direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: RO condoleance/ontmoetingsruimte Walpot
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.1903.OMGBUIpm-VG01

Ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Condoleance Walpot is voornemens op het terrein van Crematorium Walpot aan de Pisartlaan 8 (kadastraal bekend gemeente Eijsden-Margraten, sectie D, nummer 4609) te Eijsden een uitbreiding, bestaande uit een condoleanceruimte / ontmoetingsruimte, te realiseren. Ten behoeve van de condoleanceruimte/ontmoetingsruimte wordt tevens de aanwezige parkeervoorziening uitgebreid met ca. 100 parkeerplaatsen.

Deze voorgenomen ontwikkeling is strijdig met het vigerende bestemmingsplan, zie paragraaf 3.3.1. De gemeente Eijsden-Margraten kan op basis van artikel 2.10 lid 1 onder c en lid 2.12 lid 1 onder a, sub 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) de aangevraagde omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het vigerende bestemmingsplan.

Het voorliggende document vormt daarvoor de benodigde ruimtelijke onderbouwing.

1.2 Ligging projectgebied

Het projectgebied bevindt zich ten zuidoosten van de kern Eijsden aan de Pisartlaan 8. De uitbreiding bestaat uit het oprichten van een condoleanceruimte/ontmoetingsruimte, zoals aangegeven op onderstaande situatietekening, en de uitbreiding van de bestaande parkeervoorziening.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OMGBUIpm-VG01_0001.png"

Ligging projectgebied

In bijlage 1 is het besluitvlak toegevoegd, waar op de onderhavige ruimtelijke onderbouwing betrekking heeft.

1.3 Leeswijzer

Deze ruimtelijke onderbouwing gaat nader in op de volgende aspecten:

  • projectprofiel (hoofdstuk 2);
  • beleidskader (hoofdstuk 3);
  • milieu- en omgevingsaspecten (hoofdstuk 4);
  • ruimtelijke aanvaardbaarheid (hoofdstuk 5);
  • economische- en maatschappelijke uitvoerbaarheid (hoofdstuk 6).

Hoofdstuk 2 Projectprofiel

De uitbreiding voorziet in een condoleanceruimte/ontmoetingsruimte. Als gevolg waarvan tevens de reeds aanwezige parkeervoorziening dient te worden uitgebreid met ca. 100 parkeerplaatsen.

2.1 Condoleanceruimte / ontmoetingsruimte

De condoleanceruimte/ontmoetingsruimte wordt vormgegeven middels een glazen kas, bestaande uit twee delen. De situatietekening van de condoleanceruimte/ontmoetingsruimte is reeds in paragraaf 1.2 opgenomen.

De ruimte heeft een oppervlakte van 432 m² (18 x 24) en is 6,72 (6,715) meter hoog, zoals ook uit onderstaande plattegrond en aanzicht van de ruimte blijkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OMGBUIpm-VG01_0002.png"

Aanzicht D-D

Uit de plattegrond blijkt daarnaast dat naast de verblijfsruimte is voorzien in een entreeruimte inclusief garderobe, toiletruimten en een pantry/uitgiftebalie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OMGBUIpm-VG01_0003.png"

Plattegrond

Voor de constructietekeningen en technische gegevens wordt verwezen naar de bijlagen 3 en 2. Tevens zijn in bijlage 4 een aantal visualisaties bijgevoegd. Tevens zijn onderstaande nog de aanzichten van de gevels afgebeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OMGBUIpm-VG01_0004.png"

Aanzicht gevels

Om de condoleanceruimte/ontmoetingsruimte toegankelijk te maken zal de ruimte aan de voorzijde ontsloten worden via de reeds aanwezige weg op het perceel.

2.2 Landschappelijke inpassing

2.2.1 Condoleanceruimte/ontmoetingsruimte

De condoleanceruimte/ontmoetingsruimte is geprojecteerd in het weide-/boomgaardgebied ten zuidoosten van het crematorium. Dit gebied vormt een landschappelijk halfopen zone achter het hoofdgebouw en wordt begrensd door de boszone tegen de A2 aan. Deze zone is opgebouwd uit afwisselend boomgaarden met verschillende dichtheden van halfstam- en hoogstamfruitbomen en weiden. De condoleanceruimte/ontmoetingsruimte is als transparante glazen kas, vrijstaand, op ruim 70 meter afstand van het crematorium in deze boomgaardzone geprojecteerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OMGBUIpm-VG01_0005.png"

Visualisatie glazen kas ten opzichte van crematorium

De kas staat verhoogd (50 - 60 cm) in het gras en sluit via een eveneens verhoogd plankier aan op de gebogen ontsluitingsweg. De richting van de kas wordt bepaald door de hagen en kavelgrenzen tussen de boomgaarden/weiden. Het grid van fruitbomen wordt weerspiegeld in de glasgevels, waarbij de weerspiegeling exact in het verlengde ligt van de bomenrijen die als het ware doorlopen door de kas.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OMGBUIpm-VG01_0006.png"

Visualisatie glazen kas verhoogd in het gras

De kas zelf is opgebouwd uit twee, ook afzonderlijk functionerende eenheden. De noordelijke helft ligt in het meer gesloten boomgaarddeel. Het zuidelijke deel sluit aan op het meer open weidedeel. De kasinrichting sluit aan op deze karakters.

2.2.2 Bomen

Een belangrijk beeldbepalend kwaliteitselement in de huidige situatie wordt gevormd door het sterke contrast tussen de donkere, dubbel beplante Pisartlaan en het open akkerland.


Inrichtingsafspraken zoals deze in 2004 met de Provincie Limburg en de toenmalige gemeente Eijsden gemaakt zijn over openheid, maat, schaal, uitzicht en agrarisch gebruik dienen gehandhaafd te blijven. In het kader van het voorliggende plan zijn echter aanvullend een aantal bomen aan de bestaande situatie toegevoegd om de bestaande kwaliteiten extra te accentueren:

  • In de ruige graszone rond het parkeerterrein zijn eveneens een aantal Lindes bijgeplaatst om meer diepte te geven aan de situering van het uitvaartcentrum zelf.
  • De bomenstructuur in de meest zuidelijke weide is met 14 bomen aangevuld. Gekozen is hier voor inheemse boomtypen zoals Beuk, Eik, Linde, Walnoot en Veldiep. Daarmee wordt een goede overgang met het jonge bos aan de zuidzijde van de Ir. Rocourstraat verkregen.

De afspraken uit 2004 zijn inmiddels gerealiseerd en vormen de bestaande situatie. De bestaande situatie alsmede het inrichtingsvoorstel uit 2017 zijn gevisualiseerd en gecombineerd tot de toekomstige situatie. Deze drie situatietekeningen zijn als bijlage 5 t/m 7 bijgevoegd.

2.3 Parkeervoorziening

Aangezien de bezoekers van het crematorium nu ook in de nabijgelegen condoleanceruimte/ontmoetingsruimte hun condoleances kunnen overbrengen, verblijven zij langer op de locatie. Als gevolg hiervan zal het aantal parkeerplaatsen ter plaatse in totaal worden uitgebreid met ca. 100 . De inrichting van de parkeerplaatsen sluit qua vormgeving aan op de bestaande parkeervoorziening.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OMGBUIpm-VG01_0007.png"

Uitsnede uitbreiding parkeervoorziening

In de dagelijkse praktijk van het functioneren van het crematorium is de afgelopen jaren meer duidelijkheid ontstaan over de parkeerbehoefte en het gebruik van de bestaande parkeeraccommodatie. Naast meer zicht op de kwantitatief gewenste uitbreiding is nu ook beter zicht op de behoefte aan meer comfort van de parkeeraccommodatie in termen van nabijheid en beloopbaarheid. Mede gezien de relatief hoge leeftijd van de crematorium-bezoekers wordt een gefaseerde uitbreiding van ca. 100 parkeerplaatsen zo dicht mogelijk bij de ingang van het crematorium ingepland. Hierbij wordt de gebogen basisvorm van de bestaande accommodatie naar buiten verdubbeld.

Aan de buitenzijde van de haag wordt een 6 meter brede graszone aangelegd. Deze zone wordt ingezaaid met bloemrijk grasmengsel voor kleigronden (glanshaver hooiland). Daarmee ontstaat een refugium voor akkervogels zoals fazant en patrijs, die foerageren in de open akkerzone aan de zijde van de Pisartlaan. De graszone wordt gescheiden van het akkerland door een greppel voor de opvang van regenwater en om verploegen van de graszone te voorkomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OMGBUIpm-VG01_0008.png"

Visualisatie uitbreiding parkeervoorziening

Naast de bovenomschreven uitbreiding van de permanente parkeeraccommodatie voorziet het voorliggende plan ook in een betere regeling van de piek-parkeerbehoeftes bij bijzondere uitvaarten en crematies. De eerste weide ten zuidoosten van het hoofdgebouw die momenteel al een functie heeft als "overflow" parkeerruimte zal verder op parkeergebruik worden ingericht.

Het landschappelijke karakter zal hierbij licht worden aangepast. De bestaande weide zal door middel van een aangepaste onderverharding, drainage en duurzame grassoorten geschikt gemaakt worden voor een wat frequenter parkeergebruik. Het ruimtelijk voorkomen van een boomgaard/weide blijft hierbij gehandhaafd. Een meer efficiënte parkeerindeling wordt verkregen door grote, opgekroonde fruitbomen (wilde kers en appel) in een parkeerraster ter plaatse en het regelmatig uitmaaien van ontsluitingspaden. Bij deze inrichting heeft de boomgaard een parkeercapaciteit van ongeveer 80 auto's.

De buitenruimte van het crematorium, die aansluit op de aula, wordt hierdoor boven een hoogte van 3 meter en meer beter begrensd, terwijl onder de boomkruinen doorzicht blijft op de weiden en het bos.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het ministerie van Infrastructuur & Milieu heeft op 13 maart 2012 de structuurvisie Infrastructuur & Ruimte "Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig" vastgesteld. De definitieve structuurvisie vervangt onder meer de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit.

In de structuurvisie geeft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 en de manier waarop zij hiermee om zal gaan. Hierbij staat kwaliteit voor kwantiteit centraal. Daarmee biedt het een kader voor beslissingen die de Rijksoverheid in de periode tot 2028 wil nemen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden. In de structuurvisie maakt het Rijk helder welke nationale belangen zij heeft in het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid en welke instrumenten voor deze belangen door de Rijksoverheid worden ingezet. Het Rijk heeft daarvoor 3 hoofddoelen geformuleerd:

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur.
  • Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat.
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Daarbij zijn 13 nationale belangen benoemd; hiervoor is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. De nationale belangen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte die juridische borging vragen, worden geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De AMvB is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en provinciale inpassingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf. Met het Barro geeft het Rijk aan dat ingezet wordt op zuinig ruimtegebruik, bescherming van kwetsbare gebieden en bescherming van het land tegen overstroming en wateroverlast.

Het Rijk geeft daarbij de provincie en de gemeente ruimte om in te spelen op de eigen situatie, zelf beslissingen te nemen en geeft ruimte aan burgers en bedrijven voor initiatief en ontwikkeling. Het Rijk geeft daarbij aan dat er ten alle tijde sprake moet zijn van een optimale inpassing en bereikbaarheid.

Tot slot is het Rijk verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening inclusief zorgvuldige, transparante ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dat betekent dat het systeem zo ingericht moet zijn dat integrale planvorming en besluitvorming op elk schaalniveau mogelijk is en dat bestaande en toekomstige belangen goed kunnen worden afgewogen. Gebruikswaarde, toekomstwaarde en belevingswaarde zijn hier onderdeel van.

De ontwikkeling die met deze omgevingsvergunning mogelijk wordt gemaakt doet op geen enkele wijze afbreuk aan het ruimtelijk beleid van het rijk. Het Rijksbeleid vormt dan ook geen belemmering voor het planvoornemen.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL 2014)

Op 12 december 2014 hebben Provinciale Staten van Limburg het POL 2014 vastgesteld en is het plan in werking getreden. Dit is de opvolger van het POL 2006 en de aanvullingen daarop. In het plan staat de toekomst van Limburg beschreven op het gebied van wonen, werken, recreatie, natuur. Een van de Limburgse principes is dat in plaats van scheiding van functies verweving juist de vitaliteit en aantrekkelijkheid van gebieden kan vergroten, het leidt ook tot meervoudig ruimtegebruik. Uiteraard moeten functies elkaar niet in de weg zitten, bijvoorbeeld vanwege hun milieu-impact. Een voorbeeld van een kans is verweving van wonen, landbouw en toerisme in het Nationaal Landschap Zuid-Limburg.

Zilvergroene natuurzone

Het plangebied is gelegen binnen het structuurvisiegebied “Zilvergroene natuurzone”. De zilvergroene natuurzone bestaat uit landbouwgebieden waar grote kansen liggen voor ontwikkeling van natuurwaarden. In de zilvergroene natuurzone staat het benutten van kansen voor natuur centraal. Dit wordt enerzijds bevorderd via subsidies voor agrarisch natuurbeheer – waarbij in 2016 overgegaan is op prestatieafspraken met collectieven – en anderzijds via het plaatselijk voor maximaal 50% cofinancieren van natuurprojecten, die een bijdrage leveren aan een robuust natuurnetwerk en aan instandhouding van prioritaire bedreigde soorten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OMGBUIpm-VG01_0009.png"

Uitsnede kaart 1 Zonering Limburg - Zilvergroene natuurzone (lichtgroen)

Binnen de zilvergroene natuurzone wordt tevens ingezet op behoud en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden als onderdeel van de landschappelijke waarden.

Natuurcompensatieverplichtingen worden mede ingezet om areaaluitbreiding van natuur in zilvergroen te realiseren. Daarnaast zal de provincie - zowel in zilvergroen als in bronsgroen - regionale en lokale initiatieven faciliteren.

Voor de begrenzing van zilvergroene zones geldt dat er zoveel mogelijk ingespeeld wordt op kansen die zich aandienen vanuit lokale en regionale initiatieven. De begrenzing is dan ook flexibel. Als buiten de nu aangegeven zilvergroene natuurzone een goed initiatief wordt aangedragen, dat een duidelijke meerwaarde heeft voor de kwaliteit van natuur en landschap, is aanpassing van de begrenzing via een GSbesluit mogelijk. Daarbij wordt in principe een saldobenadering gevolgd; uitbreiding van zilvergroen op de ene plek zal gecompenseerd worden door inkrimping van zilvergroen op een andere locatie.

Beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg

Uit de kaart “Landschap en cultuurhistorie” valt op te maken dat het plangebied (naast de ligging binnen de zone “Zilvergroene natuurzone”) is gelegen binnen de zone “Beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg”. Het Nationaal Landschap Zuid-Limburg vormt landschappelijk een logisch onderdeel van het grensoverschrijdende Drielandenpark. Het Drielandenpark is ook de naam van een platform voor
samenwerking in de Euregio Maas-Rijn: tien publieke overheden uit België, Duitsland en Nederland, waaronder de Provincie Limburg, werken sinds 2001 samen om de open ruimte te behouden en te versterken, steeds in relatie met de omliggende stedelijke gebieden.

De provincie heeft in haar beleid tien kernwaarden toegekend aan het Nationaal Landschap Zuid-Limburg om te komen tot behoud, beheer en ontwikkeling van het Nationaal Landschap en een vergroting van de belevingsmogelijkheden. De tien kernwaarden bestaan uit de vier landschappelijke kernkwaliteiten (reliëf, cultuurhistorisch erfgoed, groen karakter en open-besloten).

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OMGBUIpm-VG01_0010.png"

Uitsnede kaart 10 Landschap en cultuurhistorie - Nationaal Landschap (groene arcering) en Beekdal (blauwe arcering)

Maasvallei

Daarnaast is het plangebied volgens de kaart "Maasvallei" gelegen binnen de zone "Maasvallei". De Limburgse Maasvallei is een aantrekkelijk woon-, werk- en leefgebied met een hoogwaterbescherming die voldoet aan de wettelijke eisen, ook op de lange termijn, rekening houdend met klimaatverandering en mogelijke herijking van normen voor hoogwaterveiligheid.

Allereerst moet het wettelijk veiligheidsniveau van (een kans op overschrijding van) 1:250 per jaar worden bereikt. Daarvoor moeten tot en met 2024 nog een groot aantal projecten worden gerealiseerd en dijkverbeteringen worden uitgevoerd, waarbij reeds wordt geanticipeerd op de nieuwe wettelijke normen, die ook veranderen van overschrijdings- naar overstromingskans. Voor de meeste dijkringgebieden wordt deze norm 1: 300, maar in sommige stedelijke gebieden zoals Maastricht-Oost kan deze oplopen tot 1: 3000. Dit niet alleen vanwege het slachtofferrisico maar vooral door het grote schaderisico.


afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OMGBUIpm-VG01_0011.png"

Uitsnede kaart 8 Maasvallei - Maasvallei (lichtblauw)

Onderhavig voornemen betreft een ontwikkeling die ziet op een uitbreiding van een bestaande functie die landschappelijk wordt ingepast, zie ook paragraaf 5.2. In het beleid wordt aangegeven dat initiatieven in deze zone worden gefaciliteerd, wanneer er aan het kwaliteitsmenu wordt voldaan. Ook hieraan wordt zoals blijkt uit paragraaf 3.3.2 voldaan.

3.2.2 Omgevingsverordening Limburg 2014

De provincie Limburg heeft op 12 december 2014 ook de 'Omgevingsverordening Limburg 2014' vastgesteld. Hierin staan de regels die nodig zijn om het omgevingsbeleid van POL2014 juridische binding te geven. De Omgevingsverordening is een samenvoeging van de Provinciale milieuverordening, de Wegenverordening, de Waterverordening en de Ontgrondingenverordening. In 2014 is de Omgevingsverordening uitgebreid met een nieuw hoofdstuk Ruimte. Dit hoofdstuk bevat een aantal instrumenten die gericht zijn op de doorwerking van het ruimtelijke beleid van het POL2014.


Behalve de toevoeging van het hoofdstuk Ruimte zijn in de Omgevingsverordening Limburg 2014 ook de Verordeningen Veehouderijen en Natura 2000 (van oktober 2013) en de Verordening Wonen Zuid-Limburg (van juli 2013) vrijwel ongewijzigd opgenomen.


Uit de kaarten behorende bij de Omgevingsverordening Limburg 2014 blijkt dat het projectgebied is gelegen binnen het milieubeschermingsgebied "Beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg".


Op grond van de omgevingsverordening geldt primair een verbod op het verrichten van handelen in beekdalen, bronnen of bronzones, graften en holle wegen. Hiervan is ter plekke van onderhavig plangebied geen sprake.


3.2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

Artikel 3.1.6, tweede lid, Besluit ruimtelijke ordening

De Ladder voor duurzame verstedelijking (Ladder) is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik, met een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt. Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt. Onderstaand zijn de belangrijkste wijzigingen op een rij gezet:

  • De huidige definities worden niet gewijzigd. De uitgezette lijn in de jurisprudentie blijft hiermee in stand.
  • De begrippen 'actuele' en 'regionale' zijn geschrapt.
  • De nieuwe Ladder bevat geen treden meer. De treden 1 en 2 zijn samengevoegd en trede 3 is geschrapt.
  • Voor ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied geldt een uitgebreide motiveringsplicht.
  • Er is een nieuw artikellid toegevoegd voor de Laddertoets bij uitwerkings- en wijzigingsplannen. De Laddertoets kan dan worden doorgeschoven naar het moment van vaststelling van het wijzigings- of uitwerkingsplan.

Artikel 2.2.2, lid 1 Omgevingsverordening Limburg 2014

De ladder voor duurzame verstedelijking is door de provincie verankerd in de Omgevingsverordening Limburg 2014 (OvL2014) in artikel 2.2.2, lid 1.

Specifiek voor de eerste trede, de bepaling van de regionale behoefte, geldt dat dit slechts tot doel heeft na te gaan of de vestiging van een dienst in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

Bij de tweede trede dient onderzocht te worden in hoeverre in de regionale behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.

Relevant bij de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking is dat aandacht wordt besteed aan de leegstand: kan het initiatief redelijkerwijs ook in bestaande lege panden gehuisvest worden en heeft het initiatief geen onaanvaardbare effecten op de leegstand. Uit de jurisprudentie komt naar voren dat het bij dit laatste met name gaat om de gevolgen voor het woon-, leef- en ondernemersklimaat.


Afweging Ladder van duurzame verstedelijking

Er is sprake van het toevoegen van een condoleance/ontmoetingsruimte als aanvullende behoefte op het eigen terrein van Crematorium Walpot Eijsden. Hiermee voorziet Condoleance Walpot in een steeds nadrukkelijkere aanwezige voorwaarde van nabestaanden om aansluitend aan de crematie op dezelfde locatie de condoleances in ontvangst te kunnen nemen en samen met familie, vrienden, kennissen en andere genodigden herinneringen aan hun dierbare te kunnen ophalen. Belangrijk gegeven hierbij is dat de aanwezigen zo kort na een ingrijpende gebeurtenis op loopafstand samen kunnen zijn, zodat ze samen met de andere aanwezigen even kunnen napraten en zich niet direct per auto hoeven te verplaatsen.

Het crematorium is reeds op deze buitenstedelijke locatie aanwezig. De bestaande bebouwing is echter vanuit mogelijke inpandige onderlinge geluidoverlast niet geschikt voor het vestigen van een condoleance/ontmoetingsruimte naast het al reeds aanwezige crematorium. Aangezien er geen gebruik kan worden gemaakt van bestaande bebouwing, is het niet anders mogelijk dan een nieuwe ruimte op korte afstand van het crematorium op te richten als condoleance/ontmoetingsruimte.

De locatie is goed bereikbaar per auto. Ook is het terrein reeds goed voor autoverkeer ontsloten en wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Daarnaast is de locatie in de directe nabijheid (circa 700 meter) van het trein- en busstation gelegen en daarmee ook zeer goed ontsloten via het openbaar vervoer.

3.2.4 Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM)

Op 18 december 2009 is door Provinciale Staten de POL-aanvulling “Verstedelijking, gebiedsontwikkeling en kwaliteitsverbetering” vastgesteld. De aanvulling vormt het kader voor het Limburgs Kwaliteitsmenu. Het Limburgs kwaliteitsmenu is door Gedeputeerde Staten op 12 januari 2010 vastgesteld. In juni 2012 is het Limburgs Kwaliteitsmenu 2012 uitgekomen met daarin verwerkt de aanpassingen zoals besloten door Gedeputeerde Staten op 2 januari 2012.

De provincie vraagt de gemeenten het beleid van het Limburgs Kwaliteitsmenu uit te werken en toe te passen. De gemeente bepaalt zelf hoe zij het provinciale Limburgs Kwaliteitsmenu uitwerkt. Dit kan in het bestemmingsplan (middels de voorwaardelijke bestemming) of in een structuurvisie. Op deze manier ontstaat een instrumentarium waarmee kan worden bijgedragen aan het realiseren van het streefbeeld voor het buitengebied.

Verschillende soorten ontwikkelingen zijn in het Limburgs Kwaliteitsmenu als modules opgenomen. Per soort ontwikkeling is een module uitgewerkt. In z’n algemeenheid betreft het Limburgs Kwaliteitsmenu een beleidsregel die onder voorwaarden ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied van Limburg toestaat. Daarbij dient sprake te zijn van “kwaliteitswinst”. Deze kwaliteitswinst kan op diverse wijzen tot stand komen, zoals bijvoorbeeld het realiseren van een landschappelijke inpassing, het slopen van bedrijfsbebouwing of glasopstanden, het realiseren van natuur of het leveren van een financiële bijdrage in een (gemeentelijk) “groenfonds”. De provincie geeft in het Limburgs Kwaliteitsmenu richtlijnen en drempelwaarden voor het bepalen van de hoogte van de tegenprestatie bij verschillende soorten ruimtelijke ontwikkelingen.

Het Limburgs Kwaliteitsmenu is op gemeentelijk niveau uitgewerkt in het Gemeentelijk Kwaliteitsmenu, zie paragraaf 3.3.2. Onderhavig planvoornemen voorziet in de ontwikkeling van voldoende landschappelijke inpassing, waarmee voldaan wordt aan de eisen. De uitvoering van de landschappelijke inpassing wordt geborgd middels een met de gemeente af te sluiten overeenkomst.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Vigerend bestemmingsplan

Voor het projectgebied vigeert het bestemmingsplan "Buitengebied", vastgesteld op 27 april 2010. Zoals ook uit onderstaande uitsnede van het vigerend bestemmingsplan blijkt, is aan de gronden de bestemmingen 'Agrarisch met waarden' (licht groen), 'Maatschappelijk' (bruin/rood) en 'Natuur' (donker groen) toegekend. Tevens is de op te richten condoleanceruimte / ontmoetingsruimte net binnen de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' (oranje lijn), maar buiten de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - weg' (licht groene lijn) gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OMGBUIpm-VG01_0012.png"

Agrarisch met waarden

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch gebruik;
  • b. bestrijding en voorkoming van bodemerosie en wateroverlast, waaronder begrepen de aanleg van onder- en/of bovengrondse voorzieningen voor de opvang en buffering van water;
  • c. instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden en de daarmee samenhangende landschapskarakteristiek;
  • d. bescherming van aangrenzend natuurgebied;
  • e. kleinschalig agrarisch gebruik, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'overig - concentratiegebied hoogstamboomgaarden';

met daaraan ondergeschikt:

  • f. ontsluiting van de afzonderlijke percelen;
  • g. recreatief medegebruik;
  • h. geluidwerende voorzieningen in de vorm van een geluidwal;
  • i. voor wandel-, ruiter-, fiets-, wielren- en mountainbike-evenementen op bestaande wegen/paden waarbij de regels in artikel 40.3 in acht worden genomen.

De uitbreiding van de bestaande parkeervoorziening gelegen binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden' is niet toegestaan en daardoor strijdig met het bestemmingsplan. Voor de afwijkingen wordt verwezen naar paragraaf 5.1.

40.3 Ontheffing evenementen

Burgemeester en Wethouders kunnen, behoudens voor gronden bestemd voor 'natuur' en met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen, ontheffing verlenen van de regels van het plan ten aanzien van het toestaan van evenementen die met een zekere regelmaat (bijvoorbeeld jaarlijks) plaatsvinden en een planologische relevantie hebben vanwege de duur van de activiteit (inclusief het opbouwen en afbreken) en/of vanwege de omvang van de activiteit (aantal deelnemers/toeschouwers), mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • de evenementen zijn toegestaan overeenkomstig de bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV);
  • het evenement maximaal 15 dagen duurt, inclusief opbouwen, inrichten, afbreken en opruimen van voorzieningen ten behoeve van het evenement;
  • er geen horeca ter plaatse plaatsvindt, anders dan inherent aan het toegestane evenement;
  • er geen detailhandel ter plaatse plaatsvindt, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement, met uitzondering van vlooien- en/of rommelmarkten;
  • in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien;
  • aan de van toepassing zijnde milieuwet- en –regel-geving wordt voldaan;
  • het evenement niet leidt tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap, dan wel onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan;
  • de verkeershinder beperkt blijft dan wel voorzien wordt in alternatieve routes;
  • belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

Maatschappelijk

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke doeleinden van religieuze, educatieve, sociaal-medische en culturele aard, alsmede voor doeleinden van lijkbezorging (uitvaartcentrum, crematorium) en de daarbij behorende voorzieningen.

De uitbreiding van de bestaande parkeervoorziening, voor zover gelegen binnen de bestemming 'Maatschappelijk' is derhalve toegestaan.

Natuur

De gronden met de bestemming 'Natuur' zijn bestemd voor:

  • a. instandhouding, versterking en ontwikkeling van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden,
  • b. bestrijding en voorkoming van bodemerosie en wateroverlast, waaronder begrepen de aanleg van onder- en bovengrondse voorzieningen voor de opvang en buffering van water;
  • c. bestaand agrarisch gebruik,

met daaraan ondergeschikt:

  • d. extensief recreatief medegebruik;
  • e. doeleinden van lijkbezorging in de vorm van een strooiveld en columbarium, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - strooiveld', respectievelijk 'specifieke vorm van natuur - strooiveld/columbarium';
  • f. wandel-, ruiter-, fiets-, wielren- en mountainbike-evenementen op bestaande wegen/paden waarbij de regels in artikel 40.3 in acht worden genomen.

Op de tot 'Natuur' aangewezen gronden mag, uitgezonderd bestaande, in het verleden op legale wijze tot stand gekomen bebouwing, en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - strooiveld/columbarium' niet worden gebouwd.

Gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie'

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' mag uitsluitend worden gebouwd nadat is aangetoond dat wordt voldaan aan de voor het industrielawaai geldende normering. Uit paragraaf 4.4.2 blijkt dat een condoleance/ontmoetingsruimte geen geluidgevoelige functie betreft. Het uitvoeren van een akoestisch onderzoek naar industrielawaai is niet noodzakelijk.

De bouw van een condoleanceruimte / ontmoetingsruimte is niet toegestaan binnen de voornoemde bestemmingen en is daardoor strijdig met het bestemmingsplan. Voor de afwijkingen wordt verwezen naar paragraaf 5.1.

3.3.2 Gemeentelijk Kwaliteitsmenu Eijsden-Margraten 2013 (GKM)

Zoals ook reeds aangegeven in paragraaf 3.2.4 is het GKM van Eijsden-Margraten gebaseerd op het LKM. De provincie heeft de Limburgse gemeenten geadviseerd om de uitgangspunten en drempelvoorwaarden van het LKM door te vertalen in het eigen GKM. De provincie heeft het Gemeentelijk Kwaliteitsmenu Eijsden – Margraten 2013 goedgekeurd. De gemeente Eijsden-Margraten hecht veel waarde aan haar buitengebied. De gemeente streeft er naar de kwaliteiten van het buitengebied te beschermen en te verbeteren en kwaliteitsverlies van het buitengebied tegen te gaan. De gemeente beoogt daarom met haar eigen Kwaliteitsmenu een balans te vinden tussen de instandhouding en verbetering van de kwaliteiten van het buitengebied enerzijds en de mogelijkheden voor ontwikkelingen anderzijds.

Gelet op wijze waarop de onderhavige ontwikkeling ruimtelijk en landschappelijk wordt ingepast en de reeds eerdere gemaakt afspraken inzake compensatie ("Overeenkomst inzake groeninrichting Uitvaartcentrum Eijsden", d.d. 25 oktober 2006) heeft de gemeente laten weten dat de reeds eerder bepaalde en uitgevoerde natuurcompensatie ook op deze ontwikkeling nog van toepassing is.

3.3.3 Erfgoedverordening gemeente Eijsden-Margraten 2013

Op 18 december 2012 heeft de gemeenteraad tevens de ‘Erfgoedverordening gemeente Eijsden-Margraten 2013’ vastgesteld. Samen met de archeologische beleidskaart vormt de Erfgoedverordening het toetsingskader bij archeologie.

In paragraaf 4.1 wordt hier nader op ingegaan.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingseffecten

4.1 Archeologie

Zoals reeds opgemerkt in paragraaf 3.3.3 beschikt de gemeente sinds 18 december 2012 over een eigen archeologische beleidskaart.

Uit navraag bij de gemeente is gebleken dat dat ter plekke van het projectgebied sprake is van overwegend waarde 4 (lichtgeel): gebieden met een hoge verwachting (trefkans) en deels ter plaatse van uitbreiding van de bestaande parkeervoorziening van waarde 5 (groen): gebieden met een middelhoge trefkans (groen).

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OMGBUIpm-VG01_0013.jpg"

Uitsnede archeologische beleidskaart

In de Erfgoedverordening is opgenomen dat:

  • voor gebieden met een middelhoge verwachting een verstoringsoppervlakte van 1.000 m² en een diepte van 0,50 meter als ondergrens voor archeologisch onderzoek gelden;
  • voor gebieden met een hoge verwachting een verstoringsoppervlakte van 500 m² en een diepte van 0,50 meter als ondergrens voor archeologisch onderzoek gelden.

Gelet op deze middelhoge trefkans is reeds in 2005 voor het realiseren van het uitvaartcentrum met crematorium voor de gronden binnen de rode lijn een archeologisch voor- en vervolgonderzoek uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OMGBUIpm-VG01_0014.jpg"

Onderzoeksgebied voor- en vervolgonderzoek archeologie

De conclusies van het voor- en vervolgonderzoek zijn onderstaand kort beschreven. De onderzoeken zijn als bijlage 8 en 9 bijgevoegd.

Vooronderzoek (Bilan, rapport 2005/93, Eijsden (L), Crematorium)

Uit het veldonderzoek is gebleken dat de bodem van het plangebied onder de bouwvoor onverstoord was. Door de ligging op de helling was de uitlogingshorizont (E-horizont) weggeërodeerd. In de onverstoorde, oorspronkelijke bodem werden in 3 boringen archeologische artefacten aangetroffen. De ligging en de oorspronkelijke bodem wijzen in de richting van archeologische vindplaatsen.

Vervolgonderzoek is noodzakelijk rondom deze mogelijke vindplaatsen, indien de bodem dieper verstoord wordt dan 50 cm-mv. Ook groenontwikkeling (planten van bomen of bomen die dieper wortelen dan 50 cm) wordt gezien als een bodemverstorende activiteit.

Het vervolg onderzoek dient gericht te zijn op een Steentijdonderzoek op 2 plaatsen in het plangebied conform een, door het bevoegd gezag goedgekeurd, Programma van Eisen en op 1 plaats zal, indien bodemverstorende activiteiten dieper dan 50 cm-mv plaatsvinden, waarschijnlijk een proefsleuvenonderzoek verricht moeten worden op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.

Waarderend booronderzoek (Bilan, rapport 2007/22, Eijsden (L), Crematorium)

Op basis van het archeologisch vooronderzoek heeft Bilan in drie deelgebieden een vervolgonderzoek in de vorm van een waarderend booronderzoek en een proefsleuven-onderzoek aanbevolen.

Uit het waarderend booronderzoek (januari 2006) bleek dat, in tegenstelling tot het eerder uitgevoerde verkennend booronderzoek, in de drie onderzoekslocaties tot ca. 2m-mv secundaire löss aanwezig is.

Dit betekent dat de vondsten die in het eerder uitgevoerde onderzoek gevonden zijn, zich niet 'in situ' bevonden en dus niet duiden op een archeologische vindplaats. Hiermee komt het advies uit het verkennend booronderzoek te vervallen.

In het plangebied is geen vervolgonderzoek noodzakelijk.

Conclusie

De gronden ter plaatsen van de op te richten condoleanceruimte/ontmoetingsruimte alsmede de uitbreiding van de bestaande parkeervoorziening zijn binnen het reeds eerder onderzochte gebied gelegen. Hier is geen vervolgonderzoek noodzakelijk.

Opgemerkt wordt dat indien tijdens graaf-, bouw- of sloopwerkzaamheden onvoorziene vondsten zijn of worden aangetroffen, waarvan vast staat of redelijkerwijs het vermoeden bestaat dat zij van archeologische waarde zijn, deze onverwijld aan de gemeente dienen te worden gemeld.

4.2 Landschap en natuur

Landschap en groen

Het gebied ten zuiden van de Pisartlaan heeft door zijn extensief agrarisch gebruik een open structuur. Het gebied wordt scherp omkaderd door de bomen aan de Pisartlaan, die als gevolg van een ziekte eind 2017 zullen worden gerooid, en de begroeiing langs de A2 en de begroeiing van de voormalige stortplaats.

Natuur

Op 1 april 2002 is de Flora en faunawet in werking getreden. Deze wet biedt het juridisch kader voor de bescherming van dier- en plantensoorten. Indien in een gebied een ontwikkeling plaatsvindt, dient van tevoren een inventarisatie plaats te vinden naar de eventuele aanwezigheid van de beschermde soorten. Indien beschermde soorten op de projectlocatie aanwezig zijn, dient een afweging plaats te vinden met betrekking tot het tijdstip van de bouw, bijvoorbeeld buiten het broedseizoen. Indien het verschuiven van de planning geen effect heeft op de aanwezige beschermde soorten dient ontheffing te worden aangevraagd bij het Ministerie alvorens met de bouwwerkzaamheden kan worden gestart.

Vanwege de voorgenomen herontwikkeling is het noodzakelijk om inzichtelijk te krijgen of er beschermde natuurwaarden aanwezig zijn in, op en rondom het projectgebied en of deze soorten de locatie als primair leefgebied gebruiken. Dit kan zijn als onderdeel van een foerageergebied of als functie voor huisvesting (broedlocatie, verblijfplaats voor vleermuizen etc.).

Om te bepalen welke potentiele, beschermde soorten er voor (kunnen) komen of gebruik van maken van het projectgebied is de locatie éénmalig bezocht op 8 december 2016. Het velbezoek had de aard van een habitatgeschiktheidsonderzoek.

De quickscan is als bijlage 10 bijgevoegd. De toetsing en het voorstel voor het mitigatieplan worden onderstaand toegelicht.

Toetsing

Uit de resultaten van de quickscan blijkt dat het gebied een functie vervult voor twee strikt beschermde soorten:

  • Foerageergebied Das
  • Mogelijke groeiplaats wilde marjolein

De geplande werkzaamheden hebben als nadelig effect dat er verstoring plaatst vindt door licht/geluid en areaal verlies, tevens als gevolg van de verstoring. Voor de das resulteert dit in areaalverlies van foerageergebied, namelijk fruitboomgaard en velden rondom plangebied. Deze fruitboomgaard is oorspronkelijk deels aangelegd als foerageergebied van de das. Verlies hiervan moet gecompenseerd worden. De geplande werkzaamheden zijn daarmee in overtreding van art. 11 (verlies (functioneel) leefgebied) voor de das. Voor wilde marjolein geldt verlies van groeiplaatsen. Hiervoor geldt dat er vanaf 2017 de vigerende natuurwetgevingen, waaronder de Ff-wet, vervangen worden door de Wet Natuurbescherming. Vanaf 2017 wordt de wilde marjolein niet meer apart beschermd. Met het oog op het tijdstip van uitvoering van de werkzaamheden (2017) is nader onderzoek van wilde marjolein niet nodig. Enige voorwaarde hiervoor is dat de werkzaamheden in 2017 uitgevoerd worden.

Voor algemeen voorkomende soorten van Tabel 1 geldt een algemene vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling. Mogelijke effecten op enkele exemplaren hebben geen invloed op de populatie. Er hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd voor algemeen voorkomende grondgebonden zoogdieren en amfibieën. Er dient echter wel rekening te worden gehouden met de zorgplicht.

Voorstel mitigatieplan 

Het verlies aan dassenleefgebied dient gemitigeerd te worden. Om de verstoring door mensen te minimaliseren is het voorstel een aantal hagen te planten. De heg moet tussen de nieuw te plaatsen bebouwing en het foerageergebied geplaatst moeten worden. Tevens is het plaatsen van een heg langs de noordrand van het pad tussen het uitvaartcentrum, parkeerplaats en de condoleanceruimte gunstig (zie ook figuur 2). Hierdoor wordt het daar noordelijk van gelegen agrarisch gebied geoptimaliseerd door daar de verstoring (lichtvervuiling en zichtlijn) te beperken. Het agrarisch gebied zal alleen deze functie vervullen ten tijde dat er gewassen op staan. Hierdoor gaat met deze maatregel alsnog een deel van het foerageergebied verloren.

Voor het mitigeren van dit areaalverlies is het voorstel om te werken met een landschappelijke kwaliteitsimpuls. Het plaatsen van fruitbomen in het veld ten westen van het plangebied compenseert het verloren foerageergebied. In onderstaande figuur is een voorstel gedaan waar de maatregelen geplaatst kunnen worden. Hier is tevens een ruwe inschatting gemaakt op de verwachte effecten op het foerageergebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OMGBUIpm-VG01_0015.png"

Figuur: Voorstel te nemen maatregelen met daarin effecten op foerageergebied

Met het nemen van deze maatregelen blijft het dassenleefgebied voldoende functioneren. Hierdoor zijn geen resteffecten aanwezig en wordt de wet niet overtreden.

Mits de voorgestelde maatregelen gevolgd worden is het voornemen van Condoleance Walpot zoals beschreven in deze rapportage niet ontheffingplichtig in het kader van de Flora- en Faunawet.

4.3 Water

De Watertoets is een procesinstrument dat ruimtelijke plannen toetst op de mate waarin zij rekening houden met het beleid om water in Nederland meer ruimte geven. De Watertoets is sinds 1 november 2003 verplicht bij onder andere het opstellen van bestemmingsplannen en projectbesluiten. Bij de Watertoets gaat het om vroegtijdig informeren, adviseren,afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De initiatiefnemer van een ruimtelijk plan dient in principe de watertoets uit te voeren en de uitkomsten daarvan aan te geven in een waterparagraaf. De waterhuishoudkundige aspecten omvatten onder meer veiligheid voor water, wateroverlast, waterkwaliteit en verdroging.

Het projectgebied valt onder het keur van het waterschap Roer en Overmaas. Het project omvat nieuwbouw, waarbij geen lozingen op het oppervlaktewater plaatsvinden. Als gevolg van de uitbreiding van het aantal parkeerplaatsen met ca. 100, waarmee een oppervlakte is gemoeid van ca. 2.000 m2 bedraagt de toename van het verhard oppervlak meer dan 2.000 m2. Het voornemen zal derhalve moeten worden voorgelegd aan het watertoetsloket van Waterschap Limburg (WSL). Opgemerkt wordt dat in de nabijheid van het projectgebied reeds een infiltratiesloot aanwezig is. Die is gesitueerd langs het wandelpad van de zendmast naar het uitvaartcentrum, dat om de parkeerplaatsen heen loopt. De infiltratiesloot is verbreed en verdiept tot een klein bekken. Ook het aanvullende hemelwater als gevolg van de toename van het verhard oppervlak, kan worden geborgd in de bestaande infiltratiesloot, zoals blijkt uit onderstaande tabel en wordt daarmee op eigen terrein verwerkt.


 
Toekomstige situatie  
Verhard oppervlak   9.170 m² (huidig 6.870 m² + uitbreiding 2.300 m²)  
Retentie bij T=25   +80.5 m3 (totaal = 293.5 m3)  
Retentie bij T=100   +103.5 m3 (totaal = 343.5 m3)  
   
Dimensies Sloot    
Sloot lengte   290 meter  
Bodem breedte   1.0 meter  
Diepte   1.5 meter  
Talud   2:1.4  
Berging   891,75 m3  
Insteek (bovenbreedte)   3,1 meter  

De bestaande infiltratiesloot biedt ruimte aan 891,75 m³. De bergingseisen bij T=25 en T=100 bedragen respectievelijk 293.5 m3 en 343.5 m3), waarmee de voorziening in geval van beide eisen over is gedimensioneerd. Dit betekent dat na 24 uur weer ruimte is voor een T=25 als ook een T =100 neerslaggebeurtenis.


Het vuilwaterafvoer van de condoleanceruimte / ontmoetingsruimte wordt aangesloten op de bestaande pompinstallatie op eigen terrein, die het vuilwater richting gemeenteriool pompt. Deze pompinstallatie ligt op eigen terrein en verpompt het vuilwater richting gemeenteriool.

4.4 Milieuaspecten

4.4.1 Bodemkwaliteit

Aelmans Eco B.V. heeft een verkennend asbest- en bodemonderzoek, conform de Nederlandse Normen NEN-5707 en NEN-5740, uitgevoerd ter plaatse van het projectgebied, gelegen aan de Pisartlaan 8 te Eijsden. Daarnaast dient middels onderhavig onderzoek beoordeeld te worden of aanvullende procedures noodzakelijk zijn in het kader van de Wbb.

Het onderzoek is opgenomen in Bijlage 11.

Ondergrond

Uit de analyseresultaten van de ondergrond (vanaf 0,5 m-mv) blijkt, dat geen van de onderzochte parameters de achtergrondwaarden (AW2000) overschrijden.

Op basis van een indicatieve toetsing aan het Besluit bodemkwaliteit kan de ondergrond als klasse AW2000 grond bestempeld worden.

Asbest

Tijdens het verrichten van het bodemonderzoek zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen aangetoond. Op basis van de bevindingen van voornoemd zintuiglijk bodemonderzoek en het historisch bodemonderzoek is geen verder onderzoek naar asbest verricht.

Op basis van vorenstaande kan de hypothese "onverdacht" met betrekking tot asbest worden bevestigd.

Toetsing hypothese 

De hypothese "heterogeen diffuus verontreinigde locatie" wordt op basis van de onderzoeksresultaten bevestigd.

Conclusie

Voor wat betreft de onderzoekslocatie zijn er geen aanleidingen om over te gaan tot het uitvoeren van een nader onderzoek. De aangetroffen lichte tot matige overschrijdingen zijn van dien aard dat deze als gebiedseigen bestempeld kunnen worden.

Resumerend kan gesteld worden dat ondanks de verhoogde concentraties in de grond, deze vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen vormen voor de geplande aanpassingen c.q. uitbreidingen ter plaatse van het onderzocht plangebied.

Vanwege de aangetroffen overschrijdingen dient men rekening te houden wanneer de overtollige grond niet binnen het plangebied kan worden toegepast deze naar een daartoe erkend verwerker dient te worden afgezet. Daar de ondergrond niet verontreinigd is, dient men hierbij secuur te werk te gaan teneinde geen versmering c.q. vermenging van de bodemlagen te krijgen.

Vanwege de aangetroffen overschrijdingen dient men rekening te houden dat de graafwerkzaamheden conform de basisveiligheidsklasse uitgevoerd dienen te worden.

4.4.2 Geluid

Voor de grote industrieterreinen, spoor- en verkeerswegen is in de Wet geluidhinder (Wgh) een wettelijk kader ontwikkeld voor geluidzonering gekoppeld aan een systeem van grenswaarden. Het zoneren behelst het creëren van afstand tussen een grote geluidbron (verkeer/ industrie) en geluidgevoelige gebieden.


Binnen een geluidzone geldt een beperking voor de bouw van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen. Als geluidgevoelige bestemmingen gelden woningen en woonwagenlocaties, scholen, ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen en de daarbij behorende terreinen.

Onderhavige ruimtelijke onderbouwing heeft betrekking op de bouw van een condoleance/ontmoetingsruimte ter uitbreiding van een bestaand uitvaartcentrum en de uitbreiding van de bestaande parkeervoorziening met ca. 100 parkeerplaatsen. Het betreffen hier geen geluidgevoelige functies. Het uitvoeren van een akoestisch onderzoek naar industrie- of verkeerslawaai is niet noodzakelijk.

4.4.3 Luchtkwaliteit

In hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer (Wm) zijn per 15 november 2007 luchtkwaliteitseisen opgenomen; deze eisen zijn gebaseerd op Europese regelgeving. Conform artikel 5.16 van de Wm zijn bestuursorganen verplicht om bij de uitoefening van hun bevoegdheden de grenswaarden van de in de Wet genoemde stoffen in acht te nemen. In dit artikel is tevens opgenomen dat, zolang normen niet overschreden worden (lid 1 sub a) of plannen "niet in betekenende mate" (nibm) bijdragen (lid 1 sub c), bestuursorganen hun bevoegdheden mogen blijven uitoefenen en de planontwikkeling dus doorgang mag vinden. Om welke bevoegdheden het gaat is expliciet vastgelegd in de Wm. Om de invloed van het plan te beoordelen is gebruik gemaakt van het "nibm-criterium".

Voor een aantal stoffen in de lucht gelden wettelijke grenswaarden, die zijn vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer.

Voor kleinschalige projecten is vastgesteld dat deze ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze projecten kunnen zonder toetsing aan de luchtkwaliteitsnormen worden uitgevoerd. In de algemene maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate’ (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Ten aanzien van woningbouwlocaties is in de regeling gesteld dat de volgende situaties niet in betekenende mate bijdragen:

  • netto niet meer dan 1.500 woningen in geval van één ontsluitingsweg;
  • netto niet meer dan 3.000 woningen in geval van twee ontsluitingswegen met gelijkmatige verkeersverdeling.

Het aantal verkeersbewegingen neemt als gevolg van de voorgenomen realisatie van de condoleance/ontmoetingsruimte niet toe, aangezien slechts in een aanvullende behoefte op eigen terrein wordt voorzien. Deze draagt derhalve niet in betekende mate bij.

Geconcludeerd kan worden dat er uit het oogpunt van luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.4.4 Externe veiligheid

In onderhavig geval is sprake van het realiseren van een zogenaamd kwetsbaar object. Het beleid is derhalve van toepassing en er is een afweging gemaakt of de planontwikkeling ertoe leidt dat er een onaanvaardbaar risico ontstaat in het kader van de externe veiligheid.

Beleid

Het beleid in het kader van de externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico’s voor de omgeving voor wat betreft handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen, als op het vervoer van deze stoffen.

Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de richtlijnen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, vloeit de verplichting voort om in het kader van ruimtelijke plannen in te gaan op de risico’s in het projectgebied als gevolg van handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze risico’s worden beoordeeld op twee soorten risico: het groepsrisico en het plaatsgebonden risico.

Groepsrisico

Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen tegelijkertijd komt te overlijden als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek. In het Bevi is een verantwoordingsplicht binnen het invloedsgebied opgelegd, i.c. het gebied binnen de zogenaamde 1%-letaliteitsgrens, zijnde de afstand vanaf een risicobedrijf waarop nog slechts 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving overlijdt bij een ongeval op het risicobedrijf.

Voor elke verandering van het groepsrisico, dit kan een af- of toename zijn, in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd. Deze verantwoording ziet toe op de wijze waarop de toelaatbaarheid van de verandering van het groepsrisico in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van het groepsrisico, worden ook andere aspecten meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Hieronder vallen onder meer de zelfredzaamheid en de bestrijdbaarheid van een calamiteit.

Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans dat een onbeschermd individu in een jaar komt te overlijden als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron. Voorbeelden van risicobronnen zijn bedrijven, wegen en spoorlijnen. De 10-6-contour is de maatgevende grenswaarde. Dit houdt in dat er een kans van 1 op 1 miljoen is op overlijden.

Risicobronnen

Ten behoeve van de beoordeling van de voor onderhavig kwetsbaar object mogelijke externe veiligheidsrisico’s, is de Risicokaart Limburg geraadpleegd. Op de risicokaart is informatie opgenomen over risicovolle bedrijven, transportroutes en buisleidingen.

Risicovolle inrichtingen

In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zijn risicovolle inrichtingen benoemd. Daarnaast is in het Bevi en in de daarop gebaseerde Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) voor bepaalde gevallen aangegeven welke afstanden (voor het plaatsgebonden risico) moeten worden aangehouden en in welk gebied (voor het groepsrisico) nader onderzoek moet worden gedaan.

In de omgeving is (op ca. 500 meter afstand) is een BRZO bedrijf gelegen (Umicore). Conform de beleidsvisie van de gemeente heeft dit bedrijf geen PR10-6 contour buiten de inrichting en ook geen effectgebied buiten de inrichting. Daarom hoeft dit bedrijf niet verder te worden beschouwd.

Transportroutes gevaarlijke stoffen

In het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) zijn de Basisnetten voor weg, spoor en water geïmplementeerd in de wetgeving met betrekking tot externe veiligheid. Het Bevt regelt - in combinatie met de Regeling basisnet - enerzijds een risicoplafond voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en bevat anderzijds regels voor ruimtelijke ontwikkelingen in de nabijheid van deze transportassen. Op korte afstand ten zuidoosten van het projectgebied ligt:

  • de weg A2, die onderdeel is van het Basisnet Weg.
  • het spoortraject Sittard-Belgische grens (Route 100, Lutterade – Visé (B)).

Verder liggen in het plangebied en in de omgeving van het plangebied geen (spoor)wegen die deel uitmaken van het Basisnet.

Blijkens de tabel die is opgenomen als bijlage bij de Regeling basisnet geldt voor zowel de A2 als het spoortraject ter hoogte van Crematorium Walpot een PR 10-6 contour van 0 meter (er is dus geen sprake van een PR 10-6 contour). Het plaatsgebonden risico legt derhalve geen beperkingen op aan ontwikkelingen in de nabijheid van de snelweg en is geen belemmering voor de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan.

Daarnaast blijkt uit de "Beleidsvisie Externe Veiligheid gemeente Eijsden-Margraten", d.d. 9 september 2013 dat voor de risicobronnen drie zones zijn vastgesteld waarbinnen bepaalde verantwoordingsniveaus gelden. De zones zijn globaal gebaseerd op de reikwijdte van incidenten met gevaarlijke stoffen. Omdat verschillende risicobronnen verschillende rampscenario's hebben, verschilt ook de zoneindeling per risicobron. Voor (spoor)wegen geldt de zone indeling in onderstaande tabel.

Risicobron   Zone 1   Zone 2   Zone 3  
(spoor)wegen   30 meter (invloedsgebied plasbrand)   200 meter (invloedsgebied BLEVE)   1500 meter (invloedsgebied toxisch)  

Overzicht zonering ten op zichte van risicobron

Zone 1 is niet van toepassing in het kader van onderhavig voornemen. Naast zone 3 voor zowel de weg als de spoorweg dient voor de weg ook zone 2 in acht te worden genomen.

Naast afstand tot de risicobron is ook de kwetsbaarheid van geprojecteerde objecten bepalend voor het verantwoordingsniveau. Hierbij is onderscheid gemaakt in zeer kwetsbare, kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. De condoleanceruimte / ontmoetingsruimte wordt volgens het Bevi, gelet op de aanwezigheid van verminderd zelfredzame personen als een beperkt kwetsbaar object aangemerkt. Als gevolg waarvan, gelet op de ligging binnen zone 2, verantwoordingsniveau 2 voor de weg van toepassing is. De spoorlijn ligt in zone 3 en voor een beperkt kwetsbaar object is in dat geval verantwoordingsniveau 3 van toepassing, waarvoor de volgende standaard verantwoordingstekst geldt: "Het plangebied en de geprojecteerde ontwikkeling bevindt zich op grote afstand van de risicobron. Op deze afstand is het toxisch scenario maatgevend. Effecten als gevolg van een plasbrand of BLEVE reiken niet tot het plangebied." De onderstaand opgenomen verantwoording heeft derhalve plaatsgevonden op verantwoordingsniveau 2.

Bij de realisatie en vergunningaanvraag van het crematorium zelf is reeds gekeken naar de hoogte van het groepsrisico en geconstateerd dat deze ruim onder de orientatiewaarde blijft en niet meer dan 10% toeneemt. Als gevolg van de realisatie van de condoleanceruimte / ontmoetingsruimte worden niet meer mensen toegestaan, dan reeds vergund.

Scenario's

Als gevolg van het vervoeren van gevaarlijke stoffen over het spoor en de weg kunnen de volgende scenario's plaatsvinden (zie ook onderstaande tabel):

  • Explosie met effect hittestraling en overdruk (weg), de locatie ligt op ca. 130 meter van de snelweg.
  • Giftige wolk met effect giftige wolk (spoor en weg), de locatie lig op 150 meter van de snelweg en ca. 700 meter van het spoor.

In de tabel zijn de gevolgen voor mensen en schade aan objecten voor de bovengenoemde scenario's uitgewerkt per effect.

Explosie tankwagen LPG   Een aanwezige brand of botsing kan een explosie van een tankwagen LPG veroorzaken. Er ontstaat een vuurbal en drukgolf die enkele seconde duurt. De gevolgen voor het plangebied zijn een tiental slachtoffers en lichte tot gemiddelde schade aan het object.  
Giftige wolk tankwagen /
wagon giftige stof  
Een giftige wolk wordt veroorzaakt doordat na een botsing de tankwagen / wagon openscheurt. Hierdoor stroomt een groot deel van de giftige stof in korte tijd uit. Er wordt een gaswolk gevormd die afhankelijk van de specifieke omstandigheden (zoals de wind) het plangebied kan bereiken. Gezien de relatief korte afstand tot de A2, kunnen, afhankelijk van de blootstellingsduur, de gevolgen oplopen tot tientallen dodelijke en vele (zwaar) gewonden slachtoffers. Gebouwen blijven onbeschadigd.  

Overzicht van ongevalsscenario’s met bijbehorende gevaren en gevolgen

Voor de aantallen slachtoffers is uitgegaan van een volledige bezetting van de koffieschenkerij (200 personen). Dit betreft het worstcasescenario. ’s Avonds en ‘s nachts zullen er nauwelijks slachtofferaantallen zijn, omdat er dan (bijna) niemand aanwezig is. Een aantal personen zal
buiten aanwezig zijn. Buiten is het percentage slachtoffers groter (op dezelfde afstand), omdat zij
geen bescherming genieten. Dit aantal mensen mag reeds aanwezig zijn op basis van de huidige vergunning. Onderhavig plan voor het realiseren van een condoleanceruimte / ontmoetingsruimte voorziet dan ook niet in de aanwezigheid van een groter aantallen extra mensen dan reeds op basis van de vergunning aanwezig mag zijn ter plaatse.

Zelfredzaamheid

De bezoekers van de locatie zijn gedeeltelijk zelfredzaam (in staat te vluchten en ook zelfstandig in staat te vluchten). Een gedeelte zal geholpen moeten worden bij het ontvluchten. Voor de genoemde scenario's met gevaarlijke stoffen is het algemene advies, naar binnen en ramen/deuren sluiten het beste advies. Gegeven de lichte constructie van het gebouw (een kas) kan binnen blijven tijdelijk een oplossing bieden.

Wel zij opgemerkt dat de mensen niet altijd de indruk zullen hebben dichtbij een snelweg te zijn en zij zullen daardoor pas later reageren. De informatie kan ook via hulpverlenende organisaties bij de initiatiefnemer terecht komen, waarna bhv-organisatie zijn taken kan uitvoeren. Hiervoor is een goede risicocommunicatie, opgezet van uit de meldkamers en de verantwoordelijke partijen nodig, zodat Walpot ook zijn eigen organisatie kan inzetten voor het beperken van slachtoffers.

Bouwkundige maatregelen

Schuilmogelijkheden en afsluitbare ventilatie

Een basismaatregel voor veilig binnen kunnen blijven bij een toxische stof is dat ventilatie afgeschakeld kan worden en mensen enige tijd (ca. een uur of vergelijkbaar) in een gebouw kunnen verblijven. Gelet op de glazenconstructie is het niet aannemelijk dat mensen er langer kunnen verblijven.

Explosiebestendigheid van gevelconstructies

Binnen het invloedsgebied van een explosie (tot enkele honderden meters) is veiligheidswinst te halen door gebouwen beter te beschermen tegen de effecten van een drukgolf, zodat het gebouw enige bescherming kan bieden. Gegeven de constructie van dit gebouw, is dit geen haalbare maatregel. Er ligt tussen het gebouw en de snelweg echter een flinke strook natuur, die een deel van de drukgolf naar verwachting zal dempen.


Brandwerendheid van gebouwen

Binnen het invloedsgebied van hittestralingseffecten is veiligheidswinst te halen door gebouwen beter te beschermen tegen de hittestraling. Mensen kunnen daardoor langer in een gebouw verblijven of hebben meer tijd om een gebouw te verlaten en vervolgens van de bron af te vluchten. Gegeven de afstand van de snelweg is het niet de verwachting dat de brandwerenheid van het gebouw groter moet zijn, dan vereist via het Bouwbesluit.

Bestrijdbaarheid

Bij een groot deel van de scenario's dienen secundair ontstane branden te worden geblust. De condoleanceruimte / ontmoetingsruimte is vanuit twee zijden bereikbaar en voor de bluswatervoorziening kan gebruik worden gemaakt van de bluswatervijver, die reeds aanwezig is op het terrein van het crematorium. De overige scenario's kunnen alleen ter plaatse bij de risicobron (weg of spoor) bestreden worden.

Beheersmaatregelen

Om de effecten van de relevante scenario’s te beperken, zullen op advies van de veiligheidsregio de volgende maatregelen worden getroffen.

Bronmaatregelen

Veiligheidsmaatregelen aan de weg of het spoor zijn door de initiatiefnemer niet te nemen en gaan deze ruimtelijke procedure te boven. Eventuele veiligheidsmaatregelen, zoals het aanpassen van wissels, of het verlagen van de maximum snelheden gaan deze ruimtelijke procedure te boven en worden niet nader beschouwd.

Effectmaatregelen

  • Scenario Toxische wolk: Om snel te kunnen schuilen bij het vrijkomen van toxische dampen zal ervoor gezorgd worden dat de ventilatie in de condoleanceruimte / ontmoetingsruimte eenvoudig/centraal kan worden uitgeschakeld.
  • Scenario Hittestralings- en drukscenario (BLEVE): Er zal een bedrijfsnoodplan worden opgesteld waarin opgenomen wordt op welke wijze snel en juist te handelen (ontruimen) bij scenario's met explosieve stoffen.


Zelfredzaamheidsmaatregelen

  • In overleg met de gemeente zullen afspraken worden gemaakt over de strategie en opvolging van het aspect risicocommunicatie, om het risicobewustzijn bij mensen te vergroten.
  • Er zal een bedrijfsnoodplan worden opgesteld. In dit plan zal specifiek aandacht worden besteed aan:
    • 1. op welke wijze snel en juist te handelen (ontruimen) bij een (dreigende) BLEVE;
    • 2. op welke wijze snel en juist te handelen bij het vrijkomen van toxische dampen in de condoleanceruimte / ontmoetingsruimte dan wel de buitenruimte; ontruimen buitenruimte en eenvoudig/centraal uitschakelen van de ventilatie in de condoleanceruimte / ontmoetingsruimte;
    • 3. op welke wijze de BHV in te richten voor de condoleanceruimte / ontmoetingsruimte;
    • 4. de aanwezigheid van verminderd zelfredzame personen, die bij een ontruiming afhankelijk zijn van anderen;
    • 5. in welke (aanvullende frequentie) er vanuit de BHV geoefend dient te worden met een ontruiming in zowel het toxisch als dreigende BLEVE scenario.
  • Er zal een verzamelplaats worden ingericht op minimaal 330 meter van de A2 (ter hoogte van de parkeerplaats van VV Eijsden), uitgaande van het (dreigend) BLEVE scenario.

Restrisico

Een incident met gevaarlijke stoffen kan niet worden uitgesloten. Aan de preventieve kant heeft een transporteur al veel eisen waar een voertuig aan moet voldoen, is een wegbeheerder verantwoordelijk voor een veilig wegontwerp en een gemeente verantwoordelijk voor een verantwoorde inrichting van de ruimte. Doordat men zich bewust is van de mogelijk incidenten kan in communicatieve zin en voorbereiding van de BHV-organisatie, de omvang van het aantal mogelijke slachtoffers worden beperkt. Indien qua maatregelen aangesloten wordt bij de reeds afgegeven vergunning, wordt het restrisico aanvaardbaar geacht.

Conclusie

Onderhavige ruimtelijke onderbouwing maakt de realisatie van een condoleanceruimte/ontmoetingsruimte als uitbreiding van het bestaande crematorium plaats. Als gevolg van het onderhavige voornemen kan het aantal aanwezige personen tegelijkertijd ter plaatse toenemen. Er kan immers langer op het terrein verbleven worden, doordat het gelijktijdig gebruik van het crematorium en de condoleanceruimte/ontmoetingsruimte mogelijk is.

Op basis van de verleende vergunning mag dit aantal mensen echter reeds ruimschoots tegelijkertijd op het terrein aanwezig zijn. Bovendien is de hoogte van het GR beperkt en bedraagt, gezien de kaartbeelden van het Basisnet Weg, minder dan 10% van de oriëntatiewaarde. De toename van het groepsrisico blijft beneden de waarden genoemd in artikel 8 lid 2 van het Bevt, zodat een verantwoording van het groepsrisico niet nodig is. Op grond van artikel 7 van het Bevt dient wel te worden ingegaan op de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op de weg en op de mogelijkheden voor zelfredzaamheid van de personen in geprojecteerde kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

Met betrekking tot de mogelijkheden voor bestrijdbaarheid/beperking van de omvang van een ramp kan worden aangegeven dat voorliggende ruimtelijke onderbouwing geen gevolgen heeft voor de mogelijkheden om een calamiteit op de A2 te bestrijden: de A2 ligt niet binnen het plangebied en de ruimtelijke onderbouwing biedt geen ontwikkelingsmogelijkheden die van invloed zijn op de bereikbaarheid van de A2 of op de bereikbaarheid van (beperkt) kwetsbare objecten binnen het plangebied. Met betrekking tot zelfredzaamheid kan worden opgemerkt dat:

  • de leeftijd van de aanwezigen boven gemiddeld is, maar dat deze mensen vaak ook begeleid worden bij een bezoek aan een crematorium;
  • naast het reeds aanwezige crematorium binnen 200 meter van de snelweg hoofdzakelijk woningen aanwezig zijn, afgewisseld met enkele niet-woonfuncties.

Gelet op vorenstaande vormt het aspect externe veiligheid geen belemmeringen voor het onderhavige bouwplan.

4.4.5 Bedrijfshinder

Een nieuwe functie, zoals een condoleanceruimte/ontmoetingsruimte deeluitmakend van een bestaand uitvaartcentrum annex crematorium, kan naar de omgeving toe bedrijfshinder veroorzaken. In de uitgave “Bedrijven en milieuzonering no. 9” van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) zijn richtlijnen opgenomen voor de aan te houden afstanden tussen hinderveroorzakende bedrijven en gevoelige objecten zoals woningen.

Aangezien onderhavig voornemen, deel gaat uitmaken van een bestaand uitvaartcentrum annex crematorium, wordt het initiatief ook als zodanig beoordeeld. Voor een crematorium gelden grotere indicatieve afstanden die ten opzichte van woningen aangehouden dienen te worden, dan voor een uitvaartcentrum. Daarom worden hier de afstanden die voor een crematorium kunnen worden toegepast aangehouden. Deze zijn als volgt:

  • 100 meter in verband met mogelijke geurhinder,
  • 30 meter in verband met mogelijke geluidhinder,
  • 10 meter in verband met mogelijke stofhinder,
  • 10 meter in verband met mogelijk gevaar.

Gelet op de vrije ligging van de uitbreiding op het perceel van het reeds bestaande uitvaartcentrum annex crematorium, inclusief (aanvullende) parkeervoorziening, op een afstand van meer dan 100 meter van omliggende hindergevoelige objecten, levert dit geen belemmeringen op voor het bouwplan.

4.4.6 Spuitcirkels

Onderhavig plangebied is gelegen direct grenzend aan agrarische gronden. Hoewel van agrarisch grondgebruik in de feitelijke situatie geen sprake is, is het op basis van het ter plaatse vigerende bestemmingsplan toegelaten om fruitteelt te exploiteren. Bij fruitteelt wordt gebruik gemaakt van chemische bestrijdingsmiddelen die, vanwege drift, slecht voor de gezondheid van de mens kunnen zijn.


Er bestaat geen wetgeving die afstanden voorschrijft. Op basis van jurisprudentie wordt echter een
afstand van 50 meter tussen de toepassing van chemische bestrijdingsmiddelen bij fruitteelt en een
gevoelig object (woningen) niet onredelijk geacht. De gemeente Eijsden-Margraten heeft, vanwege
de ontstane jurisprudentie, de ‘Beleidsnotitie Spuitcirkels (gewijzigde versie)’ in oktober 2013 vastgesteld. In deze beleidsnotitie is aangegeven op welke wijze kan worden omgegaan met
spuitcirkels bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Gelet op de ligging van het crematorium is reeds bij de vaststelling van het bestemmingsplan "Uitvaartcentrum Eijsden" op 19 september 2006 besloten dat de pachter de agrarische gronden aan de voorzijde mag blijven gebruiken. Dit onder de voorwaarde dat er géén hoogopgaande beplanting, zoals maïs, mag worden opgericht. Derhalve zijn uitsluitend lage gewassen toegestaan. Fruitteelt, ook laagstambouw, is daarmee ter plaatse niet toegestaan. Tevens is de op basis van jurisprudentie een spuitcirkel met een afstand van 50 meter van toepassing. Deze spuitcirkel is vastgelegd op het kaartje dat als bijlage 12 is bijgevoegd. Binnen deze spuitcirkel is de toepassing van chemische bestrijdingsmiddelen niet toegestaan.

4.5 Verkeer en parkeren

Met betrekking tot onderhavige planontwikkeling dienen de (eventuele) gevolgen voor de verkeersstructuur alsmede het parkeren inzichtelijk te worden gemaakt.

Onderhavige ontwikkeling voorziet in een aanvullende behoefte op eigen terrein. Het aantal verkeersbewegingen zal niet toenemen. Wel kunnen aanwezigen mogelijk langer verblijven als gevolg waarvan het aantal parkeerplaatsen met ca. 100 zal worden uitgebreid. Hierdoor zal van (openbare) parkeerproblemen geen sprake zijn.

Tevens zal de calamiteitenroute richting de Ir. Rocourstraat in de toekomst uitsluitend nog gebruikt worden als calamiteitenontsluiting. Zodat mogelijke overlast richting de bewoners aan de Ir. Rocourstraat wordt voorkomen.

4.6 Kabels en leidingen

Door het projectgebied lopen geen boven- en/of ondergrondse leidingen. Er is op dat gebied derhalve geen sprake van bijbehorende (planologische) beschermingszones en/of belangen van derden op dit punt.

De aanwezigheid van kabels en leidingen met betrekking tot de nutsvoorzieningen in de omgeving is evident. Bij het nader uitwerken van de aansluitingen, dient met de verschillende netwerkbeheerders contact te worden opgenomen.

4.7 Duurzaam bouwen

Duurzaam bouwen (DuBo) raakt in steeds bredere kring in de belangstelling en geleidelijk aan krijgen milieuaspecten een volwaardige plaats in het ontwerpen, bouwen en beheren van bebouwing. In de praktijk betekent duurzaam bouwen dat met onder meer de volgende aspecten rekening gehouden wordt: het materiaalgebruik, de vormgeving van het bouwblok, gebruik maken van wind- en/of zonne-energie, compact bouwen, intensief ruimtegebruik en flexibel bouwen. Bij deze laatste moeten gebouwen op eenvoudige wijze geschikt gemaakt kunnen worden voor hergebruik, zodat de levensduur wordt verlengd.

De gemeente heeft het "Convenant Duurzaam Bouwen" voor het gewest Maastricht en Mergelland ondertekend (februari 2001), waarmee zij zich verplichten bij een (bouw)project de hierop van toepassing zijnde duurzaamheidsmaatregelen uit het zogenaamde Basispakket uit te voeren.

Het Basispakket Duurzaam Bouwen omvat een selectie van duurzaamheidsmaatregelen, die volledig in overeenstemming zijn met de maatregelen uit de Nationale Pakketten Duurzaam Bouwen. Bij de realisering van dit project zal met de principes van duurzame stedenbouw en duurzaam bouwen rekening gehouden worden.

In bijlage 13 is het energieprestatierapport bijgevoegd. In de berekening wordt gebruik gemaakt van het principe met een getrapte EPC eis conform Bouwbesluit 2012 artikel 5.2 lid 3. Het gebouw voldoet aan de 1e trap eis (1,33 x BB eis) inzake energieprestatie uit het Bouwbesluit 2012. Bij deze berekening behoort tevens een berekening van de 2e trap eis.

Om aan de vereiste energieprestatienormen te voldoen, zal bijvoorbeeld als energiebesparende maatregel de restwarmte van het hoofdgebouw worden gebruikt voor het verwarmen van de condoleanceruimte/ontmoetingsruimte.

Hoofdstuk 5 Ruimtelijke aanvaardbaarheid

5.1 Afwijkingen project

De voorgenomen ontwikkeling is gedeeltelijk in strijd met het vigerend bestemmingsplan.

Bouwmogelijkheden 

Ten aanzien van de bouwmogelijkheden doen zich de volgende afwijkingen voor:

  • Op de tot 'Natuur' aangewezen gronden mag, uitgezonderd bestaande, in het verleden op legale wijze tot stand gekomen bebouwing, en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - strooiveld/columbarium' niet worden gebouwd.

Gebruiksmogelijkheden 

Ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden doen zich de volgende afwijkingen voor:

  • De gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden' worden ten behoeve van de uitbreiding van de bestaande parkeervoorziening ingericht en gebruikt.
  • De gronden met de bestemming 'Natuur' worden als condoleanceruimte/ontmoetingsruimte ingericht en gebruikt.

5.2 Ruimtelijke aanvaardbaarheid

Zoals blijkt uit het projectprofiel (hoofdstuk 2) zal er vanuit ruimtelijk-stedenbouwkundig oogpunt een beperkte wijziging plaatsvinden van de gebouwde omgeving door de uitvoering van dit bouwplan. Dit aangezien het op te richten gebouw een glazen kas, bestaande uit twee delen, betreft, die als het ware zwevend in het landschap komt te liggen, zoals ook uit de doorsnedes behorende bij het Definitief Ontwerp (DO) blijkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1903.OMGBUIpm-VG01_0016.png"

Definitief Ontwerp

Het parkeren ten behoeve van de nieuwe functie zal geen nadelige gevolgen hebben voor de omgeving, omdat dit op eigen terrein wordt opgevangen.

Op het gebied van mogelijke privacybelemmeringen kan worden aangegeven dat de afstand van de te realiseren condoleanceruimte/ontmoetingsruimte ten opzichte van de dichtstbijzijnde gelegen woningen ruim 150 meter bedraagt. Door de ligging van de condoleanceruimte/ontmoetingsruimte is geen inkijk mogelijk op naburige percelen en is er geen kans aanwezig op onevenredige privacybelemmeringen.

De nieuw aan te leggen parkeerplaatsen (ca. 100) sluiten qua vormgeving aan op de bestaande parkeervoorziening en worden hiermee landschappelijk ingepast. En ook deze zijn op voldoende afstand van de dichtstbijzijnde gelegen woningen gelegen.

De voorgenomen bouw van de condoleanceruimte/ontmoetingsruimte, alsmede de uitbreiding van de bestaande parkeervoorziening is niet strijdig met de beleidsuitgangspunten op rijks- en provinciaal niveau.

De functie wijkt af van het bestemmingsplan en past daarmee niet binnen het gemeentelijk beleid. Derhalve is onderhavige ruimtelijke onderbouwing opgesteld. Hieruit blijkt dat het voornemen landschappelijk kan worden ingepast. Daarnaast leidt de beschouwing van de milieu- en omgevingseffecten in hoofdstuk 4 tot de conclusie dat er geen gevolgen zijn die zich verzetten tegen de voorgenomen ontwikkeling. Al met al kan worden geconcludeerd dat het bouwplan ruimtelijk aanvaardbaar is.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Wanneer een bouwplan, zoals gedefinieerd in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro), mogelijk wordt gemaakt, dient conform artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening (Wro) een exploitatieplan te worden opgesteld. Deze eis geldt niet als het kostenverhaal anderszins is verzekerd.

Het onderhavige bouwplan betreft de realisering van een condoleance/ontmoetingsruimte. Dit betekent dat er sprake is van een plan in het kader van de Grondexploitatiewet.

De gemeente zal met de eigenaar van de grond een planschadeovereenkomst sluiten, waarin wordt vastgelegd dat de door derden geleden schade geheel (of gedeeltelijk) voor rekening komt van de initiatiefnemer, omdat de schade voortvloeit uit het op zijn of haar verzoek ten behoeve van een planontwikkeling wijzigen van het bestemmingsplan of verlenen van een omgevingsvergunning.

Met het sluiten van een planschadeovereenkomst is de financieel-economische uitvoerbaarheid anderszins gewaarborgd.

De ontwikkeling heeft voor de gemeente Eijsden-Margraten geen negatieve financiële gevolgen. Het bouwplan is hiermee financieel uitvoerbaar.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De ontwerp omgevingsvergunning heeft conform artikel 3.12 Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van PM tot en met PM ter inzage gelegen.