direct naar inhoud van Artikel 8 Leiding - Riool
Plan: Cronenburgh
Status: Onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1904.BPcronenburghLNN-OH02

Artikel 8 Leiding - Riool

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Riool aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en onderhoud van de op de verbeelding aangeduide rioolwatertransportleiding.

8.2 Bouwregels

Op de voor "Leiding - Riool" aangewezen gronden is het niet toegestaan te bouwen.

8.3 Ontheffing van de bouwregels
  • A. Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 8.2 ten behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge de ter plaatse op de verbeelding aangewezen andere bestemmingen, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de betreffende rioolwatertransportleiding.

  • B. Een ontheffing als bedoeld in dit lid sub A. wordt slechts verleend nadat terzake advies is ingewonnen bij de beheersinstantie(s) van de in lid 8.1 bedoelde leiding. De beslissing met betrekking tot de aanlegvergunning wordt aan de betreffende beheerinstantie meegedeeld.
8.4 Aanlegvergunning
  • A. Het is verboden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning), op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
    • 2. het wijzigen van het bodemniveau;
    • 3. het aanbrengen of rooien van diepwortelende beplanting;
    • 4. het verrichten van anders dan normaal spit- en ploegwerk, heien en het anderszins in de grond brengen van voorwerpen.

  • B. Het in sub A. van dit lid bepaalde is niet van toepassing op:
    • 1. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
    • 2. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
    • 3. werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
    • 4. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.

  • C. De werken of werkzaamheden als bedoeld onder A. van dit lid zijn slechts toelaatbaar, indien hierdoor geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de betreffende rioolwatertransportleiding.

  • D. Een aanlegvergunning als bedoeld in lid 8.4 sub A. wordt slechts verleend nadat terzake advies is ingewonnen bij de beheersinstantie(s) van de in lid 8.1 bedoelde leiding. De beslissing met betrekking tot de ontheffing, respectievelijk aanlegvergunning wordt aan de betreffende beheerinstantie meegedeeld.