direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bruisterbosch 4 te Sint Geertruid
Status: ontwerp
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.1903.OVBUI6265NK4-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Het voornemen bestaat om de bestaande schuur behorende tot het adres Bruisterbosch 4 te (6265 NK) Sint Geertruid te slopen en te herbouwen als twee recreatiewoningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OVBUI6265NK4-VG01_0001.png"

Uitsnede topografische kaart met aanduiding projectgebied

Het bouwplan is strijdig met het ter plekke geldende bestemmingsplan 'Buitengebied 2009, inclusief 1e herziening'. Hoewel binnen de van toepassing zijnde bestemming 'Wonen' een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid is opgenomen voor het kunnen realiseren van vakantieappartementen, kan niet volledig aan de daaraan gestelde voorwaarden worden voldaan.

Zodoende dient ter vergunningverlening buitenplans te worden afgeweken. In dat verband dient sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening. Voorliggend document voorziet in een ruimtelijke onderbouwing ten behoeve vergunningverlening van het bouwplan in afwijking van het geldende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Projectgebied en project

In dit hoofdstuk worden het projectgebied, de huidige situatie en het project beschreven. Tevens wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de ruimtelijke effecten van het bouwplan.

2.1 Ligging projectgebied

Onderhavig projectgebied is gelegen aan de Bruisterbosch 4 te Sint Geertruid, specifiek aan de zijtak van de Bruisterbosch die verderop overgaat in de Eckelraderweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OVBUI6265NK4-VG01_0002.png"

Luchtfoto met aanduiding projectgebied

Kadastraal betreft het projectgebied de percelen gemeente Margraten - sectie M - nummer 411 en 438.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OVBUI6265NK4-VG01_0003.png" Kadastrale kaart

Het projectgebied in kwestie betreft de bestaande schuur met omliggende gronden, gelegen het achterterrein van Bruisterbosch 4. De bestaande situatie ter plekke wordt weergegeven aan de hand van de volgende foto's.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OVBUI6265NK4-VG01_0004.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OVBUI6265NK4-VG01_0005.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OVBUI6265NK4-VG01_0006.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OVBUI6265NK4-VG01_0007.png"

Foto's bestaande situatie

2.2 Beoogd project

Onderhavig project voorziet in de sloop van de bestaande schuur en de (her)bouw (hiervan) van twee recreatiewoningen. Daarbij wordt de schuur als het ware in een nieuwe staat teruggebracht, waarbinnen de twee recreatiewoningen zijn voorzien. De recreatiewoningen zijn ieder net geen 100 m², waarvan circa 70 m² op de begane grondvloer en circa 30 m² op verdiepingsvloer. Het betreft vier- tot vijfpersoonsappartementen.

Iedere recreatiewoning wordt voorzien met een eigen buitenruimte/tuin. Voorts wordt voorzien in parkeergelegenheid voor 5 auto's, waarbij 2 parkeerplaatsen worden voorzien van een oplaadpaal voor elektrische auto's.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OVBUI6265NK4-VG01_0008.png"

Situatietekening

Alle primaire functies (woonkamer, keuken, slaapkamer, en badkamer) zijn op de begane grond gesitueerd. Op de verdieping, die wordt gerealiseerd onder de kap, wordt voorzien in een extra slaap- en badkamer. Onder de recreatiewoningen zal worden voorzien in een soutterain ten behoeve van algemene bergruimte. Deze ondergrondse ruimte wordt ongeveer 1/3 van de bovengrondse bebouwing gerealiseerd. Het dak wordt voorzien van zonnepanelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OVBUI6265NK4-VG01_0009.png"

Fundering en souterrain

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OVBUI6265NK4-VG01_0010.png"

Begane grond

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OVBUI6265NK4-VG01_0011.png"

Verdiepingsvloer

Het bouwplan is welstandstechnisch goedgekeurd. Aan de hand van de volgende figuren wordt het bouwplan aan de hand van impressies gevisualiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OVBUI6265NK4-VG01_0012.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OVBUI6265NK4-VG01_0013.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OVBUI6265NK4-VG01_0014.png"  afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OVBUI6265NK4-VG01_0015.png"

Impressies bouwplan

2.3 Ruimtelijk-visuele effecten

Ieder bouwplan gaat gepaard met het optreden van ruimtelijk-visuele effecten. Beoordeeld dient te worden of deze aanvaardbaar mogen worden geacht. In dit verband is het noemenswaardig dat het projectgebied gelegen is in een beschermd dorpsgezicht. Het in stand houden van de ruimtelijke uitstraling van de locatie dient in acht te worden genomen.

Onderhavig bouwplan is ter beoordeling voorgelegd aan de monumentencommissie. Ten aanzien van het eerst aan deze commissie voorgelegde bouwplan werd geoordeeld dat voorbijgegaan werd aan het voortzetten van de ruimtelijke karakteristiek en zodoende het beschermde dorpsgezicht werd aangetast. Vervolgens is het bouwplan aangepast en opnieuw voorgelegd aan de monumentencommissie. Dit keer met een positief oordeel, op basis waarvan wordt geconcludeerd dat met het nu voorliggende bouwplan sprake is van aanvaardbare ruimtelijk-visuele effecten passend binnen het beschermd dorpsgezicht.

Hoofdstuk 3 Planologisch-juridische situatie

3.1 Bestemmingsplan 'Buitengebied 2009, inclusief 1e herziening'

3.1.1 Bestemming 'Wonen'

Ter plekke van onderhavig projectgebied is het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009, inclusief 1e herziening' van kracht. Op grond van dit bestemmingsplan is de bestemming 'Wonen' van toepassing. De locatie van de te slopen schuur en te realiseren twee recreatiewoningen is gelegen binnen de bouwaanduiding 'bijgebouwen'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OVBUI6265NK4-VG01_0016.png"

Uitsnede verbeelding bestemmingsplan met aanduiding projectgebied

Binnen de bestemming 'Wonen' zijn recreatiewoningen niet rechtstreeks toegestaan. Weliswaar is een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het toestaan van verblijfsrecreatie in de vorm van vakantieappartementen. Op de daarbij opgenomen voorwaarden wordt hierna ingegaan.

  • a. het pand is gelegen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie', respectievelijk handhaving van het pand noodzakelijk is voor of ondersteunend is aan handhaving van de stedenbouwkundige structuur

Onderhavig projectgebied is op grond van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009, inclusief 1e herziening' gelegen niet gelegen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie', echter wel binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht'. Dientengevolge vormt handhaving van de stedenbouwkundige structuur een belangrijk aspect bij het bouwplan.

  • b. de woonfunctie als hoofdfunctie gehandhaafd blijft, c.q. de woning als zodanig blijft functioneren

Initiatiefnemers van het bouwplan zijn woonachtig in het woonhuis gelegen aan de Bruisterbosch 4. De woonfunctie blijft als zodanig als hoofdfunctie gehandaafd.

  • c. de vakantieappartementen binnen de bestaande bebouwing kunnen worden gerealiseerd. Alleen ter verkrijging van kwalitatief hoogwaardiger appartementen dan wel ter verbetering van de ruimtelijke kwaliteit of inpassing in de omgeving van het complex, is uitbreiding of vervanging van bestaande bebouwing binnen het bouwvlak toegestaan

Voorliggend bouwplan voorziet in de sloop van de bestaande schuur en het opnieuw oprichten van een gebouw, waarbij de ruimtelijke karakteristiek van de schuur wordt voortgezet. Handhaving en verbouwing van de bestaande schuur is vanwege de aanwezige asbest, een verzakking, en de vervallen status van de schuur geen optie. Enkel met sloop en nieuwbouw is het mogelijk om kwalitatief hoogwaardigere recreatiewoningen te realiseren.

  • d. de totstandkoming van een goed verblijfsklimaat in de te realiseren vakantieappartementen gegarandeerd kan worden.

Op het woon- en leefklimaat in de te realiseren van recreatiewoningen wordt nader ingegaan in de paragrafen 5.1.1, 5.1.2, en 5.1.3 van voorliggende ruimtelijke onderbouwing. In dat verband is geconcludeerd dat sprake zal zijn van een goed verblijfsklimaat.

  • e. de stedenbouwkundige, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van de woning/het complex behouden blijven

Voorliggend bouwplan is voorgelegd aan en beoordeeld door de monumentencommissie. Deze commissie heeft een positief advies afgegeven, op basis waarvan wordt geconcludeerd dat de stedenbouwkundige, cultuurhistorische en/of architectonische waarden behouden blijven.

  • f. de parkeerbalans in de directe omgeving niet nadelig wordt beïnvloed

Op het aspect verkeer en parkeren wordt in paragraaf 5.2.3 van voorliggende ruimtelijke onderbouwing nader ingegaan. Aangetoond is dat in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt voorzien, waardoor geen sprake is van een aantasting van de heersende parkeerbalans.

  • g. er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonende en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan

In paragraaf 5.1.3 van voorliggende ruimtelijke onderbouwing wordt ingegaan op het aspect milieuzonering. In dat verband is geconcludeerd dat het realiseren van de twee recreatiewoningen geen nadelige gevolgen hebben voor het woon- en leefklimaat van omwonenen en bedrijfsvoering van omliggende bedrijven.

Aanvullend aan vorenstaande zijn de volgende voorwaarden aan de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid gesteld.

  • 1. de woning als zodanig herkenbaar blijft

Het realiseren van onderhavig bouwplan heeft niet tot gevolg dat de woning aan de Bruisterbosch 4 als zodanig onherkenbaar zou worden. De twee recreatiewoningen bevinden zich op het achterterrein en zijn fysiek en visueel afgescheiden van de woonfunctie.

  • 2. het totale vloeroppervlak van een vakantieappartement ten hoogste 100 m² mag bedragen.

Het totale vloeroppervlak van de in casu te realiseren recreatiewoningen bedraagt per stuk net geen 100 m².

Gelet op vorenstaande kan worden voldaan aan de voorwaarden zoals gesteld bij de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid. Teneinde het goede woon- en leefklimaat - en de in dat verband vast te leggen spuitvrije zones ter plekke van de agrarische percelen in de nabijheid van het projectgebied - in juridische zin goed te kunnen vastleggen, dient desalniettemin een uitgebreide omgevingsvergunningprocedure te worden doorlopen.

3.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Naast de bestemming 'Wonen' geldt voorts een aantal dubbelbestemmingen:

  • 'Waarde - Archeologie', ten behoeve van de instandhouding en bescherming van oudheidkundig waardevolle elementen en terreinen (zie paragraaf 5.2.1);
  • 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht', ten behoeve van het behoud van ter plaatse bestaande bebouwing, bouwwerken en bebouwde gronden, zowel afzonderlijk als in hun onderlinge samenhang, die een beeld opleveren dat van algemeen belang is vanwege de schoonheid, de betekenis voor de wetenschap, de cultuurhistorische waarde en de ruimtelijke structurele samenhang (zie paragraaf 5.2.1);
  • 'Waarde - Landschapselement', ten behoeve van de instandhouding en herstel van de in het buitengebied aanwezige kleine landschapselementen en de daarmee samenhangende landschappelijke en natuurlijke waarden, alsmede het daarmee samenhangende waterbergend vermogen van de grond (zie paragraaf 5.2.5).

Voorts is een tweetal gebiedsaanduidingen van toepassing, te weten 'milieuzone - bodembeschermingsgebied' en 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied'. Op deze gebiedsaanduidingen wordt in paragraaf 4.2.3 nader ingegaan.

3.2 Facetbestemmingsplan 'Parapuplan Parkeren Eijsden-Margraten'

Ter plekke van onderhavig projectgebied is ook gelegen binnen het plangebied van het facetbestemmingsplan 'Parapluplan Parkeren Eijsden-Margraten', vastgesteld door de gemeenteraad van Eijsden-Margraten op 25 september 2018.

In het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009, inclusief 1e herziening' is nog geen parkeerregeling opgenomen en wordt verwezen naar de (aanvullende) stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening. Na de inwerkingtreding van de Reparatiewet BZK (Staatsblad 2014 Jaargang 2014, Nr. 458), zijn de parkeervoorschriften niet meer in de verordening opgenomen maar worden deze geregeld in het bestemmingsplan. Met het facetbestemmingsplan 'Paraplubestemmingsplan Parkeren Eijsden-Margraten' is het mogelijk om in één keer de onderliggende bestemmingsplannen gedeeltelijk te herzien, zodat bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen of afwijkend gebruik de aanvraag omgevingsvergunning getoetst kan worden aan het bestemmingsplan als het gaat om het onderdeel parkeren. Op het aspect parkeren wordt in paragraaf 5.2.3 nader ingegaan.

Hoofdstuk 4 Beleid

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het Rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid. Het Rijksbeleid wordt besproken aan de hand van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Voor de beschrijving van het provinciale beleid is gebruik gemaakt van het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL2014) en de Omgevingsverordening Limburg 2014 (OvL2014). Het gemeentelijke beleid is ontleend aan de Strategische Visie 2022 (Vernieuwen door verbinden).

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld, waarin de toekomstvisie wordt gegeven van het kabinet met betrekking tot onder andere de ruimtelijke ordening. Deze structuurvisie vervangt (onder andere) de Nota Ruimte. Hiernavolgend wordt ingegaan op deze structuurvisie.

De structuurvisie beschrijft de principes voor de ruimtelijke inrichting in Nederland. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de beoogde ambities tot en met 2040. In de structuurvisie worden de hoofdlijnen van het beleid aangegeven, waarbij de nationale ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland een grote rol speelt.

In deze structuurvisie wordt benadrukt dat het van het grootste belang is dat de concurrentiepositie van Nederland verbetert. Hiertoe is het van belang dat ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn. Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd, te weten:

  • 1. het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland;
  • 2. het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid;
  • 3. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Om de regeldruk te verlagen heeft het kabinet besloten dat de ruimtelijke afwegingen zo dicht mogelijk bij de burger plaats moet vinden. Daarom zal er op basis van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte naar gestreefd worden om zoveel mogelijk verantwoordelijkheden bij de gemeenten en provincies onder te brengen. Het Rijk zal zeer terughoudend, en met name achteraf, bij het toezicht betrokken zijn.

Er zijn echter wel enkele ontwikkelingen waarbij het Rijk bij voorbaat al aangeeft dat er een rijksverantwoordelijkheid aan de orde kan zijn. Een rijksverantwoordelijkheid kan aan de orde zijn indien een onderwerp nationale baten/lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. Voorbeelden hiervan zijn ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio's rondom de mainports, brainport en greenports. Maar ook onderwerpen waarover internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie of werelderfgoed. Daarnaast kunnen ook onderwerpen die provincie- of landgrensoverschrijdend of een hoog afwentelingsrisico kennen een rijksverantwoordelijkheid zijn.

Ontwikkelingen die niet onder het bovenstaande vallen zullen in principe alleen achteraf gecontroleerd worden door het Rijk. Rijkswaterstaat en de ministeries van Defensie en EL&I zullen als direct belanghebbenden wel de plannen vooraf blijven beoordelen.

De structuurvisie streeft een zorgvuldige en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen na. Hiertoe is in de structuurvisie een ladder voor duurzame verstedelijking ontwikkeld. De invulling van deze ladder wordt overgelaten aan de gemeenten en provincies. Zolang de ontwikkeling de rijksbeleidsdoeleinden niet frustreert, is er een grote mate van vrijheid voor de decentrale overheden. In paragraaf 4.2.4 wordt nader ingegaan op deze ladder voor duurzame verstedelijking.

Het Rijk streeft met het opstellen van de structuurvisie een goed werkende woningmarkt in Nederland na. Dit wil zeggen dat er qua omvang, kwaliteit en differentiatie een goede balans dient te zijn. Bovendien dient er ruimte te zijn voor het in stand houden van de bereikbaarheid van Nederland en dient er rekening gehouden te worden met het behoud van de natuur.

Meer specifiek heeft het Rijk in de provincie Limburg enkele belangrijke gebieden aangewezen. Het Rijk kent de Greenport Venlo en Brainport Zuidoost Nederland een belangrijke waarde toe voor de concurrentiepositie van Nederland. Het verstedelijkte gebied rondom Sittard-Geleen en Maastricht is zodoende dan ook aangewezen als een voor de concurrentiepositie essentieel gebied. Met name de bereikbaarheid van deze gebieden verdient derhalve extra aandacht.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Barro voorziet in de juridische borging van het nationale ruimtelijke beleid. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Navolgende onderwerpen met nationaal belang zijn opgenomen in het Barro en de eerste aanvulling (Stb. 2012, nr. 388):

  • project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • kustfundament en de daarbuiten gelegen primaire waterkeringen;
  • grote rivieren en rijksvaarwegen en de veiligheid daarom heen;
  • toekomstige rivierverruiming van de Maastakken;
  • Waddenzee en Waddengebied, en IJsselmeergebied;
  • verstedelijking in het IJsselmeer;
  • defensie;
  • erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde;
  • hoofdwegen en landelijke spoorwegen;
  • elektriciteitsvoorziening;
  • ecologische hoofdstructuur.
4.1.3 Regeling algemene regels ruimteljike ordening (Rarro)

Naast het Barro is ook de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) in werking getreden. In het Barro is bepaald dat bij ministeriële regeling verschillende militaire terreinen, gebieden, objecten en zones worden aangewezen, waar gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening mee moeten houden. In de Rarro wordt daar uitvoering aan gegeven.

4.1.4 Conclusie Rijksbeleid

Onderhavig project levert geen strijd op met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, het Barro en de Rarro. Het Rijksbeleid is niet aan de orde, omdat sprake is van een kleinschalige ontwikkeling en er geen onderwerpen vanuit de SVIR en Barro op het projectgebied van toepassing zijn. Ook gelden er vanuit de Rarro geen beperkingen ten aanzien van het project.

4.2 Provinciaal beleid

4.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL2014)

Provinciale Staten van Limburg hebben op 12 december 2014 het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL2014) vastgesteld. In het POL2014 is de provincie opgedeeld in zoneringen.

Onderhavig projectgebied is gelegen binnen de zonering 'buitengebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OVBUI6265NK4-VG01_0017.png"

Uitsnede kaart 'zoneringen' POL2014 met aanduiding projectgebied

Buitengebied

De gronden die gelegen zijn in de zone ‘Buitengebied’ betreffen alle gronden in het landelijk gebied die niet zijn gelegen in de ‘Goudgroene natuurzone’, ‘Zilvergroene natuurzone’ en/of ‘Bronsgroene landschapszone’. Het betreffen met name gronden met een agrarisch karakter, waarbij (o.a.) ruimte wordt gegeven voor doorontwikkeling van agrarische bedrijven. De provinciale beleidsaccenten in de zone ‘Buitengebied’ zijn gericht op ontwikkelingsmogelijkheden voor nieuwe (landbouw)bedrijfslocaties, het terugdringen van de milieubelasting vanuit de landbouw en de kwaliteit en het functioneren van de ondergrond.

4.2.2 Ontwerp Provinciale Omgevingsvisie Limburg (POVI)

De nieuwe Omgevingswet treedt naar verwachting op 1 januari 2022 in werking. De provincie moet dan beschikken over een Provinciale Omgevingsvisie en Omgevingsverordening. De provincie is in dat verband doende het POL2014 te vervangen door de Omgevingsvisie Limburg (hierna ook: de POVl). De POVI richt zich op de langere termijn (2030-2050) en beschrijft onderwerpen zoals wonen, bodem, infrastructuur, milieu, ruimtelijke economie, water, natuur, luchtkwaliteit, landschap en cultureel erfgoed. Maar ook het aspect gezondheid en een gezonde leefomgeving wordt in de Omgevingsvisie meegenomen.

De zoneringen op grond van het POL2014 zijn in de ontwerp POVI overgenomen op de kaart 'Limburgse principes'. In de ontwerp POVI is onderhavig projectgebied gelegen in de 'landelijke kern'. Vanuit beleidsmatig oogpunt in relatie tot voorliggend bouwplan is geen sprake van relevante wijzigingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OVBUI6265NK4-VG01_0018.png"

Uitsnede kaart 'Limburgse principes' ontwerp POVI met aanduiding projectgebied

4.2.3 Omgevingsverordening Limburg 2014 (OvL2014)

Naast de indeling in zoneringen is tevens sprake van diverse provinciale beschermingsgebieden, waartoe op grond van de Omgevingsverordening Limburg 2014 specifieke regelgeving geldt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OVBUI6265NK4-VG01_0019.png"

Uitsnede kaart 'milieubeschermingsgebieden' Omgevingsverordening Limburg 2014 met ligging projectgebied

Gelet op de kaart 'milieubeschermingsgebieden' is onderhavig projectgebied gelegen binnen het beschermingsgebied 'Nationaal Landschap Zuid-Limburg' en een grondwaterbeschermingsgebied.

Beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg

Onderhavig projectgebied is blijkens de kaart 'Milieubeschermingsgebieden' gelegen in het beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg.

In Nederland zijn in totaal 20 zogenaamde nationale landschappen aangewezen. Dit zijn landschappen met

elk een unieke combinatie van cultuurhistorische en natuurlijke elementen. De Nationale Landschappen kenmerken zich door de specifieke samenhang tussen de verschillende onderdelen van het landschap, zoals natuur, reliëf, grondgebruik en bebouwing.

De kernkwaliteiten zijn voor het Nationaal Landschap Zuid-Limburg betreffen: 'schaalcontrast van zeer open naar besloten', 'het groene karakter', 'reliëf en ondergrond' en 'rijk en gevarieerd cultuurhistorisch erfgoed'. Bij (ruimtelijke) ontwikkelingen binnen een nationaal landschap dienen de geformuleerde kernkwaliteiten in acht te worden genomen. Op deze kernkwaliteiten wordt in paragraaf 5.2.5 nader ingegaan.

Op grond van de omgevingsverordening geldt primair een verbod op het verrichten van handelen in beekdalen, bronnen of bronzones, graften en holle wegen. Hiervan is ter plekke van onderhavig projectgebied geen sprake.

Grondwaterbeschermingsgebied

Voorts is blijkens de kaart 'milieubeschermingsgebieden' van de Omgevingsverordening Limburg 2014 de locatie gelegen binnen een grondwaterbeschermingsgebied. De grondwaterbeschermingsgebieden zijn beschermingszones voor de onttrekkingen voor de openbare drinkwatervoorziening. In de Omgevingsverordening 2014 zijne specifieke regels opgenomen voor de (nieuw)vestiging of uitbreiding van diverse soorten inrichtingen of constructies en voor het (verbod op het) gebruik of vervoer van diverse (schadelijke) stoffen. Grondwaterbeschermingsgebieden zijn tevens kwetsbare gebieden in het kader van de vrijstelling rioleringsverplichting. Bij voorliggend voornemen is echter geen sprake van het realiseren een (bedrijfsmatige) inrichting zoals opgenomen in de Omgevingsverordening Limburg 2014. Omdat ook geen sprake is van grondwerken dieper dan 3 meter beneden maaiveld, is voorliggend voornemen niet strijdig met regels omtrent grondwaterbeschermingsgebieden.

4.2.4 Ladder voor duurzame verstedelijking

De zogenaamde 'ladder voor duurzame verstedelijking' is opgenomen in artikel 3.1.6, tweede lid, Besluit ruimtelijke ordening en luidt als volgt:

"De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."

De ladder voor duurzame verstedelijking is door de provincie verankerd in de Omgevingsverordening Limburg 2014 (OvL2014) in artikel 2.2.2, lid 1. Aanvullend op deze ladder heeft de provincie daarin bepaald dat tevens de mogelijkheden van herbenutting van leegstaande monumentale en beeldbepalende gebouwen moet worden onderzocht.

Uitgangspunt voor toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking is dat sprake dient te zijn van een stedelijke ontwikkeling. Conform artikel 2.2.1 van de OvL2014 is de definitie van een stedelijke ontwikkeling een 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.

Onderhavig project betreft het realiseren van twee recreatiewoningen. Op basis van jurisprudentie (o.a. uitspraak Raad van State d.d. 28 juni 2017, 201608869/1/R3) is gebleken dat het realiseren van één of enkele woningen niet wordt gezien als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, Bro.

Voor wat betreft de verblijfsrecreatieve doeleinden wordt in Zuid-Limburg het beleid gevoerd – vanwege de ladder voor duurzame verstedelijking – dat het toevoegen tot 30 slaapplaatsen niet regionaal behoeft te worden afgestemd. Voorliggende planontwikkeling voorziet in de toevoeging van maximaal 10 slaapplaatsen. Gelet op vorenstaande aantallen behoeft voorliggende planontwikkeling enkel te worden gemeld aan de themagroep vrijetijdseconomie (VTE). Op de Visie Vrijetijdseconomie 2030 in relatie tot onderhavig bouwplan wordt nader ingegaan in paragraaf 4.3.1.

Op grond van vorenstaande mag worden geconcludeerd dat onderhavig project niet wordt aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in deze bepaling van het Bro, zodat artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro niet van toepassing is.

4.2.5 Limburgs Kwaliteitsmenu

Voor (ruimtelijke) ontwikkelingen buiten de zogenaamde 'rode contouren' is het Limburgs Kwaliteitsmenu van kracht. In dit Kwaliteitsmenu geeft de provincie de Limburgse gemeenten een handreiking op welke wijze deze om moeten gaan met ontwikkelingen in het buitengebied. Gemeenten dienen in een structuurvisie dit provinciale beleidskader te verwerken en aan te geven op welke wijze zij toepassing geven aan het Limburgs Kwaliteitsmenu.

In z'n algemeenheid betreft het Limburgs Kwaliteitsmenu een beleidsregel die onder voorwaarden ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied van Limburg toestaat. Daarbij dient sprake te zijn van 'kwaliteitswinst'. Deze kwaliteitswinst kan op diverse wijze tot stand komen, zoals bijvoorbeeld het realiseren van een landschappelijke inpassing, het slopen van bedrijfsbebouwing of glasopstanden, het realiseren van natuur of het leveren van een financiële bijdrage in een (gemeentelijk) 'groenfonds'. De provincie geeft in het Limburgs Kwaliteitsmenu richtlijnen en drempelwaarden voor het bepalen van de hoogte van de tegenprestatie bij verschillende soorten ruimtelijke ontwikkelingen.

Gemeenten dienen in een structuurvisie dit provinciale beleidskader te verwerken en aan te geven op welke wijze zij toepassing geven aan het Limburgs Kwaliteitsmenu. De gemeente Eijsden-Margraten heeft het Limburgs Kwaliteitsmenu vertaald in het ‘Gemeentelijk Kwaliteitsmenu Eijsden-Margraten 2013’, waarop nader wordt ingegaan in paragraaf 4.4.2.

4.2.6 Conclusie provinciaal beleid

Gelet op vorenstaande uiteenzetting van het vigerende provinciale beleid, bestaan er geen onoverkomelijke belemmeringen met betrekking tot voorliggend project. De ter plekke van onderhavig projectlocatie van toepassing zijnde provinciale zonering 'buitengebied' impliceert geen belemmeringen vanuit beleidsoogpunt. Voorts is geen sprake van strijdigheid met de uitgangspunten van het beschermingsgebied 'Nationaal Landschap Zuid-Limburg' en eventuele andere beschermingsgebieden. De ladder voor duurzame verstedelijking is niet aan de orde en op het Limburgs Kwaliteitsmenu wordt nader ingegaan in paragraaf 4.4.2.

4.3 Regionaal beleid

4.3.1 Visie Vrijetijdseconomie 2030

In december 2019 is de Visie Vrijetijdseconomie 2030 van de 16 Zuid-Limburgse gemeenten en de provincie Limburg aangeboden aan de diverse gemeenten. Hierin wordt verwoord op welke wijze de gemeenten gezamenlijk willen werken aan een toekomstbestendige toeristisch-recreatieve bestemming Zuid-Limburg.

De geformuleerde ambities voor de vrijetijdseconomie in Zuid-Limburg in 2030 zijn alsvolgt:

  • toerisme blijft bijdragen aan duurzame economische structuurversterking van de regio;
  • kwalitatieve groei gaat boven kwantitatieve groei gaat;
  • landschappelijke en stedelijke kwaliteiten moeten elkaar versterken;
  • de vrijetijdseconomie helpt om natuur en landschap te ontwikkelen;
  • inwoners en gasten kunnen heel Zuid-Limburg beleven.

De strategie om de geformuleerde ambities ook daadwerkelijk te gaan realiseren is opgebouwd uit vijf pijlers:

  • 1. Kwaliteit

De focus van de vrijetijdseconomie ligt op groei in kwaliteit. Bescherming en verbetering van landschappelijke kwaliteiten, toeristisch-recreatieve voorzieningen en erfgoed staat hierbij centraal.

  • 2. Verleiden

De wens is om inwoners en gasten te verleiden om ook de minder bekende locaties in de regio te bezoeken. Het doel hiervan is langer te verblijven en vaker terug te komen.

  • 3. Beleving van Zuid-Limburgse Grote Verhalen

Om ervoor te zorgen dat inwoners en gasten geraakt worden door de bijzondere verhalen van Zuid-Limburg en zich daarmee verbonden voelen, zet de regio in op het ontwikkelen, ontsluiten en vervolgens promoten van de belangrijke Zuid-Limburgse verhalen.

  • 4. Duurzame vernieuwing

Om nieuwe doelgroepen aan te (blijven) trekken en economisch vitaal te blijven, richt deze pijler zich op continue vernieuwing van het toeristisch-recreatief product.

  • 5. Ondernemerschap en innovatie

Deze pijler richt zich o.a. op het stimuleren van innovatie en cross-overs, thema- en doelgroepgericht werken, het opleiden van geschikt personeel en het verbinden van ondernemers met de streekidentiteit.

Initiatiefnemers van voorliggend project willen hun bijdrage leveren aan het realiseren van de ambities van de regio op het gebied van vrijetijdseconomie. Ziij beogen in dat verband een vervallen schuur gelegen in een beschermd dorpsgezicht middels herbouw in dezelfde ruimtelijke karakteristiek een nieuwe functie te geven met recreatief verblijf. Op deze manier kan een kwalitatieve bijdrage worden geleverd de cultuurhistorie van de plek.

De beoogde twee recreatiewoningen zijn per eenheid beschikbaar vanaf 2 tot 5 personen, waarbij de mogelijkheid wordt gecreëerd om middels een 'connecting door' de twee recreatiewoningen samen te voegen tot 1 grote recreatiewoning voor maximaal 10 personen. De beoogde doelgroep zijn de kleine gezinnen en/of families (ouders, kinderen, kleinkinderen). Eén van de recreatiewoningen zal geschikt worden gemaakt voor mindervaliden middels het voorzien in bredere, rolstoeltoegankelijke, deuren en zonder drempels. Het dak wordt volledig uitgevoerd met zonnepanelen. Op deze wijze willen initiatiefnemers voorzien in kwalitatieve, breed inzetbare, en duurzame recreatiewoningen.

Aangrenzend aan de te realiseren recreatiewoningen is een grote tuin met hoogstam fruitbomen gelegen waarin begrazing door kleinvee plaats vindt. De gast ervaart op deze wijze het Limburgs eigen landschap van de streek direct naast zijn/haar verblijf.

Initiatiefnemers willen voorts de gasten triggeren om niet enkel de 'standaard' toeristische hotspots van Zuid-Limburg te bezoeken, echter ook de minder bekende plekken onder de aandacht brengen. Dit kan worden bewerkstelligd door middel van specifieke informatievoorziening door initiatiefnemers over de diverse interessante plekken in de regio.

Een belangrijke voorwaarde voor de realisatie van de pijlers om de ambities te verwezenlijken, is een sterke regionale samenwerking in de vrijetijdseconomie. Om te toetsen of recreatieve ontwikkelingen voldoen aan uitgangspunten en ambities van de Visie Vrijetijdseconomie 2030 is de themagroep Vrijetijdseconomie Zuid-Limburg in het leven geroepen. Bij het realiseren tot 30 slaapplaatsen gericht op recreatie verblijf dient het plan te worden gemeld bij de themagroep VTE. Onderhavig project zal overeenkomstig door de gemeente moeten worden afgestemd met de themagroep VTE.

4.3.2 Conclusie regionaal beleid

Gelet op vorenstaande uiteenzetting vormt het regionale beleid geen belemmeringen voor onderhavig project.

4.4 Gemeentelijk beleid

4.4.1 Strategische Visie 2022

In de Strategische Visie 2022 zijn vijf ambities en acht thema's afgeleid. De ambities vormen het fundament van de visie en geven richting aan de keuzes binnen de acht thema's. Eén van de ambities is 'Buitengewone buiten (be)leven', waarbij wordt aangegeven dat de gemeente gaat voor de versterking van het toerisme in de vorm van kwaliteitstoerisme.

Onder het thema 'Landschappelijk verantwoord ondernemen' wordt voorts ingegaan op de visie van de gemeente ten aanzien van toerisme. Ingezet wordt op wandelen, fietsen en andere vormen van onthaasten. De onderliggend kracht daarbij is de beleving van het landschap.

Het thema 'Landschappelijk verantwoord ondernemen' gaat ook kort in op bebouwing in het buitengebied. De gemeente stelt daarvoor duidelijke kaders. Belangrijke uitgangspunten hierbij zijn onder andere het in stand houden van authentieke dorpsgezichten en ruimte voor functiewijziging van bestaande bebouwing in het buitengebied.

Voorliggend project om twee recreatiewoningen te realiseren komt tegemoet aan zowel de visie van de gemeente ten aanzien van het toerisme, als op bebouwing in het buitengebied.

4.4.2 Gemeentelijk Kwaliteitsmenu Eijsden-Margraten 2013

De gemeente Eijsden-Margraten heeft de provinciale beleidsregel 'Limburgs Kwaliteitsmenu' (LKM) vertaald in het 'Gemeentelijk Kwaliteitsmenu Eijsden-Margraten 2013' (GKM). Hierin is vastgelegd dat ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied of in het gebied buiten de rode contouren het verlies van omgevingskwaliteit op een kwalitatieve manier wordt gecompenseerd.

Bij voorliggend project is geen sprake van extra verstening. De bestaande (schuur)bebouwing wordt gesloopt, in ruil waarvoor in oppervlak gelijke bebouwing wordt terug gebouwd ten behoeve van de twee recreatiewoningen. Daarbij wordt de ruimtelijke karakteristiek van de schuur terug gebracht; qua bebouwing wordt op deze wijze een kwaliteitsverbetering doorgevoerd.

De locatie van de twee recreatiewoningen wordt in de bestaande situatie reeds landschappelijk ingepast met hagen. Aan de achterzijde (westzijde) is sprake van een huisweide met enkele hoogstamfruitbomen en begrazing door kleinvee.

Gelet op vorenstaande is eerder sprake van een versterking, dan het verlies, van de omgevingskwaliteit ter plekke als gevolg van voorliggend bouwplan. Een GKM-compensatie behoeft niet te worden geleverd.

4.4.3 Conclusie gemeentelijk beleid

Gelet op het vorenstaande uiteenzetting van het gemeentelijke beleid wordt geconcludeerd dat onderhavige planontwikkeling niet strijdig is met dit beleid.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

Bij de realisering van een project moet rekening worden gehouden met diverse aspecten uit de omgeving die een negatieve invloed kunnen hebben op het projectgebied. Dit geldt omgekeerd ook voor de uitwerking die het project heeft op zijn omgeving.

5.1 Milieutechnische aspecten

5.1.1 Bodem

Indien sprake is van een planologische functiewijziging danwel het realiseren van nieuwe verblijfsruimten, dient te worden bezien of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse geschikt is voor het voorgenomen gebruik.

Bij voorliggend project worden nieuwe verblijfsruimten mogelijk gemaakt (recreatiewoningen), als gevolg waarvan een verkennend bodem- en asbestonderzoek is uitgevoerd. De rapportage van dat onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 1. Op grond van dat verrichte onderzoek dat ondanks aangetroffen licht verhoogde concentraties in de bovengrond, deze vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen directe belemmering vormen voor onderhavig project. De vanwege het bouwplan vrijkomende grond dient rekening te worden gehouden met verhoogde afzetkosten omdat sprake is van niet toepasbare grond, vanwege de concentratie minerale olie. Verder moet ermee rekening worden gehouden dat, vanwege de diversiteit in bodemlagen, deze bodemlagen niet onderling vermengd mogen worden. Zulks met name bij de afvoer van de grond.

Conclusie bodem 

Het aspect bodem vormt geen belemmeringen voor het bouwplan.

5.1.2 Geluid

Met betrekking tot het aspect geluid kan sprake zijn van geluidbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai, industrielawaai en spoorweglawaai. Voor onderhavig projectgebied kan sprake zijn van wegverkeerslawaai.

Het projectgebied is gelegen aan de Bruisterbosch alwaar een maximum snelheidsregime geldt van 30 km/u. Dergelijke wegen zijn op basis van de Wet geluidhinder niet gezoneerd. Omdat geen sprake is van een ligging binnen een wettelijke geluidszone, alsook een vakantiewoningen geen geluidgevoelig object is op grond van de Wet geluidhinder, is geen akoestisch onderzoek noodzakelijk ten behoeve van gevelbelasting vanwege verkeerslawaai.

Conclusie geluid

Het aspect geluid vormt geen belemmeringen voor het bouwplan.

5.1.3 Milieuzonering

Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen en dat (andersom) nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden. Het waar mogelijk scheiden van bedrijven en woningen bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:

  • het reeds in het ruimtelijke spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor woningen;
  • het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

De gemeente beslist zelf of zij op een bepaalde locatie bedrijven of woningen wil mogelijk maken. Dit besluit dient echter wel zorgvuldig te worden afgewogen en te worden verantwoord.

Veehouderij

In de directe omgeving van onderhavig projectgebied is een veehouderij gelegen, met een vaste geurafstand van 25 meter vanaf het emissiepunt en/of de stalruimte. De twee te realiseren recreatiewoningen zijn gelegen binnen deze geurcirkel. Omdat recreatiewoningen doorgaans niet zijn bezet door dezelfde personen worden deze niet als geurgevoelig beschouwd. Dit betekent dat het onderhavig bouwplan de bedrijfsvoering van de veehouderij niet belemmert.

Spuitzones

Onderhavig projectgebied is gelegen in de directe nabijheid van agrarische gronden. Hoewel daarvan in de feitelijke situatie geen sprake van is, is het op basis van het aldaar vigerende bestemmingsplan toegelaten om fruitteelt te exploiteren. Bij fruitteelt wordt gebruik gemaakt van chemische bestrijdingsmiddelen die, vanwege drift, slecht voor de gezondheid kunnen zijn voor de mens.

Er bestaat geen wetgeving die afstanden voorschrijft. Op basis van jurisprudentie wordt echter in beginsel een afstand van 50 meter tussen de toepassing van chemische bestrijdingsmiddelen bij fruitteelt en een gevoelig object (vakantiewoningen) niet onredelijk geacht. De gemeente Eijsden-Margraten heeft, vanwege de ontstane jurisprudentie, de 'Beleidsnotitie Spuitcirkels (gewijzigde versie)' in oktober 2013 vastgesteld. In deze beleidsnotitie is aangegeven op welke wijze kan worden omgegaan met spuitcirkels bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

In het kader van voorliggende planontwikkeling hebben initiatiefnemers overleg gepleegd met de eigenaren van de kadastrale percelen die (deels) gelegen zijn binnen een afstand van 50 meter ten opzichte van de nieuwe recreatiewoningen:

  • gemeente Sint Geertruid - sectie A - nummer 2010;
  • gemeente Sint Geertruid - sectie A - nummer 2658.

Met alle eigenaren is schriftelijke overeenstemming bereikt voor het vastleggen van een spuitvrije zone ter plekke van een deel van deze agrarische gronden. Betreffende verklaringen, alsook de ligging van betreffende percelen, zijn bijgevoegd als Bijlage 2.

Conclusie milieuzonering

Het aspect milieuzonering vormt geen belemmeringen voor het bouwplan.

5.1.4 Luchtkwaliteit

Deze Algemene maatregel van Bestuur (AmvB) legt vast wanneer een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de toename van concentraties van bepaalde stoffen in de lucht. Een project is NIBM wanneer het aannemelijk is dat het een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. Het NSL is vanaf augustus 2009 van kracht, zodat de 3% grens aangehouden dient te worden.

In de regeling NIBM is (onder andere) aangegeven dat een plan tot 1.500 woningen niet in betekenende mate bijdraagt aan de toename van de concentratie fijn stof en stikstofdioxide in de lucht. Voorliggend project is geenszins vergelijkbaar met een plan van een dergelijke aantal toe te voegen woningen.

Conclusie luchtkwaliteit

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmeringen voor het bouwplan.

5.1.5 Externe veiligheid

Ten behoeve van de beoordeling van de mogelijke externe veiligheidsrisico's in de nabijheid van onderhavig projectgebied is de Risicokaart geraadpleegd. Op de risicokaart is informatie opgenomen over risicovolle bedrijven, transportroutes en buisleidingen.

Op circa 850 meter ten westen van het projectgebied zijn twee ondergrondse gasleidingen gelegen. Aan weerszijden van deze leidingen is op grond van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009, inclusief 1e herziening' een vrijwaringszone van 300 meter van toepassing. Op ruim 1,1 kilometer ten oosten is tevens een ondergrondse brandstofleiding gelegen. De vrijwaringszone aan weerszijde van deze leiding bedraagt 30 meter. Gelet op de ruime afstand ten opzichte van de leidingen en de ligging buiten de in dat verband van toepassing zijnde vrijwaringszones, ondervindt onderhavig bouwplan hiervan geen belemmeringen.

De ligging van het projectgebied ten opzichte van de vrijwaringszones van genoemde leidingen is weergegeven in onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OVBUI6265NK4-VG01_0020.png"

Ligging projectgebied t.o.v. vrijwaringszones leidingen

Voor het overige is geen sprake van risicovolle bronnen in de nabijheid van het projectgebied waarvoor belemmeringen gelden voor het bouwplan.

Conclusie externe veiligheid

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmeringen voor het bouwplan.

5.2 Overige ruimtelijke aspecten

5.2.1 Archeologie & cultuurhistorie

Hierna wordt ingegaan op de aspecten archeologie en cultuurhistorie in relatie tot voorliggende planontwikkeling.

Archeologie

Voorliggend planvoornemen voorziet in de sloop van een bestaande schuur en nieuwbouw ter plekke ten behoeve van twee recreatiewoningen. De gemeente Eijsden-Margraten beschikt over de Erfgoedverordening gemeente Eijsden-Margraten 2013' en archeologische verwachtingenkaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OVBUI6265NK4-VG01_0021.png"

Uitsnede archeologische verwachtingenkaart met aanduiding projectgebied

Blijkens die kaart is ter plekke van het projectgebied sprake van een gebied aangeduid als 'Monumenten van hoge waarde, niet beschermd volgens de Monumentenwet' (waardecategorie 3). In deze gebieden dient bij bodemverstoringen binnen de bebouwde kom dieper dan 50 centimeter beneden maaiveld én met een groter oppervlak dan 250 m² archeologisch onderzoek te worden verricht. Bij voorliggend project wordt niet voorzien in een dergelijk verstoringsoppervlak, waardoor archeologisch onderzoek niet behoeft te worden verricht.

Cultuurhistorie

Op grond van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009, inclusief 1e herziening' is voor het projectgebied de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' vastgelegd. Sprake is van de ligging in het op 14 december 1993 (door de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en Milieu) beschermde gezicht 'Sint Geertruid, Moerslag en Bruisterbosch'.

Op grond van de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' zijn de gronden mede bestemd voor het behoud van ter plaatse bestaande bebouwing, bouwwerken en bebouwde gronden, zowel afzonderlijk als in hun onderlinge samenhang, die een beeld opleveren dat van algemeen belang is vanwege de schoonheid, de betekenis voor de wetenschap, de cultuurhistorische waarde en de ruimtelijke structurele samenhang.

Vanwege de ligging in het beschermde dorpgezicht is het bouwplan voorgelegd aan de monumentencommissie. Deze commissie heeft een positief advies afgegeven.

Conclusie archeologie & cultuurhistorie

De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmeringen voor het bouwplan.

5.2.2 Kabels en leidingen

Door het project gebied lopen geen boven- en/of ondergrondse leidingen. Er is op dat gebied derhalve geen sprake van bijbehorende (planologische) beschermingszones en/of belangen van derden op dit punt.

De aanwezigheid van kabels en leidingen met betrekking tot de nutsvoorzieningen in de omgeving is evident. Bij het eventueel nader uitwerken van de aansluitingen, dient met de verschillende netwerkbeheerders contact te worden opgenomen.

Conclusie kabels en leidingen

Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmeringen voor het project.

5.2.3 Verkeer en parkeren

Met betrekking tot onderhavig bouwplan dienen de (eventuele) gevolgen voor de verkeersstructuur alsmede het parkeren inzichtelijk te worden gemaakt.

Ter plekke van onderhavig projectgebied is het 'Parapluplan Parkeren Eijsden-Margraten' van kracht. Met dit facetbestemmingsplan is een publiekrechtelijke parkeerregeling vastgelegd die het mogelijk maakt om een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen of afwijkend gebruik deze te toetsen aan het aspect parkeren zoals opgenomen in het bestemmingsplan.

Parkeren

De parkeerbehoefte wordt bepaald op basis van de publicatie 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie, publicatie 317 (oktober 2012)' van het CROW. Onderhavig projectgebied is op basis van het facetbestemmingsplan gelegen in de stedelijkheidsgraad 'niet stedelijk' en is gelegen in de 'rest bebouwde kom'. Voor een recreatiewoning zijn in de CROW-publicatie geen specifieke normen opgenomen. Indien uitgegaan zou worden van een 'bungalowpark (huisjescomplex)' dient te worden gerekend met een minimale parkeernorm van 1,6 en maximale norm van 1,9 parkeerplaatsen per bungalow. In casu impliceert dit totale een parkeerbehoefte van (afgerond) 4 parkeerplaatsen op eigen terrein.

Zou uitgegaan worden van een algemeen gehanteerde parkeernorm voor een vakantiewoning van 0,5 parkeerplaats per slaapplaats, zou in casu een totale parkeerbehoefte van 5 parkeerplaatsen op eigen terrein.

Bij voorliggend bouwplan wordt voorzien in 5 parkeerplaatsen op eigen terrein. Van deze 5 parkeerplaatsen worden 2 parkeerplaatsen voorzien van een oplaadpaal voor elektrische voertuigen. Op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid om te voorzien in de parkeerbehoefte.

Verkeersgeneratie

Het realiseren van de twee recreatiewoningen leidt tot extra verkeersbewegingen van en naar de locatie. In het 'Parapluplan Parkeren Eijsden-Margraten' zijn ook kencijfers opgenomen voor de verkeersgeneratie. Deze bedraagt 2,1 tot 2,3 motorvoertuigbewegingen per werkdagetmaal per bungalow, uitgaande van een 'bungalowpark (huisjescomplex)'. De totale verkeersgeneratie bedraagt hierdoor (afgerond) 5 motorvoertuigbewegingen per werkdagetmaal.

Dit aantal is dusdanig beperkt dat geen problemen behoeven te worden verwacht in de verkeersveiligheid, -doorstroming, en -afwikkeling.

Conclusie verkeer en parkeren

Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmeringen voor het bouwplan.

5.2.4 Waterhuishouding

Vanaf 1 november 2003 zijn de overheden wettelijk verplicht om alle ruimtelijke plannen, die van invloed zijn op de waterhuishouding, voor advies voor te leggen aan de waterbeheerders. Tot juli 2004 kwam het voor dat voor de watertoets verschillende waterbeheerders (waterschapsbedrijf, waterschap, provincie en Rijkswaterstaat) apart moesten worden benaderd. Die gaven dan afzonderlijke wateradviezen. Dat zorgde voor veel onduidelijkheid en papieren rompslomp.

Het streven is om bij nieuwbouw 100% van het verharde oppervlak af te koppelen van de gemeentelijke riolering. Daarbij is het streven om alles zoveel mogelijk klimaat adaptief aan te leggen. Het opgevangen hemelwater dient binnen de eigen perceelsgrenzen te worden afgehandeld. Zo kan het hemelwater worden benut voor hergebruik, bijvoorbeeld middels een grijswatercircuit. Overtollig hemelwater dient op eigen terrein te kunnen worden gebufferd om vervolgens in de bodem te infiltreren.

Op 1 april 2019 zijn de nieuwe Beleidsregels Keur Waterschap Limburg 2019 in werking getreden. In deze beleidsregels is vastgelegd dat bergings-/infiltratievoorziening minimaal gedimensioneerd dienen te worden op een neerslaggebeurtenis met een herhalingstijd eens in de 100 jaar gebaseerd op het gemiddelde klimaatscenario 2050. Voor Zuid-Limburg (Heuvelland) geldt bij maatwerk een buiduur van twee uur, zijnde 80 mm.

De te realiseren dakverharding vanwege de nieuwe recreatiewoningen heeft een totaal oppervlak van 180 m². Vanwege voorliggend planvoornemen dient de hemelwatervoorziening een capaciteit te hebben van (180 m² x 80 mm) 14,4 m³. Dit hemelwater dient te worden opgevangen en te worden afgevoerd in de richting van een hemelwatervoorziening. Aan de westzijde van de nieuw te realiseren recreatiewoningen is een huisweide gelegen, alwaar afdoende ruimte beschikbaar is om een adequate hemelwatervoorziening te realiseren.

Conclusie waterhuishouding

Het aspect waterhuishouding vormt geen belemmeringen voor het bouwplan.

5.2.5 Natuurbescherming

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet.

Kernkwaliteiten

Blijkens de kaart 'Beschermingszones natuur en landschap' van het OvL2014 is onderhavig projectgebied niet gelegen binnen een onderdeel van het 'Natuurnetwerk' (NNN) en/of een Natura2000-gebied. Wel is het projectgebied gelegen in het beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OVBUI6265NK4-VG01_0022.png"

Uitsnede OvL2014-kaart 'Beschermingszones natuur en landschap' met aanduiding projectgebied

Schaalcontrast van zeer open naar besloten

Vanwege voorliggend bouwplan wordt ter plekke van een te slopen schuur nieuwbouw gepleegd ten behoeve van twee recreatiewoningen. Geen sprake is van het toevoegen van nieuwe bebouwing. Met het bouwplan wordt de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving gerespecteerd en vindt vanuit dat oogpunt geen aantasting plaats van het schaalcontrast van zeer open naar besloten.

Het groene karakter

Het bouwplan wordt gerealiseerd binnen een bestaande woonbestemming. De nieuwbouw sluit in aard en omvang aan bij de aanwezige bebouwing. Het aanwezige groen (hagen en huisweide met fruitbomen) blijven vanwege het bouwplan onaangeroerd. Het bouwplan heeft dan ook geen effect op het bestaande (groene) karakter ter plekke.

Voorts wordt de bestaande steilrand / talud aan de zuidzijde van de Bruisterbosch (aan de overzijde van de weg) ter hoogte van het projectgebied niet aangetast. In het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009, inclusief 1e herziening' is instandhouding van deze steilrand middels de dubbelbestemming 'Waarde - Landschapselement' verankerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OVBUI6265NK4-VG01_0023.png"

Uitsnede kaart 'klein landschapselementen' geldende bestemmingsplan met aanduiding projectgebied

Reliëf en ondergrond

Ter plekke van het projectgebied is geen sprake van noemenswaardige hoogteverschillen. Voorts is geen sprake van het wijzigen van het reliëf en de ondergrond op onderhavige locatie. Deze zullen dan ook worden gerespecteerd.

Rijk en gevarieerd cultuurhistorisch erfgoed

Zoals in paragraaf 5.2.1 reeds aangegeven is het projectgebied gelegen in het beschermde gezicht 'Sint Geertruid, Moerslag en Bruisterbosch'. Onderhavig bouwplan is voorgelegd aan de monumentencommissie die positief heeft geadviseerd. Daarbij is geconstateerd dat de ruimtelijke karakteristiek ter plekke, en daarmee ook het dorpsgezicht, vanwege het bouwplan niet wordt aangetast.

Flora en fauna

Gelet op de ligging van onderhavig projectgebied en het gebruik van de locatie ten behoeve van woondoeleinden is het aannemelijk dat geen sprake is van de aanwezigheid van eventueel beschermde soorten flora en/of fauna. Dit laat onverlet dat op grond van artikel 1.11 Wet natuurbescherming een algemene verplichting geldt voor een ieder om voldoende zorg te dragen voor onder andere in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving.

Natura2000

Omdat het gebruik van onderhavige locatie ten behoeve van twee recreatiewoningen stikstofemissie emitteert en deze mogelijk een effect kan veroorzaken op Natura-2000 gebieden, is een toets uitgevoerd of voorliggende bouwplan mogelijk vergunningsplichtig is in het kader van de Wet natuurbescherming. De in dat verband verrichte toets en berekeningen met AERIUS zijn bijgevoegd als Bijlage 3.

Gebleken is dat geen sprake is van stikstofdepositie op een op voor stikstof gevoelige natuurgebieden. De depositie bedraagt 0,00 mol potentieel zuur/ha/jaar. Negatieve effecten op instandhoudingsdoelen van N2000 gebieden ten gevolge van stikstof kunnen met zekerheid worden uitgesloten.

Conclusie natuurbescherming

Het aspect natuurbescherming vormt geen belemmering voor het bouwplan.

5.3 Duurzaamheid

Duurzame stedenbouw verbreedt de aandacht naar meer aspecten dan alleen de verkaveling en ontsluiting. Duurzaamheid gaat ook om een zuinig ruimtegebruik, milieuvriendelijkheid, veilig verkeer en vervoer en natuur en rekening houden met het waterhuishoudingsysteem, omgevingsinvloeden, landschapsstructuren en landschapselementen.

Dit betekent in de praktijk dat gelet moet worden op het materiaalgebruik, de vormgeving, gebruik van alternatieve energiebronnen, compact bouwen, intensief ruimtegebruik en flexibel bouwen (levensloopbestendig).

Duurzaam bouwen heeft een volwaardige plaats in het ontwerp, het bouwen en beheren van de bebouwing. Tijdens de bouw kan door zuinig om te gaan met bouwmaterialen worden voorkomen dat er onnodig afval ontstaat.

Bij voorliggend bouwplan wordt de nieuwbouw voorzien van zonnepanelen. Voorts is gebruik van de recreatiewoningen - door de indeling van de begane grondvloer met alle primaire functies - op enkel de begane grondvloer mogelijk. Ten laatste wordt voorzien in een oplaadpaal voor elektrische voertuigen.

Hoofdstuk 6 Afweging belangen en conclusie

Het slopen van de bestaande schuur en ter plekke bouwen van twee recreatiewoningen aan de Bruisterbosch 4 te Sint Geertruid is niet rechtstreeks vergunbaar op grond van het vigerende bestemmingsplan ‘Buitengebied 2009, inclusief 1e herziening’. De gemeente heeft kenbaar gemaakt medewerking te willen verlenen aan het bouwplan in afwijking van het bestemmingsplan.

Ten behoeve van de ruimtelijke procedure en de afwijking van het bestemmingsplan dient voorliggende ruimtelijke onderbouwing te worden opgesteld teneinde te kunnen bepalen of bij onderhavig bouwplan sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Tegen de realisering van het project bestaat vanuit ruimtelijk en stedenbouwkundig oogpunt geen bezwaar aangezien aan de volgende uitgangspunten c.q. randvoorwaarden wordt voldaan:

  • het project is niet strijdig met het Rijks-, provinciale, regionale beleid, en gemeentelijke beleid;
  • de milieuaspecten bodem, geluid, milieuzonering, luchtkwaliteit en externe veiligheid vormen geen beletsel voor de realisatie van het project;
  • het project heeft geen negatieve invloed op de aspecten archeologie, kabels en leidingen, verkeer en parkeren, waterhuishouding, en natuur en landschap;
  • de financiële consequenties van het project worden volledig gedragen door de initiatiefnemer.

Op grond van vorenstaande overwegingen kan worden geconcludeerd dat bij het realiseren van de twee recreatiewoningen aan de Bruisterbosch 4 te Sint Geertruid sprake is van een goede ruimtelijke ordening.