Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met dit plan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen. In ieder geval de volgende gebruiksvormen worden als strijdig gebruik aangemerkt:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor risicovolle inrichtingen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor het innemen van ligplaatsen voor vaartuigen, anders dan ter plaatse van de aanduiding “ligplaats”.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
-
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
-
de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
-
het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennes en openbare lichtmasten waarvan de bouwhoogte ten hoogste 15 m mag bedragen;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
-
de inhoud per gebouwtje niet meer dan 100 m³ bedraagt.
-
De onder a genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en/of bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid.
Artikel 12 Algemene aanduidingsregels
12.1 Gebiedsaanduiding "geluidszone - industrie"
12.1.1 Omschrijving gebiedsaanduiding
De gronden ter plaatse van de aanduiding “geluidzone – industrie” zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen en met het oog op de geluidbelasting vanwege een industrieterrein, tevens aangeduid voor:
-
de bescherming en instandhouding van de geluidruimte voor industrie;
-
het toenemen van het aantal geluidgevoelige objecten en geluidgevoelige functies ten opzichte van het bestaande aantal.
12.1.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen mogen in of op deze gronden geen geluidgevoelige objecten en geluidgevoelige functies worden gebouwd dan wel opgericht.
12.1.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.1.2 en toestaan dat geluidgevoelige objecten en geluidgevoelige functies worden gebouwd dan wel opgericht, mits is aangetoond door middel van een deskundigenverklaring dat met het oog op de geluidbelasting vanwege een industrieterrein kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde dan wel een verkregen hogere waarde.
12.1.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden in het plan de aanduiding “geluidzone – industrie” wordt aangepast of ontnomen, indien de geluidbelasting ten behoeve van een industrieterrein wijzigt of het betreffende bedrijf is beëindigd.
12.2 Gebiedsaanduiding "vrijwaringszone - dijk"
12.2.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Ter plaatse van de aanduiding “vrijwaringszone – dijk” gelden ten behoeve van een reserveringsstrook ten behoeve van de waterkering de volgende aanvullende regels:
-
het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, ongeacht het bepaalde in de bestemmingsregels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
-
het ontgronden, afgraven, ophogen en/of egaliseren van gronden;
-
het planten van bomen en/of houtgewas;
-
het dempen en/of graven van waterlopen en waterpartijen;
-
het aanbrengen en/of verwijderen van verhardingen, waaronder oppervlakteverhardingen;
-
het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
-
De onder a bedoelde omgevingsvergunning is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud en beheer betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt alleen verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterkerende functie van de waterkering.
Artikel 13 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een transformatorstation, gasdrukmeet- en regelstation, rioolgemaal en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken van openbaar nut, mag worden gebouwd tot een maximum inhoud van 400 m³ en een maximum bouwhoogte van 4 m.