4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De Structuurvisie vervangt een groot aantal verschillende beleidsnota’s op het gebied van ruimte en mobiliteit zoals de Nota Ruimte (2006), Structuurvisie Randstad 2040 en de Structuurvisie voor de snelwegomgeving (2008). Door onder andere nieuwe politieke accenten, veranderende economische omstandigheden, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen zijn de vigerende beleidsdocumenten gedateerd.
De visie heeft als doel dat Nederland in 2040 concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig is. Daarbij gaat de visie uit van het ‘decentraal, tenzij...’ principe. Hiermee wordt de ruimtelijke ordening in toenemende mate neergelegd bij gemeenten en provincies. Een rijksverantwoordelijkheid kan aan de orde zijn indien:
- een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingskracht van provincies en gemeenten overstijgt;
- over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan;
- een onderwerp provincie- of landsoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is.
Nederland concurrerend
Nederland heeft een goede ruimtelijke economische structuur voor een excellent vestigingsklimaat voor bedrijven en kenniswerkers. Dit betekent onder andere een uitstekende internationale bereikbaarheid van stedelijke regio’s en optimale (logistieke) verbindingen van de mainports Rotterdam en Schiphol, de brainport Zuidoost Nederland en de greenports met Europa en de rest van de wereld.
Nederland bereikbaar
De groei van mobiliteit over de weg, spoor en vaarwegen zal worden gefaciliteerd. De ambitie is dat gebruikers beschikken over optimale ketenmobiliteit via multimodale knooppunten en door goede afstemming van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling.
Nederland leefbaar en veilig
De woon- en werklocaties in steden en dorpen moeten aansluiten op de kwalitatieve vraag en de locaties voor transformatie en herstructurering worden zo veel mogelijk benut. Waterveiligheid en beschikbaarheid van voldoende zoetwater heeft ruimte nodig en stelt eisen aan de stedelijke ontwikkeling. Nederland behoudt haar unieke cultuurhistorische waarden en heeft een natuurnetwerk dat de flora- en faunasoorten in stand houdt. Het aandeel duurzame energiebronnen zal moeten toenemen.
Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent voor alle ruimtelijke plannen:
- eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling;
- vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt;
- mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en bereikbaarheid.
Het voorliggend bestemmingsplan is een conserverend bestemmingsplan. Het biedt niet meer mogelijkheden dan het huidige plan. Daarmee is er geen strijdigheid met de Structuurvisie en omdat er geen sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling is toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking niet noodzakelijk.
4.1.3 Monumentenwet 1988, Modernisering Monumentenzorg en Besluit Ruimtelijke Ordening
In de Monumentenwet 1988 is geregeld hoe gebouwde monumenten (daaronder ook begrepen ‘groene’ monumenten) en archeologische monumenten aangewezen kunnen worden als wettelijk beschermd monument. De Monumentenwet 1988 heeft niet alleen betrekking op de aanwijzing van rijksmonumenten, maar ook op de bescherming van stads- en dorpsgezichten en op de omgang met archeologische waarden en opgravingen.
In opzet stamt de Monumentenwet uit het begin van de twintigste eeuw. Het denken over de omgang met monumenten is sindsdien sterk veranderd. Dit uit zich onder meer in een verschuiving in denken van object naar gebied en van behoud naar ontwikkeling. Ook het denken over de organisatie van de monumentenzorg is veranderd. In het kader hiervan is het project Modernisering van de Monumentenzorg opgezet door de rijksoverheid.
In november 2009 stemde de tweede kamer in met de moderniseringsplannen van minister Plasterk. In hoofdlijnen worden binnen deze plannen drie grote wijzigingen voorgesteld:
- Cultuurhistorische belangen meewegen in de ruimtelijke ordening
- Krachtiger en eenvoudiger regels
- Herbestemmen van monumenten die hun functie verliezen
Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument om cultuurhistorische waarden in een gebied te beschermen.
Vanaf 1 januari 2012 is in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Als gevolg hiervan is het van belang dat voorafgaand aan het maken van een bestemmingsplan de aanwezige cultuurhistorische waarden bekend zijn. Daarnaast is het Bro vastgelegd dat in de toelichting van bestemmingsplannen moet worden beschreven hoe met de aanwezige cultuurhistorische waarden en de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten en de bescherming daarvan wordt omgegaan.
Planspecifiek
In het bestemmingsplan worden zowel voor de beschermde monumenten als voor de niet beschermde, karakteristieke panden en objecten regels opgenomen. In de toelichting is een beschrijving opgenomen van de wijze waarop met deze waarden en de bescherming daarvan wordt omgegaan.
4.1.4 Nota Belvédère
In 1999 is de Nota Belvédère verschenen. Deze nota geeft een visie op de wijze waarop in de toekomstige ruimtelijke inrichting met cultuurhistorische kwaliteiten kan worden omgegaan. Uitgangspunt binnen het programma Belvédère is ‘Behoud door Ontwikkeling’. Dit programma heeft van 1999 tot en met 2009 de inzet van cultuurhistorie bij ruimtelijke transformaties gestimuleerd. Uitgangspunt was dat de cultuurhistorie in de leefomgeving kwaliteit en betekenis kan toevoegen aan ruimtelijke ontwikkelingen.
Gedurende de looptijd van het programma Belvédère zijn in totaal 70 gebieden en 105 steden aangemerkt als Belvédèregebied, waarbij zeldzaamheid, gaafheid en representativiteit selectiecriteria waren. Breukelen dorp, en dan met name de Vechtoever, ligt deels binnen twee geselecteerde Belvédèregebieden, namelijk ‘Vecht- en plassengebied’ en ‘Nieuwe Hollandse Waterlinie’. Het gebied is aangewezen vanwege het complex van landschapstypen, te weten:
- de Vecht met het meer besloten en parkachtige karakter van de oeverwallen;
- het weidse landschap van het veenweidegebied;
- de (water)linie met haar forten en open schutsvelden.
4.1.5 Linieperspectief Panorama Krayenhoff
Binnen het programma Belvédère is de Nieuwe Hollandse Waterlinie geselecteerd als een van attentiegebieden. In 2004 is de visie op de uitvoering van het Nationaal Project Nieuwe Hollandse Waterlinie, het Panorama Krayenhoff, gepresenteerd. Doelstellingen van het nationaal project zijn om ‘de Waterlinie te koesteren en te renoveren als collectieve geheugensteun, te beschermen en te ontwikkelen als nationaal panorama en in te zetten en uit te bouwen als relevant onderdeel van de Nederlandse waterbeheersing.’ In het Linieperspectief Panorama Krayenhoff is de koers vastgelegd voor de planologische bescherming van de Linie en voor de uitvoering van het ontwikkelingsprogramma.
Het Linieperspectief zet in op twee strategieën voor de verwezenlijking van het programma, namelijk planologische doorwerking en actieve ontwikkeling. De planologische doorwerking bestaat uit bescherming van de waterlinie via de Monumentenwet en in bestemmingsplannen.
Omdat het gebied waarover de Linie zich uitstrekt zeer groot is, is het opgedeeld in diverse deelgebieden, enveloppen genaamd. Breukelen valt binnen het gebied van de enveloppe Vechtstreek-Zuid. De Vecht vormt hier de verbindende schakel tussen de verschillende gebieden die geïnnundeerd konden worden. Deze innundatiegebieden bevonden zich ten oosten van de Vecht en werden onder meer via de Vechtwater geïnnundeerd. Ten zuidoosten van Breukelen ligt, op de kruising van de Scheendijk en de Nieuweweg, fort Tienhoven. Deze onderdelen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie vallen buiten de grenzen van het bestemmingsplan.
Planspecifiek
Binnen de begrenzing van het bestemmingsplan ‘Breukelen dorp’ speelt onder andere het project Groene Ruggengraat. De opgave hiervan bestaat uit het benutten van mogelijkheden om de kwaliteiten van de Waterlinie te combineren met de aanleg van een robuuste ecologische verbinding door de streek. De Vecht speelt hierin als ecologische verbinding een belangrijke rol.
4.1.6 Uitvoeringsprogramma Vechtstreek-Zuid
Binnen de enveloppe Vechtstreek-Zuid zijn de ambities uit het Linieperspectief uitgewerkt in verschillende uitvoeringsprojecten. Deze projecten moeten voortbouwen op de kenmerken die het gebied typeren. Door middel van de geformuleerde ambities voor het gebied kunnen projecten worden ontwikkeld die de waarden van het gebied versterken. De ambities zijn breder uitgewerkt dan die binnen het Panorama Krayenhoff, en zijn onder meer:
- landschappelijke en recreatieve articulatie van de hoofdverdedigingslijn;
- het ontwikkelen van de forten als recreatieve en ecologische pleisterplaatsen;
- het realiseren van een ecologische en recreatieve verbinding lang de Vecht;
- het uitwerken van een verdichtingsopgave tussen Vecht en Amsterdam-Rijnkanaal.
Voor het plangebied is met name het realiseren van een ecologische en recreatieve verbinding langs de Vecht van belang.
Planspecifiek
In het bestemmingsplan ‘Breukelen dorp’ is de planologische doorwerking van het Linieperspectief vertaald door het opnemen van beschermende regelingen voor de aanwezige cultuurhistorische waardevolle elementen. Bescherming vindt plaats door middel van een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden.