Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bestemmingsplan Bruisterbosch 27-29 te Sint Geertruid
Status: onherroepelijk
Plan identificatie: NL.IMRO.1903.BPBUI1008-OH01

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.1.1 De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen, met inbegrip van mantelzorg, aan-huis-gebonden-beroepen en agrarische activiteiten van ondergeschikte betekenis en de daarbij behorende voorzieningen.
 
3.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 15.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Algemeen
Op de tot ‘Wonen’ aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
a. woningen en de daarbij behorende bijgebouwen en andere bouwwerken, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met dien verstande dat:
1. gebouwen uitsluitend in het bouwvlak en binnen de bouwaanduiding 'bijgebouwen' mogen worden gebouwd.
 
3.2.2 Bouwvlak
Regels met betrekking tot het bouwvlak:
a. per bouwvlak mag ten hoogste het aangeduide ‘maximum aantal wooneenheden’ worden gebouwd;
b. de voorgevel van een woning mag uitsluitend in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd;
c. de voorgevelbreedte van een woning zal ten minste 5,00 meter bedragen;
d. in ten hoogste 2 bouwlagen mag worden gebouwd;
e. de goothoogte mag ten hoogste 6,50 meter bedragen;
f. gebouwen mogen plat, met setback of met een kap van ten hoogste 60° worden afgedekt;
g. vrijstaande woningen zullen aan beide zijden en halfvrijstaande woningen aan één zijde op ten minste 2,50 meter uit de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd.
 
3.2.3.Bouwaanduidingen ‘bijgebouwen’
Regels met betrekking tot de bouwaanduidingen ‘bijgebouwen’:
a. de bouwaanduiding ‘bijgebouwen’ mag per bouwperceel/per tot een woning te rekenen gedeelte van de bouwaanduiding ‘bijgebouwen’, inclusief bijbehorende kleine zelfstandig gesitueerde bouwaanduidingen ‘bijgebouwen’, voor ten hoogste 50% bebouwd worden;
b. het totaal oppervlak aan bovengrondse bijgebouwen mag per woning binnen de bouwaanduiding 'bijgebouwen', onverminderd het bepaalde onder a., ten hoogste 100 m² bedragen;
c. het totaal oppervlak aan ondergrondse bijgebouwen mag per woning binnen de bouwaanduiding ‘bijgebouwen’, onverminderd het bepaalde onder a., ten hoogste 120 m² bedragen, verminderd met het oppervlak aan bovengrondse bijgebouwen;
d. bijgebouwen mogen uitsluitend vrijstaand op ten minste 1,00 meter afstand van het bouwvlak of aangebouwd worden opgericht;
e. bijgebouwen zullen in of ten minste 1,00 meter uit de zijdelingse erfscheiding worden gebouwd;
f. in ten hoogste 1 bouwlaag mag worden gebouwd waarvan de goothoogte ten hoogste 3,30 meter mag bedragen;
g. de bouwhoogte mag ten hoogste 6,60 meter bedragen;
h. bijgebouwen mogen uitsluitend plat of met een kap van ten hoogste 45° worden afgedekt;
i. ten aanzien van het gestelde onder f. en g. kan geen gebruik worden gemaakt van een algemene omgevingsvergunning van 10%;
j. het oprichten van bijgebouwen mag niet leiden tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap.
 
3.2.4 Andere bouwwerken
Regels met betrekking tot andere bouwwerken:
a. de hoogte van andere bouwwerken mag ten hoogste 3,00 meter bedragen, met uitzondering van:
1. de hoogte van erfafscheidingen, welke voor zover aanwezig voor de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 2,00 meter mag bedragen;
2. de hoogte van palen, masten en plastische kunstwerken, welke ten hoogste 5,00 meter mag bedragen.
 
3.2.5 Bestaande bebouwing
Voor zover bestaande maten afwijken van de bepalingen in 3.2.2, 3.2.3 en 3.2.4 mogen de bestaande maten gehandhaafd worden.

3.3 Nadere eisen

3.3.1 Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
a. de situering van bouwwerken;
b. de omvang van de tweede bouwlaag, wanneer de bouwgrens op minder dan 3,00 meter uit de zijdelingse erfscheiding is gelegen of het bouwvlak dieper is dan 10,00 meter.
 
3.3.2 De onder 3.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
a. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de herkenbaarheid van de woning als zodanig, van de verkeersveiligheid en van het uitzicht en de privacy van derden, of,
b. in verband met eisen van duurzaam bouwen.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van zijdelingse bouwgrens
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.2, ten behoeve van het overschrijden van de zijdelingse bouwgrens, mits:
a. ten behoeve van de verkeersveiligheid, voldoende afstand tot verkeersdoeleinden wordt aangehouden;
b. geen onevenredige aantasting van het stedenbouwkundig beeld plaatsvindt;
c. dit niet leidt tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap;
met dien verstande dat:
1. ten minste 3,00 meter uit de zijdelingse perceelsgrens zal worden gebouwd;
2. de overschrijding van de zijdelingse bouwgrens maximaal 4,00 meter mag bedragen;
3. ten aanzien van het gestelde onder a. en b. geen gebruik kan worden gemaakt van een algemene omgevingsvergunning van 10%.
 
3.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwaanduiding ‘bijgebouwen’
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.2, ten behoeve van het bouwen van bijgebouwen buiten de bouwaanduidingen ‘bijgebouwen’ aan de voorzijde van de woning, mits:
a. geen onevenredige aantasting van het stedenbouwkundig beeld plaatsvindt,
met dien verstande dat:
1. de afstand van bijgebouwen tot de bestemming ‘Verkeer’ ten minste 5,00 meter zal bedragen;
2. bijgebouwen de lijn, die kan worden getrokken in het verlengde van de naar de weg gekeerde bouwgrens op het naastgelegen perceel, met niet meer dan 3,00 meter zullen overschrijden.

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.5.1 Verboden gebruik
Onder gebruiken en/of laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
a. standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
b. staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
c. het opslaan van mest(stoffen), waaronder het opslaan van mest in mestzakken, met uitzondering van mestopslag van niet meer dan 10 m³;
d. opslag, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.
e. bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebruikt ten dienste van de woonfunctie;
f. zelfstandige bewoning voor zover het betreft bijgebouwen;
g. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
h. recreatieve doeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik;
i. opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

3.6.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van consumentverzorgende en kleinschalige ambachtelijke bedrijfjes
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.5, ten behoeve van het uitoefenen van consumentverzorgende en kleinschalige ambachtelijke bedrijfjes, mits:
a.  
er geen afbreuk wordt gedaan aan het karakter van de buurt;
b.  
het woonmilieu niet onevenredig wordt geschaad, dit betekent dat categorie 1 en maximaal 2 (VNG brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’) in beginsel toelaatbaar zijn;
c.  
er geen extra verkeersmaatregelen of parkeervoorzieningen noodzakelijk worden, dan wel indien extra parkeervoorzieningen noodzakelijk zijn, deze op eigen terrein gerealiseerd kunnen worden;
d.  
er geen zelfstandige vorm van detailhandel (uitgezonderd beperkte verkoop, inherent aan de betreffende activiteit) ontstaat,
met dien verstande dat:
1. ten hoogste 30% van de totale vloeroppervlakte mag worden gebruikt voor het bedrijf, uitgezonderd ter plaatse van beschermde monumenten, karakteristieke bebouwing en bebouwing waarvan handhaving noodzakelijk is voor of ondersteunend is aan handhaving van de stedenbouwkundige structuur, waar het bouwvlak geheel mag worden gebruikt voor het bedrijf onder de voorwaarde dat de woonfunctie voor ten minste 50% van de totale vloeroppervlakte gehandhaafd blijft.
 
3.6.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bed & breakfast
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.5, ten behoeve van het faciliteren van een bed & breakfast, mits:
a. het pand is aangeduid als rijks- of gemeentelijk monument of karakteristiek pand, respectievelijk handhaving van het pand noodzakelijk is voor of ondersteunend is aan handhaving van de stedenbouwkundige structuur;
b. het pand een minimale inhoud heeft van 650 m³;
c. het gebruik ten behoeve van de bed & breakfast gekoppeld en ondergeschikt is aan de woonfunctie ter plaatse;
d. de bed & breakfast binnen de bestaande bebouwing wordt gerealiseerd;
e. de stedenbouwkundige, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het complex behouden blijven;
f. de bed & breakfast door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet kan functioneren als een zelfstandige woning. Een aparte kookgelegenheid bij de voorziening is niet toegestaan;
g. de parkeerbalans in de directe omgeving niet nadelig wordt beïnvloed;
h. er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonende en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan,
met dien verstande dat:
1. de woning als zodanig herkenbaar blijft;
2. ten hoogste 8 slaapplaatsen per bed & breakfast mogen worden gerealiseerd.
 
3.6.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van vakantieappartementen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.5, ten behoeve van het toestaan van verblijfsrecreatie in de vorm van vakantieappartementen, mits:
a. het pand is aangeduid als rijks- of gemeentelijk monument of karakteristiek pand, respectievelijk handhaving van het pand noodzakelijk is voor of ondersteunend is aan handhaving van de stedenbouwkundige structuur;
b. de woonfunctie als hoofdfunctie gehandhaafd blijft, c.q. de woning als zodanig blijft functioneren;
c. de vakantieappartementen binnen de bestaande bebouwing kunnen worden gerealiseerd. Alleen ter verkrijging van kwalitatief hoogwaardiger appartementen dan wel ter verbetering van de ruimtelijke kwaliteit of inpassing in de omgeving van het complex, is uitbreiding of vervanging van bestaande bebouwing binnen het bouwvlak toegestaan;
d. de totstandkoming van een goed verblijfsklimaat in de te realiseren vakantieappartementen gegarandeerd kan worden;
e. de stedenbouwkundige, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van de woning/het complex behouden blijven;
f. de parkeerbalans in de directe omgeving niet nadelig wordt beïnvloed;
g. er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonende en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan,
met dien verstande, dat
1. de woning als zodanig herkenbaar blijft;
2. het totale vloeroppervlak van een vakantieappartement ten hoogste 100 m² mag bedragen.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

3.7.1 Wijziging voor het splitsen van woningen
Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen ten behoeve van het splitsen van woningen in rijks- of gemeentelijk monument of karakteristiek pand, respectievelijk handhaving van het pand noodzakelijk is voor of ondersteunend is aan handhaving van de stedenbouwkundige structuur, mits:
a. de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het complex behouden blijven;
b. de wijziging niet leidt tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap;
c. de toename van het aantal woningen past binnen het woningbouwprogramma behorende bij de Regionale Woonvisie, of een daarvoor in de plaats tredend beleidskader;
d. de totstandkoming van een goed woonklimaat in de te realiseren woningen gegarandeerd kan worden,
met dien verstande dat:
1. de bouwmassa niet mag toenemen;
2. voorafgaand aan de realisatie van de toe te voegen woning het oppervlak aan bijgebouwen is teruggebracht tot ten hoogste 100 m² per woning, uitgezonderd bijgebouwen met landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden met een groter oppervlak, welke geheel behouden mogen worden;
3. voor het overige voldaan wordt aan het bepaalde in dit artikel.
 
3.7.2 Wijziging in de bestemming ‘Wonen – Cultuur en ontspanning’
Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming ‘Wonen – Cultuur en ontspanning’, ten behoeve van de realisering van een woning voor bewoning in combinatie met verblijfsrecreatie, wellness, culturele, educatieve en/of sociale doeleinden, mits:
a. het betreft een rijks- of gemeentelijk monument of karakteristiek pand, respectievelijk handhaving van het pand noodzakelijk is voor of ondersteunend is aan handhaving van de stedenbouwkundige structuur;
b. de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het complex behouden blijven;
c. de wijziging niet leidt tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap;
d. er sprake is van inpandig bouwen; er mag geen uitbreiding van de bestaande bebouwing plaatsvinden of mogelijk worden gemaakt;
e. de totstandkoming van een aanvaardbaar woonmilieu in de te realiseren woning en ruimten voor verblijfsrecreatie, wellness, culturele, educatieve en/of sociale doeleinden gegarandeerd kan worden,
met dien verstande, dat:
1. de bouwmassa niet mag toenemen, wat tot uitdrukking zal worden gebracht door een op de functie afgestemd bouwvlak;
2. bij wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in het artikel ‘Wonen-Cultuur en ontspanning’, zoals opgenomen in bijlage 2 bij de regels.
 
3.7.3 Procedure wijziging
Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de in artikel 13 gegeven procedure.