Inhoudsopgave
Artikel 5 Algemene afwijkingsregels
Artikel 6 Algemene wijzigingsregels
Artikel 7 Algemene procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Wonen aan De Geeuw, Zuidwesthoekweg 7, Sneek met identificatienummer NL.IMRO.1900.2016oostBPzwhweg7-vast van de gemeente Súdwest-Fryslân;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;
1.3 verbeelding:
de weergave van de inhoud van een bestemmingsplan conform het gestelde in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge wijze als de digitale wijze verstaan;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:
de uitoefening van een beroep of bedrijf (dan wel het verlenen van diensten) op administratief, maatschappelijk, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of een daarmee gelijk te stellen gebied, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 1, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij in overwegende mate de woonfunctie blijft behouden en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.7 aangebouwd bijbehorend bouwwerk
Een op de grond staand gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.8 ander-werk:
een werk, geen bouwwerk zijnde;
1.9 archeologische waarde:
de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;
1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.11 bebouwingspercentage:
de oppervlakte van gebouwen uitgedrukt in procenten van de nader aangegeven gronden;
1.12 bedrijf:
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.13 beroeps- of bedrijfsoppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten, en dergelijke;
1.14 bestaand:
-
het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
-
het onder 1 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of een andere planologische toestemming;
1.15 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.16 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming;
1.17 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.18 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.19 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.20 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.21 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstan-dige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.22 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.23 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.24 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.25 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.26 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;
1.27 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
1.28 eerste verdieping:
de tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;
1.29 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt;
1.30 erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.31 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.32 hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.33 omgevingsvergunning:
een vergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);
1.34 overkapping:
een bouwwerk geen gebouw zijnde bestaande uit een dak en maximaal één wand;
1.35 pand:
de kleinste bij de totstandkoming en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.36 peil:
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
-
indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil of de hoogte van het terrein ter plaatse van de meest nabij gelegen locatie waar het water grenst aan het vaste land;
1.37 permanente bewoning:
bewoning van een ruimte Als hoofdverblijf waardoor de ruimte als reguliere woning is aan te merken. Er is sprake van hoofdverblijf als de huurder/eigenaar, binnen een periode van 360 dagen die ruimte meer dan 180 dagen gebruikt voor nachtverblijf;
1.38 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;
1.39 recreatieappartement:
Het geheel van bijeen behorende vertrekken als afzonderlijk gemeubileerde woongelegenheid, bedoeld voor verblijfsrecreatie in een groter gebouw;
1.40 recreatiewoning:
een gebouw dat dient als recreatiewoonverblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;
1.41 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitu-tiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.42 straatmeubilair:
andere bouwwerken ten behoeve van de inrichting en het gebruik van openbare ruimte zoals straatlantaarns, bankjes, afvalbakken en paaltjes;
1.43 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
1.44 vrijstaand bijbehorend bouwwerk
een op zichzelf staand, vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist, tenzij in de voorschriften anders is bepaald;
1.45 webwinkel:
Een winkel op een perceel waarbij de verkoop van op de eindgebruiker gerichte goederen
uitsluitend plaatsvindt via internet, waarbij geen klanten op het perceel langskomen (om
goederen af te halen of uit te proberen of te betalen) en er geen ruimtelijke uitstraling uitgaat van de webwinkel;
1.46 woning:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden;
1.47 woongebouw:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.48 woonhuis:
een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;
1.49 zolder:
de bovenste ruimte in een gebouw onmiddellijk onder de kap.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen als schoorstenen, antennes en daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de dakhelling van een bouwwerk:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; voor zover in de regels een dakhelling is voorgeschreven, is deze niet van toepassing op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, de bovenste dakvlakken van mansardekappen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen;
2.4 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 Ondergeschikte bouwdelen:
bij de toepassing ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken en ten aanzien van het berekenen van de bouwhoogte en oppervlakte worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, ge-velversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, lui-fels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1 m wordt overschreden.
2.7 Overstekende daken:
overstekende daken worden bij de berekening van de oppervlakte van bouwwerken uitsluitend buiten beschouwing gelaten mits de overstekken niet breder zijn dan 0,5 m.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis- verbonden beroep of bedrijf,
en tevens voor:
-
insteekhavens ter plaatse van de aanduiding "jachthaven", met dien verstande dat:
-
niet meer dan 2 insteekhavens zijn toegestaan;
-
per insteekhaven niet meer dan 7 ligplaatsen zijn toegestaan,
met de daarbij behorende:
-
woongebouwen en woonhuizen;
-
nutsvoorzieningen;
-
bijbehorende bouwwerken bij woongebouwen, vrijstaande woonhuizen en nutsvoorzieningen;
-
erven;
-
groenvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
bouwwerken geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden opgericht .
3.2.1 Bouwwerken
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
-
alle bouwwerken mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
ter plaatse van de aanduiding "jachthaven" mogen geen bouwwerken worden gebouwd.
3.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
als hoofdgebouw mogen woongebouwen en vrijstaande woonhuizen worden gebouwd;
-
het aantal woningen niet meer dan het ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” aangegeven aantal mag bedragen;
-
de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan ter plaatse van de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)" aangegeven bouwhoogte mag bedragen.
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een woongebouw en een woonhuis
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een woongebouw en een woonhuis gelden de volgende regels:
-
aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping uitsluitend bij een woonhuis mogen worden gebouwd;
-
de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping bij een woonhuis mag niet meer bedragen dan de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van de woning vermeerderd met 0,30 m;
-
de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping bij een woonhuis die binnen een afstand van 3 m tot de zijdelingse perceelsgrens ligt mag niet meer bedragen dan 7 m, met dien verstande dat de bouwhoogte minimaal 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
-
de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of overkapping mag niet meer bedragen dan 3 m;
-
de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of overkapping mag niet meer bedragen dan 5,50 m;
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen op een afstand van meer dan 1 m achter de naar de weg, openbaar groen en openbaar vaarwater gekeerde gevels ten hoogste 2 m mag bedragen;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten mag ten hoogste 8 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5,5 m bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruiken of laten gebruiken van bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor detailhandel en overige bedrijfsactiviteiten anders dan een beroep of bedrijf aan huis, al dan niet in combinatie met de daarvoor benodigde opslagruimte;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een zorgfunctie;
-
het gebruiken of laten gebruiken van een woning ten behoeve van een aan huis verbonden beroep of bedrijf in strijd met de volgende regels:
-
het beroep of bedrijf voorkomt op de lijst met toelaatbare beroepen en bedrijven in bijlage 1.
-
het vloeroppervlak van de ruimten ten behoeve van de uitoefening van aan huis gebonden beroepen niet meer mag bedragen dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning.
-
een aan huis verbonden beroep of bedrijf is uitsluitend toegestaan in de woning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken.
-
vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet worden gebruikt of ingericht ten behoeve van een aan huis gebonden beroep of bedrijf.
-
alleen het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningsplichtig of meldingsplichtig is ingevolge de Wet Milieubeheer of het Activiteitenbesluit is toegestaan.
-
er ten behoeve van de uitoefening van de aan huis gebonden beroepen dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid (uitgangspunt hierbij is parkeren op eigen terrein).
-
er mag geen sprake zijn van een onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking.
-
de omvang van de reclame-uitingen mag maximaal 0,5 m² bedragen.
-
er mag geen buitenopslag van goederen plaatsvinden.
-
de persoon die bij een woning een aan huis verbonden beroep of bedrijf exploiteert dient tevens de bewoner te zijn van de desbetreffende woning (er dient functionele en persoonlijke binding te zijn tussen de bewoner van de woning en de exploitatie van het beroep of bedrijf aan huis).
-
het is niet toegestaan om personeel in dienst te hebben ten behoeve van het aan huis verbonden beroep of bedrijf.
-
bij op fysieke dienstverlening gerichte bedrijven of beroepen aan huis (kappers, schoonheidssalons e.d., mag er niet meer dan 1 plaats (of stoel) worden geëxploiteerd. Dit betekent dat een dienst niet aan meer dan één klant tegelijk mag worden aangeboden en uitgevoerd.
-
detailhandel, anders dan ondergeschikte detailhandel welke direct voortvloeit uit, gerelateerd is aan en noodzakelijk is voor de dienst en/of het bedrijfs- of beroepsmatig gebruik, is niet toegestaan.
-
detailhandel in producten die niet gerelateerd en verbonden zijn met de aangeboden dienst zijn niet toegestaan”.
-
webwinkels zijn uitsluitend en uitdrukkelijk slechts toegestaan indien wordt voldaan aan de in Artikel 1 Begrippen genoemde begripsomschrijving van een 'webwinkel', waarbij detailhandel ter plaatse niet is toegestaan;
-
het gebruik van woningen/woongebouwen als recreatiewoning/recreatieappartement.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene afwijkingsregels
-
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van:
-
de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 15% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat deze bevoegdheid niet geldt voor aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen;
-
de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
-
de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de afstand tussen een bebouwingsgrens en de weggrens niet wordt verkleind, de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
-
de bestemmingsregels en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
-
plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen; gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
-
ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden, en erkers over maximaal de halve gevelbreedte, mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 1 m wordt overschreden;
-
het bepaalde over de afstand van uitbouwen tot aan de voorgevel en het verlengde daarvan voor het bouwen van (hoek)erkers, mits de diepte van de (hoek)erker, gemeten uit de zijgevel, niet meer bedraagt dan 1 m.
-
Een onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de sociale veiligheid;
-
de externe veiligheid.
Artikel 6 Algemene wijzigingsregels
-
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan zodanig wijzigen dat de afmeting, situering en vorm van een in één van de bestemmingen aangewezen bouwvlak wordt gewijzigd met dien verstande dat:
-
het bouwvlak met ten hoogste 20% wordt vergroot;
-
het bouwvlak op ten minste 3 m uit de perceelsgrens blijft, tenzij de bestaande afstand minder is.
-
Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de onder a bedoelde wijzigingsbevoegdheid indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
archeologische waarden;
-
de woonsituatie;
-
de verkeersveiligheid;
-
en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 7 Algemene procedureregels
7.1 Procedure wijzigingsregels
Op een ontwerp-besluit tot wijziging is de in de Wet ruimtelijke ordening geregelde procedure van toepassing.
Artikel 8 Overige regels
8.1 parkeervoorzieningen
-
Een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, verandering van gebruik van een bouwwerk of van gronden - al dan niet gecombineerd -, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet ten minste is voorzien in 27 parkeerplaatsen op eigen terrein en deze in stand worden gehouden.
-
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder parkeerplaatsen wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
8.2 Ontgrondingen
De verwerkelijking van het plan houdt een ontgronding in, die valt binnen de uitzonderingen van vergunningplicht zoals genoemd in artikel 2, lid 1, onder f van de Ontgrondingenverordening Friesland.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen , en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen geschiedt binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
-
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van het inwerkingtreding van dit plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:
"Regels deel uitmakende van het 'bestemmingsplan Wonen aan De Geeuw, Zuidwesthoekweg 7, Sneek' , gemeente Súdwest-Fryslân".
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 20 juli 2017
De voorzitter,
De griffier,
