REGELS

Inhoudsopgave

 

REGELS

HOOFDSTUK 1 inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

HOOFDSTUK 2 bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

Artikel 4 Bedrijf

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

Artikel 6 Bedrijventerrein

Artikel 7 Bos

Artikel 8 Cultuur en ontspanning - Molen

Artikel 9 Detailhandel

Artikel 10 Gemengd

Artikel 11 Groen

Artikel 12 Horeca

Artikel 13 Kantoor

Artikel 14 Maatschappelijk

Artikel 15 Natuur

Artikel 16 Recreatie

Artikel 17 Recreatie - Kampeerterrein

Artikel 18 Recreatie - Recreatiebedrijven

Artikel 19 Recreatie - Recreatiewoningen

Artikel 20 Recreatie - Volkstuinen

Artikel 21 Sport

Artikel 22 Tuin

Artikel 23 Verkeer

Artikel 24 Verkeer - Verblijf

Artikel 25 Water

Artikel 26 Wonen

Artikel 27 Wonen - Woonboerderij

Artikel 28 Wonen - Woongebouw

Artikel 29 Leiding - Gas

Artikel 30 Leiding - Riool

Artikel 31 Waarde - Archeologie 1

Artikel 32 Waarde - Archeologie 2

Artikel 33 Waarde - Beschermd gezicht

HOOFDSTUK 3 algemene regels

Artikel 34 Anti-dubbeltelregel

Artikel 35 Algemene bouwregels

Artikel 36 Algemene gebruiksregels

Artikel 37 Algemene aanduidingsregels

Artikel 38 Algemene afwijkingsregels

Artikel 39 Algemene wijzigingsregels

Artikel 40 Overige regels

HOOFDSTUK 4 overgangsrecht en slotregel

Artikel 41 Overgangsrecht

artikel 42 Slotregel

 

 

HOOFDSTUK 1 inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 plan:

het bestemmingsplan Dorpen Noord / West 2 met identificatienummer NL.IMRO.1900.2018noweBPdorpnow2-vast van de gemeente Súdwest-Fryslân;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:

de uitoefening van een beroep of bedrijf (dan wel het verlenen van diensten) op administratief, maatschappelijk, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of een daarmee gelijk te stellen gebied, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 1, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij in overwegende mate de woonfunctie blijft behouden en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 aangebouwd bijbehorend bouwwerk:

Een op de grond staand gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.7 aan huis verbonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten:

Het beroepsmatig verlenen van diensten of het uitvoeren van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omgeving in een woning met behorende gebouwen past en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate blijft behouden;

1.8 aanlegplaats:

een ruimte voor het tijdelijk afmeren van een vaartuig;

 

1.9 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

 

1.10 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.11 agrarisch hulpbedrijf agrarische hulpactiviteit:

een bedrijf dat c.q. een activiteit die goederen en/of diensten levert aan agrarische bedrijven en/of agrarische producten bewerkt, vervoert of verhandelt, zoals loonwerkbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), grondverzetbedrijven, het houden en/of (medisch) verzorgen van dieren, grootveeklinieken, Ki-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, veetransportbedrijven en veehandelsbedrijven, met uitzondering van landbouwmechanisatiebedrijven;

1.12 agrarisch bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels van een ruimtelijk plan, zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing, verharding en bijbehorende voorzieningen ten behoeve van een agrarisch bedrijf zijn toegelaten;

1.13 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw, geen bijbehorend bouwwerk en geen overkapping zijnde;

 

1.14 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.15 bebouwingspercentage:

Een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bebouwingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.16 bed & breakfast:

een overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt;

1.17 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen;

1.18 bedrijfseigen producten:

producten die op het eigen bedrijf worden geproduceerd;

1.19 bedrijfswoning:

Een woning behorend bij en onlosmakelijk verbonden met een op hetzelfde perceel gelegen bedrijf, bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon die verantwoordelijk is voor de bedrijfsmatige activiteiten in dat bedrijf, dan wel die activiteiten uitvoert;

1.20 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.21 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.22 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten, en dergelijke;

1.23 beschermd gezicht:

aangewezen gronden mede bestemd voor behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden van de beschermd dorpsgezichten zoals die zijn verwoord in de daarbij behorende aanwijzingsbesluiten;

1.24 bestaand(e):

  1. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan legaal bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;

  2. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan legaal bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.25 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.26 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.27 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofgebouw verbonden, al dan niet vrijstaand bouwwerk;

1.28 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk (alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en vergroten van een standplaats);

1.29 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.30 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.31 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.32 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.33 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten;

1.34 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.35 cultuurgrond:

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, die worden gebruikt voor het agrarische bedrijf, dan wel hobbymatig agrarisch in gebruik zijn;

1.36 cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.37 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.38 dakkapel:

Een uitbouw binnen het dakvlak van een gebouw met kapconstructie, welke uitbouw doorgaans geen wijziging van de vorm en het profiel van het dak veroorzaakt;

1.39 dakopbouw:

Het door een gevel of nokverhoging vergroten van een bestaande ruimte welke leidt tot een wijziging van de vorm en het profiel van het dak;

 

1.40 dakvlak

een (hellend) vlak in een dak samen met andere vlakken bepalend voor de dakvorm;

1.41 dakvormen

dakvormen:

  1. afgeknot schilddak: een schilddak met deels een platte afdekking, zoals hieronder is afgebeeld;

    [image]

  2. lessenaarsdak: een éénzijdige kapconstructie, zoals hieronder is afgebeeld, waarbij het hoogste punt over de gehele, of nagenoeg de gehele lengte in één gevel is gelegen;
    [image]

  3. mansardedak: een kap, zoals hieronder is afgebeeld, waarbij het dakvlak bestaat uit twee vlakken die elkaar onder een stompe hoek ontmoeten;
    [image]

  4. schilddak: een kap, zoals hieronder is afgebeeld, waarbij het dak bestaat uit vier vlakken die elkaar in een nok(lijn) ontmoeten;

    [image]

  5. zadeldak / tentdak: een kap, zoals hieronder is afgebeeld, waarbij het dak bestaat uit twee vlakken die elkaar in een nok(lijn) ontmoeten.
    [image]

1.42 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit; onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;

1.43 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.44 dienstverlening

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

1.45 discotheek:

een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of levende muziek en het serveren van al dan niet alcoholhoudende dranken;

1.46 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.47 eerste verdieping:

de tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;

1.48 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt;

1.49 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.50 evenement:

een voor publiek toegankelijke verrichting van kunst, ontwikkeling, ontspanning of vermaak, feesten en muziekvoorstellingen daaronder begrepen, waarvoor ingevolge regelgeving een melding moet worden gedaan dan wel vergunning of ontheffing moet worden aangevraagd en verleend;

1.51 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.52 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.53 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.54 groepsaccommodatie:

(deel van) een gebouw dat bestemd is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf voor groepen, waarbij wordt overnacht in slaapzalen en/of slaapkamers en waar een dagverblijf beschikbaar is waarin de gasten mede huishoudelijke werkzaamheden kunnen verrichten;

1.55 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering die al dan niet met beweiding hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf, zoals een melkrundveehouderijbedrijf, een akkerbouwbedrijf, een productiegerichte paardenhouderij, biologische bedrijven, waarbij dieren worden gehouden overeenkomstig de regels die krachtens artikel 2 van de bestaande Landbouwkwaliteitswet zijn gesteld ten aanzien van de biologische productiemethoden, en naar de aard daarmee gelijk te stellen agrarische bedrijven;

1.56 grondgebonden veehouderij:

een veehouderij waarbij voldoende grond in de omgeving van het bedrijf aanwezig is om overwegend te voorzien in de mestafzet en het benodigde ruwvoer van de veehouderij, inclusief een neventak niet-grondgebonden veehouderij die wat betreft aard en schaal ondergeschikt is aan de grondgebonden bedrijfsvoering;

1.57 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.58 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen als belangrijkste bouwwerk is aan te merken, met dien verstande dat aangebouwde en/of vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet tot het hoofdgebouw worden gerekend;

1.59 hoofdvorm:

een gebouw dat op een bouwperceel architectonisch als belangrijkste gebouw valt aan te merken exclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken

1.60 horecabedrijf:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor verkoop aan het publiek wordt bereid en verstrekt, al dan niet voor consumptie ter plaatse, en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

 

horecabedrijf categorie 1: een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag bereiden en verstrekken van (niet of licht alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, petitrestaurant, snackbar, snack-kiosk, tearoom, traiteur en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

 

horecabedrijf categorie 2: een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het bereiden en verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een bar, (grand)café, eetcafé, restaurant, café-restaurant en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan niet in combinatie met logiesvertrekking of een zalencentrum;

 

horecabedrijf categorie 3: een horecabedrijf, dat voornamelijk is gericht op het ’s avonds en/of ‘s nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak, zoals een bar-dancing, discotheek, nachtclub en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

 

horecabedrijf categorie 4: een horecabedrijf, dat in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies, zoals een hotel, motel, pension en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met een restaurant of een café-restaurant;

1.61 intensief veehouderijbedrijf:

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals varkens-, pluimvee-, pelsdier-, of vleeskalverhouderij, rundveemesterij, niet grondgebonden geiten-, schapenhouderij, of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden veehouderijen;

1.62 kampeerboerderij:

voorzieningen binnen al of niet voormalige agrarische bebouwing, bedoeld voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben;

1.63 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.64 kampeerplaats:

een in of op het terrein aangegeven, zichtbaar gemarkeerde plek, door middel van nummering, stroomvoorzieningen, erfafscheiding of anderszins, voor het plaatsen of geplaatst houden van maximaal één kampeermiddel ten behoeve van tijdelijk recreatief nachtverblijf;

1.65 kampeerterrein:

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en – blijkens die inrichting bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.66 kap:

Een kap is een afdekking van een gebouw waarbij bij in een horizontale projectie ten minste 50% van het gebouw wordt afgedekt met hellende dakvlakken;

1.67 karakteristiek pand of object:

panden of objecten die cultuurhistorisch waardevol zijn door hun stedenbouwkundige ligging, architectonische beeldwaarde, materiaaltoepassing in relatie met de authenticiteit en de streekhistorische waarde van het pand en/of haar bewoners;

1.68 kas:

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal;

1.69 kleinschalig kamperen:

een terrein in een kleinschalige opzet met een beperkt aantal staanplaatsen voor kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, inclusief de bij die kampeermiddelen behorende gemeenschappelijke faciliteiten, welk terrein uitsluitend in het toeristische seizoen opengesteld is en op welk terrein de kampeermiddelen ook alleen in het toeristische seizoen aanwezig zijn;

1.70 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;

1.71 landbouwmechanisatiebedrijf:

een bedrijf gericht op het repareren en onderhouden van landbouwwerktuigen en machines, waaronder tractoren en maaimachines, als servicefunctie voor de agrarische bedrijven in de omliggende regio;

1.72 ligplaats:

het afmeren en het vervolgens doen of laten liggen van een vaartuig aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke of een voor dat doel aangebrachte voorziening of aan een ander vaartuig, anders dan voor aanleggen;

1.73 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van overheidsdienstverlening - als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.74 manege(bedrijf):

een bedrijf met activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak gericht op het geven van instructie in diverse disciplines aan derden met gebruik van paarden in eigendom van het bedrijf of aan derden met eigen paarden en het bieden van huisvesting aan die paarden, met ondergeschikte horeca;

1.75 mantelzorg

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

1.76 mestbassin:

een mestbassin, uitgevoerd als een met folie beklede grondput, met of zonder omdijking;

1.77 mestsilo

bouwwerk, geen gebouw zijnde, in de vorm van een mestbassin, niet zijnde een foliebassin, mestzak of mestkelder en geheel of grotendeels gelegen boven het aansluitende terrein;

1.78 mestzak

een zak, geheel of grotendeels gelegen boven het aansluitende terrein, voornamelijk opgebouwd uit kunststoffolies, waarvan de bodemafdichting en afdekking één geheel vormen;

1.79 milieusituatie:

de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkomen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;

1.80 monument:

een pand of object dat op basis van de geldende wetgeving door het Rijk is aangewezen als beschermd monument;

1.81 natuurtoets:

een toets waarbij is onderzocht of op voorhand redelijkerwijs te verwachten is dat een ontheffing op grond van de Wet Natuurbescherming kan worden verleend;

1.82 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt en die als zodanig niet afhankelijk is van agrarische gronden als productiemiddel;

1.83 niet- grondgebonden nevenactiviteit:

een agrarische bedrijfsvoering ondergeschikt aan het grondgebonden agrarisch bedrijf die voornamelijk in gebouwen plaatsvindt;

1.84 normaal onderhoud:

het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.85 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen openbare sanitaire voorzieningen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen en zendmasten;

1.86 ondergeschikte tak:

een ondergeschikt bestanddeel van de totale bedrijfsomvang van een agrarisch bedrijf, zoals een intensieve tak veehouderij;

1.87 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde bestaande uit een dak en ten hoogste één wand;

1.88 paardenfokkerij:

een bedrijf dat is gericht op het fokken van paarden en/of pony's, de verkoop van gefokte paarden en/of pony's, en/of het houden van paarden en/of pony's ten behoeve van de fokkerij, niet zijnde een paardenhouderij;

1.89 paardenhouderij:

een bedrijf, niet zijnde een agrarisch bedrijf, dat gericht is op het houden, stallen of africhten van paarden en/of pony's, alsmede de handel in paarden en/of pony's, waar geen manege-activiteiten worden uitgevoerd;

1.90 paardrijbak:

buitenrijbaan ten behoeve van paardrij-activiteiten, voorzien van een zandbed en al dan niet voorzien van een omheining;

1.91 pand:

de kleinste bij de totstandkoming en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.92 peil:

  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

  3. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil of de hoogte van het terrein ter plaatse van de meest nabij gelegen locatie waar het water grenst aan het vaste land;

1.93 pension:

Een pension is een gelegenheid waar men tegen betaling kan overnachten. Pensions onderscheiden zich door verscheidene kenmerken van zowel hotels als van bed and breakfast. In een pension kan men voor een nacht of voor een langere periode verblijven. Een verschil met een bed and breakfast is dat pensions niet alleen ontbijt aanbieden, maar ook lunch, avondeten. In plaats van de overnachting en de maaltijden afzonderlijk te betalen (zoals in een hotel-restaurant), kiezen gasten voor een combinatie van overnachting, ontbijt, lunch en avondeten (volpension) of het voorgaande zonder de lunch (halfpension);

1.94 pensionstal:

een bedrijf kan als pensionstal worden beschouwd indien de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het houden van paarden van derden. Hieronder wordt verstaan de verhuur van stalling met accommodatie en/of weiland en het verzorgen van de paarden;

1.95 permanente bewoning:

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf waardoor die ruimte als reguliere woning is aan te merken. Er is sprake van hoofdverblijf als de huurder/eigenaar, binnen een periode van 360 dagen, die ruimte meer dan 180 dagen gebruikt voor nachtverblijf;

1.96 praktijkruimte:

een ruimte, zijnde (een zelfstandige eenheid van) een gebouw of indien onderdeel uitmakend van een woning, dat dient voor de uitoefening van een vrij beroep dan wel voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;

1.97 procesmodel Nije Pleats:

een integrale methode met deskundigen op het gebied van welstand, milieu, planologie en landschap, waarbij een nieuwe ontwikkeling op een zorgvuldige manier, ruimtelijk en landschappelijk wordt ingepast in samenspraak met de initiatiefnemer;

1.98 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.99 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.100 recreatieappartement

het geheel van bijeen behorende vertrekken als afzonderlijk gemeubileerde woongelegenheid, bedoeld voor verblijfsrecreatie, in een groter gebouw;

1.101 recreatiebedrijf:

een bedrijf gericht op het verzorgen van activiteiten die in de vrije tijd plaatsvinden en ontspanning als doel hebben;

1.102 recreatiewoning:

een gebouw dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

1.103 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een veiligheidsafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.104 seksinriching:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.105 silo:

een ander bouwwerk, dat dient voor het opslaan van (kunst)mest, veevoeder, graan of andere bulkstoffen ten behoeve van het agrarisch bedrijf;

1.106 standplaats:

een in of op het terrein aangegeven plek voor het plaatsen of geplaatst houden van een kampeerplaats of standplaats mobiele verkoopinrichting;

1.107 standplaats mobiele verkoopinrichting:

een standplaats met een mobiele verkoopinrichting die wordt ingenomen op vaste dagen of dagdelen, zoals vergund.

1.108 supermarkt:

een detailhandelsbedrijf dat zich in hoofdzaak richt op het verkopen van voedings- en genotmiddelen en dagelijkse levensbenodigdheden in een algemeen assortiment, in de vorm van een zelfbedieningszaak die vanwege de grootschaligheid van het aanbod een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling;

1.109 torensilo:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor de opslag van (groen)voer;

1.110 vast kampeermiddel:

een stacaravan, trekkershut of ander recreatief verblijf, welke naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven en al dan niet direct steun vindt in of op de grond en daardoor als bouwwerk is aan te merken;

1.111 veldschuur:

een vrij buiten een bedrijfskavel of bestemmingsvlak in het open veld staande schuur, die wordt gebruikt voor het bieden van schuilgelegenheid voor vee, de opslag van agrarisch materieel of agrarische producten en/of niet-agrarische opslag;

1.112 verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.113 volkstuin:

gronden waarop niet-bedrijfsmatige teelt van groenten en/of fruit en het kweken van siergewassen wordt uitgeoefend;

1.114 volumineuze detailhandel:

detailhandel in goederen, die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlakte nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, woning- en tuininrichtingsartikelen, tuinmeubelen, meubels, grove bouwmaterialen/bouwmarkten, kampeermiddelen, keukens en sanitair;

1.115 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf, dat de arbeidsomvang heeft van tenminste één volledige arbeidskracht en waarvan de continuïteit op langere termijn gewaarborgd is;

1.116 voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.117 voorgevel:

de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevellijn, met dien verstande dat indien een bouwvlak gericht is op meerdere wegen of is gericht op meerdere openbare ruimtes, de bouwgrens die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.118 voorkeursgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.119 vrijstaand bijbehorend bouwwerk:

een op zichzelf staand, vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist, tenzij in de voorschriften anders is bepaald;

1.120 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.121 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit; hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, gemalen, inlaten, etc.;

1.122 webwinkel:

een winkel op een perceel waarbij de verkoop van op de eindgebruiker gerichte goederen
uitsluitend plaatsvindt via internet, waarbij geen klanten op het perceel langskomen (om
goederen af te halen of uit te proberen of te betalen) en er geen ruimtelijke uitstraling uitgaat van de webwinkel;

1.123 windturbine:

een op zichzelf staand bouwwerk ten behoeve van de opwekking van windenergie;

1.124 winkel:

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

1.125 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.126 woonboerderij:

een gebouw, zijnde een voormalig agrarisch bedrijf, met tenminste één woning, dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.127 woongebouw

een gebouw met een gemeenschappelijke toegang, dat meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat (al dan niet in combinatie met bergruimte) en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.128 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.129 woonschip:

een zich in het water bevindend object, dat dient als woning;

1.130 zorgaccommodatie:

sociaal-medische opvang van personen, al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn;

1.131 zorgboerderij:

een zorgfunctie als hoofdtak waarbij de sociaal-medische opvang van personen, al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn, gecombineerd wordt met agrarische activiteiten, in die zin dat de personen behulpzaam zijn bij de agrarische of natuurbeherende activiteiten;

1.132 zorgfunctie:

een zorgfunctie als tweede tak bij een agrarisch bedrijf waarbij een directe relatie bestaat tussen de sociaal-medische opvang van personen en de agrarische bedrijfsactiviteiten, in die zin dat de personen behulpzaam zijn bij de agrarische bedrijfsactiviteiten.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 de dakhelling:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

2.3 de hoogte van een antenne-installatie

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de antenne installatie.

 

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen.

 

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

2.6 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

 

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

2.8 uitzondering wijze van meten

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilaster, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, reclameborden, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,50 meter bedraagt.

HOOFDSTUK 2 bestemmingsregels

 

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;

 

en tevens voor:

  1. de bestaande voorzieningen voor mestvergisting;

  2. een paardrijbak ter plaatse van de aanduiding 'rijbak';

  3. een windturbine, ter plaatse van de aanduiding "windturbine";

 

met de daarbij behorende:

  1. bedrijfswoningen;

  2. mantelzorg in de bedrijfswoning;

  3. bed & breakfast in de bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  1. de logiesverstrekking uitsluitend is toegestaan in de bedrijfswoning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;

  2. niet meer dan 2 slaapkamers en niet meer dan 5 personen zijn toegestaan;

  3. de oppervlakte van bed & breakfast niet meer dan 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de bedrijfswoning bedraagt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;

  4. de omvang van reclame-uitingen niet meer dan 0,50 m2 bedraagt;

  5. voor de uitoefening van de bed & breakfast wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 40.1 en parkeren op eigen erf plaatsvindt.

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. recreatief medegebruik;

  3. infrastructurele voorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

Algemeen gelden voor alle bouwwerken de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – monument” zijn de regels zoals opgenomen in artikel 35.1 van toepassing;

  2. ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” zijn de regels zoals opgenomen in artikel 35.2 van toepassing;

 

 

3.2.2 Bedrijfsgebouwen en overkappingen

  1. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en –overkappingen gelden de volgende regels:

  2. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m)’ bedraagt de goothoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  4. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ bedraagt de bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  5. ter plaatse van de aanduiding ‘minimum dakhelling (graden)’ bedraagt de dakhelling ten minste het aantal graden dat op de verbeelding is aangegeven

  6. in afwijking van het bepaalde onder a, zijn gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak toegestaan mits:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;

  2. de afstand tot de perceelsgrens ten minste 3,00 meter bedraagt;

  3. de bouwhoogte niet meer dan 4,00 meter bedraagt;

  4. de te bouwen gebouwen en overkappingen volgens de methodiek Nije Pleats landschappelijk worden ingepast.

 

3.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt niet meer dan 1;

  2. de inhoud van bedrijfswoningen bedraagt niet meer dan 750 m³;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m)’ bedraagt de goothoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  4. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ bedraagt de bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  5. ter plaatse van de aanduiding ‘minimum dakhelling (graden)’ bedraagt de dakhelling ten minste het aantal graden dat op de verbeelding is aangegeven.

 

3.2.4 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden op een afstand van ten minste 3 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning gebouwd;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt niet meer dan 50 m²;

  3. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3,00 meter;

  4. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 5,00 meter.

 

3.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. torensilo's mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 25,00 m mag bedragen;

  2. sleufsilo's mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 3,00 m mag bedragen;

  3. het bouwen van mestvergistingsinstallaties is niet toegestaan, met uitzondering van bestaande mestvergistingsinstallaties;

  4. de bouwhoogte en de rotordiameter van een windturbine, ter plaatse van de aanduiding "windturbine" mogen niet meer dan de bestaande bouwhoogte en bestaande rotordiameter bedragen;

  5. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt binnen het bouwvlak niet meer dan 14,00 m;

  6. de bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt buiten het bouwvlak niet meer dan 2,00 meter, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1,00 m bedraagt.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 3.2.5 onder a. en b. voor de bouw van torensilo's en sleufsilo's buiten het bouwvlak mits:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;

  2. de te bouwen gebouwen en overkappingen volgens de methodiek Nije Pleats landschappelijk worden ingepast.

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

 

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

3.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Agrarisch' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het afgraven of ophogen van gronden met meer dan 0,40 m;

  2. het aanleggen, verwijderen, ontgraven en vergraven van dijken en taluds;

  3. het aanleggen of veranderen of dempen van water(lopen);

  4. het opspuiten van waterlopen en waterplassen met baggerspecie;

  5. het aanleggen van klinker- of tegelbestratingen, van terreinverhardingen, van beton(platen), asfalt(platen) of van andere oppervlakteverhardingen groter dan 10 m²;

  6. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of apparatuur;

  7. het verwijderen, beschadigen, vellen, kappen of rooien van bomen of andere houtgewassen, die ten tijd van het van kracht worden van het plan aanwezig zijn, tenzij hierop de Wet natuurbescherming, of krachtens die wet gestelde voorwaarden van toepassing zijn;

  8. het planten van bomen en andere houtige gewassen, ter plaatse waar deze gronden hiermee niet beplant waren ten tijde van het van kracht worden van het plan;

  9. het scheuren of frezen van grasland anders dan ter instandhouding of verbetering van het grasland.

 

3.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 3.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  1. dienen tot het in stand houden of voltooien van werken die op de dag van het van kracht worden van het plan al bestaan of in uitvoering zijn genomen;

  2. noodzakelijk zijn voor een normale agrarische bedrijfsvoering;

  3. behoren tot het normale onderhoud en beheer;

  4. worden uitgevoerd binnen het kader van archeologische opgravingen op de gronden met een dubbelbestemming Waarde – Archeologie 1 en Waarde - Archeologie 2.

 

3.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.5.1 zijn slechts toelaatbaar, als:

deze werken en werkzaamheden of de hiervan direct of indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden niet onevenredig aantasten of kunnen aantasten;

de mogelijkheden voor herstel of opbouw van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

 

3.5.4 Advies omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.5.1 zijn slechts toelaatbaar, als over de toelaatbaarheid van de werken en werkzaamheden schriftelijk advies is ingewonnen bij een landschapsdeskundige en/of een agrarisch deskundige. Wanneer nodig wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

Artikel 4 Bedrijf

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de als bijlage 2 van deze regels opgenomen "Staat van bedrijfsactiviteiten"

 

en tevens voor:

  1. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten vermeld in de categorie 3.1 van de als bijlage 2 van deze regels opgenomen “Staat van bedrijfsactiviteiten”, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1';

  2. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten vermeld in de categorieën 3.1 en 3.2 van de als bijlage 2 van deze regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';

  3. de verkoop van motorbrandstoffen exclusief lpg, ter plaatse van de aanduiding “verkooppunt motorbrandstoffen”.

  4. het uitoefenen van bestaande bedrijfsmatige activiteiten met een afwijkende milieucategorie, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf- afwijkende milieucategorie', namelijk:

 

 

Naam bedrijf

Adres

SBI code

Omschrijving bedrijf

Milieu

categorie

Houtwerf Feenstra

Dorpsstraat 94,

8759 LE Exmorra

1187

Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: - houten schepen

3.1

Staal en Steen

Dorpsstraat 70,

8759 LE Exmorra

53359

Scheppende kunst

3.2

 

Autobedrijf M. Heeres en Brand Oil

Trekweg 4B,

8736 MD Parrega

313

Benzineservisestations: - met LPG > 1000 m3/jr; Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven;Autowasserijen

4.1

D.W. de Jong Transport

Trekweg 12,

8736 MD Parrega

327

Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m²;Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte); brandbare vloeistoffen (in tanks): - ondergronds, K1/K2/K3-klasse

3.1

Buwalda State Beheer B.V. (Kroon Kozijn)

Van Osingaweg 72,

8744 EX Schettens

363

Bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m²

3.1

BW5000

Van Osingaweg 72,

8744 EX Schettens

53462

Autospuitinrichtingen; Schildersbedrijven

3.1

EindeloosDesign

Van Osingaweg 72,

8744 EX Schettens

53463

Meubelfabrieken

3.2

Strikwerda Scheepslieren

Schoolstraat 10,

8746 NH Schraard

369

Detailhandel voor zover n.e.g.; Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven: - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten)

3.2

Hofstra Bouw

Gysbert Japiksweg 53,

8748 CL Witmarsum

411

Bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m²

3.1

Loonbedrijf & kraanverhuur Klaas Haitsma B.V.

Pingjumerstraat 26,

8748 BN Witmarsum

429

Dienstverlening t.b.v. de landbouw - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m²

3.1

LMBW

Pingjumerstraat 4,

8748 BN Witmarsum

430

Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d.; Dienstverlening t.b.v. de landbouw - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m²

3.2

Joh. Feenstra Installatietechniek B.V.

Wildinghelaan 3,

8747 NL Wons

53542

Bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m²

3.1

 

met de daarbij behorende:

  1. productiegebonden detailhandel;

  2. bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;

  3. mantelzorg in de bedrijfswoning;

  4. bed & breakfast in de bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  1. de logiesverstrekking uitsluitend is toegestaan in de bedrijfswoning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;

  2. niet meer dan 2 slaapkamers en niet meer dan 5 personen zijn toegestaan;

  3. de oppervlakte van bed & breakfast niet meer dan 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de bedrijfswoning bedraagt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;

  4. de omvang van reclame-uitingen niet meer dan 0,50 m2 bedraagt;

  5. voor de uitoefening van de bed & breakfast wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 40.1 en parkeren op eigen erf plaatsvindt

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 40.1;

 

met daaraan ondergeschikt:

nutsvoorzieningen;

wegen en paden;

groenvoorzieningen;

water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Algemeen

Algemeen gelden voor alle bouwwerken de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – monument” zijn de regels zoals opgenomen in artikel 35.1 van toepassing;

  2. ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” zijn de regels zoals opgenomen in artikel 35.2 van toepassing;

 

4.2.2 Bedrijfsgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en –overkappingen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m)’ bedraagt de goothoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ bedraagt de bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  4. ter plaatse van de aanduiding ‘minimum dakhelling (graden)’ bedraagt de dakhelling ten minste het aantal graden dat op de verbeelding is aangegeven

  5. in afwijking van het bepaalde onder a, zijn gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak toegestaan mits:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;

  2. de afstand tot de perceelsgrens ten minste 3,00 meter bedraagt;

  3. de bouwhoogte niet meer dan 4,00 meter bedraagt;

 

4.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is niet meer dan één bedrijfswoning toegestaan;

  2. de inhoud van bedrijfswoningen bedraagt niet meer dan 750 m³;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m)’ bedraagt de goothoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  4. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ bedraagt de bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  5. ter plaatse van de aanduiding ‘minimum dakhelling (graden)’ bedraagt de dakhelling ten minste het aantal graden dat op de verbeelding is aangegeven.

 

4.2.4 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden op een afstand van ten minste 3 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning gebouwd;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt niet meer dan 50 m²;

  3. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3,00 meter;

  4. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 5,00 meter.

 

4.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2,00 meter;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8,00 m;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt niet meer dan 5,50 meter.

 

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;

  2. risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;

  3. wonen, anders dan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

  4. detailhandel, met uitzondering van productie gebonden detailhandel als bedoeld in artikel 4.1sub f;

  5. een verkooppunt voor motorbrandstoffen, anders dan ter plaatse van de aanduiding “verkooppunt motorbrandstoffen”;

  6. opslag van goederen en materialen voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s).

 

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 sub a ten behoeve van:

  1. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten in een hogere categorie dan genoemd in artikel 4.1 mits deze bedrijven naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van aangrenzende woongebieden voor wat betreft geur, stof, gevaar, geluid, visuele hinder, bodem- en luchtverontreiniging en verkeersaantrekking kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijfsactiviteiten in de lagere categorie;

  2. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten worden genoemd, mits deze bedrijven naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van aangrenzende woongebieden voor wat betreft geur, stof, gevaar, geluid, visuele hinder, bodem- en luchtverontreiniging en verkeersaantrekking kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijfsactiviteiten welke wel zijn genoemd.

 

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf - Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten in de vorm van nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. terreinen;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. wegen en paden;

  2. groenvoorzieningen;

  3. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 40.1;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m)’ bedraagt de goothoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ bedraagt de bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven.

 

5.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,00 meter;

  2. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 5,50 meter.

 

Artikel 6 Bedrijventerrein

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijventerrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten vermeld in de categorieën 1 en 2 van de als bijlage 2 van deze regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten;

 

en tevens voor:

  1. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten vermeld in de categorie 3.1 van de als bijlage 2 van deze regels opgenomen “Staat van bedrijfsactiviteiten”, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1';

  2. een dierenartsenpraktijk ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van bedrijventerrein - dierenartsenpraktijk';

  3. het uitoefenen van bestaande bedrijfsmatige activiteiten met een afwijkende milieucategorie, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein- afwijkende milieucategorie', namelijk:

 

JH Stainless

De Tunen 15A,

8748 EG Witmarsum

 

50127

Meubelfabrieken

3.2

 

met de daarbij behorende:

  1. productiegebonden detailhandel;

  2. bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;

  3. mantelzorg in de bedrijfswoning;

  4. bed & breakfast in de bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  1. de logiesverstrekking uitsluitend is toegestaan in de (bedrijfs)woning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;

  2. niet meer dan 2 slaapkamers en niet meer dan 5 personen zijn toegestaan;

  3. de oppervlakte van bed & breakfast niet meer dan 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de bedrijfswoning bedraagt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;

  4. de omvang van reclame-uitingen niet meer dan 0,50 m2 bedraagt;

  5. voor de uitoefening van de bed & breakfast wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 40.1 en parkeren op eigen erf plaatsvindt.

  1. Tuinen, erven en terreinen;

  2. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 40.1;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. wegen en paden;

  3. groenvoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

6.2 Bouwregels

 

 

6.2.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en –overkappingen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m)’ bedraagt de goothoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ bedraagt de bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  4. ter plaatse van de aanduiding ‘minimum dakhelling (graden)’ bedraagt de dakhelling ten minste het aantal graden dat op de verbeelding is aangegeven

  5. in afwijking van het bepaalde onder a, zijn gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak toegestaan mits:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;

  2. de afstand tot de perceelsgrens ten minste 3,00 meter bedraagt;

  3. de bouwhoogte niet meer dan 4,00 meter bedraagt;

 

6.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is niet meer dan één bedrijfswoning toegestaan;

  2. de inhoud van bedrijfswoningen bedraagt niet meer dan 750 m³;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m)’ bedraagt de goothoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  4. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ bedraagt de bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  5. ter plaatse van de aanduiding ‘minimum dakhelling (graden)’ bedraagt de dakhelling ten minste het aantal graden dat op de verbeelding is aangegeven.

 

6.2.3 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden op een afstand van ten minste 3 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning gebouwd;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt niet meer dan 50 m²;

  3. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3,00 meter;

  4. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 5,00 meter.

 

6.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2,00 meter;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8,00 m;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt niet meer dan 5,50 meter.

 

6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken voor:

  1. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;

  2. risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;

  3. wonen in een bedrijfswoning anders dan in de begripsbepaling (artikel 1.19) is omschreven;

  4. detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel als bedoeld in artikel 6.1 sub e;

  5. een verkooppunt voor motorbrandstoffen;

  6. opslag van goederen en materialen voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s).

 

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.1ten behoeve van:

  1. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten in een hogere categorie dan genoemd in artikel 6.1 mits deze bedrijven naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van aangrenzende woongebieden voor wat betreft geur, stof, gevaar, geluid, visuele hinder, bodem- en luchtverontreiniging en verkeersaantrekking kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijfsactiviteiten in de lagere categorie;

  2. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten worden genoemd, mits deze bedrijven naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van aangrenzende woongebieden voor wat betreft geur, stof, gevaar, geluid, visuele hinder, bodem- en luchtverontreiniging en verkeersaantrekking kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijfsactiviteiten welke wel zijn genoemd.

Artikel 7 Bos

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ’Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bos/bebossing;

  2. het behoud, het herstel en/of ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden;

  3. groenvoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. paden en wegen;

  3. parkeervoorzieningen;

 

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. op de gronden zijn uitsluitend andere bouwwerken toegestaan;

  2. de maximale hoogte van andere bouwwerken bedraagt 1,00 meter.

 

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

7.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Bos' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het afgraven of ophogen van gronden met meer dan 0,40 m;

  2. het aanleggen, verwijderen, ontgraven en vergraven van dijken en taluds;

  3. het aanleggen of veranderen of dempen van water(lopen);

  4. het opspuiten van waterlopen en waterplassen met baggerspecie;

  5. het aanleggen van klinker- of tegelbestratingen, van terreinverhardingen, van beton(platen), asfalt(platen) of van andere oppervlakteverhardingen groter dan 10 m²;

  6. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of apparatuur;

  7. het verwijderen, beschadigen, vellen, kappen of rooien van bomen of andere houtgewassen, die ten tijd van het van kracht worden van het plan aanwezig zijn, tenzij hierop de Wet natuurbescherming, of krachtens die wet gestelde voorwaarden van toepassing zijn;

  8. het planten van bomen en andere houtige gewassen, ter plaatse waar deze gronden hiermee niet beplant waren ten tijde van het van kracht worden van het plan;

  9. het scheuren of frezen van grasland anders dan ter instandhouding of verbetering van het grasland.

 

7.3.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 7.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  1. dienen tot het in stand houden of voltooien van werken die op de dag van het van kracht worden van het plan al bestaan of in uitvoering zijn genomen;

  2. noodzakelijk zijn voor een normale agrarische bedrijfsvoering;

  3. behoren tot het normale onderhoud en beheer;

  4. worden uitgevoerd binnen het kader van archeologische opgravingen op de gronden met een dubbelbestemming Waarde – Archeologie 1 en Waarde - Archeologie 2.

 

7.3.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 7.3.1 zijn slechts toelaatbaar, als:

  1. deze werken en werkzaamheden of de hiervan direct of indirect te verwachten gevolgen de cultuurhistorische, natuurlijke waarden en/of landschappelijke waarden niet onevenredig aantasten of kunnen aantasten;

  2. de mogelijkheden voor herstel of opbouw van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

 

7.3.4 Advies omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 7.3.1 zijn slechts toelaatbaar, als over de toelaatbaarheid van de werken en werkzaamheden schriftelijk advies is ingewonnen bij een landschapsdeskundige en/of een agrarisch deskundige. Wanneer nodig wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

Artikel 8 Cultuur en ontspanning - Molen

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Cultuur en Ontspanning - Molen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een molen;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. wegen en paden;

  3. groenvoorzieningen;

  4. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 40.1;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. sport- en speelvoorzieningen.

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Algemeen

Algemeen gelden voor alle bouwwerken de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – monument” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 35.1 van toepassing;

  2. ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 35.2 van toepassing;

 

8.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;

 

8.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m bedraagt;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 5,50 m.

 

8.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. horeca, met uitzondering van ondergeschikte horecavoorzieningen ten behoeve van de doeleinden als bedoeld in 8.1

Artikel 9 Detailhandel

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ’Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een supermarkt;

en tevens voor:

  1. het innemen van een standplaats voor de verkoop van kleine etenswaren, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - standplaats mobiele verkoopinrichting';

 

met de daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 40.1;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. wegen en paden;

  3. groenvoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. sport- en speelvoorzieningen.

 

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding maximum bouwhoogte (m) bedraagt de bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  3. in afwijking van het bepaalde onder a zijn gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak toegestaan mits:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;

  2. de afstand tot de perceelsgrens ten minste 3 meter bedraagt;

  3. de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.

 

9.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2,00 m;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 5,50 m.

9.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. detailhandel, anders dan bedoeld in artikel 9.1;

  2. verkooppunten voor motorbrandstoffen;

Artikel 10 Gemengd

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, zoals vermeld in de categorieën 1 en 2 van de als bijlage 2 van deze regels opgenomen “Staat van bedrijfsactiviteiten”, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;

  3. detailhandel, met dien verstande dat geen supermarkten zijn toegestaan;

  4. dienstverlening;

 

met de daarbij behorende:

  1. garageboxen ter plaatse van de aanduiding 'garagebox';

  2. mantelzorg in de woning;

  3. bed & breakfast in de woning, met dien verstande dat:

  1. de logiesverstrekking uitsluitend is toegestaan in de woning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;

  2. niet meer dan 2 slaapkamers en niet meer dan 5 personen zijn toegestaan;

  3. de oppervlakte van bed & breakfast niet meer dan 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de woning bedraagt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;

  4. de omvang van reclame-uitingen niet meer dan 0,50 m2 bedraagt;

  5. voor de uitoefening van de bed & breakfast wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 40.1 en parkeren op eigen erf plaatsvindt.

  1. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 40.1;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. wegen en paden;

  3. groenvoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. sport- en speelvoorzieningen.

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Algemeen

Algemeen gelden voor alle bouwwerken de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – monument” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 35.1 van toepassing;

  2. ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 35.2 van toepassing;

 

10.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. een hoofdgebouw moet binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. per bouwvlak is niet meer dan één woning toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' moet de voorgevel van het hoofdgebouw in de aangegeven gevellijn worden gebouwd;

  4. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m)’ bedraagt de goothoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  5. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ bedraagt de bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  6. ter plaatse van de aanduiding ‘minimum dakhelling (graden)’ bedraagt de dakhelling ten minste het aantal graden dat op de verbeelding is aangegeven.

 

10.2.3 Garageboxen

Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende regels:

  1. een garagebox moet binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3,00 meter.

 

10.2.4 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. de gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt niet meer dan 90% van de oppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 100 m² dan wel ten hoogste de bestaande oppervlakte indien dit meer is, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het erf buiten het bouwvlak wordt bebouwd;

  2. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping bedraagt niet meer dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van de woning vermeerderd met 0,25 meter;

  3. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorende bouwwerk of een aangebouwde overkapping is ten minste 1,00 meter lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, tenzij;

  1. een hoofdgebouw bestaat uit één bouwlaag met een plat dak, dan mag een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping ten hoogste even hoog zijn als de bouwhoogte van het hoofdgebouw;

  2. een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping binnen een afstand van 3,00 meter tot de zijdelingse perceelsgrens ligt, dan is de bouwhoogte ten hoogste 7,00 meter én ten minste 1,00 meter lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;

  1. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of overkapping bedragen niet meer dan 3,00 en 5,50 meter;

 

10.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m bedraagt;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 5,50 m.

 

10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 10.2.2 sub a voor het bouwen van een hoofdgebouw buiten het bouwvlak;

  2. het bepaalde in lid 10.2.2 sub c voor het bouwen van de voorgevel van het hoofdgebouw buiten de aangegeven gevellijn;

  3. het bepaalde in lid 10.2.4 sub a voor het vergroten van het te bebouwen oppervlak tot ten hoogste 70% van het erf buiten het bouwvlak,

mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

10.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. verkooppunten voor motorbrandstoffen;

  2. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;

  3. recreatieve bewoning van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken;

  4. horeca;

 

Artikel 11 Groen

 

11.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. bermen en beplanting;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

en tevens voor:

  1. agrarisch medegebruik ten behoeve van een natuurlijk beheer en onderhoud van het terrein ter plaatse van de aanduiding “agrarisch”;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. wegen;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. sport- en speelvoorzieningen.

 

11.2 bouwregels

 

11.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. op de gronden binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd;

  2. in afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding “agrarisch” één gebouw of één overkapping toegestaan mits;

  1. de oppervlakte van het gebouw of de overkapping niet meer dan 30 m² bedraagt;

  2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m bedraagt.

 

11.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de hoogte van terrein- en erfafscheidingen bedraagt niet meer dan 1,50 m;

  2. de bouwhoogte van straatmeubilair bedraagt ten hoogste 9,00 m;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 3,00 m.

 

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. de verkeersveiligheid; en

  2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

 

11.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor mestopslag.

Artikel 12 Horeca

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ’Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een horecabedrijf categorie 2 ter plaatse van de aanduiding ’horeca van categorie 2’;

  2. wonen;

 

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. mantelzorg in de woning;

  3. bed & breakfast in de woning, met dien verstande dat:

  1. de logiesverstrekking uitsluitend is toegestaan in de woning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;

  2. niet meer dan 2 slaapkamers en niet meer dan 5 personen zijn toegestaan;

  3. de oppervlakte van bed & breakfast niet meer dan 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de woning bedraagt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;

  4. de omvang van reclame-uitingen niet meer dan 0,50 m2 bedraagt;

  5. voor de uitoefening van de bed & breakfast wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 40.1 en parkeren op eigen erf plaatsvindt.

  1. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 40.1;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. wegen en paden;

  3. groenvoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. sport- en speelvoorzieningen.

 

12.2 Bouwregels

 

12.2.1 Algemeen

Algemeen gelden voor alle bouwwerken de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – monument” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 35.1 van toepassing;

  2. ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 35.2 van toepassing;

 

12.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' moet de voorgevel van het (hoofd)gebouw in de aangegeven gevellijn worden gebouwd;

  3. per bouwvlak is niet meer dan één woning toegestaan;

  4. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m)’ bedraagt de goothoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  5. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ bedraagt de bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  6. ter plaatse van de aanduiding ‘minimum dakhelling (graden)’ bedraagt de dakhelling ten minste het aantal graden dat op de verbeelding is aangegeven

  7. in afwijking van het bepaalde onder a zijn gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak toegestaan mits:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;

  2. de afstand tot de perceelsgrens ten minste 3,00 meter bedraagt;

  3. de bouwhoogte niet meer dan 4,00 meter bedraagt.

 

12.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan niet meer dan 2,00 m bedraagt;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8,00 m;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt niet meer dan 5,50 m.

 

12.3 Specifieke gebruiksregels

 

12.3.1 Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

Aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten worden toegestaan met dien verstande dat:

  1. het beroep of bedrijf voorkomt op de bij deze regels behorende bijlage 1;

  2. het oppervlakte voor de uitoefening van het beroep of bedrijf niet meer dan 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de woning bedraagt met een maximum van 50 m2;

  3. voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 40.1 en parkeren op eigen erf plaatsvindt;

  4. de omvang van de reclame-uitingen niet meer dan 0,50 m2 bedraagt;

  5. geen buitenopslag van goederen plaatsvindt;

  6. de persoon die bij een woning een aan huis verbonden beroep of bedrijf exploiteert ook de bewoner is van de desbetreffende woning (er is een functionele en persoonlijke binding tussen de bewoner van de woning en de exploitatie van het beroep of bedrijf aan huis);

  7. het niet is toegestaan om personeel in dienst te hebben voor het aan huis verbonden beroep of bedrijf;

  8. bij op fysieke dienstverlening gerichte bedrijven of beroepen aan huis (kappers, schoonheidssalons e.d., niet meer dan één plaats (of stoel) mag worden geëxploiteerd. Dit betekent dat een dienst niet aan meer dan één klant tegelijk mag worden aangeboden en uitgevoerd;

  9. alleen ondergeschikte detailhandel is toegestaan, al dan niet in de vorm van een webwinkel, die direct voortvloeit uit, gerelateerd is aan en noodzakelijk is voor de dienst en/of het bedrijfs- of beroepsmatig gebruik.

 

12.3.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik voor recreatieve bewoning;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan in producten gerelateerd aan en noodzakelijk voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;

 

Artikel 13 Kantoor

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ’Kantoren’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. kantoren, al dan niet in combinatie met aan de kantoorfunctie ondergeschikte dienstverlening;

  2. wonen;

 

met daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. mantelzorg in de woning;

  3. bed & breakfast in de woning, met dien verstande dat:

  1. de logiesverstrekking uitsluitend is toegestaan in de woning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;

  2. niet meer dan 2 slaapkamers en niet meer dan 5 personen zijn toegestaan;

  3. de oppervlakte van bed & breakfast niet meer dan 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de woning bedraagt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;

  4. de omvang van reclame-uitingen niet meer dan 0,50 m2 bedraagt;

  5. voor de uitoefening van de bed & breakfast wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 40.1 en parkeren op eigen erf plaatsvindt.

  1. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 40.1;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. wegen en paden;

  3. groenvoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

13.2 Bouwregels

 

13.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. per bouwvlak is niet meer dan één woning toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m)’ bedraagt de goothoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  4. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ bedraagt de bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  5. ter plaatse van de aanduiding ‘minimum dakhelling (graden)’ bedraagt de dakhelling ten minste het aantal graden dat op de verbeelding is aangegeven;

  6. in afwijking van het bepaalde onder a zijn gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak toegestaan mits:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;

  2. de afstand tot de perceelsgrens ten minste 3,00 meter bedraagt;

  3. de bouwhoogte niet meer dan 4,00 meter bedraagt.

 

13.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan niet meer dan 2,00 m bedraagt;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8,00 m;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt niet meer dan 5,50 m.

 

Artikel 14 Maatschappelijk

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ’Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke voorzieningen;

 

en tevens voor:

  1. een begraafplaats ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';

  2. wonen in appartementen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - appartementen';

 

met de daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 40.1;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. wegen en paden;

  3. groenvoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. sport- en speelvoorzieningen.

 

14.2 Bouwregels

 

14.2.1 Algemeen

Algemeen gelden voor alle bouwwerken de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – monument” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 35.1 van toepassing;

  2. ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 35.2 van toepassing;

 

14.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ bedragen de goot- en bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'minimum dakhelling (m)' moet de dakhelling van een kap tenminste het aantal graden bedragen dat op de verbeelding is aangegeven;

  4. in afwijking van het bepaalde onder a zijn gebouwen buiten het bouwvlak toegestaan mits:

  1. de maximale oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel bedraagt;

  2. de minimale afstand tot de erfgrens 3,00 meter bedraagt;

  3. de maximale bouwhoogte 4,00 meter bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in sub d minder bedraagt dan 4,00 meter, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.

 

14.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan niet meer dan 2,00 m bedraagt;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 5,50 m.

Artikel 15 Natuur

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ’Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van natuurwetenschappelijke waarde en/of ecologische waarde;

  2. groenvoorzieningen

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. agrarisch medegebruik;

  3. dagrecreatief medegebruik;

  4. educatief medegebruik;

  5. infrastructurele voorzieningen;

  6. sport- en speelvoorzieningen.

 

15.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. op de gronden zijn uitsluitend andere bouwwerken toegestaan;

  2. de maximale hoogte van andere bouwwerken bedraagt 1,00 meter.

 

15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

15.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Natuur' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het afgraven of ophogen van gronden met meer dan 0,40 m;

  2. het aanleggen, verwijderen, ontgraven en vergraven van dijken en taluds;

  3. het aanleggen of veranderen of dempen van water(lopen);

  4. het opspuiten van waterlopen en waterplassen met baggerspecie;

  5. het aanleggen van klinker- of tegelbestratingen, van terreinverhardingen, van beton(platen), asfalt(platen) of van andere oppervlakteverhardingen groter dan 10 m²;

  6. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of apparatuur;

  7. het verwijderen, beschadigen, vellen, kappen of rooien van bomen of andere houtgewassen, die ten tijd van het van kracht worden van het plan aanwezig zijn, tenzij hierop de Wet natuurbescherming, of krachtens die wet gestelde voorwaarden van toepassing zijn;

  8. het planten van bomen en andere houtige gewassen, ter plaatse waar deze gronden hiermee niet beplant waren ten tijde van het van kracht worden van het plan;

  9. het scheuren of frezen van grasland anders dan ter instandhouding of verbetering van het grasland.

 

15.3.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 15.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden die:

  1. dienen tot het in stand houden of voltooien van werken die op de dag van het van kracht worden van het plan al bestaan of in uitvoering zijn genomen;

  2. noodzakelijk zijn voor een normale agrarische bedrijfsvoering;

  3. behoren tot het normale onderhoud en beheer;

  4. worden uitgevoerd ten behoeve van archeologische opgravingen op de gronden met een dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 1’ en ‘Waarde - Archeologie 2’ voor zover de oppervlakte niet meer dan 50m2 bedraagt.

 

15.3.3 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in lid 15.3.1 zijn slechts toelaatbaar, als:

  1. deze werken en werkzaamheden of de hiervan direct of indirect te verwachten gevolgen de cultuurhistorische, natuurlijke waarde en/of landschappelijke waarden niet onevenredig aantasten of kunnen aantasten;

  2. de mogelijkheden voor herstel of opbouw van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

 

15.3.4 Advies omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 15.3.1 zijn slechts toelaatbaar, als over de toelaatbaarheid van de werken en werkzaamheden schriftelijk advies is ingewonnen bij een landschapsdeskundige en/of een agrarisch deskundige. Wanneer nodig wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

Artikel 16 Recreatie

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ’Recreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een short golfbaan met daarbij behorende voorzieningen voor receptie, beheer en onderhoud;

 

en tevens voor:

  1. horeca, in de vorm van een kantine behorende bij en rechtstreeks voortvloeiend uit de bedrijfsactiviteiten van de recreatie;

 

met de daarbij behorende:

  1. groenvoorzieningen;

  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  3. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 40.1;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. wegen en paden;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. sport- en speelvoorzieningen;

 

16.2 Bouwregels

 

16.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m)’ bedraagt de goothoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ bedraagt de bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  4. in afwijking van het bepaalde onder a zijn gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak toegestaan mits:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;

  2. de afstand tot de perceelsgrens ten minste 3,00 meter bedraagt;

  3. de bouwhoogte niet meer dan 4,00 meter bedraagt.

 

16.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2,00 m;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8,00 m;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt niet meer dan 5,50 m;

  4. de bouwhoogte van steigers bedraagt niet meer dan 2,00 m.

 

16.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

 

Artikel 17 Recreatie - Kampeerterrein

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ’Recreatie - Kampeerterrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. standplaatsen voor kampeermiddelen, met dien verstande dat het aantal standplaatsen niet meer dan 175 bedraagt;

 

met de daarbij behorende:

  1. sanitaire voorzieningen;

  2. receptie- en beheersvoorzieningen

  3. wegen en paden;

  4. groenvoorzieningen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 40.1;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. sport- en speelvoorzieningen;

 

17.2 Bouwregels

 

17.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen ten behoeve van sanitaire voorzieningen, receptie- en beheervoorzieningen en overige voorzieningen ten behoeve van het kampeerterrein gelden de volgende regels:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan 1.000 m²;

  2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 8,00 meter.

 

17.2.2 Bijbehorende bouwwerken en bij kampeermiddelen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij kampeermiddelen gelden de volgende bepalingen;

  1. er mag per kampeermiddel niet meer dan 1 bijbehorende bouwwerk of 1 overkapping worden gebouwd;

  2. de oppervlakte bedraagt niet meer dan 10 m²;

  3. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3,00 meter.

 

17.2.3 Stacaravans

Voor het bouwen van stacaravans gelden de volgende bepalingen:

  1. de oppervlakte bedraagt niet meer dan 50m²;

  2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3,50 meter.

 

17.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2,00 m;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8,00 m;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt niet meer dan 3,00 m.

 

17.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruiken of laten gebruiken van kampeermiddelen voor permanente bewoning;

  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van overige (zelfstandige) horecadoeleinden;

Artikel 18 Recreatie - Recreatiebedrijven

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie – Recreatiebedrijven’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een groepsaccommodatie;

  2. recreatieappartementen;

 

met de daarbij behorende:

  1. horeca, in de vorm van een kantine behorende bij en rechtstreeks voortvloeiend uit de bedrijfsactiviteiten van het recreatiebedrijf;

  2. bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;

  3. wegen en paden;

  4. groenvoorzieningen;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  6. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 40.1;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. sport- en speelvoorzieningen;

 

18.2 Bouwregels

 

18.2.1 Algemeen

Algemeen gelden voor alle bouwwerken de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – monument” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 35.1 van toepassing;

  2. ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 35.2 van toepassing;

 

18.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m)’ bedraagt de goothoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ bedraagt de bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  4. ter plaatse van de aanduiding ‘minimum dakhelling (graden)’ bedraagt de dakhelling ten minste het aantal graden dat op de verbeelding is aangegeven;

  5. in afwijking van het bepaalde onder a zijn gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak toegestaan mits:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;

  2. de afstand tot de perceelsgrens ten minste 3,00 meter bedraagt;

  3. de bouwhoogte niet meer dan 4,00 meter bedraagt.

 

18.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is niet meer dan één bedrijfswoning toegestaan;

  2. de inhoud van bedrijfswoningen bedraagt niet meer dan 750 m³;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m)’ bedraagt de goothoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  4. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ bedraagt de bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  5. ter plaatse van de aanduiding ‘minimum dakhelling (graden)’ bedraagt de dakhelling ten minste het aantal graden dat op de verbeelding is aangegeven.

 

18.2.4 bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden op een afstand van ten minste 3 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning gebouwd;

  2. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt niet meer dan 50 m²;

  3. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3,00 meter;

  4. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 5,00 meter.

 

18.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2,00 m;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8,00 m;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt niet meer dan 5,50 m.

 

18.3 Specifiek gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

Artikel 19 Recreatie - Recreatiewoningen

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie - Recreatiewoningen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. recreatiewoningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. wegen en paden;

  2. groenvoorzieningen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  4. aanlegvoorzieningen, beschoeiingen en steigers;

  5. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 40.1;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. sport- en speelvoorzieningen;

 

19.2 Bouwregels

 

19.2.1 Recreatiewoning

Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:

  1. een recreatiewoning moet binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. het aantal recreatiewoningen bedraagt ten hoogste 70;

  3. de oppervlakte van een recreatiewoning inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken en aangebouwde overkappingen bedraagt ten hoogste 80m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze groter is;

  4. ter plaatse van de aanduiding maximum goothoogte (m) bedraagt de goothoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  5. ter plaatse van de aanduiding maximum bouwhoogte (m) bedraagt de bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven.

 

19.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een recreatiewoning

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een recreatiewoning gelden de volgende regels:

  1. alleen aangebouwde bijbehorende bouwwerken en aangebouwde overkappingen zijn toegestaan;

  2. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping bedraagt ten hoogste 3,00 meter;

 

19.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2,00 m; met dien verstande dat er geen erf- of perceelsafscheidingen ten behoeve van recreatiewoningen zijn toegestaan;

  2. de bouwhoogte van steigers bedraagt niet meer dan 1,00 meter gemeten vanaf Normaal Amsterdams Peil;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt niet meer dan 3,00 meter.

 

19.3 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

Artikel 20 Recreatie - Volkstuinen

 

20.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘Recreatie - Volkstuinen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. volkstuinen;

 

met de daarbij behorende:

  1. terreinen;

  2. wegen en paden;

  3. groenvoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 40.1;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen.

 

20.2 Bouwregels

 

20.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. per volkstuin mag één gebouw of overkapping worden gebouwd;

  2. de oppervlakte van een gebouw of overkapping bedraagt ten hoogste 6,00 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is;

  3. de bouwhoogte van een gebouw of overkapping bedraagt ten hoogste 3,00 m, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is.

 

20.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,00 m;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 5,50 m.

 

20.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

 

Artikel 21 Sport

 

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. sport- en speelterreinen;

  2. gebouwen voor binnensporten, zoals sporthallen, zwembaden en tennishallen;

 

met de daarbij behorende:

  1. horeca, in de vorm van een kantine behorende bij en rechtstreeks voortvloeiend uit de bedrijfsactiviteiten van de sportvoorziening;

  2. voorzieningen als een was- en kleedruimten, verenigingsgebouwen, bergings- en stallingsruimten;

  3. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 40.1;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. wegen en paden;

  3. groenvoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

21.2 Bouwregels

 

21.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m)’ bedraagt de goothoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ bedraagt de bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  4. ter plaatse van de aanduiding ‘minimum dakhelling (graden)’ bedraagt de dakhelling ten minste het aantal graden dat op de verbeelding is aangegeven;

  5. in afwijking van het bepaalde onder a zijn gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak toegestaan mits:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak niet meer dan 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel bedraagt;

  2. de afstand tot de perceelsgrens ten minste 3,00 meter bedraagt;

  3. de bouwhoogte niet meer dan 4,00 meter bedraagt.

 

21.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2,00 m;

  2. de bouwhoogte van voorzieningen voor het uitoefenen van de sport, zoals ballenvangers, bedraagt niet meer dan 15,00 m;

  3. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8,00 m;

  4. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt niet meer dan 5,50 m;

 

21.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

 

Artikel 22 Tuin

 

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woningen;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen.

  2. wegen en paden;

  3. groenvoorzieningen

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

22.2 Bouwregels

 

22.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. op de gronden binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd;

  2. in afwijking van het bepaalde onder a is de bouw van erkers en tochtportalen toegestaan, mits:

  1. de horizontale diepte niet meer dan 1,50 meter bedraagt;

  2. de horizontale afstand van de erker tot de naar de weg gekeerde perceelsgrens ten minste 2,50 meter bedraagt;

  3. de breedte niet meer dan 50% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw bedraagt;

  4. de bouwhoogte niet meer dan 3 meter dan wel niet meer dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw +0,25 meter bedraagt.

 

22.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 1,00 m;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8,00 m;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt niet meer dan 5,50 m.

 

Artikel 23 Verkeer

 

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen met een functie voor de afwikkeling van het verkeer;

  2. voet- en fietspaden;

  3. sloten, bermen en beplanting;

 

met de daarbij behorende:

  1. parkeervoorzieningen;

  2. bruggen;

  3. voorzieningen ten behoeve van openbaar vervoer;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

23.2 Bouwregels

 

23.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en geen overkappingen worden gebouwd.

 

23.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2,00 m;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8,00 m;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt niet meer dan 5,50 m;

  4. in afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van verkeersregelende voorzieningen, lichtmasten en geluidswerende voorzieningen maximaal 12,00 meter bedragen.

 

23.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bouwwerken, ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de sociale veiligheid;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden

.

Artikel 24 Verkeer - Verblijf

 

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer - Verblijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;

  2. voet- en fietspaden;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. bruggen;

  5. terrassen;

  6. straatmeubilair;

 

en tevens voor:

  1. het innemen van een standplaats voor de verkoop van kleine etenswaren, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - standplaats mobiele verkoopinrichting'

  2. garageboxen ter plaatse van de aanduiding ‘garagebox’;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

24.2 Bouwregels

 

24.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en geen overkappingen worden gebouwd.

 

24.2.2 Garageboxen

Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende regels:

  1. de maximale bouwhoogte bedraagt 3,00 meter;

  2. de maximale oppervlakte bedraagt 25 m² per garage.

 

24.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2,00 m;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8,00 m;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt niet meer dan 5,50 m;

  4. in afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van verkeersregelende voorzieningen, lichtmasten en geluidswerende voorzieningen maximaal 12,00 meter bedragen.

24.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de sociale veiligheid;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 25 Water

 

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. water;

  2. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  3. bruggen;

 

en tevens voor:

  1. vlonders en steigers ter plaatse van de aanduiding 'steiger';

 

met daarbij behorende:

  1. waterberging;

  2. bermen en beplanting;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. groenvoorzieningen;

  3. wegen en paden.

 

25.2 Bouwregels

 

25.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

 

25.2.2 Bruggen, vlonders en steigers

  1. voor het bouwen van bruggen geldt dat de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5,50 meter gemeten vanaf Normaal Amsterdams Peil

  2. voor het bouwen van vlonders en steigers geldt dat de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,00 meter gemeten vanaf Normaal Amsterdams Peil.

 

25.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van overige andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2,50 meter gemeten vanaf Normaal Amsterdams Peil.

 

25.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de sociale veiligheid;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

25.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonschepen;

  2. het gebruik van gronden als ligplaats voor (recreatie)vaartuigen, behalve daar waar het op grond van de gemeentelijke ligplaatsenverordening is toegestaan.

 

25.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

25.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Water' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanleggen, verwijderen, ontgraven en vergraven van dijken en taluds;

  2. het aanleggen of veranderen of dempen van water(lopen);

  3. het opspuiten van waterlopen en waterplassen met baggerspecie;

  4. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of apparatuur.

 

25.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 25.5.1is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden die:

  1. dienen tot het in stand houden of voltooien van werken die op de dag van het van kracht worden van het plan al bestaan of in uitvoering zijn genomen;

  2. behoren tot het normale onderhoud en beheer;

  3. worden uitgevoerd binnen het kader van archeologische opgravingen op de gronden met een dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 1’ en ‘Waarde - Archeologie 2’.

 

25.5.3 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in lid 25.5.1 zijn slechts toelaatbaar, als:

  1. deze werken en werkzaamheden of de hiervan direct of indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke en waterhuishoudkundige waarden niet onevenredig aantasten of kunnen aantasten;

  2. de mogelijkheden voor herstel of opbouw van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

 

25.5.4 Advies omgevingsvergunning

De werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in lid 25.5.1 zijn slechts toelaatbaar, als over de toelaatbaarheid van de werken en werkzaamheden schriftelijk advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.

 

Artikel 26 Wonen

 

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen in een woning, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 1;

 

en tevens voor:

  1. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten vermeld in de categorieën 1 en 2 van de als bijlage 2 van deze regels opgenomen “Staat van bedrijfsactiviteiten”, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis';

  2. detailhandel niet zijnde een supermarkt ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';

  3. educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk'

  4. een paardrijbak ter plaatse van de aanduiding 'rijbak'.

 

met de daarbij behorende:

  1. mantelzorg in de woning;

  2. bed & breakfast in de woning, met dien verstande dat:

  1. de logiesverstrekking uitsluitend is toegestaan in de woning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;

  2. niet meer dan 2 slaapkamers en niet meer dan 5 personen zijn toegestaan;

  3. de oppervlakte van bed & breakfast niet meer dan 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de woning bedraagt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;

  4. de omvang van reclame-uitingen niet meer dan 0,50 m2 bedraagt;

  5. voor de uitoefening van de bed & breakfast wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 40.1 en parkeren op eigen erf plaatsvindt.

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 40.1;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. wegen en paden

  3. groenvoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

26.2 Bouwregels

 

26.2.1 Algemeen

Algemeen gelden voor alle bouwwerken de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – monument” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 35.1 van toepassing;

  2. ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 35.2 van toepassing;

 

26.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;

  2. een hoofdgebouw moet binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  3. de oppervlakte van een hoofdgebouw bedraagt niet meer dan 150 m²;

  4. het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal, dan wel niet meer dan het ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” aangegeven aantal;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' moet de voorgevel van het hoofdgebouw in de aangegeven gevellijn worden gebouwd;

  6. ter plaatse van de aanduiding maximum goothoogte (m) mag de goothoogte niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

  7. ter plaatse van de aanduiding maximum bouwhoogte (m) mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

  8. de dakhelling bedraagt ten minste 30°, dan wel ten minste de bestaande dakhelling indien deze minder is;

  9. per woonhuis is niet meer dan één dakopbouw per dakvlak toegestaan, met dien verstande dat:

  1. als er sprake is van een dakopbouw door het verhogen van de gevel dient te worden voldaan aan het gestelde onder 26.2.5.1;

  2. als er sprake is van een dakopbouw door het verhogen van de nok dient te worden voldaan aan het gestelde onder 26.2.5.2;

 

26.2.3 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. de gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt niet meer dan 90% van de oppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 100 m² dan wel niet meer dan de bestaande oppervlakte indien dit meer is, met dien verstande dat niet meer dan 50% van het erf buiten het bouwvlak wordt bebouwd;

  2. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping bedraagt niet meer dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van de woning vermeerderd met 0,25 meter;

  3. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorende bouwwerk of een aangebouwde overkapping is ten minste 1,00 meter lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, tenzij;

  1. een hoofdgebouw bestaat uit één bouwlaag met een plat dak, dan mag een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping ten hoogste even hoog zijn als de bouwhoogte van het hoofdgebouw;

  2. een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping binnen een afstand van 3,00 meter tot de zijdelingse perceelsgrens ligt, dan is de bouwhoogte niet meer dan 7,00 meter én ten minste 1,00 meter lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;

  1. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of overkapping bedragen niet meer dan 3,00 respectievelijk 5,50 meter.

 

26.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan niet meer dan 2,00 m bedraagt;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8,00 m;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt niet meer dan 5,50 m.

 

26.2.5 Dakopbouwen

 

26.2.5.1 Dakopbouwen door het verhogen van de gevel

In aanvulling op het gestelde onder 26.2.2 gelden voor dakopbouwen door het verhogen van een gevel de volgende regels:

  1. een dakopbouw is uitsluitend toegestaan op een hoofdgebouw van één bouwlaag met kap, waarbij de dakhelling niet minder bedraagt dan 30 graden;

  2. Ter weerszijden van een dakopbouw moet tenminste één meter dakvlak over blijven;

  3. de verticale afstand van de goothoogte van de dakopbouw tot de noklijn van de woning bedraagt tenminste één meter als de dakopbouw gesitueerd is grenzend aan het voorerfgebied en bedraagt tenminste 0,5 meter als de dakopbouw gesitueerd is grenzend aan het achtererfgebied;

  4. de breedte van een dakopbouw grenzend aan het voorerfgebied bedraagt niet meer dan 40% van de breedte van het dakvlak, met dien verstande dat de breedte niet meer mag bedragen dan 4 meter.

  5. de breedte van een dakopbouw grenzend aan het achtererfgebied bedraagt niet meer dan 60% van de breedte van het dakvlak, met dien verstande dat de breedte niet meer mag bedragen dan 6 meter.

  6. de afstand van een dakopbouw grenzend aan het achtererfgebied tot het voorerfgebied bedraagt ten minste 3 meter.

 

26.2.5.2 Dakopbouwen door het verhogen van de nok

In aanvulling op het gestelde onder 26.2.2 gelden voor dakopbouwen door het verhogen van de nok de volgende regels:

  1. de nokverhoging is alleen toegestaan op een hoofdgebouw met een zadeldak van niet meer dan 35 graden;

  2. de dakopbouw is alleen toegestaan in een dakvlak dat grenst aan het achtererfgebied;

  3. Ter weerszijden van een dakopbouw moet tenminste één meter dakvlak over blijven;

  4. de afstand van de dakopbouw tot de achtergevel is horizontaal gemeten tenminste één meter;

  5. de nokverhoging vindt plaats door het verlengen van het tegenoverliggende dakvlak waardoor de nok richting achtererfgebied schuift, waarbij de hellingshoek gelijk blijft aan de hellingshoek van het bestaande dakvlak;

  6. de hoogte van de buitenwanden van de dakopbouw bedragen niet meer dan 1,2 meter;

  7. de breedte van de dakopbouw bedraagt niet meer dan 60% van de breedte van het dakvlak, met dien verstande dat de breedte niet meer mag bedragen dan 6 meter;

  8. de afstand van een dakopbouw tot het voorerfgebied bedraagt tenminste 3 meter.

 

26.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de sociale veiligheid;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

 

26.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. Het bepaalde in lid 26.2.2 sub b voor het bouwen van een hoofdgebouw buiten het bouwvlak;

  2. het bepaalde in lid 26.2.2 sub e voor het bouwen van de voorgevel van het hoofdgebouw buiten de aangegeven gevellijn;

  3. het bepaalde in lid 26.2.3 sub a voor het vergroten van het te bebouwen oppervlak tot ten hoogste 70% van het erf buiten het bouwvlak,

mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

26.5 Specifieke gebruiksregels

 

26.5.1 Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

Aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten worden toegestaan met dien verstande dat:

  1. het beroep of bedrijf voorkomt op de bij deze regels behorende bijlage 1;

  2. een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan in de woning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;

  3. het oppervlakte voor de uitoefening van het beroep of bedrijf niet meer dan 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de woning bedraagt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m2;

  4. voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 40.1 en parkeren op eigen erf plaatsvindt;

  5. de omvang van de reclame-uitingen niet meer dan 0,50 m2 bedraagt;

  6. geen buitenopslag van goederen plaatsvindt;

  7. de persoon die bij een woning een aan huis verbonden beroep of bedrijf exploiteert ook de bewoner is van de desbetreffende woning (er is een functionele en persoonlijke binding tussen de bewoner van de woning en de exploitatie van het beroep of bedrijf aan huis);

  8. het niet is toegestaan om personeel in dienst te hebben voor het aan huis verbonden beroep of bedrijf;

  9. bij op fysieke dienstverlening gerichte bedrijven of beroepen aan huis (kappers, schoonheidssalons e.d., niet meer dan één plaats (of stoel) mag worden geëxploiteerd. Dit betekent dat een dienst niet aan meer dan één klant tegelijk mag worden aangeboden en uitgevoerd;

  10. alleen ondergeschikte detailhandel is toegestaan, al dan niet in de vorm van een webwinkel, die direct voortvloeit uit, gerelateerd is aan en noodzakelijk is voor de dienst en/of het bedrijfs- of beroepsmatig gebruik.

 

26.5.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;

  2. het gebruik van woonhuizen en bijbehorende bouwwerken voor recreatieve bewoning;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan in producten gerelateerd aan en noodzakelijk voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horeca;

Artikel 27 Wonen - Woonboerderij

 

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonboerderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen in een woonboerderij, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 1;

 

en tevens voor:

  1. een koffie- en theeschenkerij ter plaatse van de aanduiding “horeca”;

 

met de daarbij behorende:

  1. mantelzorg in de woning;

  2. bed & breakfast in de woning, met dien verstande dat:

  1. de logiesverstrekking uitsluitend is toegestaan in de woning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;

  2. niet meer dan 2 slaapkamers en niet meer dan 5 personen zijn toegestaan;

  3. de oppervlakte van bed & breakfast niet meer dan 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de woning bedraagt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;

  4. de omvang van reclame-uitingen niet meer dan 0,50 m2 bedraagt;

  5. voor de uitoefening van de bed & breakfast wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 40.1 en parkeren op eigen erf plaatsvindt.

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 40.1;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. wegen en paden;

  3. groenvoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

27.2 Bouwregels

 

27.2.1 Algemeen

Algemeen gelden voor alle bouwwerken de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – monument” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 35.1 van toepassing;

  2. ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 35.2 van toepassing;

 

27.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonboerderijen worden gebouwd;

  2. een hoofdgebouw moet binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  3. het aantal woningen per hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1, dan wel ten hoogste het bestaande aantal;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' moet de voorgevel van het hoofdgebouw in de aangegeven gevellijn worden gebouwd;

  5. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m)’ bedraagt de goothoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  6. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ bedraagt de bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;

  7. de dakhelling bedraagt ten minste 30°, dan wel ten minste de bestaande dakhelling indien deze minder is.

 

27.2.3 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. de gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt niet meer dan 90% van de oppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 100 m² dan wel niet meer dan de bestaande oppervlakte indien dit meer is, met dien verstande dat niet meer dan 50% van het erf buiten het bouwvlak wordt bebouwd;

  2. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping bedraagt niet meer dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van de woning vermeerderd met 0,25 meter;

  3. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorende bouwwerk of een aangebouwde overkapping is ten minste 1,00 meter lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, tenzij;

  1. een hoofdgebouw bestaat uit één bouwlaag met een plat dak, dan mag een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping ten hoogste even hoog zijn als de bouwhoogte van het hoofdgebouw;

  2. een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping binnen een afstand van 3,00 meter tot de zijdelingse perceelsgrens ligt, dan is de bouwhoogte niet meer dan 7,00 meter én ten minste 1,00 meter lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;

  1. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of overkapping bedragen niet meer dan 3,00 respectievelijk 5,50 meter.

 

27.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan niet meer dan 2,00 m bedraagt;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde zal ten hoogste 5,50 m bedragen.

 

27.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de sociale veiligheid;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

 

27.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 27.2.2 sub b voor het bouwen van een hoofdgebouw buiten het bouwvlak;

  2. het bepaalde in lid 27.2.2 sub d voor het bouwen van de voorgevel van het hoofdgebouw buiten de aangegeven gevellijn;

  3. het bepaalde in lid 27.2.3 sub a voor het vergroten van het te bebouwen oppervlak tot ten hoogste 70% van het erf buiten het bouwvlak,

mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

27.5 Specifieke gebruiksregels

 

27.5.1 Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

Aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten worden toegestaan, met dien verstande dat:

  1. het beroep of bedrijf voorkomt op de bij deze regels behorende bijlage 1;

  2. een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan in de woning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;

  3. het oppervlakte voor de uitoefening van het beroep of bedrijf niet meer dan 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de woning bedraagt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m2;

  4. voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 40.1 en parkeren op eigen erf plaatsvindt;

  5. de omvang van de reclame-uitingen niet meer dan 0,50 m2 bedraagt;

  6. geen buitenopslag van goederen plaatsvindt;

  7. de persoon die bij een woning een aan huis verbonden beroep of bedrijf exploiteert ook de bewoner is van de desbetreffende woning (er is een functionele en persoonlijke binding tussen de bewoner van de woning en de exploitatie van het beroep of bedrijf aan huis);

  8. het niet is toegestaan om personeel in dienst te hebben voor het aan huis verbonden beroep of bedrijf;

  9. bij op fysieke dienstverlening gerichte bedrijven of beroepen aan huis (kappers, schoonheidssalons e.d., niet meer dan één plaats (of stoel) mag worden geëxploiteerd. Dit betekent dat een dienst niet aan meer dan één klant tegelijk mag worden aangeboden en uitgevoerd;

  10. alleen ondergeschikte detailhandel is toegestaan, al dan niet in de vorm van een webwinkel, die direct voortvloeit uit, gerelateerd is aan en noodzakelijk is voor de dienst en/of het bedrijfs- of beroepsmatig gebruik.

 

27.5.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;

  2. het gebruik van woonhuizen en bijbehorende bouwwerken voor recreatieve bewoning;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan in producten gerelateerd aan en noodzakelijk voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horeca;

Artikel 28 Wonen - Woongebouw

 

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - Woongebouw’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen in een woongebouw, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 1;

 

met de daarbij behorende:

  1. erven en terreinen;

  2. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 40.1;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. wegen en paden;

  3. Groenvoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

28.2 Bouwregels

 

28.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. het aantal woningen bedraagt per woongebouw ten hoogste het bestaande aantal, dan wel het ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” aangegeven aantal;

  3. ter plaatse van de aanduiding maximale goot- en bouwhoogte (m) mag de goot- en de bouwhoogte niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

  4. de dakhelling bedraagt ten minste 30°, dan wel ten minste de bestaande dakhelling indien deze minder is;

 

28.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Met uitzondering van bestaande bijbehorende bouwwerken, mogen op of in deze gronden mogen geen bijbehorende bouwwerken en geen overkappingen worden gebouwd.

 

28.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan niet meer dan 2,00 m bedraagt;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8,00 m;

  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt niet meer dan 5,50 m.

 

28.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de sociale veiligheid;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

 

28.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in lid 28.2.1 sub b voor het bouwen van een hoofdgebouw buiten het bouwvlak;

  2. het bepaalde in lid 28.2.1 sub d voor het bouwen van de voorgevel van het hoofdgebouw buiten de aangegeven gevellijn;

  3. het bepaalde in lid 28.2.2 sub a voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken met een goot- en bouwhoogte van niet meer dan 3,00 respectievelijk 5,00 m en tot een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 100 m² per bouwvlak,

mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

28.5 Specifieke gebruiksregels

 

28.5.1 Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

Aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten worden toegestaan, met dien verstande dat:

  1. het beroep of bedrijf voorkomt op de bij deze regels behorende bijlage 1;

  2. een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan in de woning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;

  3. het oppervlakte voor de uitoefening van het beroep of bedrijf niet meer dan 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de woning bedraagt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m2;

  4. voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 40.1 en parkeren op eigen erf plaatsvindt;

  5. de omvang van de reclame-uitingen niet meer dan 0,50 m2 bedraagt;

  6. geen buitenopslag van goederen plaatsvindt;

  7. de persoon die bij een woning een aan huis verbonden beroep of bedrijf exploiteert ook de bewoner is van de desbetreffende woning (er is een functionele en persoonlijke binding tussen de bewoner van de woning en de exploitatie van het beroep of bedrijf aan huis);

  8. het niet is toegestaan om personeel in dienst te hebben voor het aan huis verbonden beroep of bedrijf;

  9. bij op fysieke dienstverlening gerichte bedrijven of beroepen aan huis (kappers, schoonheidssalons e.d., niet meer dan één plaats (of stoel) mag worden geëxploiteerd. Dit betekent dat een dienst niet aan meer dan één klant tegelijk mag worden aangeboden en uitgevoerd;

  10. alleen ondergeschikte detailhandel is toegestaan, al dan niet in de vorm van een webwinkel, die direct voortvloeit uit, gerelateerd is aan en noodzakelijk is voor de dienst en/of het bedrijfs- of beroepsmatig gebruik.

 

28.5.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;

  2. het gebruik van woongebouwen en bijbehorende bouwwerken voor recreatieve bewoning;

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan in producten gerelateerd aan en noodzakelijk voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;

het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horeca.

Artikel 29 Leiding - Gas

 

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding - Gas’ aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringsstroken.

 

29.2 Bouwregels

 

29.2.1 Voorrangsbepaling

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

 

29.2.2 Bouwen algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd;

  2. op of in deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd;

  3. de maximale bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt 3,00 meter.

 

29.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 29.2 en toestaan dat in de andere daar voorkomende bestemming(en) gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits:

  1. de veiligheid van de gasleiding niet wordt geschaad;

  2. vooraf door het bevoegd gezag schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding;

  3. er geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

 

29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

29.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Leiding – Gas’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;

  2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;

  4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

 

29.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 29.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden:

  1. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken;

  2. die dienen tot het in stand houden of voltooien van werken die op de dag van het van kracht worden van het plan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen;

  3. die behoren tot het normale onderhoud en beheer;

  4. die mogen worden uitgevoerd op basis van een al verleende vergunning;

  5. die worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en);

 

29.4.3 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in artikel 29.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  1. deze werken en werkzaamheden of de hiervan direct of indirect te verwachten gevolgen geen afbreuk doen aan de belangen van, en de veiligheidssituatie rond, de betreffende leiding;

vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding;

Artikel 30 Leiding - Riool

 

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van rioolpersleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringsstroken.

 

30.2 Bouwregels

 

30.2.1 Voorrangsregeling

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

 

30.2.2 Bouwen algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd;

  2. op of in deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd;

  3. de maximale bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt 3,00 meter.

 

30.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 30.2 en toestaan dat in de andere daar voorkomende bestemming(en) gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits:

  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;

  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.

 

30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

30.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Leiding – Riool' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;

  2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;

  4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

 

30.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 30.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden:

  1. dienen tot het in stand houden of voltooien van werken die op de dag van het van kracht worden van het plan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen;

  2. behoren tot het normale onderhoud en beheer;

  3. mogen worden uitgevoerd op basis van een al verleende vergunning;

  4. worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en).

 

30.4.3 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in artikel 30.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  1. deze werken en werkzaamheden of de hiervan direct of indirect te verwachten gevolgen geen afbreuk doen aan de belangen van de betreffende leiding

  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leidingbeheerder.

 

 

 

Artikel 31 Waarde - Archeologie 1

 

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), ook bestemd voor het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische (verwachtings)waarden.

 

31.2 Bouwregels

 

31.2.1 Voorrangsregeling

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

 

31.2.2 Onderzoeksplicht

Voor bouwwerken, waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden, met een oppervlakte groter dan 50 m2 en die de bodem dieper dan 0,40 beneden maaiveld verstoren, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:

  1. de archeologische waarden van de (water)bodem die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en

  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

 

31.2.3 Toelaatbaarheid bouwwerken

In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) zijn bouwwerken, waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden, slechts toelaatbaar wanneer:

  1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie en/of het bevoegd gezag is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

  2. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie en/of het bevoegd gezag is aangetoond dat de archeologische waarden door het bouwen niet onevenredig worden geschaad;

  3. het de vervanging, vernieuwing of verandering betreft van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders;

  4. het een bouwwerk betreft met een oppervlakte van maximaal 50 m2;

  5. het een bouwwerk betreft dat niet dieper dan 0,40 meter onder het maaiveld en zonder heiwerkzaamheden wordt gerealiseerd.

 

31.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie en/of het bevoegd gezag is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwwerken kunnen worden geschaad, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 31.2 mits de volgende voorwaarden in acht worden genomen:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor ondanks de uitvoering van de bouwwerkzaamheden de archeologische resten in de (water)bodem kunnen worden behouden, en/of

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen, en/of

  3. de verplichting de bouwwerkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.

 

31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

31.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Waarde – Archeologie 1’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ontgronden, afgraven (waaronder saneren), verlagen, baggeren (waaronder saneren) egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden;

  2. het uitvoeren van werken of werkzaamheden aan oevers en kaden;

  3. de aanleg van gronddepots;

  4. het graven, verdiepen en/of verbreden van vaargeulen, watergangen en andere wateren;

  5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

  6. het permanent verlagen van het waterpeil;

  7. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting, waarbij de verstoring bij verwijderen of aanbrengen meer dan 0,40 meter onder het maaiveld bedraagt;

  8. het aanleggen en/of verbreden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden.

 

31.4.2 Onderzoeksplicht

Voordat een omgevingsvergunning wordt verleend, moet door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:

  1. de archeologische waarden van de (water)bodem die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en

  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

 

31.4.3 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 31.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden die:

  1. een oppervlakte hebben van maximaal 50 m2 én niet dieper gaan dan 0,40 meter onder het maaiveld (met uitzondering van gronddepots);

  2. het normale onderhoud betreffen;

  3. al in uitvoering en/of vergund zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;

  4. op archeologisch onderzoek gericht zijn;

  5. te maken hebben met de aanleg van ondergrondse infrastructuur met een maximale diameter van 0,40 meter, mits deze sleufloos wordt uitgevoerd.

 

31.4.4 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in artikel 31.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie en/of het bevoegd gezag is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

  2. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie en/of het bevoegd gezag is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad;

  3. indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie en/of het bevoegd gezag is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden kunnen worden geschaad, de volgende voorwaarden in acht worden genomen:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor ondanks de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden de archeologische resten in de (water)bodem kunnen worden behouden, en/of

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen, en/of

  3. de verplichting de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.

 

31.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 32 Waarde - Archeologie 2

 

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), ook bestemd voor het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische (verwachtings)waarden.

 

32.2 Bouwregels

 

32.2.1 Voorrangsregeling

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

 

32.2.2 Onderzoeksplicht

Voor bouwwerken, waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden, met een oppervlakte groter dan:

  1. 500 m2, ter plaatse van de advieszone ‘waarderend onderzoek dobbe’ en ‘karterend onderzoek 1’ van de gemeentelijke FAMKE, of

  2. 2.500 m2 ter plaatse van de advieszone ‘karterend onderzoek 2’ van de gemeentelijke FAMKE, of

  3. 5.000 m2 ter plaatse van de advieszone ‘karterend onderzoek 3’ en ‘quickscan’ van de gemeentelijke FAMKE,

en die de bodem dieper dan 0,40 m beneden maaiveld verstoren, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:

  1. de archeologische waarden van de (water)bodem die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en

  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

 

32.2.3 Toelaatbaarheid bouwwerken

In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) zijn bouwwerken, waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden, slechts toelaatbaar wanneer:

  1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie en/of het bevoegd gezag is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

  2. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie en/of het bevoegd gezag is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad;

  3. het de vervanging, vernieuwing of verandering betreft van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders;

  4. het een bouwwerk betreft met een oppervlakte van maximaal:

  1. 500 m2, ter plaatse van de advieszone ‘waarderend onderzoek dobbe’ en ‘karterend onderzoek 1’ van de gemeentelijke FAMKE, of

  2. 2.500 m2 ter plaatse van de advieszone ‘karterend onderzoek 2’ van de gemeentelijke FAMKE, of

  3. 5.000 m2 ter plaatse van de advieszone ‘karterend onderzoek 3’ en ‘quickscan’ van de gemeentelijke FAMKE,

met dien verstande dat de onder d.1 t/m d.3 genoemde uitzonderingen niet van toepassing zijn op waterbodems;

  1. het een bouwwerk betreft dat niet dieper dan 0,40 meter onder het maaiveld en zonder heiwerkzaamheden wordt gerealiseerd, met dien verstande dat deze uitzondering niet van toepassing is op waterbodems.

 

32.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie en/of het bevoegd gezag is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwwerken kunnen worden geschaad, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 32.2 mits de volgende voorwaarden in acht worden genomen:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor ondanks de uitvoering van de bouwwerkzaamheden de archeologische resten in de (water)bodem kunnen worden behouden, en/of

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen, en/of

  3. de verplichting de bouwwerkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.

 

32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

32.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Waarde – Archeologie 2’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ontgronden, afgraven (waaronder saneren), verlagen, baggeren (waaronder saneren) egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden;

  2. het uitvoeren van werken of werkzaamheden aan oevers en kaden;

  3. de aanleg van gronddepots;

  4. het graven, verdiepen en/of verbreden van vaargeulen, watergangen en andere wateren;

  5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

  6. het permanent verlagen van het waterpeil;

  7. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting, waarbij de verstoring bij verwijderen of aanbrengen meer dan 0,40 m onder het maaiveld bedraagt;

  8. het aanleggen en/of verbreden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden.

 

32.4.2 Onderzoeksplicht

Voordat een omgevingsvergunning wordt verleend, moet door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:

  1. de archeologische waarden van de (water)bodem die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en

  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

 

32.4.3 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 32.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden die:

  1. een oppervlakte hebben van maximaal 500 m2, ter plaatse van de advieszone ‘waarderend onderzoek dobbe’ en ‘karterend onderzoek 1’ van de gemeentelijke FAMKE, of

  2. een oppervlakte hebben van maximaal 2.500 m2 ter plaatse van de advieszone ‘karterend onderzoek 2’ van de gemeentelijke FAMKE, of

  3. een oppervlakte hebben van maximaal 5.000 m2 ter plaatse van de advieszone ‘karterend onderzoek 3’ en ‘quickscan’ van de gemeentelijke FAMKE,

met dien verstande dat de onder a t/m c genoemde uitzonderingen niet van toepassing zijn op waterbodems;

  1. niet dieper gaan dan 0,40 meter onder het maaiveld (met uitzondering van gronddepots én waterbodems);

  2. het normale onderhoud betreffen;

  3. al in uitvoering en/of vergund zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;

  4. op archeologisch onderzoek gericht zijn;

  5. te maken hebben met de aanleg van ondergrondse infrastructuur met een maximale diameter van 0,40 meter, mits deze sleufloos wordt uitgevoerd.

 

32.4.4 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in artikel 32.4.1. zijn slechts toelaatbaar, mits:

  1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie en/of het bevoegd gezag is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

  2. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie en/of het bevoegd gezag is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad;

  3. indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie en/of het bevoegd gezag is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden kunnen worden geschaad, de volgende voorwaarden in acht worden genomen:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor ondanks de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden de archeologische resten in de (water)bodem kunnen worden behouden, en/of

  2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen, en/of

  3. de verplichting de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.

 

32.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 33 Waarde - Beschermd gezicht

 

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Beschermd gezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de in paragraaf 4.4 en bijlage 1 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.

 

33.2 Bouwregels

 

33.2.1 Voorrangsbepaling

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

 

33.2.2 Bouwwerken algemeen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. de gevelbreedte, goot- en bouwhoogte, dakhelling, nokrichting en dakvorm van hoofdgebouwen, zoals die bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, blijft gehandhaafd;

  2. de voorgevel van een hoofdgebouw dient in hoofdzaak in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd; deze bepaling geldt niet voor bebouwing op binnenterreinen;

  3. in afwijking van het bepaalde in sublid a is een afwijking van de goothoogte en/of de bouwhoogte van ten hoogste 5% toegestaan, waarbij de dakhelling overeenkomstig mag worden aangepast.

  4. in afwijking van het bepaalde in sublid a is het toevoegen van een kap op een plat dak toegestaan, mits de dakhelling, nokrichting en dakvorm aansluit op het straat- en bebouwingsbeeld.

 

33.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de bescherming en het behoud van de in paragraaf 4.4 en bijlage 1van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing nadere eisen te stellen aan:

  1. de plaats en afmetingen van bouwwerken;

  2. het materiaal- en kleurgebruik van bouwwerken.

 

33.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de in lid 33.2.2 genoemde bouwregels voor het veranderen van het bouwwerk, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in paragraaf 4.4 en bijlage 1 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.

 

33.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

33.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde – Beschermd gezicht' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanleggen of veranderen of dempen van water(lopen) en/of het permanent verlagen van het waterpeil;

  2. het planten, verwijderen, beschadigen, vellen, kappen of rooien van bomen of andere houtige gewassen;

  3. het aanleggen en/of verharden van wegen en paden;

  4. het wijzigen van weg- of straatprofielen en/of oppervlakteverhardingen;

  5. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen en bijbehorende buitenkasten.

 

33.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 33.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  1. het gewone onderhoud en beheer betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande verhardingen en bomen of andere houtige gewassen;

  2. al in uitvoering en/of vergund zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan.

 

33.5.3 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in artikel 33.5.1 zijn slechts toelaatbaar, mits op basis van onderzoek door een cultuurhistorisch deskundige is aangetoond dat de in paragraaf 4.4 en bijlage 1 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing niet onevenredig worden geschaad.

 

33.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

33.6.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen.

 

33.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 33.6.1 is niet van toepassing indien de werkzaamheden al in uitvoering en/of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

 

33.6.3 Toelaatbaarheid

  1. Het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 33.6.1 is slechts toelaatbaar, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied, zoals aangegeven in paragraaf 4.4 en bijlage 1 van de toelichting.

  2. Voor zover de gronden tevens zijn bestemd voor “Waarde – Archeologie 1”:

  1. dient de archeologische waarde van het terrein naar het oordeel van de gemeentelijke archeoloog in voldoende mate te zijn vastgesteld;

  2. is het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 33.6.1 slechts toelaatbaar, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van het gebied;

  3. kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg, aan de omgevingsvergunning voor het slopen voorschriften worden verbonden met betrekking tot de wijze van slopen (artikel 2.22, lid 3 onder d Wabo jo artikel 5.2 Bor).

HOOFDSTUK 3 algemene regels

 

Artikel 34 Anti-dubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 35 Algemene bouwregels

 

35.1 Monumenten

 

35.1.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – monument’ gelden, aanvullend op de andere daar voorkomende bestemming(en), de volgende regels:

  1. de verschijningsvorm van het hoofdgebouw, bepaald door de gevelbreedte, goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, nokrichting en oppervlakte van het grondvlak, zoals deze bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, blijft gehandhaafd;

  2. in afwijking van het bepaalde in sublid a is een afwijking van de goothoogte en/of de bouwhoogte van ten hoogste 5% toegestaan, waarbij de dakhelling overeenkomstig mag worden aangepast.

 

35.1.2 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de in lid 35.1.1 genoemde bouwregels voor het veranderen van het bouwwerk, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de monumentale waarden van het bouwwerk.

 

35.2 Karakteristieke bouwwerken

 

35.2.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gelden, aanvullend op de andere daar voorkomende bestemming(en), de volgende regels:

  1. de verschijningsvorm van het hoofdgebouw, bepaald door de gevelbreedte, goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, nokrichting, dakvormen oppervlakte van het grondvlak, zoals deze bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, blijft gehandhaafd;

  2. in afwijking van het bepaalde in sublid a is een afwijking van de goothoogte en/of de bouwhoogte van ten hoogste 5% toegestaan, waarbij de dakhelling overeenkomstig mag worden aangepast;

  3. de verschijningsvorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals deze bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, blijft gehandhaafd;

 

35.2.2 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de in lid 35.2.1 genoemde bouwregels voor het veranderen van het bouwwerk, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke verschijningsvorm van het bouwwerk.

 

35.2.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Een omgevingsvergunning is vereist voor het slopen van de in Bijlage 3 met waarde K1 gewaardeerde bebouwing of delen daarvan, waarbij geldt dat:

  1. een omgevingsvergunning slechts kan worden verleend wanneer:

  1. de karakteristieke hoofdvorm c.q. verschijningsvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan de bebouwing kan worden hersteld, en/of;

  2. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is, en/of;

  3. het delen van een bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm veroorzaken.

  1. een omgevingsvergunning niet nodig is voor werken en werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

  3. mogen worden uitgevoerd volgens een al verleende omgevingsvergunning.

 

Artikel 36 Algemene gebruiksregels

 

Tot een gebruik, strijdig met de in dit plan gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  4. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van de in artikel 17.1 bedoelde gronden.

 

Artikel 37 Algemene aanduidingsregels

 

37.1 Vrijwaringszone - dijk

 

37.1.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - dijk" zijn de gronden, naast de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming) tevens aangeduid ten behoeve van de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabij gelegen primaire waterkering.

 

37.1.2 Bouwregels

In afwijking van de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemming(en) geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - dijk’ geen gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de bestaande primaire waterkering, met uitzondering van bestaande gebouwen en andere bouwwerken.

 

37.1.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 37.1.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:

  1. is aangetoond dat het functioneren van de primaire waterkering niet onevenredig wordt aangetast;

  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterkeringbeheerder.

 

37.2 Vrijwaringszone - molenbiotoop

 

37.2.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding “vrijwaringszone – molenbiotoop” zijn de gronden, naast de andere voor deze gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming) tevens aangeduid voor de bescherming van de functie van de in het gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als cultuurhistorisch en landschappelijk element.

 

37.2.2 Bouwregels

In afwijking van de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemming(en) geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop’:

  1. binnen de zone van 100 meter gemeten vanaf de molen geen bouwwerken met een bouwhoogte van meer dan 6,00 meter mogen worden gebouwd;

  2. binnen de zone gemeten van 100 meter vanaf de molen tot een afstand van 400 meter gemeten vanaf de molen, geen hogere gebouwen mogen worden gebouwd dan door onderstaande formule wordt bepaald:

H(x) = + c ∙ z ofwel X = n(H(x) – c ∙ z)

H = hoogte bouwwerk

c = constante = 0,2

X = afstand bouwwerk tot de molen

z = askophoogte

n = 50 meter

  1. in afwijking van het bepaalde onder a en b is bebouwing met een grotere hoogte toegestaan als:

  1. de bouwwerken in de bestaande situatie een grotere hoogte hebben;

  2. het een bouwwerk betreft, dat gezien vanuit de molen aan de achterzijde van bestaande bouwwerken wordt opgericht, mits:

  1. de hoogte en breedte binnen de contouren (hoogte, breedte) van de bouwwerken blijven waarachter deze wordt opgericht;

  2. het bouwwerk aan een bestaand bouwwerk wordt gebouwd dan wel vrijstaand wordt opgericht binnen een afstand van ten hoogste 10 meter uit bestaande bouwwerken;

  3. het vloeroppervlak in totaal niet meer dan 10% bedraagt van de bouwwerken waarachter wordt gebouwd.

 

37.2.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 37.2.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:

  1. de windvangzone van de molen en/of de waarde van de molen als landschapsbepalend element niet onevenredig wordt aangetast, en;

  2. advies is gevraagd aan de vereniging De Hollandsche Molen.

Artikel 38 Algemene afwijkingsregels

 

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. de bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, indien dit om bouwtechnische redenen of om redenen van doelmatigheid van de bouw noodzakelijk is;

  2. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. het bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. het bestemmingsvlak met ten hoogste 1,50 m worden overschreden door:

  1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;

  2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;

  3. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen.

 

Artikel 39 Algemene wijzigingsregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door:

  1. aan gronden alsnog de dubbelbestemming gebieden van archeologische en cultuurhistorische waarde (Waarde – archeologie 1) toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

  2. aan gronden alsnog de dubbelbestemming gebieden van archeologische en cultuurhistorische waarde (Waarde – archeologie 2) waarde toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

 

Artikel 40 Overige regels

 

40.1 Voldoende parkeergelegenheid

 

  1. Een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, verandering van gebruik van een bouwwerk of van gronden (al dan niet gecombineerd), waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;

  2. bij een omgevingsvergunning, dan wel bij de beoordeling of het gebruik in overeenstemming is met het bestemmingsplan wordt op basis van de op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;

  3. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

HOOFDSTUK 4 overgangsrecht en slotregel

 

Artikel 41 Overgangsrecht

 

41.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.

  2. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

41.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdig gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en afwijking wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

artikel 42 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het bestemmingsplan Dorpen Noord / West 2