normstelling uit de Circulaire beoordeling geluidhinder wegverkeer in verband met vergunningverlening Wet milieubeheer uit 1996.
Uit het uitgevoerde akoestisch onderzoek blijkt het volgende:
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat de geluidbelasting op de omgeving geen belemmering vormt voor realisatie van de uitbreiding van het P&R terrein.
Ten aanzien van luchtkwaliteit spelen bij een ruimtelijke ontwikkeling twee aspecten een rol, het effect van de ontwikkeling op de omgeving en de luchtkwaliteit in het kader van een goed woon- en leefklimaat. Aangezien de voorgenomen ontwikkeling geen betrekking heeft op functies waarbij mensen langdurig in het plangebied zullen verblijven, is het tweede onderdeel niet aan de orde.
Effect ontwikkeling op omgeving
Sinds 15 november 2007 zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2 Wm).
Op basis van deze wetgeving kunnen ruimtelijk-economische initiatieven worden uitgevoerd als aan één of meer van de volgende grondslagen wordt voldaan:
In het kader van de mogelijke realisatie van een Park + Ride parkeergarage nabij het station, is een onderzoek uitgevoerd naar de effecten op de luchtkwaliteit (zie bijlage 1). Uitgangspunt daarbij is de toename van de verkeersbewegingen van 600 naar maximaal 1.800 voertuigen per dag (zie paragraaf 2.3.2). In het onderzoek is rekening gehouden met de cumulerende effecten van de ontwikkeling van de horecavoorzieningen die ook in het bestemmingsplan Corridor mogelijk worden gemaakt. Uit dit onderzoek blijkt dat de ontwikkeling van de Park + Ride parkeergarage 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit.
Aangezien het beoogde parkeerterrein in de nabijheid is gelegen van de parkeergarage, de relevante onderzoeksomstandigheden vergelijkbaar zijn en de parkeergarage geen doorgang vindt, wordt geen aanvullend onderzoek naar luchtkwaliteit uitgevoerd. Verwezen wordt naar het reeds uitgevoerde onderzoek, zoals dat is opgenomen in bijlage 2.
Conclusie
Onderhavig plan kan, gezien de zeer beperkte omvang, aangemerkt worden als een project van 'niet in betekende mate'.
Het algemene rijksbeleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken van risico's voor de omgeving vanwege:
Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid van degenen die niet bij de risicovolle activiteit zelf zijn betrokken, maar als gevolg van die activiteit wel risico's kunnen lopen, zoals omwonenden.
In het externe veiligheidsbeleid staan twee doelen centraal. Dat zijn de bescherming van individuen tegen de kans op overlijden als gevolg van een ongeluk met gevaarlijke stoffen, en de bescherming van de samenleving tegen het ontwrichtende effect van een ramp met een groter aantal slachtoffers.
Die twee doelen zijn terug te vinden in de begrippen plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR). Bij het analyseren van de risico's wordt gebruik gemaakt van deze begrippen.
Conclusie
Een parkeerterrein is geen inrichting dat gevaar kan opleveren voor de omgeving. Ook is het geen gevoelig object. Er is daardoor geen nader onderzoek nodig voor externe veiligheid.
Ten aanzien van de verkeersdoorstroming en de effecten van de voorgenomen ontwikkeling op de verkeersafwikkeling is door Delft Infra Advies een onderzoek uitgevoerd.
Uit de quickscan blijkt dat het verkeer van en naar een P&R terrein op het voormaligeZoutloodsterrein goed kan worden afgewikkeld op de kruising Corridor - Stationsweg. Ten aanzien van de oostelijke rotonde is de conclusie dat het extra verkeer van het P&R-terrein nauwelijks invloed heeft op de verkeersafwikkeling van de rotonde.
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. De Waterwet, die per 22 december 2009 is ingevoerd, vervangt bestaande wetten voor het waterbeheer in Nederland, waaronder de Wet Beheer Rijkswaterstaatswerken. Sinds 2003 wordt gebruik gemaakt van de Watertoets om ruimtelijke plannen en besluiten te toetsen op waterhuishoudkundige effecten. Bij (infrastructurele) werken wordt een Watertoets uitgevoerd waarbij de waterbeheerders om advies wordt gevraagd met betrekking tot de waterkwantiteit en –kwaliteit van het gebied. Waterbeheerder voor het plangebied is Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR).
In het kader van de watertoets heeft afstemming met HDSR plaatsgevonden. Onderstaand wordt het waterbeleid kort weergegeven.
Waterbeleid Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden
Het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden heet het waterbeleid voor de komende jaren vastgelegd in "Waterbeheerplan 2010-2015 'Water Voorop!'". In het waterbeheerplan staat in grote lijnen het waterbeheer voor de komende zes jaar beschreven. Het plan bevat alle taakvelden van het waterschap: de zorg voor schoon water, veilige dijken en droge voeten. Ook staat beschreven hoe deze taak het beste binnen de leef- en werkomgeving in het beheergebied kan worden uitgevoerd. Verder bevat het waterbeheersplan een overzicht van de ambities en doelen van het waterschap voor 2010 tot en met 2015 en hoe deze te bereiken. Vier thema's vormen de leidraad van het plan:
Toetsing planvoornemen aan beleid
Uit vooroverleg met het Hoogheemraadschap zijn de volgende relevanten onderwerpen naar voren gekomen:
Ligging waterkering Grote Heijcop
Het plangebied is voor een klein gedeelte gelegen binnen de waterstaatswerkzone en voor ca. driekwart binnen de beschermingszone van de regionale waterkering van de Grote Heijcop. De waterkering beschermt het achter gelegen land tegen overstroming bij hoog water. Werkzaamheden binnen de waterstaatswerkzone zijn derhalve op grond van de Keur vergunningsplichting en zijn uitsluitend toegestaan wanneer ze geen negatief effect hebben op de werking van de waterkering. Diepe ontgravingen binnen de beschermingszone zijn tevens vergunningplichting.
Binnen de waterstaatswerkzone vinden enkele werkzaamheden plaats. Een aantal bomen zullen gepakt worden en ten behoeven van het Toeristisch Overstappunt zullen voorzieningen worden gerealiseerd (prullenbak, bankjes, informatiebord). Tevens zal er een voetpad langs de Stationsweg in de richting van het station aangelegd worden. Voor deze werkzaamheden zal een watervergunning worden aangevraagd. Naar verwachting zullen deze werkzaamheden geen negatief effect op de werking van de waterkering hebben.
Binnen de beschermingszone van de waterking zullen geen diepen ontgravingen plaatsvinden. Met uitzondering van het graven van sleuven t.b.v. het leggen van electriciteitskabels vinder er enkel oppvlakkige werkzaamheden plaats.
Peilgebieden en oppervlaktewater huidig watersysteem
De voorgenomen ontwikkeling zal geen invloed hebben op het waterpeil. Grenzend aan het plangebied zijn twee tertiaire watergangen aanwezig. Voor dergelijke watergangen geldt een beschermingszone van twee meter. Binnen deze zone vinden ten behoeve van het plangebied geen werkzaamheden plaats.
Toename verhard oppervlak
In de huidige situatie is het plangebied reeds grotendeels verhard. Het Hoogheemraadschap heeft derhalve geconcludeerd dat er geen noodzaak tot watercompensatie plaats te vinden.
Hemelwaterafvoer
Het Hoogheemraadschap adviseert het hemelwater, afkomstig van wegen en parkeervoorzieningen, in de bodem te infiltreren middels een voorzuivering. Hiermee zal in het plan rekening worden gehouden. De verschillende alternatieven hiervoor die nog voorliggen zijn:
Conclusie
Het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden heeft aangegeven in principe positief tegen de voorgenomen ontwikkeling te staan, mits de functie van de waterkering aan beide zijden van de Heicop niet geschaad wordt. Voor de werkzaamheden binnen de waterstaatswerkzone zal een watervergunning aangevraagd worden. Voor het overige vindt middels het vooroverleg in het kader van de benodige ruimtelijke afwijkingsprocedure afstemming met het Hoogheemraadschap plaats.
Vanwege de natte gronden hebben in de omgeving van het plangebied in het verleden vele molens gestaan. Grenzend aan het plangebied is de Kortrijkse molen gelegen welke is aangewezen als Rijksmonument. Deze molen dateert uit het jaar 1696. De molen is nog maalvaardig en in eigendom van de Stichting De Utrechtse Molen. Vanwege de monumentale waarde van de molen, dient de werking van de molen gewaarborgd te worden.
De voorgenomen ontwikkeling heeft een positief effect op de werking en de beleving van de molen. Zo is ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling de zoutloods gesloopt en zullen er binnen het plangebied geen gebouwen worden opgericht. De windvang van de molen zal hierdoor verbeteren. Daarnaast maakt de realisatie van een TOP (Toeristisch Overstappunt) onderdeel uit van de voorgenomen ontwikkeling. Naast de molen zal voor toeristen een informatie- en rustpunt worden ingericht, waardoor de beleving van het Rijksmonument alleen maar vergroot zal worden.
Het verkeer- en vervoerbeleid van de provincie Utrecht is vastgelegd in het SMPU 2004-2015, dat is geactualiseerd in het SMPU+ (2007). De doelen van het SMPU zijn:
De provincie wil de veiligheid en sociale leefkwaliteit in kernen verbeteren door provinciale wegen binnen de bebouwde kom in te richten als erftoegangsweg, dus een weg met een maximale snelheid van 30 km per uur. Een ander nieuw beleidsaccent is het verder verbeteren van de sociale veiligheid van fietspaden en bushaltes.
De aanleg van een P+R in de nabijheid van het station van Breukelen is passend binnen de provinciale beleidsdoelstellingen om een doelmatig verkeers- en vervoerssysteem te realiseren.
De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 zijn op 4 februari 2013 vastgesteld. Ten aanzien van het plangebied en in relatie tot de voorgenomen ontwikkeling is met name het beleid ten aanzien van het versterken van het openbaar vervoer van belang. In paragraaf 5.4.3. van de Structuurvisie wordt hier ten aanzien van ondermeer het plangebied het volgende gesteld:
5.4.3 Openbaar vervoer Beleid Randstadspoor is een belangrijke drager van het openbaar vervoersysteem in onze regio. In de komende jaren zal Randstadspoor zich verder ontwikkelen. De frequentie van de treinen in onze provincie zal toenemen met als doel meer bereikbaarheid van bijna alle spoorstations. Ten behoeve van een goede openbaar vervoer bereikbaarheid blijven wij ons richting het Rijk inzetten voor voldoende spoorstations in onze regio. Ook blijven we de aanleg van een nieuwe spoorverbinding Almere-Utrecht-Breda bepleiten bij het Rijk. Om de toegenomen barrièrewerking van het spoor door de frequentieverhoging terug te dringen, worden een aantal ongelijkvloerse kruisingen aangelegd. We willen de verstedelijkingopgaven zoveel mogelijk koppelen aan bestaande OV-halten en knopen van het OV-netwerk. Dit doen we door middel van ons kantorenbeleid, de toepassing van de duurzame verstedelijkingsladder en de ladder van Verdaas. Voorts willen we knooppuntontwikkeling mogelijk maken. Plannen voor een eventuele verdere uitbreiding van het (H)OV netwerk beoordelen wij op basis van de effecten die dit zal hebben op de verkeersdruk en op de leefbaarheid. |
Het bevorderen van het openbaar vervoer in Breukelen en omgeving middels het uitbreiden van de P+R capaciteit past binnen deze beleidslijn uit het provinciale ruimtelijke beleid.
Regionaal waterbeleid
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden
Het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden heet het waterbeleid voor de komende jaren vastgelegd in "Waterbeheerplan 2010-2015 'Water Voorop!'". In het waterbeheerplan staat in grote lijnen het waterbeheer voor de komende zes jaar beschreven. Het plan bevat alle taakvelden van het waterschap: de zorg voor schoon water, veilige dijken en droge voeten. Ook staat beschreven hoe deze taak het beste binnen de leef- en werkomgeving in het beheergebied kan worden uitgevoerd. Verder bevat het waterbeheersplan een overzicht van de ambities en doelen van het waterschap voor 2010 tot en met 2015 en hoe deze te bereiken. Vier thema's vormen de leidraad van het plan:
Delen van het plangebied zijn gelegen binnen de beschermingszone van de Heicop waardoor voor verschillende werkzaamheden een watervergunning vereist is. In paragraaf 2.4.9. is uiteengezet op welke wijze invulling wordt gegeven aan de waterhuishouding en het geldende waterschapsbeleid.
In 2002 heeft de toenmalige gemeente Breukelen de structuurvisie vastgesteld. De visie regelt de lokale dynamiek in wonen, werken, natuur, landschap, verkeer en verzorging in een duurzaam inrichtings- en ontwikkelingsmodel. Om deze aspecten te kunnen regelen, zijn de potenties van het dorp Breukelen en welke zaken nu of in de toekomst een bedreiging kunnen gaan vormen in beeld gebracht.
Kansen
Knelpunten
In de visie zijn op basis van het vorenstaande enkele thema's en deelgebieden nader uitgewerkt. Ten aanzien van het plangebied is het volgende thema relevant:
Onderhavige ontwikkeling heeft tot doel het verbeteren van het aanzicht en de voorzieningen in de omgeving van het stationsgebied en het verbeteren van het parkeeraanbod zodat het gebruik van het openbaar vervoer gestimuleerd wordt.
Op 13 juli 2012 is de gemeentelijke kadernota "Afwijkingenbeleid gemeente Stichtse Vecht 2012" in werking getreden. Op grond hiervan geldt dat medewerking wordt verleend aan een afwijkingsprocedure indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Ad.1:
De voorgenomen ontwikkeling zorgt niet voor een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat. Het belangrijkste aspect ten aanzien van het woon- en leefklimaat betreft akoestiek. In paragraaf 2.4.5. is aangetoond dat middels de realisatie van een geluidwerende muur aan de richtwaarden voldaan wordt.
Ad. 2:
Ten opzichte van de huidige situatie verandert er ten aanzien van de verkeerssituatie niets. De ontsluiting van het plangebied blijft gelijk aan de bestaande situatie. Uit verkeerskundig onderzoek (zie paragraaf 2.4.7.) blijkt de voorgenomen ontwikkeling geen significante negatieve effecten te hebben op de verkeerssituatie in de omgeving van het plangebied.
Ad. 3:
Op het gebied van sociale veiligheid wordt in de planvorming rekening gehouden middels o.a. een goed verlichtingsplan. Daarnaast zal cameratoezicht een positieve bijdrage leveren ten aanzien van de sociale veiligheid.
Ad. 4:
De aanleg van de P+R heeft geen invloed op het straat- en bebouwingsbeeld.
Ad. 5:
De aanleg van de P+R heeft geen negatieve consequenties voor in de omgeving aanwezige bedrijvigheid.
Ad. 6:
Met de belangen van derden is in onderhavig plan rekening gehouden. Met de direct belanghebbende (de bewoners van de woning Stationsweg 103 en horecagelegenheid Van der Valk) heeft overleg plaatsgevonden.
Ad. 7:
Het planvoornemen heeft geen betrekking op de uitbreiding van bebouwing. Het betreft enkel de aanleg van een parkeerterrein op gronden met een bedrijfsmatige bestemming.
Ad. 8:
De voorgenomen ontwikkeling heeft geen negatieve consequenties voor landschappelijke en/of natuurwaarden. Uit ecologisch onderzoek (zie paragraaf 2.4.4.) is gebleken dat door de realisatie van de P+R geen ecologische waarden worden geschaadt.
Ad. 9:
De aanleg van de P+R heeft geen negatieve consequenties ten aanzien van stedenbouwkundige en/of cultuurhistorische waarden. De voorgenomen ontwikkeling heeft juist een positief effect op de cultuurhistorisch waardevolle molen. Zie hiervoor paragraaf 2.4.9.
Ad. 10:
De voorgenomen ontwikkeling heeft geen betrekking op een recreatieverblijf.
Uit het bovenstaande blijkt dat de afwijking van het bestemmingsplan ten behoeve van de realisatie van een P+R passend is binnen het gemeentelijke afwijkingenbeleid.
Een omgevingsvergunning met afwijking kan worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
In deze paragraaf wordt het juridische deel van de omgevingsvergunning nader toegelicht.
Het dagelijks bestuur kan ten behoeve van de verwezenlijking van een project een omgevingsvergunning verlenen in strijd met het bestemmingsplan. Het wettelijk kader wordt sinds 1 oktober 2010 gevormd door de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bevat bepalingen omtrent een omgevingsvergunning in strijd met het bestemmingsplan. Aangegeven wordt dat de omgevingsvergunning moet zijn voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing. In artikel 5.20 Besluit omgevingrecht (Bor) is geregeld waaraan een goede ruimtelijke onderbouwing moet voldoen. Voorliggende onderbouwing voldoet aan deze eisen.
De bevoegdheid tot het verlenen van de vergunning ligt bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht. Op de voorbereiding van de vergunningverlening is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
De omgevingsvergunning leidt niet tot kosten voor de gemeente die via een exploitatieplan verhaald zouden moeten worden. Alle kosten voor dit project worden gedragen door de initiatiefnemer provincie Utrecht. Er wordt daarom geen exploitatieplan vastgesteld.
Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht heeft bij besluit van 11 februari 2014 €4,84 milj. vrij te maken voor de realisatie van de Park + Ride. Het merendeel van de benodigde gelden zijn gedekt via het investeringsprogramma van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu "Beter Benutten".
De gemeente Stichtse Vecht heeft een planschadeovereenkomst met de Provincie Utrecht gesloten, waardoor eventuele planschade op de Provincie Utrecht verhaald kan worden.
De economische uitvoerbaarheid van de voorgenomen ontwikkeling is hiermee voldoende vastgesteld.
In het kader van de te voeren procedure is het ontwerp van de omgevingsvergunning met deze ruimtelijke onderbouwing vanaf 19 september 2014 voor een periode van 6 weken ter inzage gelegd. Er zijn geen zienswijzen ingediend.
Deze ontwikkeling is dusdanig concreet en uitgewerkt dat hiervoor een omgevingsvergunning kan worden verleend. Het project is getoetst aan het beleid op alle overheidsniveaus. De ontwikkeling is ook aan alle milieuaspecten getoetst. Uit de onderzoeken is gebleken dat geen aantasting van het milieu of een overschrijding van wettelijk voorgeschreven normen plaats zal vinden. De afwijking van het vigerend bestemmingsplan is aanvaardbaar en de ontwikkeling is wenselijk.