direct naar inhoud van Artikel 13 Natuur
Plan: Corridor
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1904.BPcorridorBKL-VG02

Artikel 13 Natuur

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de duurzame instandhouding van natuurgebieden;
  • b. behoud, versterking en ontwikkeling van de aan de natuurgebieden eigen zijnde natuurwaarden, in samenhang met de waterhuishouding, waaronder petgaten en legakkers (zodden), houtopstanden, rietlanden, kruidachtige vegetaties en poelen;
  • c. het behoud van bestaande waardevolle doorzichten;
  • d. extensief recreatief medegebruik;

met de daarbij behorende:

  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. water en watergangen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. straatmeubilair;
  • j. steigers;
  • k. bruggen;
  • l. voet- en fietspaden.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen
  • a. Op deze gronden mag uitsluitend een vogelobservatiehut worden gebouwd;
  • b. de maatvoering van een vogelobservatiehut dient te voldoen aan de eisen die in de navolgende tabel zijn gesteld:
Functie van een gebouw   Maximale goothoogte in m   Maximale bouwhoogte in m   Maximale inhoud in m³   Maximale oppervlakte in m²  
Vogelobservatiehut     2,5   10    
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van steigers mag niet meer bedragen dan 6 m²;
  • b. de bouwhoogte van steigers mag niet meer bedragen dan 1 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 meter.
13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.3.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgraven, vergraven en egaliseren van gronden;
  • b. het rooien, kappen en dunnen van houtopstanden, bomen, struiken of heesters, behoudens het oogsten van teelten;
  • c. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het ophogen van gronden en aanleggen van (geluids)wallen;
  • f. diepploegen en diepwoelen, zijnde het extra diep -0,4 meter of meer- omploegen, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd;
  • g. werken en werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of (grond)waterstand beogen of ten gevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten;
  • h. het scheuren van grasland.
13.3.2 Toelaatbaarheid

Het bevoegd gezag verleent de vergunning als bedoeld in lid 13.3.1 alleen indien door de in lid 13.3.1 genoemde werken of werkzaamheden, dan wel door de gevolgen daarvan, hetzij direct, hetzij indirect de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, niet blijvend onevenredige of niet onevenredig kunnen worden aangetast, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen. Onder waarden en functies worden in ieder geval verstaan de cultuurhistorische, natuurlijke en landschapswaarden in het betrokken gebied.

13.3.3 Uitzonderingen

Het in 13.3.1 vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van de bestemming;
  • b. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten;
  • c. werken en werkzaamheden, welke uit een oogpunt van te beschermen belangen van ondergeschikte betekenis zijn;
  • d. werken of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.