31.1 Overschrijding
bouwgrenzen
a. De in het plan opgenomen regels ten aanzien van
bouwgrenzen, zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen
met betrekking tot:
1. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen;
2. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor
hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en
schoorstenen, indien de overschrijding van de voorgevelrooilijn niet
meer dan 17 cm bedraagt;
3. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken,
overbouwingen, erkers, galerijen en luifels, mits zij de
voorgevelrooilijn met niet meer dan 50 cm overschrijden;
4. balkons, mits zij de voorgevelrooilijn met niet meer dan
50 cm overschrijden;
5. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor
zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden;
6. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor
zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de voorgevelrooilijn
met meer dan 1 m overschrijden;
7. Vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen, die deel
uitmaken van een gebouw, mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden
opgericht en mogen de voor dat gebouw toegestane maximale hoogte met
niet meer dan 5 m overschrijden;
8. Dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen,
luchtbehandelings- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 3,50 m
en mogen geen grotere oppervlakte hebben dan 40% van de
vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden
geplaatst;
9. Bergbezinkbasins (dan wel andere waterstaatkundige
werken) ten behoeve van de opvang van water (waaronder rioolwater)
mogen worden gebouwd en aangelegd zowel boven- als ondergronds.
b. Voor panden met de aanduiding 'waarde - cultuurhistorie'
geldt dat nieuwe erkers, balkons, dakoptrekkingen niet zijn toegestaan
voor zover deze zichtbaar zijn vanaf de straat.
c. Het verbod tot overschrijding van de maximale bouwhoogte
van aan- en uitbouwen bij woningen, inclusief bedrijfswoningen, is niet
van toepassing op overschrijdingen die ontstaan door de plaatsing van
balustrades ten dienste van dakterrassen onder voorwaarde dat:
1. het dakterras niet meer dan 1.50 m uit de achtergevel van
de woning is gelegen;
de bouwhoogte van de balustrade rondom het terras niet meer
dan 1.20 m bedraagt.
31.2 Ontheffing van de
regels
a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te
verlenen van het bepaalde in lid 31.1 voor het overschrijden van de
aangegeven bouwgrenzen met maximaal 1,50 m, indien het betreft:
1. overbouwingen ten dienste van de verbinding van twee
gebouwen;
2. toegangen van bouwwerken;
3. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen;
4. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, wanden
van ventilatiekanalen en schoorstenen;
5. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
6. balkons en galerijen;
7. luifels, reclametoestellen en draagconstructies voor
reclame;
8. hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en
zuigbuizen;
9. kelderingangen en kelderkoekoeken.
b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te
verlenenen van het bepaalde in lid 31.1 sub a onder 4 ten aanzien van
het overschrijden van de voorgevelrooilijn met 2,50 m ten behoeve van
balkons.
a. Ondergrondse bouwwerken mogen worden gerealiseerd binnen
de aangegeven bouwvlakken en binnen de direct omringende gronden, waar
de bijgebouwen mogen worden opgericht, enkel onder de gebouwen die daar
zijn of worden opgericht; indien onder de bestemming is aangegeven dat
ondergronds bouwen niet is toegestaan, mag niet ondergronds worden
gebouwd.
b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te
verlenen van het bepaalde in lid 31.3 onder a. ten behoeve van
ondergrondse bouw buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen
gebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
1. de hoogte van kelders bedraagt maximaal 10 cm beneden
peil;
2. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens en de openbare
weg bedraagt ten minste 1 m, met dien verstande dat in geval van
kelderbouw in belendende percelen in de zijdelingse perceelgrens mag
worden gebouwd;
3. kelders mogen niet worden voorzien van een dakraam of
lichtkoepel;
4. Ondergrondse bouwwerken die meer dan 1 m buiten het
buitenwerk van het bovengronds gelegen gebouw worden gerealiseerd,
tellen mee in de oppervlakteregeling voor bijgebouwen.
De realisering van geluidsgevoelige objecten is uitsluitend
toegestaan, indien voldaan wordt aan de in of krachtens de Wet
geluidhinder geldende normen.
31.5 Vervangende bouwregel
Indien op het tijdstip van de bouwaanvraag:
- de bestaande oppervlakte van een bebouwingsvlak;
- de bestaande bebouwing,
afwijkt van de in de planregels gegeven regels, mag, in
afwijking van deze regels, de bestaande:
- oppervlakte;
- inhoud;
- goothoogte;
- bouwhoogte;
- afstand tot de zijdelingse perceelgrens,
als maximaal toelaatbaar worden aangehouden, mits deze
afwijkende oppervlakte, inhoud of maatvoering op legale wijze bij of
krachtens de Wet op de Ruimtelijke Ordening, Wet ruimtelijke ordening
en -voorzover van toepassing- de Woningwet tot stand is gekomen.