direct naar inhoud van Artikel 1: Begrippen
Plan: Workum - Kom
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1900.055007-OH01

Artikel 1: Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1. plan:

het bestemmingsplanWorkum - Kom van de gemeente Súdwest Fryslân;

2. bestemmingsplan:

de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1900.055007-OH01 met bijbehorende regels;

3. aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

4. aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

5. aangebouwd bijgebouw:

een aan het (hoofd)gebouw aanwezig gebouw, dat ruimtelijk ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste staat van dat (hoofd)gebouw;

6. aan-huis-verbonden beroep:

een in Bijlage 1 genoemd beroep, dan wel een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen beroep, dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten, inclusief ondergeschikte en aan de hoofdactiviteit gerelateerde detailhandel;

7. afgeknot schildkap:

een schilddak met deels een platte afdekking, zoals bijgaand is afgebeeld;

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.055007-OH01_0001.jpg"

8. ambachtelijk bedrijf:

een bedrijf, niet zijnde een geluidszoneringsplichtige inrichting, risicovolle inrichting of vuurwerkbedrijf, waarbij het productieproces grotendeels wordt uitgevoerd met de hand of althans niet gemechaniseerd, geautomatiseerd of met behulp van werktuigen die door energiebronnen buiten de menselijke arbeidskracht worden aangedreven.

Voorzover van laatst genoemde werktuigen gebruik wordt gemaakt, zijn deze als ondergeschikt te beschouwen aan de menselijke handvaardigheid;

9. archeologische waarden:

waarden die verband houden met het zich in de bodem bevinden van voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen, die wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische betekenis, van algemeen belang zijn;

10. bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

11. bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

12. bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

13. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, een (dienstverlenend) bedrijf en/of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

14. bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

15. beperkt kwetsbaar object:

een beperkt kwetsbaar object als bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen;

16. bergbezinkbassin:

ondergrondse voorziening om rioolwater te laten bezinken;

17. bestaand:
  • a. ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet aanwezige bouwwerken en werkzaamheden: bestaand ten tijde van de eerste terinzagelegging van het plan;
  • b. ten aanzien van het overige gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het plan;
18. bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

19. bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

20. bijgebouw:

een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en qua afmetingen ondergeschikt aan dat (hoofd)gebouw;

21. bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

22. bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

23. bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

24. bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

25. bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

26. bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

27. brandveiligheid:

het begrip zoals omschreven in Bijlage 3;

28. carport:

een overkapping, al dan niet aangebouwd aan een ander bouwwerk, bestaande uit een slechts van boven geheel of gedeeltelijk afgesloten c.q. afgedekte, en van ten hoogste twee aaneengebouwde wanden voorziene ruimte van lichte constructie, kennelijk slechts bestemd om te dienen als overdekte stalling voor een voertuig;

29. cultuurgrond:

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden;

30. cultuurhistorische waarden:

gronden of bouwwerken met een toegekende waarden ontstaan door het gebruik in de loop van de geschiedenis door de mens;

31. dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

32. demontabele constructie:

een constructie die erop gericht is dat het bouwwerk in onderdelen binnen een korte periode kan worden afgebroken en (weer) worden opgebouwd;

33. detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;

34. dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf;

35. dwarskap:

een kap, waarvan de nokrichting overwegend haaks staat op de lengte-as van de weg dan wel, bij het ontbreken daarvan, de waterloop waaraan wordt gebouwd, zoals bijgaand is afgebeeld;

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.055007-OH01_0002.gif"

36. erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

37. evenement:
  • a. elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
  • b. bioscoopvoorstellingen als bedoeld in de Wet op de filmvertoningen;
  • c. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5.2.4 van deze verordening;
  • d. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
  • e. het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;
  • f. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
  • g. activiteiten als bedoeld in de artikelen 2.1.2.1, 2.1.4.1, 2.1.4.2, 2.1.4.3 en 2.3.3.1 van deze verordening.

Onder evenement wordt mede verstaan: een herdenkingsplechtigheid;

38. gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

39. gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden:

het begrip zoals omschreven in Bijlage 3;

40. geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg of een spoorweg;

41. geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

42. geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden onherroepelijk;

43. halsgevel:

bijzondere buitenmuur van een gebouw, speciaal die aan de voorkant, zoals opgenomen in Bijlage 4;

44. hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden onherroepelijk op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

45. hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

46. horecabedrijf:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

47. horecabedrijf categorie 1 (aanloopgericht horecabedrijf):

een horecabedrijf dat is gericht op het verstrekken van dranken en etenswaren aan met name bezoekers van overige centrumvoorzieningen, zoals coffeeshops, ijssalons, croissanterieën, en naar de aard daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;

48. horecabedrijf categorie 2 (restaurant):

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden;

49. horecabedrijf categorie 3 (logiesbedrijf):

een horecabedrijf dat is gericht op het verstrekken van logies en waarbij dranken en maaltijden hoofdzakelijk aan logiesgasten worden verstrekt;

50. horecabedrijf categorie 4 (cafetaria):

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van kleine etenswaren en niet-alcoholische dranken;

51. horecabedrijf categorie 5 (café of bar):

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van dranken;

52. horecabedrijf categorie 6 (bar-/dancing of discotheek):

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van dranken en dat tevens gelegenheid biedt tot dansen;

53. horecaterras:

een al dan niet overdekt terras, behorende bij een horecafunctie of een (zelfstandig) horecabedrijf;

54. individueel aaneengebouwd (hoofd)gebouw:

een (hoofd)gebouw, op een zodanige wijze aaneengebouwd, dat er sprake is van visueel zelfstandige bebouwing, tot uitdrukking komend in het onderling verschil in goothoogte, dakvorm en/of gevelbelijning;

55. jachthaven:

een haven met de daarbijbehorende grond waar overwegend gelegenheid wordt gegeven voor het aanleggen, afmeren of afgemeerd houden van recreatie- of pleziervaartuigen;

56. kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

57. kantine:

een ruimte waarin de bedrijfsuitoefening is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van maaltijden, eenvoudige etenswaren en dranken;

58. kap:

een dak met een zekere helling;

59. kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:

de in Bijlage 1 genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

60. klokgevel:

bijzondere buitenmuur van een gebouw, speciaal die aan de voorkant, zoals opgenomen in Bijlage 4;

61. kwetsbaar object:

een kwetsbaar object als bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen;

62. langskap:

een kap, waarvan de nokrichting overwegend evenwijdig loopt aan de lengte-as van de weg dan wel, bij het ontbreken daarvan, de waterloop waaraan wordt gebouwd, zoals bijgaand is afgebeeld;

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.055007-OH01_0003.gif"

63. maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

64. mansardekap:

een kap, zoals bijgaand is afgebeeld, waarbij het dakvlak bestaat uit twee vlakken die elkaar onder een stompe hoek ontmoeten;

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.055007-OH01_0004.jpg"

65. milieusituatie:

het begrip zoals omschreven in Bijlage 3;

66. muziekkoepel:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, van een demontabele constructie dat hoofdzakelijk wordt gebruikt ter ondersteuning van (culturele) manifestaties en evenementen;

67. ondergeschikte horeca:

een niet zelfstandige horecafunctie, welke ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de hoofdfunctie, welke binnen de bestemming is toegestaan;

68. peil:
  • a. indien op het land wordt gebouwd: de bouwhoogte van het maaiveld *);
  • b. indien in, op of over het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil;
*)   afbeelding "i_NL.IMRO.1900.055007-OH01_0005.png"  
69. permanente bewoning:

de bewoning als hoofdverblijf binnen de vaste woonplaats;

70. productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

71. prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

72. recreatie-appartement:

het geheel van bij elkaar behorende vertrekken dat zich als afzonderlijk gemeubileerde woongelegenheid in een groter gebouw bevindt, en dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;

73. recreatieve bewoning:

de bewoning die plaatsvindt in het kader van weekend- en/of verblijfsrecreatie;

74. restauratieve voorziening:

voorziening ten dienste van een bedrijf of instelling, gericht op het verstrekken van (eenvoudige) spijzen en dranken aan de reguliere gebruikers van dat bedrijf of die instelling, zoals een kantine of mensa;

75. schildkap:

een kap, zoals bijgaand is afgebeeld, waarbij het dak bestaat uit vier vlakken die elkaar in een nok(lijn) ontmoeten;

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.055007-OH01_0006.jpg"

76. seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden;

Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

77. sociale veiligheid:

het begrip zoals omschreven in Bijlage 3;

78. straat- en bebouwingsbeeld:

het begrip zoals omschreven in Bijlage 3;

79. supermarkt:

een gebouw of een ruimte in een gebouw, door zijn inrichting kennelijk bedoeld voor detailhandel in (hoofdzakelijk) een grote verscheidenheid aan levensmiddelen door middel van zelfbediening;

80. trapgevel:

bijzondere buitenmuur van een gebouw, speciaal die aan de voorkant, zoals opgenomen in Bijlage 4;

81. tuitgevel:

bijzondere buitenmuur van een gebouw, speciaal die aan de voorkant, zoals opgenomen in Bijlage 4;

82. verkeersveiligheid:

het begrip zoals omschreven in Bijlage 3;

83. volkstuin:

gronden waarop niet-bedrijfsmatige teelt van groenten en/of fruit en het kweken van siergewassen wordt uitgeoefend;

84. voorbouwgrens:
  • a. indien een bouwvlak is voorzien van de aanduiding “beschermde gevelwand klasse 1”, “beschermde gevelwand klasse 2” of “beschermde gevelwand klasse 3”: de met deze aanduiding samenvallende bouwgrens;
  • b. indien een bouwvlak niet is voorzien van de aanduiding “beschermde gevelwand klasse 1”, “beschermde gevelwand klasse 2” of “beschermde gevelwand klasse 3”: de naar de weg gekeerde bouwgrens of, indien het een bouwvlak betreft met meer dan één naar de weg gekeerde bouwgrens, de bouwgrens die door de ligging en/of de situatie ter plaatse als voorbouwgrens moet worden aangemerkt;
85. voorkeursgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

86. vrijstaand bijgebouw:

een niet met het (hoofd)gebouw verbonden gebouw, dat ruimtelijk ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste staat van dat (hoofd)gebouw;

87. vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

88. weg:

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheden;

89. woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

90. woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat met één of meer gemeenschappelijke toegangen en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

91. woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

92. woonsituatie:

het begrip zoals omschreven in Bijlage 3;

93. zadelkap:

een kap, zoals bijgaand is afgebeeld, waarbij het dak bestaat uit twee vlakken die elkaar in een nok(lijn) ontmoeten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.055007-OH01_0007.jpg"