direct naar inhoud van Artikel 3 Wonen - Aaneengebouwd
Plan: Het Kerspel 14-16
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1896.BP0042-VS01

Artikel 3 Wonen - Aaneengebouwd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Aaneengebouwd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in de vorm van aaneengebouwde woningen;
  • b. tuinen, erven en groenvoorzieningen;
  • c. de uitoefening van een beroep aan huis.
3.2 Bouwregels

Ter plaatse van de binnen de bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

3.2.1 Hoofdgebouwen

Ten aanzien van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. half vrijstaande woningen en twee-onder-één-kap woningen dienen minimaal 3 m uit de zijdelingse bouwperceelgrens te worden gebouwd dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' mag de goothoogte niet meer bedragen dan is aangegeven.
3.2.2 Bijgebouwenregeling

Ten aanzien van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bij ieder hoofdgebouw zijn, op een afstand van minimaal 3 m achter (het denkbeeldig verlengde van) de voorgevel van dat hoofdgebouw, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan;
  • b. de bijgebouwen dienen minimaal 1 m uit de zijdelingse bouwperceelgrens te worden gebouwd of op de zijdelingse bouwperceelgrens;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw mag maximaal 20 m² bedragen;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c mag de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw maximaal 60 m² bedragen, mits niet meer dan 50 % van het zij- en achtererf van dat hoofdgebouw wordt bebouwd;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder c mag de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij halfvrijstaande of twee-onder-een-kap woningen maximaal 70 m² bedragen, mits niet meer dan 50 % van het zij- en achtererf van dat hoofdgebouw wordt bebouwd;
  • f. bijgebouwen binnen het bouwvlak worden niet meegerekend in de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw;
  • g. de goothoogte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag maximaal de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedragen, vermeerderd met 0,25 m;
  • h. de bouwhoogte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag nooit meer bedragen dan 1,5 m lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • i. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 3 m respectievelijk 5 m bedragen;
  • j. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag bedragen:
    • 1. maximaal 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voorzover gelegen voor de (verlengde van de) naar de weg gekeerde gevel;
    • 2. maximaal 2 m voor overige erf- en terreinafscheidingen;
    • 3. maximaal 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.2.2 sub a en toestaan dat een aanbouw, uitbouw of bijgebouw tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gebouwd.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Beroep aan huis

Ten aanzien van een beroep aan huis gelden de volgende specifiek gebruiksregels:

  • a. de voor de beroepsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 1/3 van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de bijgebouwen beslaan met een maximum van 100 m2;
  • b. het beroep moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
  • c. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
  • d. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;
  • e. er mag geen onevenredige milieu- of verkeershinder ontstaan;
  • f. de activiteiten mogen niet vergunningsplichtig zijn op grond van artikel 2.1 onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • g. reclame- en naamborden worden getoetst in het kader van de welstand.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Bedrijf aan huis

Ten aanzien van een beroep aan huis gelden de volgende specifiek gebruiksregels:

  • a. de voor de beroepsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 1/3 van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de bijgebouwen beslaan met een maximum van 100 m2;
  • b. het beroep moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
  • c. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
  • d. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;
  • e. er mag geen onevenredige milieu- of verkeershinder ontstaan;
  • f. de activiteiten mogen niet vergunningsplichtig zijn op grond van artikel 2.1 onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • g. reclame- en naamborden worden getoetst in het kader van de welstand.