direct naar inhoud van Artikel 25 Waarde - Archeologie - 4
Plan: Landelijk gebied, regels
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1904.BPlgmaarssenLGM-VG02

Artikel 25 Waarde - Archeologie - 4

25.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
25.2 Bouwregels
  • a. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
25.3 Toelaatbaarheid
  • a. Bouwwerken ten behoeve van de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen zijn op de in lid 25.1 bedoelde gronden slechts toelaatbaar, indien het betreft:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder het peil niet wordt uitgebreid;
    • 2. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden en zonder heiwerkzaamheden kan worden gerealiseerd;
    • 3. een bouwwerk niet groter dan 1.000 m²;
    • 4. een bouwwerk dat tot 0,3 m diep kan worden gerealiseerd.
25.4 Uitzonderingen
  • a. In afwijking van het bepaalde in lid 25.2 mogen gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en andere werken, ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen worden gebouwd, indien:
    • 1. op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden door het bouwen dan wel door de directe of indirecte gevolgen daarvan niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
    • 2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door het bouwen dan wel door de directe of indirecte gevolgen daarvan niet worden of kunnen worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden gericht op:
      • de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
      • de verplichting tot het doen van opgravingen; of
      • de verplichting de uitvoering van de bouwwerkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
25.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.5.1 Omgevingsvergunning
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 4' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:
    • 1. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
    • 2. het bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist;
    • 3. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,3 m, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
    • 4. het rooien van bos of boomgaard waarbij de stobben worden verwijderd;
    • 5. het aanleggen van bos of boomgaard;
    • 6. verlagen van het waterpeil;
    • 7. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 8. het aanleggen van oeverbeschoeiingen;
    • 9. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies dieper dan 0,3 m;
    • 10. het aanbrengen van constructies, die verband houden met bovengrondse leidingen;
    • 11. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
    • 12. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    • 13. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein.

25.5.2 Toelaatbaarheid
  • a. De werken of werkzaamheden waarvoor het verbod van lid 25.5.1 geldt zijn slechts toelaatbaar indien:
    • 1. op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken of werkzaamheden dan wel door de directe of indirecte gevolgen daarvan niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
    • 2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de werken of werkzaamheden dan wel door de directe of indirecte gevolgen daarvan niet worden of kunnen worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden regels te verbinden gericht op:
      • de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
      • de verplichting tot het doen van opgravingen; of
      • de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

25.5.3 Uitzonderingen
  • a. Het bepaalde in lid 25.5.1 is niet van toepassing:
    • 1. op werken of werkzaamheden, met dien verstande dat voorafgaand aan de bodemingrepen een archeologisch onderzoek is uitgevoerd;
    • 2. op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied;
    • 3. indien uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden;
    • 4. indien de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende bouwvergunning, omgevingsvergunning voor het bouwen, een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden of een ontgrondingvergunning;
    • 5. indien de werken of werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
    • 6. op werkzaamheden die ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
    • 7. op werkzaamheden die niet dieper gaan dan 0,30 m beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 1.000 m² beslaan.

25.5.4 Voorwaarden
  • a. In het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de gronden dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning zoals bedoeld in lid 25.5.1 na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie.
25.6 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
    • 1. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 4' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
      • op de betrokken locaties geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
      • handhaving van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 4' niet langer noodzakelijk wordt geacht;
      • wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld;
    • 2. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 4' toe te kennen aan gronden grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
  • b. Burgemeester en wethouders geven uitsluitend toepassing aan het bepaalde in lid 25.6 onder a sub 1 na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie.