direct naar inhoud van Artikel 9 Landgoed
Plan: Breukelen Centrum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1904.BPcentrumBKL-VG02

Artikel 9 Landgoed

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Landgoed' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, herstel en ontwikkeling van landgoederen met de daaraan eigen cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden;
  • b. wonen;
  • c. kantoor;
  • d. dienstverlening;
  • e. sociaal-culturele doeleinden;
  • f. extensieve dagrecreatieve doeleinden;
  • g. maatschappelijke voorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. een evenemententerrein ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein', met dien verstande dat de gezamenlijke duur van evenementen, inclusief opbouw en afbouw, maximaal 62 dagen per kalenderjaar mag bedragen;
  • j. tijdelijke horeca gedurende maximaal 62 dagen per kalenderjaar, ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';
  • k. de bescherming van de cultuurhistorische waarde van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • l. parkeervoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';

met de daarbij behorende:

  • m. water;
  • n. speelvoorzieningen;
  • o. kunstobjecten en straatmeubilair;
  • p. nutsvoorzieningen;
  • q. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • r. voet- en fietspaden;
  • s. overige functioneel met de bestemming 'Landgoed' verbonden voorzieningen.
9.2 Bouwregels

Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  • a. ten aanzien van gebouwen:
    • 1. deze uitsluitend worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
    • 2. een bouwvlak mag geheel worden bebouwd;
    • 3. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen niet meer bedraagt dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte';
  • b. ten aanzien van bouwwerken geen gebouwen zijnde:
    • 1. de bouwhoogte van lichtmasten niet meer bedraagt dan 15 m;
    • 2. de bouwhoogte van speelvoorzieningen niet meer bedraagt dan 6 m;
    • 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde niet meer bedraagt dan 3 m.
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' dient de uitwendige hoofdvorm van het betrokken bouwwerk, bepaald door goothoogte, bouwhoogte, nokrichting, dakvorm, dakhelling en gevelindeling (indien een gevel aan het bouwwerk is te onderscheiden), zoals deze was op het moment van inwerkingtreding van dit plan, gehandhaafd te worden.
9.3 Specifieke gebruiksregels
9.3.1

Onverminderd het bepaalde in lid 9.1 van deze regels is het in ieder geval verboden de gronden te gebruiken voor:

  • a. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • b. het opslaan van gerede en ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  • c. het opslaan c.q. stallen van gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
  • d. het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.
9.3.2

Het bepaalde in lid 9.3.1 is niet van toepassing op:

  • a. het opslaan van stoffen die noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden en de daarbij behorende voorzieningen;
  • b. het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de bestemming en aanduidingen.
9.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2 onder c indien:

  • a. het bouwwerk teniet is gegaan door een calamiteit, dan wel;
  • b. handhaving van het bepaalde in lid 9.2 onder c niet in redelijkheid kan worden gevergd van de eigenaar en/of gebruiker van het bouwwerk en door middel van financiĆ«le tegemoetkomingen of anderszins de onevenredig nadelige gevolgen voor de eigenaar dan wel gebruiker niet kunnen worden opgeheven;
  • c. advies is gevraagd van de monumentencommissie.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.1, onder k voor het realiseren van parkeervoorzieningen buiten de aanduiding 'parkeerterrein', met dien verstande dat:

  • a. de parkeervoorzieningen noodzakelijk zijn in verband met de verkeersveiligheid en/of;
  • b. er is sprake van een ruimtelijke noodzaak in verband met parkeercongestie.