Artikel 8 Bedrijventerrein-2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijventerrein-2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1', bedrijven tot en met categorie 3.1 zoals genoemd in de in bijlage 1 opgenomen 'Staat van Inrichtingen';
-
b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2', bedrijven tot en met categorie 3.2 zoals genoemd in de in bijlage 1 opgenomen 'Staat van Inrichtingen';
-
c. in uitzondering op het bepaalde in lid 8.1 onder a en b zijn geluidzoneringsplichtige en bevi-inrichtingen niet toegestaan;
-
d. (auto)showrooms;
-
e. zelfstandige kantoren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kantoor 2';
-
f. ondergeschikte kantoren, met dien verstande dat in afwijking van lid 1.77 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kantoor 1' maximaal 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van een kantoorfunctie gebruikt mag worden;
-
g. water en watergangen;
-
h. groenvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
i. bouwwerken;
-
j. interne ontsluitingswegen ten behoeve van aanliggende functies en aangrenzende bestemmingen;
-
k. ondergeschikte kantoren;
-
l. erfbeplanting;
-
m. nutsvoorzieningen;
-
n. wegen en paden;
-
o. parkeervoorzieningen;
-
p. erven en terreinen;
-
q. geluidwerende voorzieningen;
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen ten behoeve van bedrijven
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van bedrijven gelden de volgende regels:
-
a. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen dient minimaal 2,5 meter te bedragen;
-
b. de bebouwde oppervlakte mag per bouwperceel niet meer bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' toegestane bebouwingspercentage;
-
c. de maatvoering van een gebouw dient te voldoen aan de eisen die in de navolgende tabel zijn gesteld:
Functie van een gebouw
|
Maximale goothoogte in m
|
Maximale bouwhoogte in m
|
Maximale inhoud in m³
|
Maximale oppervlakte b.v.o. in m²
|
Bedrijfsgebouw
|
de hoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven hoogte
|
de hoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven hoogte
|
|
|
Zelfstandige kantoren ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - kantoor 2"
|
de hoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven hoogte
|
de hoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven hoogte
|
|
16.702
|
-
d. in afwijking van de op verbeelding weergegeven maximale bouwhoogten mag de bouwhoogte ten behoeve van een hoogteaccent maximaal 20 meter bedragen, onder de voorwaarden dat:
-
1. hoogteaccenten enkel zijn toegestaan op gronden met de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - kantoor 1' en 'specifieke vorm van bedrijf - kantoor 2';
-
2. de grondoppervlakte van hoogteaccenten mag gezamenlijk maximaal 1.000 m2 bedragen.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevellijn ten hoogste 2 meter en daarachter ten hoogste 3 meter;
-
b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 12 meter;
-
c. windturbines/-molens zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 meter;
-
d. windwokkels zijn toegestaan op gebouwen, waarbij de bouwhoogte inclusief de bouwhoogte van het gebouw niet meer mag bedragen dan 13 meter. Per bedrijf is één windwokkel toegestaan;
-
e. in uitzondering van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van
-
1. bedrijfsinstallaties maximaal 6 meter bedragen;
-
2. bedrijfsinstallaties op een gebouw maximaal 10 meter bedragen;
8.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
-
a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
-
b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
-
c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
-
d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
-
e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
-
f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
8.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid:
-
a.
8.2.1 onder a voor het verkleinen van de afstand tot een zijdelingse perceelsgrens tot 0 meter, indien deze zijde van het gebouw aaneen wordt gebouwd met het gebouw op het naastgelegen perceel;
-
b.
8.2.1 onder b voor een verhoging van het bebouwingspercentage waarbij de oppervlakte van gebouwen mag worden vergroot met maximaal 15%, indien zulks uit overwegingen van bedrijfsuitoefening en/of bouwkundige constructie noodzakelijk blijkt.
-
c.
8.2.1 onder c voor het verhogen van de goothoogte tot 10 meter;
-
d. de afwijking als bedoeld in lid 8.4 onder b, en kan slechts worden verleend, mits:
-
1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
-
2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad;
-
3. aangetoond wordt dat het bedrijf voorziet in voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein.
-
e.
8.2.2 onder b voor het bouwen van overige bouwwerken geen gebouw zijnde, windturbines uitgezonderd, met een maximale bouwhoogte van 16 meter indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering.
8.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de in de bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van:
-
a. een bedrijfswoning;
-
b. detailhandel, met uitzondering van:
-
1. goederen, die ter plaatse worden vervaardigd en bewerkt;
-
2. goederen, waarvan de verkoop deel uitmaakt van de normale dienstverlening van een herstellings- of installatiebedrijf, dan wel goederen, die worden verkocht in een kantine aan eigen werknemers;
-
3. grondstoffen en halffabricaten ten behoeve van industrie en nijverheid;
-
c. opslag van goederen voor de voorgevellijn.
8.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid:
-
a.
8.1 onder a, b en c voor het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan, mits:
-
1. het bedrijf voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in betreffende Staat van Inrichtingen;
-
2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
b.
8.1 onder a, b en c voor het toestaan van bedrijven tot en met categorie 4.1, zoals genoemd in de in bijlage 1 opgenomen 'Staat van Inrichtingen', ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zwaardere categorie';
-
c.
8.5 onder b voor het toestaan van de uitoefening van detailhandel in volumineuze goederen (zoals auto's, boten, caravans) en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en / of materialen, bouwmarkten uitgezonderd mits,
-
1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
2. wordt voorzien in voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein;
-
3. geen significant negatieve effecten te verwachten zijn voor:
- de bestaande voorzieningenstructuur;
- de mobiliteit;
- de totale distributieve structuur.
Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen in elk geval de volgende milieubelastende componenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens wordt gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.
8.7 Wijzigingsbevoegdheid
8.7.1 Ander bedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening teneinde de aanduidingsgrens ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2', 'bedrijf tot en met categorie 3.1' en 'bedrijf tot en met categorie 3.2' te verplaatsen voor het toestaan van een of meerdere bedrijven of activiteiten die zijn opgenomen in een andere categorie dan de ter plaatse geldende en overeenkomt met de ter plaatse geldende Staat van Inrichtingen, dan wel een of meerdere bedrijven of activiteiten die voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die ze veroorzaken gelijk gesteld kan worden met een ander bedrijf, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
a. mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de verkeersveiligheid;
-
b. mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden.
8.7.2 Bevi-inrichtingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening teneinde bevi-inrichtingen toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
a. de toepasselijke grenswaarden voor het risico en risico-afstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in acht worden genomen;
-
b. er rekening wordt gehouden met de toepasselijke richtwaarden voor het risico en risico-afstanden ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten;
-
c. bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting.