direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Winschoten-Parkwijk, Bloemenbuurt, Zeeheldenbuurt en Stadspark
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1895.08BP0001-0401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De bestemmingsplannen voor de woonwijken Parkwijk, Bloemenbuurt en Zeeheldenbuurt en het Stadspark in Winschoten zijn aan actualisatie toe. Voor delen van het plangebied gelden verouderde bestemmingsplannen. Met de herziening van de geldende plannen en de niet meer geldende plannen ontstaat voor de drie buurten en het Stadspark een eenduidige en actuele regeling. Er bevinden zich vooral veel woningen in de buurten met hier en daar wat andere functies, zoals scholen en winkels. In het stadspark bevindt zich een rosarium (een rozentuin).

1.2 Plangebied

Het plangebied omvat drie woonbuurten en het Stadspark, alle gelegen aan de noordzijde van Winschoten. Grofweg beslaat het plangebied het gebied tussen het centrum van Winschoten en de A7. Bijgaande luchtfoto geeft de indicatieve ligging van het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1895.08BP0001-0401_0001.jpg"

Figuur: luchtfoto plangebied (indicatief) (Bron: Bing maps)

afbeelding "i_NL.IMRO.1895.08BP0001-0401_0002.jpg"

Figuur: ligging plangebied

1.3 Vigerende plannen

Voor het plangebied van dit bestemmingsplan zijn de volgende plannen vigerend:

  • Uitbreidingsplan in onderdelen 'Stadspark' (vastgesteld op 11 juni 1958, goedgekeurd op 24 april 1959), vervallen op 1 juli 2013
  • Bestemmingsplan Noord (vastgesteld op 26 augustus 1970, goedgekeurd op 5 oktober 1971)
  • Bestemmingsplan Noord 1970 Herziening 1981 (vastgesteld op 27 januari 1982, goedgekeurd op 15 juni 1982)
  • Bestemmingsplan Rondweg Oost 1983 (vastgesteld op 5 januari 1984 en goedgekeurd op 5 februari 1985)
  • Bestemmingsplan Parkwijk, Winschoten (vastgesteld op 21 februari 2007, goedgekeurd op 25 september 2007)
  • Bestemmingsplan Zeeheldenbuurt - Bloemenbuurt, Winschoten (vastgesteld op 25 september 2008, goedgekeurd op 31 maart 2009)
  • Bestemmingsplan Zeeheldenbuurt - Driever's Dale (vastgesteld op 15 december 2010)
  • Bestemmingsplan Parkwijk - Driever's Dale (vastgesteld op 15 december 2010)
  • Bestemmingsplan Zeeheldenbuurt - Bloemenbuurt, Hortensiastraat 1 (vastgesteld op 25 mei 2011)
  • Bestemmingsplan Parkwijk - de Burcht (vastgesteld op 16 november 2015).

Met de herziening van de geldende plannen en de niet meer geldende plannen ontstaat voor de drie buurten en het Stadspark een eenduidige en actuele regeling.

1.4 Leeswijzer

In deze toelichting wordt ingegaan op de achtergronden van en de uitgangspunten voor dit nieuwe bestemmingsplan. Na deze inleiding (hoofdstuk 1) wordt ingegaan op de volgende onderwerpen:

  • het rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid als kader voor dit bestemmingsplan (hoofdstuk 2);
  • de randvoorwaarden vanuit het milieu-, water- en omgevingsbeleid (hoofdstuk 3);
  • een beschrijving van de bestaande situatie (hoofdstuk 4);
  • een beschrijving van de planuitgangspunten (hoofdstuk 5);
  • een toelichting op de bestemmingen (hoofdstuk 6);
  • een beschrijving van de uitvoerbaarheidsaspecten (hoofdstuk 7).

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals de Nota Ruimte, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland. Het Rijk decentraliseert de ruimtelijke ordening naar provincies en gemeenten. Zaken van nationaal belang blijven bij het Rijk. Deze zijn verwoord in het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening.

Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (BARRO)

Het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (BARRO) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het BARRO stelt regels over de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Het betreft de volgende belangen:

  • 1. Rijksvaarwegen
  • 2. Mainportontwikkeling Rotterdam
  • 3. Kustfundament
  • 4. Grote rivieren
  • 5. Waddenzee en waddengebied
  • 6. Defensie
  • 7. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen
  • 8. Elektriciteitsvoorziening
  • 9. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen
  • 10. Ecologische hoofdstructuur
  • 11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament
  • 12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte)
  • 13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Met het voorliggende bestemmingsplan zijn geen rijksbelangen in het geding.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Voor de ruimtelijke ontwikkeling van stedelijke functies gaat de SVIR uit van de Ladder voor duurzame verstedelijking. De “Ladder voor duurzame verstedelijking” is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6. lid 2 Bro). Deze Ladder is bedoeld om zuinig om te gaan met de beschikbare ruimte, de behoefte goed in beeld te brengen en deze regionaal af te wegen.

Op 1 juli 2017 is een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening in werking getreden

waarbij een nieuwe Laddersystematiek gaat gelden. De ladder bestaat uit de volgende twee treden:

  • er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte;
  • indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.

De Ladder is van toepassing op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. De definitie hiervan is weergegeven in artikel 1.1.1 lid 1 onder i Bro: een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Onder 'andere stedelijke voorzieningen' vallen sociale en culturele voorzieningen en voorzieningen in het onderwijs.

Aangezien het hier om een conserverend plan gaat waar vrijwel uitsluitend kleine, veelal perceelsgebonden ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, is de Ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie provincie Groningen 2016-2020

Het provinciaal ruimtelijk beleid is verwoord in de Omgevingsvisie provincie Groningen 2016-2020. De Omgevingsvisie bevat de integrale lange termijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving. Uit deze Omgevingsvisie vloeien richtlijnen en voorschriften voort, die zijn vastgelegd in de provinciale Omgevingsverordening. Hiermee werkt het omgevingsbeleid (ruimtelijke ordening, water, mobiliteit en milieu) door in plannen van gemeenten en waterschappen.

De provincie wil stedelijke ontwikkelingen zo veel mogelijk laten plaatsvinden binnen bestaand stedelijk gebied, omdat de provincie het grote contrast tussen het stedelijk gebied en het buitengebied, dat zo bepalend is voor de identiteit van de provincie, wil behouden en versterken. Dit in lijn met de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.

Er wordt gericht beleid gevoerd op de leefbaarheid: van de kleine dorpen tot de stedelijke kernen. Met een aantrekkelijke leefomgeving, snel internet en goede bereikbaarheid moeten zowel de stedelijke kernen als de dorpen leefbaar blijven. Veel aandacht wordt gegeven aan dorpen en de bereikbaarheid van voorzieningen. De provincie ondersteunt en biedt veel ruimte aan ontwikkelingen van onderop om de leefbaarheid en sociale cohesie in de provincie te versterken. Deze complexe vraagstukken, in de dorpen en de steden, vragen om maatwerk: een gezamenlijke aanpak van gemeenten, woningbouwcorporaties, diverse andere organisaties en burgers. Bij de stedelijke kernen richt de provincie zich op het in stand houden en versterken van de sterke regionale functie van deze kernen.

2.2.2 Omgevingsverordening provincie Groningen

Ter uitvoering van het beleid uit de Omgevingsvisie hebben Provinciale Staten op 1 juni 2016 de provinciale Omgevingsverordening vastgesteld. De verordening bevat onder meer algemene regels omtrent de inhoud van bestemmingsplannen en de daarbij behorende toelichting. Deze regels moeten bewerkstelligen dat provinciale ruimtelijke belangen doorwerken op het lokale niveau. Dat betekent dat gemeenten zich bij het opstellen van (nieuwe) bestemmingsplannen moeten houden aan de bij de provinciale verordening gestelde regels. Specifiek voor dit plan zijn de volgende onderwerpen van belang:

Bescherming landschap en kernkarakteristieken: Glaciale ruggen (Artikel 2.57.1)

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de op glaciale ruggen stelt regels gericht op bescherming van het reliëf en de herkenbaarheid daarvan. Voor deelgebied Parkwijk is voor een klein gedeelte kaart 7 'Landschap' van toepassing voor wat betreft het voorkomen van glaciale ruggen.

Ter bescherming van het daar voorkomende reliëf is de dubbelbestemming Waarde - Glaciale rug opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1895.08BP0001-0401_0003.jpg"

Fragment kaart 7 Landschap: glaciale ruggen (Bron: Omgevingsverordening Provincie Groningen)

Veiligheidszone 2, invloedsgebied provinciale wegen. Artikel 2. 23. 2

Ook is voor deelgebied Parkwijk van toepassing kaart 3 'Veiligheid en milieu', voor wat betreft veiligheidszone 2, invloedsgebied provinciale wegen. Deze zone heeft te maken met het transport van gevaarlijke stoffen over provinciale wegen. Artikel 2. 23. 2 geeft aan dat de toelichting op een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de op kaart 3 aangegeven ‘veiligheidszone 2 invloedsgebied provinciale wegen' een nadere verantwoording van het groepsrisico bevat en inzicht biedt in de manier waarop rekening is gehouden met het advies van de Veiligheidsregio Groningen. Onder voorwaarden kan worden volstaan met een beperkte groepsrisico verantwoording. Wanneer geen nadere verantwoording van het groepsrisico in de toelichting op het bestemmingsplan wordt opgenomen, wordt in de toelichting op het bestemmingsplan de reden daarvan aangegeven.

Binnen het plangebied komen zones langs provinciale wegen voor in verband met plaatsgebonden risico (PR max) provinciale wegen. Het gaat om veiligheidszone 2 invloedsgebied provinciale wegen. Zie onderstaande figuur. ‘Veiligheidszone 2 invloedsgebied provinciale wegen' bevat een nadere verantwoording van het groepsrisico en biedt inzicht in de manier waarop rekening is gehouden met het advies van de Veiligheidsregio Groningen. Het plan voorziet in een beschermende regeling voor de zones langs de weg. Hiertoe is in dit bestemmingsplan een speciale regeling opgenomen (namelijk de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - 30 meterzone Provinciaal Basisnet Groningen').

afbeelding "i_NL.IMRO.1895.08BP0001-0401_0004.jpg"

Figuur: veiligheidszone 2 invloedsgebied provinciale wegen (roze) (bron: Verordening Groningen 2016)

Bescherming van natuur en bos

Voor het deelgebied 'Stadspark' is van toepassing:

Artikel 2.47 Bos- en natuurgebieden buiten het Natuur Netwerk Nederland: Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden die deel uitmaken van de op kaart 6 aangegeven 'bos- en natuurgebieden buiten het Natuurnetwerk Nederland', voorziet niet in wijziging van de bestemming of wijziging van de regels voor het gebruik van de grond, als door die wijziging significant afbreuk wordt gedaan aan het areaal van de gronden die tot het bos- of natuurgebied behoren of aan de actuele natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het bos- of natuurgebied.

Ook artikel 2.45.1 is van toepassing: Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden die deel uitmaken van het 'NNN-natuurgebieden', of van het 'NNN-Natuur aanpassingsgebied' aangegeven op kaart 6, voorziet niet in wijziging van de bestemming of van de regels voor het gebruik van de grond, als die wijziging per saldo leidt tot een significante aantasting van het areaal van de gronden die tot het Natuurnetwerk Nederland – natuurgebieden behoren, of tot een significante aantasting van de bij de verordening behorende bijlage 2 beschreven wezenlijke kenmerken en waarden van deze gronden.

Vertaling naar bestemmingsplan: zowel de gronden die binnen het NNN zijn als de gronden die buiten het NNN zijn gelegen zijn onder de bestemming 'Natuur ' gebracht. Er is -ter bescherming van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het gebied- een omgevingsvergunningenstelsel voor het uitvoeren van werk of werkzaamheden opgenomen binnen de bestemmingen 'Natuur' .

afbeelding "i_NL.IMRO.1895.08BP0001-0401_0005.jpg"

Figuur: Fragment kaart 6 (Natuur) Omgevingsverordening Groningen, 2016

2.3 Gemeentelijk beleid

2.3.1 Omgevingsvisie

Ter voorbereiding op de nieuwe Omgevingswet die, naar alle waarschijnlijkheid, in 2021 ingaat, heeft de gemeente een omgevingsvisie opgesteld. De omgevingsvisie is op 30 oktober 2017 door de raad vastgesteld. De gemeente Oldambt heeft daarmee een visie voor de lange termijn en voor de gehele fysieke leefomgeving opgesteld. In de omgevingsvisie staat hoe de gemeente over de toekomst van Oldambt denkt en welke koers men wil volgen met elkaar.

De thema’s ruimte, water, milieu, natuur, landschap, verkeer en vervoer, infrastructuur en cultureel erfgoed worden opgenomen in de visie. De visie zal gebiedsgericht opgezet worden en onderscheidt in hoofdzaak de volgende vier gebieden, namelijk:

  • Blauwestad
  • Woonwijken
  • Buitengebied
  • Bedrijventerreinen

De omgevingsvisie wordt uitgewerkt in een omgevingsplan en één of meerdere programma’s. De omgevingsvisie is dus richtinggevend bij de omgevingsplannen en programma’s die voor een gebied worden gemaakt. Inwoners en ondernemers zijn niet direct gebonden aan de inhoud van de omgevingsvisie, maar krijgen er wel indirect mee te maken via een omgevingsplan.

2.3.2 Toekomstvisie Oldambt

Oldambt heeft een toekomstvisie, genaamd Grenzeloos Goud. De belangrijkste functie van de visie is bewustwording. Bewustwording van de kwaliteiten, kracht en energie van de jonge gemeente Oldambt. De Toekomstvisie geeft aan wat Oldambt is, wat de mensen willen en waar de nieuwe gemeente voor gaat. De opzet van de toekomstvisie is als volgt:

  • Inventarisatie: wat is Oldambt nu?
  • Analyse
  • Visie
  • Strategie

In de visie wordt het huidige profiel weergegeven en aangeven waar de gemeente naar toe wil:

  • een gemeente met een zelfstandig en zelfbewust imago;
  • een b(l)oeiende watercultuur;
  • een gemeente met een toegankelijk en gezond gebied;
  • de ‘noordelijke tuin’ en een plek van bijkomen;
  • een schakel in groene kustgemeenten;
  • een herkenbare oorspronkelijkheid in stad en land met een robuuste natuur;
  • stadskracht en sterke dorpen/dorpslinten;
  • sociaal innovatief, zorgzaam en veilig;
  • regionale woonkwaliteit;
  • dynamische starters en pionierseconomie;
  • een levendig, eigenwijs cultuur- en kunstaanbod.

De hieruit voortvloeiende ambities zijn: de jongste watergemeente, een eigentijdse ‘graanrepubliek’ en ruimte voor pionieren (gezondheid en recreatie).

De toekomstvisie bevat geen concrete aanknopingspunten voor het bestemmingsplan Parkwijk, Bloemenbuurt, Zeeheldenbuurt en Stadspark in Winschoten.

2.3.3 Woonvisie Oldambt

Oldambt biedt een aantrekkelijk woon- en leefklimaat voor alle typen huishoudens. Daaraan wil de gemeente met de Woonvisie 2015 - 2020 (oktober 2015) een verdere bijdrage leveren. De nadruk ligt op het vergroten van de aantrekkelijkheid van de bestaande woningvoorraad en woonomgeving voor bewoners en nieuwe inwoners.

Eén van de belangrijkste kaders betreft de Regionale Prestatieafspraken Oost-Groningen. Dit regionale document bevat de ‘stippen op de horizon’ waar de regiogemeenten de komende jaren naar toe willen. Een aantal van die stippen dienen echter op lokaal niveau te worden uitgewerkt of zelfs te worden aangepast. In de woonvisie wordt aangegeven wat er aan de hand is, waar de gemeente naar streeft, wat men wil bereiken, wat de gemeente daarvoor gaat doen (gemeentelijke acties en speerpunten) en wat de gemeente verwacht van zijn partners. Belangrijke onderwerpen zijn onder andere:

  • Begeleiden effecten van bevolkingsdaling voor het wonen en de woonomgeving;
  • Samenwerken met regiogemeenten en maatschappelijke instellingen om ontwikkelingen, waarmee de gemeente in krimpgebied te maken hebben, vorm te geven;
  • Vroegtijdig betrekken en informeren van bewoners en -organisaties en belangenverenigingen bij ontwikkelingen;
  • Stimuleren en faciliteren van bewonersinitiatief;
  • Goede en blijvende afstemming van wonen, zorg en welzijn;
  • Voldoende goedkope, betaalbare en passende woningen zowel in de huur als koop;
  • Voldoende geschikte woningen voor mensen met een zorgvraag/beperking;
  • Er zijn voldoende ontmoetingsplaatsen, waar de afstanden te groot zijn moet bereikbaarheid worden georganiseerd;
  • Niet toevoegen van extra woningen. Focus ligt op vervanging en renovatie (kwaliteitsverbetering);
  • De corporaties investeren gericht en bouwen levensloopbestendig;
  • Aardbevingsproblematiek vraagt om samenwerking en afstemming met bewoners en instellingen;
  • Stimuleren van energiebesparende maatregelen;
  • Realiseren van het wonen boven winkels;
  • Herinvulling openbare ruimte levert een bijdrage aan geborgenheid, sociale veiligheid en verkeersveiligheid;
  • Overleg met aanbieder openbaar vervoer over verbinding van kleine(re) dorpen met grote(re) dorpen;
  • In samenwerking met corporaties invulling geven aan de verhoogde taakstelling voor het opvangen van asielzoekers.

In de woonvisie wordt uitgebreid ingegaan op de scheiding tussen wonen en zorg. Het scheiden van wonen en zorg heeft gevolgen voor de woningmarkt. Met een aantal maatschappelijke en zorginstellingen die actief zijn in de gemeente Oldambt is gesproken over deze gevolgen. Een van de gevolgen van de wijzigingen in de zorg betreft de vraag naar herontwikkeling/herpositionering van verzorgingshuizen. Voor intramurale huisvesting komen alleen nog de ZZP 5 of hoger voor in aanmerking. Er ontstaat een overaanbod aan deze huisvesting. Dit terwijl de behoefte naar zorgwonen in het algemeen niet afneemt. Dit vraagt om een andere blik op bestaande verzorgingshuizen.

Voor dit bestemmingsplan vertaalt bovenstaande zich als volgt: de zorginstelling binnen het plangebied (Oosterlengte, locatie de Wold-Rank) is onder de bestemming 'Wonen - 6' gebracht. Binnen deze bestemming zijn niet-zelfstandige wooneenheden mogelijk in combinatie met gemeenschappelijke en/of zorggerelateerde voorzieningen. Op deze wijze is geanticipeerd op het nieuwe beleid aangaande de scheiding tussen wonen en zorg.

Mantelzorgwoningen

Per 1 november 2014 zijn voor mantelzorgwoningen de regels veranderd. Een mantelzorgwoning is een aan-of bijgebouwde woning bij een bestaande hoofdwoning. Het moet bij de woning wel gaan om een voorziening voor een hulpbehoevende die vanuit de hoofdwoning mantelzorg krijgt. Andersom mag ook: in dat geval bevindt de hulpbehoevende zich in de hoofdwoning en woont de mantelzorger in de mantelzorgwoning. Het hoeft niet per se te gaan om ouders of een ander familielid. Hier kan worden opgemerkt dat de gemeente Oldambt een verklaring van een huisarts of wijkverpleegkundige verlangt. Een mantelzorgwoning kan vergunningsvrij worden gebouwd indien dit plaats vindt in het achtererfgebied en deze niet hoger wordt dan 5 meter. Die woning wordt gelijkgesteld met een schuur of garage, waarvoor ook geen vergunning hoeft te worden aangevraagd. Wanneer geen mantelzorg meer wordt verleend, mag deze aangebouwde woning niet meer worden bewoond.

Aangezien de regels voor vergunningvrij bouwen voldoende in deze behoefte voorzien is in de regels van dit bestemmingsplan geen aanvullende regeling met betrekking tot mantelzorgwoningen opgenomen.

2.3.4 Beleidsplan Recreatie,Toerisme en Evenementen Gemeente Oldambt

Recreatie, toerisme en evenementen zijn belangrijk voor de gemeente. Ze zorgen voor levendigheid, leefbaarheid, economische impulsen en werkgelegenheid. De gemeente wil de mogelijkheden voor recreatie en toerisme optimaal benutten en versterken. In deze nota is de visie hierop verwoord alsmede de wijze waarop de gemeente dit wil realiseren.

Het beleidsplan Recreatie,Toerisme en Evenementen onderstreept het belang van evenementen. De uitgangspunten voor de evenementenregeling zoals opgenomen in Bijlage 1 Evenementen sluiten hier op aan.

2.3.5 Gemeentelijk Verkeer en Vervoer Plan (GVVP) 2011

Het doel van het gemeentelijk verkeer- en vervoersbeleid is het realiseren van een verkeer-en vervoerssysteem waarmee de verkeersveiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid van de gemeente Oldambt zo goed mogelijk is. Om te kunnen bepalen welke verkeersmaatregelen de komende jaren genomen moeten worden om te voldoen aan bovenstaand ambitieniveau is het noodzakelijk te beschikken over een visie op verkeer & vervoer in de gemeente Oldambt. Het GVVP beschrijft deze visie. Het Gemeentelijk Verkeer en Vervoer Plan (GVVP) van Oldambt werd in 2011 vastgesteld door de gemeenteraad.

Een duurzaam veilig wegennet begint met een visie op het wegennet. De volgende uitgangspunten worden gehanteerd bij het benoemen van een weg: welke functie heeft de weg en welke wegtypes zijn er binnen en buiten de bebouwde kom? Het landelijke programma Duurzaam Veilig kent binnen de categorisering van wegen binnen de bebouwde kom de volgende inrichtingskenmerken:

  • Gebiedsontsluitingswegen. Dit zijn over het algemeen wegen waar zowel de doorstroming als het uitwisselen van verkeer naar woongebieden plaatsvindt. Op deze wegen geldt een snelheidslimiet van 50 km. / uur. Landbouwverkeer mag van deze wegen gebruik maken. Langzaam verkeer heeft de beschikking over een rode suggestiestrook, fietsstrook of een vrijliggend fietspad;
  • Erftoegangswegen. Op deze wegen heeft de verblijfsfunctie de hoogste prioriteit. Het gaat hierbij om wegen in woongebieden. Van deze wegen maakt gemengd verkeer (dus ook langzaam verkeer en landbouwverkeer) gebruik. Op de ze wegen geldt een snelheidslimiet van 30 km. / uur.

Woonwijken

In de woonwijken staat de kwaliteit van het woon- en leefmilieu centraal. Dit betekent dat er veel aandacht is voor verkeersveiligheid en beperking van verkeershinder, onder meer via realisatie van verblijfsgebieden in de vorm van 30 km zones. Een goede bereikbaarheid per auto, fiets en openbaar vervoer is belangrijk. Woonwijken moeten met de auto goed bereikbaar zijn en bewoners moeten hun auto ook kunnen parkeren. Voor het openbaar vervoer geldt dat er op loop-/fietsafstand (ca. 1 km) een bushalte aanwezig is, vanwaar men een bus richting het centrum/station kan nemen. Een netwerk van fietsroutes zorgt voor een snelle, veilige en directe verbinding met belangrijke voorzieningen, zoals het centrum.

Evaluatie Gemeentelijk Verkeer en Vervoer Plan

Onderdeel van het GVVP is een meerjarig actieplan op basis waarvan concrete maatregelen worden uitgevoerd. Het GVVP is in juli 2016 geëvalueerd. De redenen om het GVVP te evalueren en dit te actualiseren waren:

  • 1. de uitvoering van het huidige actieplan dat eind 2016 werd afgerond;
  • 2. de Omgevingsvisie Oldambt wordt in de tweede helft van 2016 opgesteld. De strategische doelen van het GVVP maken daarvan integraal onderdeel uit;
  • 3. tijdens de evaluatie zijn de beleidsuitgangspunten van het GVVP nog eens kritisch tegen het licht gehouden en daar waar nodig bijgesteld.

De uitkomsten van de evaluatie moeten leiden tot het formuleren van nieuw verkeer- en vervoerbeleid dat vervolgens in de gemeentelijke Omgevingsvisie wordt opgenomen.

Voor het bestemmingsplan heeft het GVVP een doorwerking gekregen als het gaat om de toedeling van de verkeersbestemmingen. De doorgaande verkeersvoorzieningen zijn onder de bestemming 'Verkeer' gebracht. De ontsluitingswegen en woonstraten met een beperkte verkeersfunctie zijn onder de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' geregeld.

2.3.6 Beeldkwaliteit gebouwde omgeving

De welstandsnota van de gemeente Oldambt (21 maart 2013) bevat het welstandsbeleid voor de gemeente Oldambt. Met de nota worden een goed beheer en een goede ontwikkeling van de gebouwde ruimte van de gemeente beoogd. De welstandsnota maakt op een inzichtelijke manier de welstandseisen duidelijk voor aanvragers van een vergunning, de architect/aannemer, de omwonenden en de welstandscommissie. Met de welstandsnota is voor alle partijen, vooraf al tijdens het vooroverleg met de gemeente en dus bij het begin van het bouwproces, duidelijk aan welke criteria een bouwwerk moet voldoen. Het doel van de welstandsnota is een bijdrage leveren aan het behouden en versterken van beeldkwaliteit.

De volgende deelgebieden komen binnen het plangebied van dit bestemmingsplan voor:

  • stedelijk lint (6)
  • naoorlogs gepland projectmatig (12)
  • naoorlogs gepland particulier (13)
  • losstaande gebouwen in het groen (14)
  • vlakvormig restgebied (21, Stadspark)
  • herstructureringsgebieden / ontwikkelingsgebieden (Parkwijk de Burcht, 24).

Wat betreft de verhouding tussen bestemmingsplan en welstandsnota: de ruimtelijke relevante zaken voor de inrichting van het plangebied zijn in dit bestemmingsplan vastgelegd. Het gaat hierbij vooral om de ruimtelijke hoofdvorm van gebouwen. De welstandshalve aspecten (als kleurstelling, erfafscheidingen, oriëntatie van woningen, inrichting van de openbare ruimte, e.d.) worden op grond van het welstandsbeleid beoordeeld.

2.3.7 Actieprogramma 'Versterking binnenstad Winschoten'

Het actieprogramma ‘Versterking binnenstad Winschoten’ zorgt voor een brede aanpak van het centrumgebied. Winschoten moet klaar worden gestoomd voor de komende 50 jaar. Gemeente, provincie ondernemers en vastgoedeigenaren slaan de handen ineen om dit te realiseren. Ondernemers en vastgoedeigenaren krijgen een actieve rol in onder meer de bestrijding van de leegstand en de aansluiting op de digitale ontwikkelingen. Daarnaast is een grote rol weggelegd voor het vermarkten van de binnenstad van Winschoten, waarbij vooral wordt ingezet op ‘beleving’.

Concrete uitvloeisels van het actieprogramma zijn de reconstructie van het Oldambtplein, restauratie van het stationsgebouw, herinrichting van de LTS-locatie en Winschoten24: het nieuwe winkelen. Maar ook de bouw van Cultuurhuis De Klinker draagt bij aan een sterkere Winschoter binnenstad. Ook de Leegstandsverordening en de Stimuleringsregeling bieden een belangrijke stimulans voor de gebiedsontwikkeling.

Het Actieprogramma maakt onderdeel uit van het actieprogramma 'Werk, Energie en Leefbaarheid' waarmee de provincie een extra impuls wil geven aan de ruimtelijke en economische ontwikkeling van Noord (Oost) Groningen. In het actieprogramma werken gemeente, provincie, ondernemers en vastgoedeigenaren samen aan een binnenstad die klopt, voor de komende 50 jaar.

2.3.8 Blauwe Loper

Winschoten en Blauwestad liggen op een steenworp afstand van elkaar, maar voor fietsers en voetgangers is er nu geen directe verbinding tussen beide kernen. Op dit moment worden de beide kernen gescheiden door de A7, het Oldambtmeer en het Winschoterdiep. De provincie Groningen, de gemeente Oldambt en projectbureau Blauwestad willen het centrum van Winschoten en Blauwestad met elkaar verbinden door een brug voor fietsers en voetgangers aan te leggen: de Blauwe Loper. Zie ook paragraaf 5.1.6 De Blauwe loper.

2.3.9 Beleidsnotitie zonne-energie

In deze beleidsnotitie worden vuistregels gegeven zodat zonnepanelen op een zorgvuldige wijze met respect voor het Oldambster landschap en de Oldambster bebouwingskarakteristieken geplaatst kunnen worden. Deel één van de notitie geeft de mogelijkheden voor het realiseren van zonnepanelen op daken en voor grondopstellingen wanneer het niet mogelijk is om zonnepanelen op daken te plaatsen. Deel twee van deze notitie geeft richtlijnen voor het plaatsen van zonnepanelen in beschermde dorpsgezichten en op rijks- en gemeentelijke monumenten.

De bestemmingsplannen die door de gemeenteraad zijn vastgesteld zeggen niets over zonne-energie. Bedrijfsmatige opwekking van zonne-energie is op dit moment in onze gemeente niet mogelijk. Zonne-energie opwekken mag alleen voor eigen gebruik en beperkte teruglevering aan het net is mogelijk. De landelijke wetgeving heeft bepaald dat zonnepanelen op daken veelal vergunningsvrij geplaatst kunnen worden. Dit beleid geldt alleen voor niet-monumenten en voor percelen die niet in een beschermd dorpsgezicht liggen. Grondopstellingen van zonnepanelen zijn niet vergunningsvrij.

  • 1. Voorkeur: op daken, vergunningsvrij

Het heeft de voorkeur zonnepanelen op daken te plaatsen, om daarmee zo weinig mogelijk tuin of landschap qua oppervlak te verstedelijken. Voor plaatsing op daken geldt dat het initiatief in het algemeen vergunningsvrij is.

2. Geen dakopstelling mogelijk dan grondopstelling binnen woonbestemming voor eigen gebruik

In sommige gevallen is het niet mogelijk zonnepanelen op daken te plaatsen. Dan behoort een grondopstelling tot de mogelijkheden. Via een ontheffing van het bestemmingsplan kan -onder voorwaarden- een tijdelijke vergunning worden verleend voor maximaal 30 jaar.

3. Grondopstelling binnen (agrarische) bedrijfskavel voor eigen gebruik

(Agrarische) bedrijven hebben voor eigen gebruik meer energie nodig dan een woonhuis. (Agrarische) bedrijven kunnen energie ten behoeve van hun bedrijf opwekken door het plaatsen van zonnepanelen. Plaatsing op daken van (agrarische) bedrijfspanden heeft de voorkeur. Als dat niet mogelijk is, is een grondopstelling mogelijk. Via een tijdelijke ontheffing kan hieraan medewerking worden verleend. Hiervoor geldt de maatwerkmethode.

4. Grondopstelling binnen of direct aansluitend aan stedelijk gebied; niet alleen voor eigen gebruik

Een opstelling van zonnepanelen tot 200 m² is passend binnen een woonbestemming. Een oppervlakte van meer dan 200 m² wordt gezien als bedrijfsmatig gebruik en is veelal in strijd met het bestemmingsplan. Percelen zullen veelal bestemd zijn voor 'wonen' of 'agrarisch'. Een zonnepark groter dan 200 m² past niet binnen deze bestemming. Voor een dergelijk gebruik moet het bestemmingsplan de mogelijkheden bieden. Er kan -onder voorwaarden- een tijdelijke ontheffing worden verleend van het bestemmingsplan.

5. Grondopstelling in het buitengebied groter dan 10.000 m²

Een grondopstelling in het buitengebied groter dan 10.000 m² moet volgens de provinciale omgevingsverordening via de maatwerk methode onder begeleiding van een bij de provincie werkzame deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur. Ook vanuit de gemeente wordt bij verzoeken om een dergelijk groot zonnepark gekeken naar de geschiktheid van de locatie. Per geval zal een verzoek voor een groter zonnepark dan 10.000 m² beoordeeld worden. In de omgevingsvisie wordt dit onderwerp nader uitgewerkt.

In dit bestemmingsplan is ten behoeve van bovenstaande een afwijkingsbevoegdheid opgenomen in de regels van de bestemming 'Wonen'. Met deze afwijkingsbevoegdheid is het mogelijk om zonnepanelen in een grondopstelling te plaatsen. Hierbij is ten behoeve van de afwegingscriteria aangesloten op de voorwaarden, zoals genoemd in de Beleidsnotitie zonne-energie. Zo mag de omvang van het zonnepark niet groter zijn dan 200 m2 en wordt een landschappelijke inpassing/tuinplan bij de plannen toegevoegd. Het bouwperceel bij een woning inclusief de oppervlakte van de woning en bijgebouwen, mag voor maximaal 50% worden gebruikt voor zonnepanelen. De bouwhoogte van de zonnepanelen is maximaal 1,5 meter.

Deel 2 van de beleidsnotitie gaat in op zonnepanelen binnen een beschermd dorpsgezicht, rijks- en gemeentelijke monumenten. Voor panden in een beschermd dorpsgezicht en op rijks- en gemeentelijke monumenten is het plaatsen van zonnepanelen niet vergunningsvrij. Steeds meer eigenaren en huurders van gebouwen wekken hun energie op met de zon. Om een juiste balans te vinden tussen de wensen van eigenaren en het openbare belang (behoud van monumenten / beschermde dorpsgezichten), maar ook het grote maatschappelijke belang van de productie van duurzame energie, zijn deze richtlijnen opgesteld. De belangrijkste voorwaarde hiervoor is dat de installatie vanuit het openbaar gebied niet of nauwelijks zichtbaar is.

Bij panden gelegen in een beschermd dorpsgezicht (niet van toepassing op plangebied van dit bestemmingsplan) en rijks- en gemeentelijke monumenten weegt de zichtbaarheid van de panden vanuit de openbare ruimte en de inpassing ervan aan de architectuur van het pand zwaarder dan de optimale plaatsing van de panelen. Mogelijk kan dit tot gevolg hebben dat het rendement ervan minder hoog is omdat deze niet optimaal op de zon zijn georiënteerd.

De betreffende richtlijnen zijn:

  • 1. voorkeur gaat uit naar plaatsing op de grond, op het achtererf.
  • 2. Indien plaatsing op de grond niet mogelijk is, wordt gekeken naar een dak opstelling. In beginsel niet op of aan het hoofdgebouw, plaatsing op een ondergeschikt plat dak of bijgebouw heeft de voorkeur boven plaatsing op een schuin dakvlak van de hoofdkap. Is dit niet mogelijk dan moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Zo mogen zonnepanelen niet worden geplaatst op het dakvlak dat is gekeerd naar het openbaar gebied. Ook moeten zonnepanelen niet / zo min mogelijk zichtbaar zijn vanuit het openbare gebied (straatniveau).
2.3.10 Evenementenbeleid

Jaarlijks vinden in de gemeente Oldambt diverse evenementen plaats. Lange tijd waren evenementen het domein van de APV. Sinds enige tijd wijst de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de noodzaak om ruimtelijk relevante evenementen in het bestemmingsplan te regelen. Daarom voorziet dit plan in een regeling. De uitgangspunten voor deze regeling zijn opgenomen in Bijlage 1 Evenementen.

Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten

3.1 Milieu

3.1.1 Bedrijven en milieuzonering

VNG-brochure

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (bijvoorbeeld woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de milieu-indeling op van 1 t/m 6, met bijbehorende richtafstanden tot een 'rustige woonwijk' of een 'gemengd gebied'.

De VNG publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (2009) beschrijft de richtafstanden die bij bedrijfscategorieën en de genoemde aspecten horen. Daarbij is de grootst genoemde afstand bepalend. Doel is om bedrijven qua aard en invloed (waarbij gekeken wordt naar de aspecten geur, stof, geluid en gevaar) op de woonomgeving te categoriseren en planologisch te regelen. Dit betekent dat - afhankelijk van de categorie - er in beginsel een bepaalde afstand moet worden aangehouden tussen een (nieuw) bedrijf en de omringende woonbebouwing. Omgekeerd dient ook bij nieuw geprojecteerde woonbebouwing voldoende afstand tot de bestaande bedrijven te worden aangehouden. Voor categorie 1 en 2 bedrijven is deze afstand 0-30 meter. Hierbij gaat de bedrijvenlijst uit van een rustige woonwijk als omgevingstype. Afwijkende omgevingstypen met hun eigen (milieu)kwaliteiten en -gevoeligheden kunnen leiden tot andere gewenste afstanden.

Milieuzonering en plangebied

Bij de bedrijvigheid in het plangebied van dit bestemmingsplan gaat het vooral om kleinschalige ambachtelijke bedrijven uit de milieucategorieën 1 en 2. Veelal worden ze gecombineerd met een woonfunctie. Ook voorzieningen als dorpshuizen of een horecagelegenheid hebben een milieuzone. In de meeste gevallen is hierbij sprake van functies met maximaal een milieucategorie 1 en een grootste richtafstand van 10 meter.

In het plangebied zijn naast de genoemde voorzieningen nog enkele winkels aanwezig, waaronder een supermarkt. Deze vallen maximaal in de milieucategorie 1. Tot slot is er sprake van bedrijven aan huis. Daarbij gaat het om kleinschalige vormen van bedrijvigheid, waardoor er geen hinder kan ontstaan voor de omgeving. Een en ander is in de regels behorende bij de bestemming 'Wonen' vastgelegd.

De in de VNG publicatie genoemde richtafstanden worden vrijwel allemaal gevormd door het aspect 'geluid'. Gelet op de zoneringsafstanden behorende bij functies met maximaal een milieucategorie 1 (grootste richtafstand 10 meter) leveren de geluidproducerende functies geen hinder op voor de woningen in de directe omgeving ervan. Het gaat immers om een bestaande situatie. In de regels is vastgelegd, dat de milieucategorie van deze functies niet hoger mag worden. Hierdoor wordt hinder in de toekomst voorkomen. De bestaande functies zijn vanwege hun geringe milieuzones dan ook goed verenigbaar met de woonomgeving.

Conclusie: het aspect 'milieuzonering' staat de uitvoering van het bestemmingplan niet in de weg.

3.1.2 Geur

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is het toetsingskader voor de omgevingsvergunning milieu voor het aspect geurhinder van dierenverblijven van veehouderijen.

Het aspect geur levert geen belemmeringen op voor de bestaande bebouwing in het plangebied. In eerste instantie omdat in het plangebied geen sprake is van functies die een grote milieuzone hebben voor het aspect geur. Bovendien liggen de meeste (agrarische) bedrijven op een dusdanige afstand van gevoelige bebouwing, dat de geurcontouren niet over de woonbestemmingen liggen. Tot slot is in het plangebied sprake van een bestaande situatie, nieuwe gevoelige bebouwing en nieuwe (agrarische) bedrijven worden niet mogelijk gemaakt. De effecten van het aspect geur wijzigen niet.


Conclusie: het aspect geur vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

3.1.3 Bodem

De wetgeving rond bodem is onder meer geregeld in de Wet bodembescherming.

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.

In het plangebied is de bodem in het verleden op enkele plaatsen onderzocht. Dit was in veel gevallen naar aanleiding van een concrete ontwikkeling. Bij ontwikkelingen, ook op perceelsniveau, is het van belang om te achterhalen of sprake is van bodemverontreiniging. Bij ontwikkelingen is het noodzakelijk om te overwegen of een verkennend bodemonderzoek nodig is en dit vervolgens uit te laten voeren. Voor dit bestemmingsplan is een verkennend bodemonderzoek niet nodig, omdat hierin bij recht geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.

Conclusie: het aspect bodem vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

3.2 Ecologie

Op 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Wet natuurbescherming. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van de Ecologisch Hoofdstructuur (EHS), thans genoemd Natuurnetwerk Nederland. Daarnaast worden een groot aantal van nature in Nederland thuishorende beschermde planten en dieren met de wet beschermd. Datzelfde geldt voor een groot aantal uitheemse plantensoorten. De wet wil schadelijke handelingen ten aanzien van de beschermde dieren en planten verbieden.

3.2.1 Gebiedsbescherming

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Op bijgaande figuur zijn de gebieden met natuurwaarden weergegeven. Deze gronden bevinden zich in hoofdzaak buiten de plangrens van dit bestemmingsplan. Het plangebied zelf kent vanuit oogpunt van gebiedsbescherming dan ook geen bijzondere status. Daar waar gebieden met natuurwaarden deel uit maken van dit bestemmingsplan zijn deze gebieden onder een passende regeling gebracht.

Voor het plangebied van dit bestemmingsplan geldt dat het Stadspark en een gedeelte ten noorden van de A7 gebieden zijn met natuurwaarden. Het Stadspark is onder de bestemming 'Natuur ' gebracht. Het natuurgebied ten noorden van de A7 is eveneens onder de bestemming 'Natuur' gebracht.

Gezien de aard en de omvang van de voorgestelde ontwikkelingen en de afstand van het plangebied tot beschermde gebieden, kan worden gesteld dat dit bestemmingsplan geen (significante) effecten op de natuurwaarden in de omgeving heeft.

afbeelding "i_NL.IMRO.1895.08BP0001-0401_0006.jpg"

Figuur: Fragment kaart 6 (Natuur) Omgevingsverordening Groningen, 2016

3.2.2 Soortenbescherming

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Vanuit het oogpunt van soortbescherming wordt opgemerkt dat het plan primair betrekking heeft op de gebieden met bestaande bebouwing en enkele nader in te vullen locaties (het betreft het gebied aan de Jan van Galenlaan. Dit is momenteel een braakliggend gebied) . Vanuit oogpunt van ecologie is in de bestaande bebouwing naar verwachting geen sprake van (bijzondere) waarden die zou kunnen worden aangetast.

Voor zover dit bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, betreft dit de incidentele invulling binnen het bestaande bebouwingspatroon en de ontwikkelingsruimte die aanwezige functies hebben gekregen. In het Stadspark worden met dit bestemmingsplan in planologische zin geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Gelet op het huidige gebruik en de ligging te midden van bestaande functies, wordt geen significante invloed op beschermde soorten te verwachten. Geconcludeerd mag worden dat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan op grond van de soortenbescherming niet in het geding is.

In voorkomende gevallen zal sectoraal - naast het bestemmingsplan - een ontheffingsprocedure op grond van de Wet natuurbescherming worden gevolgd, terwijl voor meer algemene soorten het Rijk via een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) een algemene vrijstelling geldt. Voor deze soorten hoeft in het kader van het bestemmingsplan dus niet meer afzonderlijk een vrijstelling te worden aangevraagd.

3.3 Archeologie

Toetsingskader en beleid

De Erfgoedwet heeft de Monumentenwet 1988 vervangen als het gaat om gebouwde monumenten en archeologie. Daarnaast gaat de Erfgoedwet ook over roerend erfgoed. Onderdelen van de Monumentenwet die de fysieke leefomgeving betreffen, zoals vergunningen, gaan naar de Omgevingswet die waarschijnlijk in 2021 van kracht wordt. Wat betreft archeologie is de kern van de Erfgoedwet dat, wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ).

De archeologische waarden zijn in eerste instantie in beeld gebracht op de AMK (Archeologische monumentenkaart in de provincie Groningen, Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, 2001). Daarnaast heeft de gemeente Oldambt in 2010 een Nota archeologie en een beleidskaart archeologie vastgesteld.

De beleidskaart archeologie is vertaald in dit bestemmingsplan. Hiertoe zijn de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 1, 2 , 3 en 4 opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1895.08BP0001-0401_0007.jpg"

Figuur: Fragment beleidskaart Archeologie 2010

3.4 Cultuurhistorie

Toetsingskader en beleid

De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van ruimtelijke plannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

In het plangebied is geen sprake van cultuurhistorische waarden die een planologische bescherming behoeven. Gelet op het bovenstaande kan worden vastgesteld dat vanuit het onderwerp ´cultuurhistorie´ het bestemmingsplan geen bezwaren ontmoet.

Landgoed Oude Werf

Oude Werf, vroeger gespeld als Oude Warf, is een landgoed bij Bovenburen in het noordelijke deel van de Nederlandse stad Winschoten. Op het landgoed bevinden zich het landhuis De Burcht (Bovenburen 48), een tuinmanshuis en een theekoepel (Bovenburen 50).

Het landgoed is tegenwoordig volledig omsloten door latere bebouwing, maar lag vroeger midden in het veld. Het landgoed is bekend vanaf de 18e eeuw en is aangelegd op een zogenoemde kleipan. Mogelijk heeft het oorspronkelijk iets noordelijker gelegen. De Oudewerfslaan (vroeger Middellaan of Hoethslaan) vormde vroeger de oprijlaan. Ook de Kloosterlaan (Westerlaan), Vosseweg (Oosterlaan), Hoethslaan (in Heiligerlee, vroeger Westerlaan) en Loopbruglaan en de vroegere Noorderdwarslaan (nu opgesplitst door het Winschoterdiep en de A7) behoorden tot het landgoed, waartoe begin 19e eeuw ook een steenbakkerij behoorde. De naam Oude Werf verwijst naar de aanwezigheid van een opslagplaats voor het afvoeren van turf uit de verveenderij ten noorden ervan. Ook werden hiervandaan hout en andere goederen afgevoerd. De opslagplaats lag niet aan het water.

Monumenten

Binnen het deelgebied 'Parkwijk' komt een rijksmonument voor. De betreft de negentiende-eeuwse theekoepel op het voormalig landgoed De Oude Werf aan Bovenburen 50. Binnen de Zeeheldenbuurt-Bloemenbuurt bevinden zich geen rijksmonumenten. Binnen het Stadspark zijn geen monumenten, beschermde stads- of dorpsgezichten en andere waardevolle cultuurhistorische elementen aanwezig.

Voor het in het plangebied aanwezige rijksmonument is geen speciale regeling in het bestemmingsplan opgenomen omdat rijksmonumenten al voldoende beschermd zijn via de Erfgoedwet.

Karakteristieke panden

De gemeente heeft ten behoeve van het op te stellen bestemmingsplan een inventarisatie laten uitvoeren naar karakteristieke bebouwing in Winschoten Noord (september 2017). Het onderzoek heeft plaatsgevonden om de karakteristieke panden in het plangebied te kunnen beschermen, mede in het licht van mogelijke aardbeving schade en claims richting de NAM.

Bij het Monumenten Inventarisatie project (MIP) is eind jaren negentig een gemeente brede inventarisatie uitgevoerd van gebouwd erfgoed. Deze lijst is destijds gebruikt voor de selectie en aanwijzing van rijksmonumenten. De MIP lijst bevat objecten gebouwd tussen 1850 en 1940 en is gebruikt als vertrekpunt voor de inventarisatie en waardering van karakteristieke objecten. De selectie van karakteristieke objecten heeft plaatsgevonden op basis van vijf algemeen gehanteerde criteria voor de waardering van bebouwing, toegespitst op het grondgebied van de gemeente Oldambt. Deze criteria zijn:

  • cultuurhistorische waarde;
  • architectonische waarde;
  • stedenbouwkundige/ ensemble waarde;
  • gaafheid;
  • zeldzaamheid.

De inventarisatie heeft geresulteerd in een overzicht met per object een beknopte beschrijving en waardering van de geselecteerde objecten. (Karakteristieke objecten Winschoten Noord, september 2017). De inventarisatie is als bijlage bij deze toelichting opgenomen. De karakteristieke objecten in het plangebied zijn onder een beschermende regeling gebracht (gebiedsaanduiding overige zone - karakteristiek).

Als bijlage 3 bij de regels is het overzicht opgenomen van de karakteristieke panden.

3.5 Water

3.5.1 Toetsingskader en beleid

De watertoets vormt een onderdeel van de startovereenkomst Waterbeleid in de 21e eeuw, een gezamenlijk stuk van de VNG, de provincies, het Rijk en de Unie van Waterschappen. In het kader daarvan dient in de totstandkoming van ruimtelijke plannen rekening te worden gehouden met de belangen van het water. Er moet voldoende ruimte zijn voor waterberging. Daarnaast zijn de kwaliteitsaspecten van belang.

Waterschappen hebben op grond van de Waterwet (2009) een belangrijke taak met betrekking tot het waterbeheer, zowel aangaande de waterkwantiteit als de waterkwaliteit. Wat betreft het beleidskader bevat de Omgevingsvisie Groningen 2016-2020 het actuele provinciale beleidskader. Voldoende en schoon oppervlakte- en grondwater is voor allerlei functies van belang. Samen met de waterschappen en gemeenten is de Provincie verantwoordelijk om dat ook werkelijk te realiseren. De provincie stelt doelen vast voor de kwaliteit en hoeveelheid water voor verschillende functies, beschermen het grondwater, stellen eisen aan het gebruik van specifieke wateren en houden rekening met mogelijke toekomstige ontwikkelingen (zoals energiewinning). Schoon water is van belang als drinkwater en voor de biodiversiteit, maar heeft ook een belangrijke recreatieve functie als het gaat om zwemwater en vaarwegen.

Het waterschap Hunze en Aa’s heeft voor de periode 2016-2021 een beheerprogramma opgesteld. Hierin zijn in hoofdlijnen de maatregelen aangegeven die het waterschap op het gebied van veiligheid, voldoende water, en schoon en gezond water wil gaan uitvoeren. Met die maatregelen speelt het waterschap in op de gevolgen van klimaatverandering en Europese normen voor schoon en gezond water. Volgens de Kaderrichtlijn Water (KRW) moet er gebruik worden gemaakt van inrichtingsmaatregelen die zo min mogelijk afbreuk doen aan de kwaliteit van het oppervlaktewater (slibfilters, infiltratiebermen, olieafscheiders).

3.5.2 Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Toetsing van het bestemmingsplan aan het waterbeleid is onder te verdelen in de thema's waterkwantiteit en waterkwaliteit.

Waterkwantiteit

Algemeen is bij toename van het verhard oppervlak compensatie nodig in de vorm van waterberging. Het bestemmingsplan is primair van een conserverend karakter; er worden geen wezenlijke veranderingen in de waterhuishouding voorzien. Het voorliggende plan voorziet over het algemeen in perceelsgebonden ontwikkelingen die beperkte toename van oppervlakteverharding teweeg brengen. Bij meer ingrijpende vernieuwingen zal de watertoets worden doorlopen. Dat zal bijvoorbeeld het geval zijn bij het toepassing geven aan de wijzigingsprocedures, die in het bestemmingsplan zijn opgenomen. Er wordt rekening gehouden met voldoende waterbergende capaciteit. Met name vindt dit plaats in de vorm van het vastleggen van hoofdwatergangen en de capaciteit van de waterpartijen in de verschillende groengebieden in de woonbuurten. Daarmee wordt het water in het gebied vastgehouden c.q. geborgen.

Waterkwaliteit

Bij de realisering van het rioleringsstelsel wordt rekening gehouden met de aanleg van een zogenaamd "gescheiden stelsel", overeenkomstig de wensen van het waterschap. Daarbij wordt het hemelwater naar het gebiedseigen oppervlaktewater afgevoerd.

In het kader van het formele overleg wordt het waterschap betrokken bij het bestemmingsplan. Gezien de aard van dit bestemmingsplan (overwegend conserverend) vormt het aspect 'water' geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

3.6 Bodem

Toetsingskader en beleid

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Dat geldt in het bijzonder voor gevoelige functies als het wonen. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen en projecten te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening.

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan 

Ingeval van nieuwe ontwikkelingen, die met dit bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt, zal per concreet geval bodemonderzoek worden uitgevoerd. Bij de aanvraag om de respectievelijke omgevingsvergunningen zullen de relevante (verkennende) bodemonderzoeken worden overlegd. Op voorhand zijn er geen aanwijzingen van sterke verontreinigingen.

3.7 Geluid

3.7.1 Algemeen

Bij het aspect geluid kunnen verschillende soorten geluid van toepassing zijn op het plangebied. Er is in het plangebied mogelijk sprake van scheepvaartlawaai, industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorwegverkeerslawaai.

Spoorwegverkeerslawaai

De spoorlijn door Winschoten is opgenomen op de geluidplafondkaart, zoals opgenomen in de Regeling geluidplafondkaart milieubeheer. De zonebreedte langs spoorwegen is afhankelijk van de hoogte van de geluidproductieplafonds en aangegeven in artikel 1.4a van het Besluit geluidhinder. Wanneer de hoogte van het geluidproductieplafond kleiner is dan 56 dB, bedraagt de zonebreedte 100 m. Onderstaand is de hoogte van de geluidproductieplafonds gegeven op basis van het Geluidregister Spoor. Hieruit blijkt dat ter hoogte van het plangebied het geluidproductieplafond kleiner is dan 56 dB. De zonebreedte bedraagt aldus 100 meter. Het plangebied valt buiten de zone.

afbeelding "i_NL.IMRO.1895.08BP0001-0401_0008.png"

Figuur: fragment geluidplafondkaart

Wegverkeerslawaai

Op grond van de Wet geluidhinder, zoals die per 1/1/2007 geldt, hebben alle wegen een wettelijke geluidzone, met uitzondering van woonerven en wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/uur geldt. Dit geldt evenwel niet voor rijkswegen, zoals de A7. Daarvoor geldt het systeem van geluidproductieplafonds op basis van hoofdstuk 11.3 van de Wet Milieubeheer. Met deze geluidproductieplafonds worden de maximale geluidniveaus langs rijkswegen geregeld. Op de bouw van woningen in zones langs rijkswegen is nog wel de Wet geluidhinder van toepassing.

Bij zoneplichtige wegen is uitgangspunt de geluidbelasting binnen de zone op een aanvaardbaar niveau te houden. De breedte van de geluidszone wordt gemeten vanaf de kant van de weg (aan weerszijden van de weg) en is gelegen vanaf de as van de weg. Voor dat aanvaardbare niveau geeft de wet normen. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB. Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag - in de meeste gevallen de gemeente - hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.

Scheepvaartlawaai

Vaarwegen hebben geen wettelijke geluidzone. Wel moet in kader van een goede ruimtelijke ordening onderbouwd worden dat aan de richtwaarden voldaan wordt. Voor de richtwaarden wordt doorgaans aangesloten bij het toetsingskader van spoorwegverkeerslawaai.

Industrielawaai

Ten oosten van het plangebied van dit bestemmingsplan bevindt zich het bedrijventerrein Reiderand. Dit bedrijventerrein vormt samen met de bedrijventerreinen De Rensel en Hoogebrug het geluidgezoneerd industrieterrein Winschoten-Oost. Op een gezoneerd industrieterrein mogen bedrijven gezamenlijk een bepaalde geluidsnorm niet overschrijden. Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar paragraaf Toelichting op overige regelingen

3.7.2 Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Ten behoeve van het wegverkeer is in dit bestemmingsplan een gebiedsaanduiding opgenomen, namelijk de 'geluidzone- weg'. Voor het bouwen van gebouwen geldt dat een geluidsgevoelig object slechts mag worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op de gevels van dit gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.

De noodzaak van het opnemen van deze hier boven genoemde gebiedsaanduiding hangt samen met de in dit plan opgenomen regeling voor het bouwen van hoofd- bijgebouwen. De betreffende regeling die in dit plan is opgenomen voorziet uitsluitend in een regeling die de totale oppervlakte van hoofd- en bijgebouwen per perceel regelt. Dat betekent dat het op grond van dit plan mogelijk is om binnen het gehele perceel tot een maximum van 200 m2 dan wel 300 m2 hoofd- of bijgebouwen te bouwen. Als er uitgebreid wordt richting een zoneplichtige weg en het bouwen bedoeld is voor een geluidgevoelige functie, dan moet door middel van een akoestisch onderzoek worden aangetoond dat dit uit oogpunt van geluid verantwoord is. De aldus opgenomen regeling maakt het niet mogelijk om geluidgevoelige functies expliciet uit te sluiten in bijgebouwen. Bovendien kan met de opgenomen regeling ook de oppervlakte van het hoofdgebouw worden uitgebreid.

3.8 Luchtkwaliteit

Toetsingskader en beleid

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk in het bijzonder de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang.

Projecten die in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn op grond van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de Regeling Niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:

  • woningbouwlocaties met niet meer dan 1.500 nieuwe woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 nieuwe woningen bij twee ontsluitingswegen:
  • kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen;
  • projecten die minder dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor stikstofdioxide of fijnstof bijdragen. Dit komt overeen met 1,2 µg/m3.

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan heeft primair een regeling voor bestaande woon- en werkgebieden ten doel. Daarnaast worden plaatselijk in ontwikkeling zijnde locaties afgerond. Ook deze zijn in relatie tot de luchtkwaliteitseisen beperkt van omvang.

Het bestemmingsplan maakt geen woningbouw mogelijk die boven de grens van de regeling “in betekenende mate” bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Overigens blijkt uit de Rapportages Luchtkwaliteit van de Provincie Groningen, dat met uitzondering van de gemeente Groningen er geen sprake is van overschrijding van luchtkwaliteitsnormen in het ommeland.

3.9 Externe veiligheid

3.9.1 Inleiding

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Op grond van deze benadering worden grenzen gesteld aan de risico's, waarbij wordt gelet op de kwetsbaarheid van de omgeving. Daarbij worden twee verschillende normen gehanteerd: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 per jaar als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten geldt deze norm als streefwaarde.

Nieuwe ontwikkelingen binnen een invloedsgebied, die een toename teweeg brengen van het groepsrisico, moeten worden verantwoord ten opzichte van deze oriënterende waarde. Door deze verantwoordingsplicht zal een bestuurlijke afweging en keuze worden gemaakt waarin de nieuwe ontwikkeling wordt afgewogen tegen aspecten als risico's, zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en economische belangen.

De Omgevingsdienst Groningen heeft voor dit bestemmingsplan de situatie voor het aspect externe veiligheid inzichtelijk gemaakt. Hiertoe is een externe veiligheidstoets opgesteld. De hoofdlijnen van deze toets zijn hieronder weergegeven. De externe veiligheidstoets is in z'n geheel opgenomen als bijlage 2 Externe veiligheidstoets Omgevingsdienst Groningen. het volledige tekstvoorstel van Brandweer Groningen met betrekking tot bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid is opgenomen als bijlage 3 Tekstvoorstel bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid Brandweer Groningen

3.9.2 Beleid

Om de externe veiligheidsrisico's te beheersen heeft de rijksoverheid een aantal nota's, circulaires en besluiten opgesteld die leidend zijn voor externe veiligheidstaken van de provincie en gemeenten. Het gaat daarbij om wet- en regelgeving waarin risiconormen zijn gesteld voor respectievelijk inrichtingen, transport van gevaarlijke stoffen en buisleidingen. Het rijksbeleid staat niet op zichzelf.

Risicobedrijven

Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi) bevat veiligheidsnormen voor bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Het Bevi verplicht gemeenten en provincies rekening te houden met de externe veiligheid als ze een milieuvergunning verlenen of een bestemmingsplan maken.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) in werking getreden. Het Bevt is vergelijkbaar met het Bevi en bevat risiconormen voor transportroutes (spoor, weg en waterwegen). Op basis van het Bevt moet rekening worden gehouden met het Landelijk Basisnet (verder Basisnet) voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Uitgangspunt van het Basisnet is dat door het vastleggen van veiligheidszones de gebruiksruimte voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en ruimtelijke ontwikkelingen op elkaar kunnen worden afgestemd. Provincies kunnen een eigen Basisnet vastleggen; dat is ook binnen de provincie Groningen het geval.

Wat betreft het transport voor gevaarlijke stoffen: dit vindt in de gemeente Oldambt onder meer plaats via de rijksweg A7, de provinciale wegen N367 en N964 en de spoorlijn Groningen - Duitse grens, route 400 Veendam aansl. - Leer (D).

Landelijk Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen

Vervoer van gevaarlijke stoffen vindt plaats via het spoor, over de weg en het water. Met het Basisnet water, weg en spoor worden risicoplafonds vastgesteld voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en worden randvoorwaarden aan de ruimtelijke ordening gesteld. In het Basisnet wordt een maximum opgelegd aan de PR 10-6. Deze PR 10-6 kan daarmee niet meer ongelimiteerd groeien. De PR-max vormt de grens van de gebruiksruimte voor het vervoer en tevens de grens van de veiligheidszone. Een veiligheidszone is een zone langs wegen, hoofdspoorwegen en/of binnenwateren waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten zijn toegestaan. Nieuwe beperkt kwetsbare objecten zijn hier alleen in uitzonderingsgevallen toegestaan. De veiligheidszone wordt gemeten vanaf het hart van de spoorbundel, het midden van de weg of op de referentiepunten gelegen op de begrenzingslijnen van de vaarweg. In het kader van de ruimtelijke ordening dient de afstand die voor de veiligheidszone in het Basisnet is vastgesteld te worden gehanteerd en wordt niet meer berekend. Het groepsrisico daarentegen dient wel te worden berekend en wordt daarbij de maximale benutting van groeiruimte voor het vervoer toegepast die in de bijlage van het Basisnet is vastgelegd.

Daarnaast moet voor bepaalde transportmodaliteiten met veel vervoer van zeer brandbare vloeistoffen in het Basisnet rekening worden gehouden met een plasbrandaandachtsgebied (PAG). Een PAG is een gebied tot 30 meter aan weerszijden van de spoorbaan (en erboven) en 30 meter gemeten vanaf de rechter rand van de rijstrook van de (rijks)weg of het spoor waarbinnen, bij realisatie van kwetsbare objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand. Plasbranden kunnen ontstaan wanneer brandbare vloeistoffen ten gevolge van een ongeluk of calamiteit kunnen weglekken uit een tankwagen/wagon en tot ontbranding kunnen komen.

De spoorlijn Groningen - Duitse grens, route 400 Veendam aansl. - Leer (D) en de rijksweg A7 zijn opgenomen in het landelijk Basisnet.

Provinciaal Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen

Het provinciaal basisnet Groningen is het antwoord op de Nota Vervoer gevaarlijke stoffen waarin een borging van risicoafstanden als gevolg van transporten van gevaarlijke stoffen wordt aangekondigd. Het doel is om deze transportroutes vast te leggen en een systeem te creëren waarbij rekening kan worden gehouden met de dynamiek van transport en toekomstige groei. Om dit te bereiken zijn in de Omgevingsverordening provincie Groningen 2016 rondom een aantal aangewezen transportroutes (de grotere weg-, spoor- en waterinfrastructuur) veiligheidszones opgenomen. Onderstaand worden de zones weergegeven:

  • Veiligheidszone 1 provinciale wegen: zone langs wegen in verband met plaatsgebonden risico (PR max) provinciale wegen. Gemeten vanaf het midden van de buitenste weg kanten;
  • Veiligheidszone 2 invloedsgebied provinciaal basisnet Groningen: invloedsgebied provinciaal basisnet Groningen. Bevat een nadere verantwoording van het groepsrisico en biedt inzicht in de manier waarop rekening is gehouden met het advies van de Veiligheidsregio Groningen. Wordt gemeten vanaf de buitenrand van de transportroute;
  • Veiligheidszone 3 transport: Veiligheidszone rondom wegen en spoorwegen in verband met de bescherming van minder zelfredzame personen. Deze zone is bepaald op 30 meter gemeten vanaf de buitenste wegkanten van de wegen vanaf de buitenste spoorstaven van de spoorbundel voor het doorgaand verkeer.

Voor de gemeente Oldambt zijn o.a. de N367 en N964 opgenomen in de Omgevingsverordening provincie Groningen 2016.

Hogedrukaardgastransportleidingen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn de normen voor externe veiligheid in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vastgelegd. De regels voor buisleidingen zijn op basis van het Bevb uitgewerkt in de Ministeriële regeling externe veiligheid buisleidingen. Ook het Bevb is op dezelfde wijze opgesteld als het Bevi. Het Bevb stelt verplicht om bij onder andere het vaststellen van een bestemmingsplan rekening te houden met de externe veiligheidsaspecten. Tevens geldt een belemmeringenstrook van 4 of 5 meter aan weerszijde van de leiding die vrij moet blijven van bebouwing.

3.9.3 Conclusie externe veiligheidstoets

De Omgevingsdienst Groningen heeft een externe veiligheidsonderzoek uitgevoerd ten behoeve van het bestemmingsplan Winschoten-Parkwijk, Bloemenbuurt, Zeeheldenbuurt en Stadspark. Hiervoor is het plaatsgebonden risico en het groepsrisico van risicovolle inrichtingen, risicovolle transportassen en risicovolle transportleidingen beoordeelt. De belangrijkste constateringen en te nemen maatregelen voor de verantwoording van het groepsrisico zijn:

  • De risicovolle inrichting GOS Hoorntjesweg N361 heeft geen invloed op het vaststellen van het onderhavige bestemmingsplan;
  • Het plaatsgebonden risico PR 10-6 voor de lpg - tank, het lpg - vulpunt en de lpg - afleverzuil van Shell Parkzicht is vastgesteld op respectievelijk 25, 35 en 15 meter. De plaatsgebonden risico 10-6 contouren van de tank en het vulpunt liggen over het plangebied in de bestemmingen verkeer en groen. Binnen deze bestemmingen bevinden zich geen en worden geen kwetsbare objecten gerealiseerd. Hierdoor is dit aspect niet relevant;
  • De plaatsgebonden risico 10-6 contour van JPB Logistics reikt niet tot het plangebied;
  • De rijksweg A7 heeft volgens het landelijke basisnet geen plaatsgebonden risico 10-6 en geen plasbrandaandachtsgebied (PAG);
  • De A7 heeft een invloedsgebied van 355 meter en ligt over het plangebied;
  • De spoorlijn Groningen - Duitse grens kent ter hoogte van het plangebied, volgens het landelijk Basisnet een plaatsgebonden risicocontour 10-6 van 9 meter en een PAG welke niet reiken tot het plangebied. Hierdoor is dit aspect niet relevant;
  • De spoorlijn Groningen - Duitse grens heeft een invloedsgebied van 4000 meter en ligt over het plangebied;
  • De veiligheidszone 1 provinciale wegen (PRmax) van de provinciale wegen N367 en N964 ligt niet buiten de weg;
  • De veiligheidszone 3 transport van de provinciale weg N367 is gelegen in de bestemmingen natuur, groen en verkeer. In deze bestemmingen worden geen nieuwe objecten voor minder zelfredzame personen opgericht en hierdoor is dit aspect niet relevant;
  • De veiligheidszone 3 transport van de provinciale weg N964 is gelegen in de bestemmingen groen en verkeer. In deze bestemmingen worden geen nieuwe objecten voor minder zelfredzame personen opgericht en hierdoor is dit aspect niet relevant;
  • Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de provinciale wegen N367 en N964 geldt een veiligheidszone 2 invloedsgebied provinciale wegen van 355 meter en is gelegen over het plangebied;
  • De risicovolle transportleidingen hebben geen plaatsgebonden risico 10-6 contour buiten de belemmeringenstrook;
  • Met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen door de risicovolle transportleidingen N-523-50, N-523-54 en N-523-55 geldt een invloedsgebied (1% letaliteit) van 70, 45 en 20 meter.

Groepsrisico

  • Het in de QRA berekende groepsrisico van Shell Parkzicht is gelegen onder de oriënterende waarde;
  • Het in de QRA berekende groepsrisico van JPB Logistics is gelegen onder de oriënterende waarde;
  • Het berekende groepsrisico voor de spoorlijn Groningen - Duitse grens ter hoogte van het plangebied, is gelegen onder de oriënterende waarde;
  • Het berekende groepsrisico voor de rijksweg A7 ter hoogte van het plangebied, is gelegen onder de oriënterende waarde;
  • Het berekende groepsrisico voor de provinciale wegen N367 en N964 is gelegen onder de oriënterende waarde;
  • Het groepsrisico van de uitgevoerde berekeningen van de risicovolle transportleidingen N-523-50, N-523-54 en N-523-55 ligt onder de orïentatiewaarde;
  • Het bestemmingsplan Winschoten-Parkwijk, Bloemenbuurt, Zeeheldenbuurt en Stadspark is conserverend van aard. Het vaststellen van het bestemmingsplan heeft geen invloed op de hoogte van het berekende groepsrisico van risicovolle inrichtingen, risicovolle transportroutes en risicovolle transportleidingen.

Bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid

Uit de beoordeling van de bestrijdbaarheid blijkt, dat de bereikbaarheid en de bluswatervoorzieningen geen aanleiding geven tot het treffen van maatregelen. Mocht het gemeentebestuur in de toekomst voornemens zijn extra of nieuwe waterbergingen aan te leggen, dan wordt verzocht hiervoor afstemming te zoeken met Veiligheidsregio Groningen, cluster Oldambt. Dit in verband met de realisatie van opstelplaatsen. Uit de beoordeling van de zelfredzaamheid blijkt dat zich binnen invloedsgebieden van risicobronnen objecten bevinden waarbij sprake is van langdurig verblijf van verminderd zelfredzame personen. Geadviseerd wordt voor deze objecten een noodplan op te stellen dan wel te actualiseren. Dit, in afstemming met Veiligheidsregio Groningen, cluster Oldambt. Tevens de gebruikers te informeren over de gevaren als gevolg van de risicobronnen.

Het plangebied biedt voorts voldoende ontvluchtingsmogelijkheden. Ook valt het plangebied binnen het sirenebereik van het bestaande WAS. Wel, adviseert Veiligheidsregio Groningen om de bevolking bij een ramp niet alleen via het bestaande WAS, maar ook op een andere wijze te alarmeren (radio, NL-Alert, televisie, geluidswagen etc.).

Ongeacht de inzet van de gemeente Oldambt en de hulpverleningsdiensten om de situatie zo veilig mogelijk te maken zal er altijd sprake zijn van een restrisico. Immers, de kans op een ongeval, hoe klein dan ook, blijft altijd aanwezig. Alles overwegende wordt geconcludeerd dat vanuit oogpunt van externe veiligheid het verantwoord is om het plan vast te stellen. Het restrisico is in dit kader aanvaardbaar.

Hoofdstuk 4 Bestaande situatie

4.1 Ontstaansgeschiedenis

Winschoten is, in ieder geval voor de veertiende eeuw, ontstaan op een zandrug op de grens van klei en veen. Vanuit het zuidwesten doorsneed de Pekel Aa het gebied en vanuit het westen deed de Rensel hetzelfde. Voor bewoning vormde het gebied een goede locatie: droger dan de omgeving maakte het deel uit van tenminste twee verbindingsroutes. Vanuit de stad Groningen bereikte men via Winschoten Westerwolde om van daaruit langs smalle zandruggen in het veen het Saksische gebied binnen te kunnen gaan. Daarmee was Winschoten ook militair een strategisch belangrijke plek. Zowel de Rensel als de Pekel Aa zijn in de Middeleeuwen (deels) rechtgetrokken of gekanaliseerd. De Rensel was van belang voor de afwatering, maar fungeerde tevens al vroeg als transportroute. Beide vaarwegen zijn in gebruik geweest als trekvaarten met jaagpad.

Rond 1850 was de bebouwing van Winschoten geconcentreerd rond de kerk op het Marktplein. Ten noorden van deze kern lag het buurtschap Bovenburen. Het inwoneraantal van de stad verdrievoudigde in de volgende honderd jaar. Een belangrijke ruimtelijke ingreep was het graven van het zogenaamde Omsnijdingskanaal ten noordoosten van het centrum (nu de Mr. D.U. Stikkerlaan) in 1880. De Binnen-Venne werd als gevolg daarvan gedempt. De Buiten-Venne werd in 1916 gedempt als gevolg van het graven van de Tramhaven. Na de omlegging van het Winschoterdiep werden de oude delen (nu de Nassaustraat en de Molenweg) gedempt. In de jaren twintig breidde Winschoten met name naar de zuidkant uit. Na de Tweede Wereldoorlog verrezen in snel tempo nieuwe woonwijken ten noorden en ten westen van het centrum, eerst tussen de Mr. D.U. Stikkerlaan en Bovenburen, na 1970 ook ten noorden daarvan (de Parkwijk). Door het opvullen van de open gebieden tussen de uitvalswegen zijn straalsgewijs woonwijken ontstaan. In 1970 werd het Omsnijdingskanaal weer gedempt en verdween het water definitief uit de stad.

4.2 Infrastructuur en ontsluiting

Kenmerkend aan de infrastructuur in Winschoten is de ladderstructuur. De Molenweg vormt samen met het Zuiderveen, Sint Vitusholt, Blijhamsterweg, Wilhelminasingel en Beertsterweg de hoofdontsluiting van de stad. Tussen de ontsluitingsroutes (de staanders van de ladder) bevinden zich vier wegen (de sporten van de ladder), waaronder Bovenburen, die de stad van oost naar west ontsluiten. Het regionale verkeer van en naar de A7 wordt zo veel mogelijk via de Oostelijke Rondweg om Winschoten heen geleid.

Het Winschoterdiep kent een vaarwegklasse 4 voor de beroepsvaart en verbindt Winschoten met Groningen (en Winschoten met de Dollard via de Westerwoldsche Aa). Deze provinciale vaarverbinding heeft een status van CEMT klasse 4 voor schepen tot 1.550 ton en is daarmee geschikt voor goederenvervoer. Ook voor de recreatieve sector is dit een belangrijke vaarweg aangezien het Winschoterdiep deel uitmaakt van een staande mast route. Tevens vormt het een recreatieve verbinding met Blauwestad.

4.3 Parkwijk

De Parkwijk is de meest noordelijke woonwijk van Winschoten en wordt begrensd door de Molenweg in het westen, het Winschoterdiep en de A7 in het noorden, het Stadspark in het oosten en de Bovenburen in het zuiden. De wijk is in de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1895.08BP0001-0401_0009.jpg"

Figuur: ligging Parkwijk (bron: Google maps)

De Parkwijk is een wijk uit begin jaren 70 van de vorige eeuw met voornamelijk ruime eengezinswoningen en veel groen. Zowel rijenwoningen als halfvrijstaande en vrijstaande woningen komen voor. De wijk kent geen flatwoningen. Vanaf het midden van de jaren 90 heeft een herstructurering plaatsgevonden, waarbij er voor gekozen is de bestaande stedenbouwkundige structuur en kwaliteit te handhaven en waar mogelijk te verbeteren.

Voorzieningen

De Parkwijk kent een breed scala aan voorzieningen. Zo is er een Brede Wijkschool met daarin twee instellingen voor basisonderwijs, kinderopvang en een steunstee (informatie- en ontmoetingspunt voor ouderen) in het wijkcentrum aan de Jachtlaan. Aan de Bovenburen bevinden zich twee instellingen voor voortgezet onderwijs/middelbaar beroepsonderwijs en een derde basisschool.

Op zorggebied kent de Parkwijk een NOVO-locatie, woongemeenschap voor kinderen De Meent aan de Wezellaan 62-64 en Drievers Dale, centrum voor orthopedagogische dienstverlening en behandeling aan de Hoorntjesweg.

Aan de Jachtlaan 11 is een supermarkt. Er bevindt zich hier ook een cafetaria. In dit deelgebied bevindt zich tevens een Multifunctioneel Centrum (MFC).

Bedrijvigheid

In het noordwesten van de wijk bevindt zich het terrein van een voormalige scheepswerf aan het Winschoterdiep alsmede een kleinschalig volkstuincomplex. Momenteel is op de locatie Vossekamp 3 een bedrijf (vleesbedrijf / groothandel) gevestigd. Op de langere termijn wordt voor dit gebied een invulling met woningen voorzien.

Groen en water

De Parkwijk is te karakteriseren als een ruim opgezette, groene woonwijk. Langs Bovenburen ligt een brede groenstrook, waarin diverse scholen liggen. Het gebied achter de voormalige camping De Burcht is een oud parkbos met een vrij open karakter, vijvers en op sommige plekken een interessante onderbegroeiing. Het bos is een schakel in de objecten langs Bovenburen en de groenstroken langs de Molenweg. Bovenburen is te karakteriseren als een zone met veel oude bomen. Dit in tegenstelling tot de Parkwijk zelf, waar vooral boombeplanting met een geringe ouderdom aanwezig is. Op het terrein van de voormalige camping tussen de Molenweg, de Bovenburen, de Vosseweg en de bebouwing aan de Vossenkamp zijn woningen in een landgoedachtige setting gerealiseerd. Zie ook paragraaf 5.1.7 Parkwijk de Burcht

De verschillende deelbuurten binnen de parkwijk worden van elkaar gescheiden door een brede, parkachtige groenstrook. In deze strook zijn hier en daar speel- en parkeervoorzieningen aangelegd en in de groenstrook bij en deels ook onder de Wezellaan bevindt zich een bergbezinkbassin.

In de Parkwijk is relatief weinig open water te vinden. Langs de Molenweg ligt een sloot, die aan de noordzijde verbreedt tot een vijver(tje). Op het voormalig landgoed De Oude Werf komt een aantal waterpartijtjes voor. Met de herinvulling van het gebied vindt o.a. een opwaardering van de waterpartijen plaats. In het groengebied aan Bovenburen, tussen de Vossenweg en de Jachtlaan, is enig open water. Het Winschoterdiep valt buiten het plangebied. Wel ligt de dijk tussen het Winschoterdiep en de Parkwijk binnen het plangebied.

4.4 Zeeheldenbuurt - Bloemenbuurt

De Zeeheldenbuurt en de Bloemenbuurt zijn twee woonwijken ten noorden van het centrum van Winschoten. De woonwijken worden in het westen begrensd door de Molenweg, in het noorden door de Bovenburen, het Stadspark in het oosten en de percelen aan de Nassaustraat en de Mr. D. U. Stikkerlaan in het zuiden. De Oudewerfslaan, de Ludensweg en de Witte de Withstraat zijn bebouwd voor 1940 als zogenaamde ‘stedelijk lint’. Het grootste gedeelte van het plangebied is in de jaren 1950 en 1960 gerealiseerd. In het gebied rond de Jan van Galenlaan, Van Kinsbergenlaan en Karel Doormanlaan, Witte de Withstraat en Oudewerfslaan heeft wijkvernieuwing plaatsgevonden, zodat een deel van de woningen van recentere datum is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1895.08BP0001-0401_0010.jpg"

Figuur: ligging Zeeheldenbuurt - Bloemenbuurt (bron: Google-maps)

Het betreft in hoofdzaak een woongebied en de daarbij behorende inrichting van het openbaar gebied met ontsluitingswegen, voetpaden en (in beperkte mate) groenvoorzieningen. De structuur van de wijk wordt sterk bepaald door de drie radialen vanuit het centrum : de Oudewerfslaan, Witte de Withstraat (Zeeheldenstraat) en de Ludensweg. Aan deze wegen bevindt zich veelal vooroorlogse bebouwing en tussen deze wegen is vooral naoorlogse, veelal goedkopere woningbouw uit de jaren 50 en 60 gerealiseerd. In het middelste deel (tussen Witte de Withstraat en Oudewerfslaan) is in het begin van deze eeuw een aanzienlijk deel van de woningen vervangen door (veelal grondgebonden) nieuwbouwwoningen. Een deel van deze woningen (vooral rond de Tromplaan) is gebouwd in de (middeldure) koopsector, terwijl meer naar het zuiden nieuwe huurwoningen in het betaalbare segment zijn gerealiseerd. Nieuwe invullingen zijn deels afgestemd op de bestaande structuren.

Naast de woonfunctie bevinden zich in de wijk de brede basisschool ‘De Tweemaster’ (aan de Piet Heinlaan). Aan de Hortensiastraat bevindt zich een kamerverhuurbedrijf. Een andere opvallende voorziening is de speeltuin aan de Tromplaan waarbij zich ook een gymzaal bevindt. Verder kent de wijk een kerkgebouw aan de Azaleastraat en een GGZ-vestiging voor ouderenpsychiatrie aan de Parklaan.

Voorzieningen en bedrijvigheid

Detailhandel komt maar op heel bescheiden schaal voor in het plangebied. Aan de Zeeheldenstraat bevindt zich een voorzieningenstrip met daarboven wooneenheden. Op de begane grond zijn kleinschalige horeca, dienstverlening en detailhandel gevestigd. Op de hoek met de Nassaustraat kent het appartementengebouw tegenover De Klinker op de begane grond een kantoorvestiging. In de oudere straten, met name aan de Ludensweg, bevindt zich een aantal kleinschalige bedrijven. Op de hoek van de Piet Heinlaan en de Witte de Withstraat is (in een voormalige winkelruimte) een antiekgalerie en een rijschool met theorielokaal gevestigd. Aan de Oudewerfslaan hoek Hortensiastraat is in het voormalige schoolgebouw sprake van een voorziening ten behoeve van dagbesteding. Verder komen enkele bedrijven aan huis voor. Aan de Karel Doormanlaan 121 bevindt zich een kapsalon.

Groen en water

In de Zeeheldenbuurt en de Bloemenbuurt bevindt zich weinig tot geen groen van structureel belang. In het openbaar gebied bevindt zich uitsluitend “stedelijk groen”. Dit heeft met name betrekking op wegbegeleidende groenstroken langs de Molenweg en op enkele groene speelveldjes. Naast een tweetal grotere speel- en trapveldjes komen verspreid gelegen kleinere groen- en speelveldjes voor. Overig groen bestaat uit wegbeplantingen en boom- en erfbeplanting in particuliere tuinen, met name bij de oudere bebouwingsstructuren. Over het algemeen is boombeplanting (schaars) aanwezig en veelal van een geringe ouderdom. Het plangebied kent een binnenstedelijk karakter. Het meer ecologische groen is in de directe omgeving ervan gelegen. Ten noorden van Bovenburen betreft dit de brede groenstrook met (voormalige) scholen, als verbindende schakel naar het Stadspark. De Zeeheldenbuurt en de Bloemenbuurt kennen, afgezien van ondergeschikte slootjes en greppels, geen open water van betekenis.

4.5 Stadspark

Winschoten heeft een circa 70 hectare groot Stadspark, waarvan 6 hectare bestaat uit waterpartijen. Het Stadspark wordt doorsneden door de weg Bovenburen. Het Stadspark is in twee delen aangelegd: het zuidelijke deel werd aangelegd in 1963 en het noordelijke deel tussen 1976 en 1978. Het Stadspark is gelegen in het noordoosten van Winschoten.

Het Stadspark ligt ingeklemd tussen de bedrijventerreinen van Winschoten, de Parkwijk, het Winschoterdiep en de centrumbebouwing. Het park wordt door de straat Bovenburen doorsneden. Het zuidelijke deel heeft een meer cultureel karakter en het noordelijke deel meer natuurlijk.

Het park herbergt, naast groenpartijen en vijvers, een divers aantal functies, zoals het Rosarium, een kinderboerderij, een rioolgemaal, een sportcomplex , tennisbanen en een tennishal, een activiteitenschuur, de atletiekbaan en bijbehorende bebouwing, een fietscrossbaan, een sportschool, fysiotherapie, schietvereniging, en een ijsbaan/skatebaan (asfaltbaan).

Wateren in het Stadspark zijn onderdeel van het stedelijke watersysteem en hebben een belangrijke bijdrage voor voldoende waterberging binnen de kern Winschoten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1895.08BP0001-0401_0011.jpg"

Figuur: ligging Stadspark (bron: google maps)

Hoofdstuk 5 Planuitgangspunten

5.1 De gewenste ruimtelijk-functionele structuur

5.1.1 Algemeen

Het bestemmingsplan heeft in hoofdzaak betrekking op bestaand bebouwd gebied. Binnen dit gebied legt de gemeente met dit bestemmingsplan het accent op behoud binnen de kenmerkende ruimtelijke structuur van de wijken met waar mogelijk ruimte voor kwaliteitsverbetering.

In de bestemmingsplanregels moet rekening worden gehouden met het vergunningvrij bouwen met ruimere afwijkingsmogelijkheden (op grond van het Besluit omgevingsrecht, 2014). Tegelijk moet het nieuwe bestemmingsplan een actueel ruimtelijk kader geven, waardoor de toepassing van buitenplanse regelingen, zoals de 'kruimelgevallenregeling' zoveel mogelijk wordt beperkt en planologische afwijkings- of wijzigingsprocedures niet of nauwelijks nodig zijn.

5.1.2 Woonfunctie

In de wijken staat behoud van de woonfunctie en van de huidige kwaliteit van het wonen voorop. Het plan biedt ruimte voor kwaliteitsverbetering en (individuele) aanpassingen van woningen aan de eisen van de tijd. Daarmee wordt ruimte geboden om in te spelen op veranderende behoeftepatronen, getoetst aan het algemeen belang. Dat betekent dat een perceelsgebonden ontwikkeling van woningen mogelijk is, mits passend in het bebouwingspatroon en mits de bewoningssituatie in de omgeving niet in het gedrang komt. Direct aan het wonen verwante activiteiten, zoals mantelzorg en werk aan huis worden positief benaderd en kunnen in dat licht tot een verbreding van de woonfunctie leiden.

5.1.3 Mantelzorgwoningen

Ruimte voor mantelzorg kan op verschillende manieren worden gerealiseerd:

  • een inpandige, geheel of gedeeltelijke zelfstandige wooneenheid:
  • een wooneenheid die in een aanbouw of bijgebouw gerealiseerd wordt of:
  • een mobiele eenheid (zelfstandige mantelzorgwoning/chalet). Deze mobiele en aangepaste kant-en-klare woningen worden in de achtertuin geplaatst. Deze mantelzorgwoningen zijn makkelijk te plaatsen en ook weer makkelijk weg te halen wanneer er geen zorg meer nodig is; ze nemen gemiddeld 55 m² in beslag.

In het verleden was het noodzakelijk dat voor regeling van mantelzorgwonen het bestemmingsplan een regeling bevatte. Ten behoeve van mantelzorgvoorzieningen heeft de wetgever echter sinds 01-11-2014 de mogelijkheden verruimd. Op grond van het Besluit Omgevingsrecht zijn er (vergunningvrij) mogelijkheden voor het verlenen van mantelzorg. Dit kan in de vorm van bijgebouwen, dan wel in de vorm van een functieverruiming op het perceel. (Bijlage II bij het Besluit Omgevingsrecht definieert huisvesting in verband met mantelzorg als huisvesting in of bij een woning van een huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste een persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning).

Verder is de mantelzorgwoning gelijk gesteld aan een bijbehorend bouwwerk bij een hoofdgebouw. Een mantelzorgwoning krijgt de uitzondering, dat deze niet functioneel ondergeschikt hoeft te zijn aan het hoofdgebouw. Er worden dus tijdelijk twee zelfstandige woningen toegestaan op één perceel. Wanneer de zorgbehoefte ten einde komt, moet de mantelzorgwoning wel weer zodanig worden aangepast, dat deze functioneel ondergeschikt wordt aan het hoofdgebouw (dan wel worden verwijderd).

Onder verwijzing naar de mogelijkheden voor vergunningvrij bouwen wordt in dit bestemmingsplan géén specifieke regeling voor mantelzorgwoningen opgenomen. Wel geeft het Besluit Omgevingsrecht een aantal criteria voor deze vorm van mantelzorgwonen. Zo moet de zorgbehoefte aanwezig zijn.

5.1.4 Bedrijvigheid en voorzieningen

In het grootste gedeelte van het plangebied staat de woonfunctie voorop en zijn nieuwe bedrijfsmatige functies en ook voorzieningen vanwege ruimtegebrek en verkeersoverlast ongewenst. Het bestemmingsplan voorziet daar dan ook niet in. In het bestemmingsplan wordt wel rekening gehouden met het bieden van mogelijkheden voor beroep of werk aan huis.

Wat betreft de bedrijvigheid is er sprake van het voorkomen van enkele bedrijfsmatige activiteiten. Het beleid is er met dit bestemmingsplan op gericht de aanwezige bedrijven in beginsel te handhaven. Dit gelet op hun economische betekenis en de bijdrage ervan aan de functiemenging in de wijken. Omdat het in de huidige situatie vooral om relatief kleinschalige bedrijvigheid gaat, ligt het accent op een zo goed mogelijke ruimtelijke en milieuhygiënische inpassing. De ruimtelijke inpassing vindt met behulp van bouwregels plaats en de milieuhygiënische inpassing door gebruiksregels en door gebruikmaking van de regelgeving op grond van de Wet Milieubeheer.

In het bestemmingsplan is de aard van de toelaatbare bedrijvigheid beperkt tot de

bedrijven die binnen de woonomgeving aanvaardbaar zijn. Dit zijn bedrijven die in

de milieu categorieën 1 en 2 vallen.

5.1.5 Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Er wordt verder rekening gehouden met het gemeentelijk beleid voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. De regeling is gebaseerd op de wens om daarvoor binnen randvoorwaarden ruimte te bieden. De criteria voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn de volgende:

  • de woonfunctie moet in ruimtelijke en functionele zin voorop blijven staan;
  • de aan-huis-verbonden activiteiten mogen uitsluitend inpandig worden verricht;
  • er mag maximaal 40% van de oppervlakte van hoofd- en bijgebouwen worden gebruikt voor de aan huis verbonden activiteiten, met een maximum van 50 m²;
  • diegene die de aan huis verbonden activiteit uitoefent, moet tevens de gebruiker van de woning zijn;
  • het gebruik mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving, het-geen betekent:
  • de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten moet qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar zijn met die van de omringende woonbebouwing;
  • er mag geen detailhandel plaatsvinden behalve voor zover direct verbonden met de aan huis-verbonden bedrijfsmatige activiteit;
  • het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling, terwijl parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden;
  • het moet gaan om kleinschalige bedrijfsactiviteiten (categorieën 1 en 2 uit de Bedrijvenlijst).
5.1.6 De Blauwe loper

De Blauwe loper is de naam voor de nieuwe fiets- en voetgangersverbinding tussen Blauwestad en Winschoten. Winschoten en Blauwestad liggen op een steenworp afstand van elkaar, maar voor fietsers en voetgangers is er nu geen directe verbinding tussen beide kernen. Op dit moment worden de beide kernen gescheiden door de A7, het Oldambtmeer en het Winschoterdiep.

De provincie Groningen, de gemeente Oldambt en projectbureau Blauwestad willen het centrum van Winschoten en Blauwestad met elkaar verbinden door een brug voor fietsers en voetgangers aan te leggen: de Blauwe Loper. Met deze verbinding moeten bewoners van Blauwestad gemakkelijker bij voorzieningen in Winschoten kunnen komen, zoals scholen of winkels. Omgekeerd kunnen inwoners van Winschoten zo sneller naar recreatieve voorzieningen in Blauwestad. De brug moet een opvallend uiterlijk krijgen.

Het voorkeursalternatief gaat uit van een brug tussen het Havenkwartier in Blauwestad en de Hoorntjesweg in Winschoten. Het brugdeel over het Winschoterdiep is beweegbaar. In Winschoten sluit de brug aan op de fietsroute via de Hoorntjesweg, Ludensweg en de Van Speykstraat richting het centrum. Verder wordt rekening gehouden met een aansluiting op het Stadspark.

In dit bestemmingsplan is rekening gehouden met de aanleg van de Blauwe loper. Hiertoe is gebiedsaanduiding opgenomen (overige zone - Blauwe Loper). De brug is maximaal 8 meter breed en 20 meter hoog. Er mag een kunstwerk (civieltechnisch) gerealiseerd worden met een maximale hoogte van 70 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.1895.08BP0001-0401_0012.jpg"

Figuur: Locatie en afbakening de Blauwe Loper (Bron: Provincie Groningen)

5.1.7 Parkwijk de Burcht

Voor het terrein van de voormalige camping tussen de Molenweg, de Bovenburen, de Vosseweg en de bebouwing aan de Vossenkamp is op 16-11 2015 een afzonderlijk bestemmingsplan vastgesteld. Het betreft het terrein van het voormalige landgoed en de steenfabriek De Oude Werf. Het bestaande woonhuis blijft samen met de theekoepel (Rijksmonument) centraal in het gebied aanwezig. Met dit bestemmingsplan is de realisatie van een viertal woningen in het hogere segment mogelijk gemaakt. Deze woningen bevinden zich in een landgoedachtige omgeving. De woningen zijn gesitueerd aan de noord- en westzijde van het plangebied. Het overige gedeelte van de voormalige camping wordt ingericht als park ,met veel ruimte voor water en groen. Voor de realisatie van de herinrichting zijn de bestaande camping gebouwen gesloopt, de bestaande verharding verwijderd en zijn mogelijk enkele bomen gekapt. De bestaande vijvers worden zodanig vergroot, dat na de herinrichting al het oppervlaktewater in het gebied met elkaar is verbonden. De ontsluiting van de nieuwe woningen wordt op drie locaties gesitueerd. Eén aan de noordzijde van het terrein die uitkomt op de Vossenkamp. De tweede ontsluiting zal aan de noordoostzijde worden gerealiseerd. Hiervoor zal een nieuwe toegang op een bestaande uitrit aan de Vosseweg worden gebruikt. De derde ontsluiting wordt aan de zuidzijde gerealiseerd en komt uit op de Bovenburen.

Het bestemmingsplan voor Parkwijk de Burcht is integraal overgenomen in dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1895.08BP0001-0401_0013.jpg"

Figuur: planvoornemen Parkwijk de Burcht ( bron: HKB Stedenbouwkundigen)

5.1.8 Evenementen

De kern van de juridische regeling is dat ruimtelijk relevante evenementen worden beschouwd als met het bestemmingsplan strijdig gebruik, met uitzondering van zodanige evenementen die zijn toegestaan in een van toepassing zijnd bestemmingsplan. Het gaat dan om evenementen die de dorpse schaal overstijgen. Evenementen gerelateerd aan vieringen van feestdagen zoals van Koningsdag-, bevrijdingsdag-, Sinterklaas- en oudjaarsdagactiviteiten en dergelijke evenementen zijn uitgezonderd van het begrip 'ruimtelijk relevant evenement'. Voor de uitgangspunten ten aanzien van evenementen zie Bijlage 1 Evenementen.

Bij de benadering van evenementen dient de volgende volgorde van de vragen te worden aangehouden.

  • 1. Vraag 1: Valt de activiteit onder de definitie van evenement?

Zo nee, dan is het toegestaan, tenzij de bestemming zich ertegen verzet.

Zo ja, vraag 2.

  • 2. Vraag 2: Is het een ruimtelijk relevant evenement?

Zo nee, dan is het toegestaan. De algemene gebruiksregels verklaren alleen tot strijdig gebruik het gebruik van gronden voor ruimtelijk relevante evenementen.

Dat het geen ruimtelijk relevant evenement is, kan langs twee wegen worden geconcludeerd:

a. het evenement is niet in de open lucht / in tijdelijke onderkomens met een tijdelijk, plaatsgebonden van het reguliere gebruik afwijkend karakter.

b. Het evenement valt onder een van de uitzonderingen in de definitie van ruimtelijk relevant evenement.

Zo ja, vraag 3.

  • 3. Vraag 3: Valt het binnen de begrenzing van de aanduiding?

Zo nee, dan staat het bestemmingsplan in de weg aan het evenement. Een evenement kan dan alleen worden vergund met een afwijkingsvergunning.

Zo ja: vraag 4.

  • 4. Vraag 4: Past het evenement binnen de regels van de aanduiding?

Zo nee, dan kan een evenement alleen worden vergund met een afwijkingsvergunning.

Zo ja, dan is het evenement toegestaan.

Op deze manier is inzichtelijk of voor een bepaald evenement een afwijkingsvergunning nodig is (juridisch: een omgevingsvergunning voor planologisch strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht). Wanneer er sprake is van een evenement is daarvoor in elk geval ook een APV-vergunning of melding evenement nodig.  

Hoofdstuk 6 Juridische toelichting

6.1 Algemeen

In de voorgaande hoofdstukken zijn de functies in het plangebied toegelicht en de ontwikkelingen daarbinnen, het programma voor de toekomst en de ruimtelijke uitgangspunten. Dit beleid krijgt zijn juridische vertaling in bestemmingen. Deze geven aan voor welke doeleinden/functies de gronden zijn bestemd en regelen de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden binnen het plangebied.

Het bestemmingsplan is opgezet overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening. Daarbij hoort een juridische regeling die is opgezet overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP, 2012). Deze standaard geeft bindende standaarden voor de opbouw van de planregels en de verbeelding (plankaart). Het bestemmingsplan is opgezet conform deze landelijke standaarden. Meer inhoudelijk is de regeling opgezet conform de elders in de gemeente toegepaste bestemmingen. Daarbij wordt opgemerkt dat in de bestemmingen de nodige flexibiliteit is opgenomen binnen de ruimtelijke hoofdopzet.

6.2 Toelichting op de enkelbestemmingen

6.2.1 Bedrijf

Aan de Vossenweg 3 zit een vleesbedrijf cq. groothandel in vleesproducten. Op het perceel Hortensiastraat 7 is tevens een galerie en glasbewerkingsbedrijf toegestaan. De overige bedrijven binnen het plangebied zijn autobedrijven. Deze bedrijven zijn allemaal onder de bestemming Bedrijf gebracht. Bij de meeste van de bedrijven liggen ook woningen in de buurt en een negatieve beïnvloeding van de woonfunctie moet worden voorkomen. Daarom wordt uitgegaan van een basisregeling waarbij bedrijven uit de milieucategorieën 1 en 2 zijn toegestaan. Een bijbehorende dienst- of bedrijfswoning is mogelijk voor zover bestaand.

6.2.2 Bedrijf - Gasdrukmeet- en regelstation

Binnen het plangebied bevindt zich aan de Hoorntjesweg 63 een gasdrukmeet- en regelstation. Dit is onder een aparte bestemming gebracht, namelijk Bedrijf - Gasdrukmeet- en regelstation.

6.2.3 Bedrijf - Nutsvoorziening

De bestemming Bedrijf - Nutsvoorziening is overeenkomstig de geldende situatie in dit nieuwe bestemmingsplan opgenomen en betreft voorzieningen met een openbare nutsfunctie, zoals transformatorhuisjes e.d.

6.2.4 Cultuur en ontspanning

De kinderboerderij aan de Bovenburen 96 is onder de bestemming Cultuur en ontspanning gebracht. De bestemmingsomschrijving ziet toe op een kinderboerderij met bijbehorende voorzieningen, zoals een beheerdersruimte en dierenverblijven. Ondergeschikte horeca ten behoeve van de kinderboerderij is toegestaan. Ook is hier een dagbesteding aanwezig. Deze functie is ook met deze bestemming geregeld.

6.2.5 Detailhandel

De supermarkt (Jachtlaan 11-13) is onder de bestemming Detailhandel gebracht. Hier bevindt zich ook een cafetaria, deze is apart aangeduid.

6.2.6 Dienstverlening

Dienstverlenende functies is het plangebied zoals een uitvaartvereniging, een kapper, een galerie, een autorijschool, fysiotherapie, praktijk voor logopedie en een sportcentrum zijn onder de bestemming Dienstverlening gebracht.

6.2.7 Gemengd

Aan de Zeeheldenbuurt 3 tot 17 bevindt zich een gebouw met dienstverlening, horeca (categorie 1) detailhandel en woningen op de verdieping. Dit perceel is onder de bestemming Gemengd gebracht. Detailhandel is toegestaan voorzover bestaand. Nieuwe detailhandel is niet toegestaan. Dit laatste vloeit voort uit het gemeentelijk beleid, zoals verwoord in het 'Actieprogramma Versterking binnenstad Winschoten'.

6.2.8 Groen

Aanwezige groenvoorzieningen zijn van de bestemming Groen voorzien. Het betreft hier een aantal gronden die op structureel niveau een bijdrage aan de groenvoorzieningen aan het plangebied leveren. De dierenweide aan de Bovenburen is aangeduid binnen deze bestemming.

6.2.9 Horeca

In het rosarium bevindt zich restaurant Rozenpaviljoen. Deze is onder de bestemming Horeca gebracht. De regeling sluit in ruimtelijke zin aan op die van de geldende plannen. Het gaat bij deze bestemming om de lichtere horecavormen zoals restaurants, pensions, hotels, cafetaria's e.d. . De aard van de bedrijvigheid is met de planregels geregeld.

6.2.10 Maatschappelijk

Binnen het plangebied komen diverse maatschappelijke voorzieningen voor: deze zijn met de gelijknamige bestemming Maatschappelijk geregeld. Het gaat hier om de kerken, de scholen en overige maatschappelijke voorzieningen. Het bestemmingsplan voorziet over het algemeen in een regeling die is afgestemd op de aanwezige ruimtelijke situatie met perceelsgerichte ontwikkelingsruimte. In functionele zin wordt ruimte geboden voor functie-uitwisseling, daar waar de behoefte zich daarvoor aandient.

6.2.11 Natuur

De percelen die deel uit maken van het Natuur Netwerk Nederland (nabij de Blauwe Stad)' alsmede de natuurgebieden die buiten het Natuur Netwerk Nederland zijn gelegen zijn onder de bestemming 'Natuur' gebracht. De bestemmingsomschrijving ziet toe op het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van water, oeverstroken, moeras en rietland en bosbeplanting. Dagrecreatief medegebruik is toegestaan. Ook water en waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede paden zijn toegestaan binnen de bestemming.

Daarnaast is een omgevingsvergunningenstelsel voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden opgenomen. De omgevingsvergunning wordt slechts verleend als er sprake is van een groot openbaar belang en de ingreep kleinschalig van aard is. Ook mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de natuurlijk, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het gebied.

In de verkenningsfase is heeft de provincie Groningen een QuickScan laten doen om te kijken of het mogelijk was om het tracé van de Blauwe Loper te situeren door het natuurgebied NNN, voorheen Ecologische hoofdstructuur. De conclusie was dat er beperkte aantasting plaatsvindt op de ecologisch structuur door de aanleg van de Blauwe Loper. Het beoogde fietspad doorsnijdt de EHS, maar door de in alle varianten toegepaste verhoogde ligging vindt er een zeer beperkt oppervlakteverlies plaats (steunpilaren). Naarmate het tracé binnen het EHS-gebied langer wordt, zullen er meer steunpilaren nodig zijn. Bij een tracé dat een groter deel van de EHS doorsnijdt (2 t/m 4b) is er derhalve meer, maar nog steeds zeer beperkt, oppervlakteverlies. Hierdoor is er een relatief groter effect te verwachten dan bij tracé 1. Het betreft een relatief smal fietspad. Hierdoor kan er nog gemakkelijk zonlicht onder het fietspad komen en kan de vegetatie zich hier handhaven. Er zal geen sprake zijn van aantasting van de beheertypen Moeras en Kruiden- en faunarijk grasland onder het fietspad. De ingreep leidt evenmin tot aantasting van het reliëf, de hydrologie en de kwaliteit van water, bodem en lucht in het gebied. De rust in het gebied wordt wel verstoord, maar deze is beperkt. Dergelijke verstoring is bovendien niet van toepassing op de beheertypen Moeras en Kruiden- en faunarijk grasland of de in de Omgevingsverordening (bijlage 16) benoemde biotopen. Hieraan zijn bijvoorbeeld geen (verstoringsgevoelige) faunawaarden gekoppeld. Geconcludeerd kan worden dat er een zeer beperkte aantasting plaatsvindt van de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS in Blauwestad. De mate ervan is afhankelijk van het aantal noodzakelijke steunpilaren van het fietspad.

Op dit moment worden de effecten van de Blauwe Loper, nadat het ontwerp bekend is bij aanbesteding, in kaart te brengen. Daarna zullen er een vergunning Wet Natuurbescherming en andere vergunningen moeten worden aangevraagd om de Blauwe Loper aan te kunnen leggen in het NNN-gebied.

6.2.12 Recreatie - Volkstuin

Het volkstuinencomplex achter de Vosseweg 3 is onder de bestemming Recreatie -Volkstuin gebracht. Naast volkstuin zijn wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en water toegestaan. Er mag uitsluitend ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

6.2.13 Sport

De sportvoorzieningen binnen het plangebied zijn onder de gelijknamige bestemming Sport gebracht. Het betreft de verschillende sportvelden met de daarbijbehorende gebouwen en voorzieningen, zoals kleedruimtes en kantine.

6.2.14 Verkeer

De doorgaande verkeersvoorzieningen zijn onder de bestemming Verkeer gebracht. Binnen de bestemming Verkeer staat de verkeersfunctie voorop. Voor bebouwing in de vorm van wachthuisjes (abri's) e.d. is geen specifieke regeling getroffen. Deze kunnen in het algemeen zonder bouwvergunning worden gerealiseerd.

6.2.15 Verkeer - Verblijfsgebied

De ontsluitingswegen en woonstraten met een beperkte verkeersfunctie zijn onder de bestemming Verkeer - Verblijf geregeld. Binnen het verblijfsgebied aanwezige garageboxen zijn apart aangeduid.

6.2.16 Water

Het Winschoterdiep valt voor een deel binnen het plangebied en is onder de bestemming 'Water' gebracht. De bestemmingsomschrijving ziet toe op vaarwegen, waterlopen en watergangen. De functie 'waterberging' is eveneens opgenomen in de bestemmingsomschrijving. Bermen en beplanting, oeverstroken, dijken, kaden, wegen en paden vallen ook onder de bestemming. Bruggen, dammen en duikers zijn toegestaan.

De oeverzone van het Oldambtmeer is aangewezen als natuur binnen Natuurnetwerk Nederland. De bestemmingsomschrijving van de bestemming Water' is hier op afgestemd. Daarnaast is een omgevingsvergunningenstelsel voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden opgenomen. De omgevingsvergunning wordt slechts verleend als er sprake is van een groot openbaar belang en de ingreep kleinschalig van aard is. Ook mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de natuurlijk, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het gebied.

6.2.17 Wonen

De bestemming Wonen is in de systematiek van de gemeente Oldambt onderverdeeld in 5 verschillende bestemmingen. In het plangebied van dit bestemmingsplan komen de bestemmingen Wonen 1, 4, 5 en 6 voor. Deze bestemmingen worden hieronder kort toegelicht. Wonen -1 en Wonen - 2 zijn gecombineerd tot Wonen - 1. Wonen - 3 betreft het wonen binnen vrijgekomen, grotere (boerderij)panden. Deze bestemming komt in het plangebied van dit bestemmingsplan niet voor.

In dit bestemmingsplan is ten behoeve de plaatsing van zonnepanelen voor eigen gebruik en op eigen erf een afwijkingsbevoegdheid opgenomen in de regels van de bestemming 'Wonen'. Met deze afwijkingsbevoegdheid is het mogelijk om zonnepanelen in een grondopstelling te plaatsen. Hierbij is ten behoeve van de afwegingscriteria aangesloten op de voorwaarden, zoals genoemd in de Beleidsnotitie zonne-energie. Zo mag de omvang van het zonnepark niet groter zijn dan 200 m2 en wordt een landschappelijke inpassing/tuinplan bij de plannen toegevoegd. Het bouwperceel bij een woning inclusief de oppervlakte van de woning en bijgebouwen, mag voor maximaal 50% worden gebruikt voor zonnepanelen. De bouwhoogte van de zonnepanelen is maximaal 1,5 meter.

Wonen - 1

De bestaande woningen zijn geregeld met de bestemmingen Wonen-1. Er is gewerkt met een globaal systeem. Dit is mogelijk omdat de woonbuurten nagenoeg volledig zijn gerealiseerd en het accent op beheer ligt. Ontwikkelingen die nu nog plaatsvinden hebben veelal te maken met bouwactiviteiten op perceelsniveau, zoals renovatie van het hoofdgebouw of realisering van een aan- of uitbouw of een bijgebouw bij een woning.

Binnen het plangebied is voor wat betreft de bestaande woningen sprake van een verschil in omvang van de bouwpercelen in relatie tot de ruimtelijke structuur: bij de woningen langs de Hoorntjesweg en Bovenburen, gelegen tegen het Stadspark aan is veelal sprake van grotere percelen, terwijl de woningen in de planmatige uitbreidingsbuurten veelal gekenmerkt worden door kleinere percelen. Om dit onderscheid in hoofdvorm en bebouwingsoppervlaktes te handhaven is in de bouwregels de volgende maatvoering opgenomen:

  • bij percelen met een grotere oppervlakte dan 600 m2 (grotere kavels) mag de totale bebouwing hoofd- en bijgebouwen maximaal 300 m² bedragen;
  • bij percelen met een kleinere oppervlakte dan 600 m² (kleinere kavels) mag de totale bebouwing hoofd- en bijgebouwen maximaal 200 m² bedragen.

Deze maximale maatvoering is in de planregels opgenomen.

Op het algemene beeld komen uitzonderingen voor: op de planmatige uitbreidingslocaties komen in een aantal gevallen ook percelen voor die groter zijn dan 600 m². In die gevallen mag de totale bebouwing van hoofd- en bijgebouwen maximaal 300 m² bedragen. Als er in de bestaande situatie al meer staat dan 300 m2 dan geldt de bestaande oppervlakte als maximum.

Locatie

Met betrekking tot de plaatsing van de woningen is de aanwezigheid van een voorgevellijn naar de openbare ruimte toe bepalend. Deze is op de verbeelding vastgelegd. Bepaald is dat ten minste 50% van de voorgevel van het hoofdgebouw (en dus het merendeel) in deze gevel moet worden geplaatst. De voortuin - en in een aantal gevallen ook de beeldbepalende zijtuin - is daarbij bepalend.


Verder gelden afstanden tot de zijdelingse bouwperceelgrens. Voor bijgebouwen gelden situeringseisen tot de naar de weg gekeerde gevel. Voor het overige gelden geen bijzondere plaatsingseisen. Hoofd- en bijgebouwen kunnen binnen het bestemmingsgebied een plaats worden geboden.


Hoogtes

De bouw- en goothoogtes van Wonen - 1 betreffen respectievelijk maximaal 10 en maximaal 6,5 meter.


Aantallen

Het bestaande aantal woningen per bestemmingsvlak is uitgangspunt. Er wordt niet uitgegaan van een verdere toename van het aantal woningen binnen de bestaande woonbuurten. Voor zover er veranderingen optreden, betreft dit renovatie of planmatige herstructurering, In dat geval wordt een regeling op maat gemaakt.


Aan huis-verbonden beroepen / bedrijf aan huis

In de regels is rekening gehouden met een gebruik van een nader aangegeven oppervlakte voor beroep en bedrijf aan huis. Dit in combinatie met de woonfunctie. Wel geldt een aantal criteria waarmee gewaarborgd wordt dat het wonen de hoofdfunctie blijft. Het betreft de reguliere regeling van de gemeente. Voor zowel aan-huis-verbonden beroepen als kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is een bijlagelijst bij de planregels opgenomen. Het wonen blijft de hoofdfunctie.


Mantelzorg

Gelet op het Besluit omgevingsrecht (Bor) is geen aparte regeling voor mantelzorg opgenomen. Dit wordt voldoende in het Bor geregeld. Zie hoofdstuk 5.


Bijbehorende bouwwerken

De mogelijkheden voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken (aan-, uit- en bijgebouwen) zijn met de inwerkingtreding van het Besluit omgevingsrecht (Bor) op 1 november 2014 verruimd. Op het achtererf zijn tot een bepaalde omvang bijbehorende bouwwerken vergunningvrij mogelijk. Wel is in het Bor een bepaald bebouwingspercentage gehanteerd om te voorkomen dat achtererven te dicht worden bebouwd.


Met dit nieuwe bestemmingsplan zet de gemeente in op een maximale bebouwingsregeling per perceel (maximaal 200 - 300 m2 hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, afhankelijk van de perceelsgrootte). In de regels is onder meer opgenomen dat bijbehorende bouwwerken:

  • minimaal 1 meter achter de voorgevel moeten worden gebouwd;
  • indien de zijdelingse perceelsgrens grenst aan een openbare bestemming, bedraagt de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de openbare bestemming minimaal 1 meter.

Regeling erf- en terreinafscheidingen

Binnen het bestemmingsplan is een regeling opgenomen voor erf- en terreinafscheidingen die met name voor hoekpercelen enige extra ruimte geeft:

  • erf- en terreinafscheiding vóór de voorgevel maximaal 1 meter met binnenplanse afwijkingsbevoegdheid naar maximaal 2 meter met toetsingscriteria over de ruimtelijke aanvaardbaarheid.


Het gaat er hierbij om dat in hoeksituaties hogere erfafscheidingen aanvaardbaar kunnen zijn, mits passend in een goed straatbeeld. De planregels geven daarvoor criteria. In aanvulling daarop gelden ook extra welstandscriteria aan materiaal- en kleurgebruik om een rommelig straatbeeld te voorkomen. Deze extra welstandscriteria zijn al in de welstandsnota opgenomen en betreffen:

  • metselwerk overeenkomstig het gebouw (of eventuele bijgebouwde bouwwerken);
  • stijlen, palen en houten delen geschilderd in donkere kleuren (groen of bruin);
  • geïmpregneerde houten delen/schuttingen zijn toegestaan indien deze (binnen een jaar) een groene uitstraling krijgen door begroeiing met beplanting;
  • rietmatten of vlechtschermen zijn toegestaan;
  • geen felle en/of contrasterende kleuren.


Wonen - 4

De woningen in Parkwijk De Burcht zijn onder een afzonderlijke bestemming gebracht. De regeling zoals opgenomen in het vigerend plan is een op een overgenomen. Kenmerkend voor deze regeling is dat alle gebouwen binnen het bouwvlak moeten worden gebouwd, er geen vrijstaande bijgebouwen zijn toegestaan en er een verspringende tweede bouwlaag moet worden gerealiseerd.

Wonen - 5

De bestemming Wonen - 5 is op het perceel Hortensiastraat 1-3 gelegd. Hier bevindt zich een kamerverhuurbedrijf. De regeling is afgestemd op de specifieke situatie en maakt behalve een kamerverhuurbedrijf voor 60 niet-zelfstandige wooneenheden middels aanduidingen een sportschool en een bedrijfswoning mogelijk.

Wonen - 6

De bestemming Wonen - 6 is gelegd op het voormalige verzorgingstehuis aan de Wezellaan 241 t/m 289. De bestemmingsomschrijving maakt wonen met zorg mogelijk. Het gaat daarbij om niet-zelfstandige wooneenheden in combinatie met gemeenschappelijke en/of zorggerelateerde voorzieningen.

6.2.18 Wonen - Woongebouw

De appartementencomplexen in het plangebied zijn onder de bestemming Wonen - Woongebouw gebracht. De appartementencomplexen bevinden zich voornamelijk in het zuidelijk deel van plangebied. De wooneenheden kunnen zelfstandig worden bewoond, maar eventueel zijn er ook combinaties met gemeenschappelijke voorzieningen te leggen. De bergingen zijn specifiek aangeduid.

6.3 Toelichting op de dubbelbestemmingen

6.3.1 Leiding - Gas

De gasleiding die naar het gasontvangststation gaat is onder de dubbelbestemming Leiding - Gas gebracht. De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor een gastransportleiding en de daarbijbehorende belemmeringenstrook. Ter bescherming van de gasleiding mag binnen de bestemming niet worden gebouwd.

Het tracé voor de Blauwe Loper ( zie paragraaf 5.1.6 De Blauwe loper) valt deels samen met de hierboven genoemde belemmeringenstrook. De Blauwe loper kan daardoor niet zonder advies van de leidingbeheerder gerealiseerd worden. Hierover zal overleg plaatsvinden.

6.3.2 Waarde - Archeologie

Overeenkomstig de Nota Archeologiebeleid zijn de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 1 t/m 4 opgenomen. Deze hebben als doel om bij meer omvangrijke werkzaamheden na te gaan of er sprake is van beïnvloeding van archeologische waarden. Hiervoor is een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen voor uitvoeren van werken en werkzaamheden die diepe(re) grondbewerkingen als gevolg kunnen hebben.

6.3.3 Waarde - Glaciale rug

Zoals uit de Omgevingsverordening Groningen (2016) blijkt is voor deelgebied Parkwijk voor een klein gedeelte kaart 7 'Landschap' van toepassing voor wat betreft het voorkomen van glaciale ruggen. Ter bescherming van deze waarden is de dubbelbestemming Waarde - Glaciale rug op de betreffende gronden gelegd. De bestemmingsomschrijving ziet toe op de bescherming van het reliëf en de herkenbaarheid van de glaciale ruggen. Er geldt een verbod op diepploegen, egaliseren en afschuiven van gronden.

6.3.4 Waterstaat - Waterkering

De waterkering langs het Winschoterdiep heeft de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering. De dubbelbestemming ziet toe op de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de primaire waterkering met de daarbij behorende bouwwerken.

6.4 Toelichting op overige regelingen

In het plangebied komen de volgende gebiedsaanduidingen voor:

6.4.1 geluidzone - weg

Ten behoeve van het wegverkeer is in dit bestemmingsplan de gebiedsaanduiding 'geluidzone - weg' opgenomen. De op de verbeelding voor 'geluidszone - weg' aangewezen zone ziet toe op het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op geluidsgevoelige gebouwen. Voor het bouwen van gebouwen geldt dat een geluidsgevoelig object slechts mag worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op de gevels van dit gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde. Zie ook paragraaf 3.7 Geluid'.

6.4.2 geluidszone industrie

Ten oosten van het plangebied van dit bestemmingsplan bevindt zich het bedrijventerrein Reiderand. Dit bedrijventerrein vormt samen met de bedrijventerreinen De Rensel en Hoogebrug het geluidgezoneerd industrieterrein Winschoten-Oost. Op een gezoneerd industrieterrein mogen bedrijven gezamenlijk een bepaalde geluidsnorm niet overschrijden. Om deze industrieterreinen ligt een geluidszone van 50dB(A) vanwege industrielawaai. Deze contour reikt aan de westzijde van het industrieterrein over het plangebied van dit bestemmingsplan. Hiermee is dit gebied voorzien van een geluidzone. Binnen de zone industrielawaai is nieuwbouw van woningen en geluidgevoelige objecten alleen toegestaan als uit specifieke berekeningen blijkt dat de gevelbelasting niet hoger zal zijn dan de geldende 50 dB(A) etmaalwaarde of via een omgevingsvergunning verkregen hogere geluidgrenswaarde van maximaal 55 dB(A). Bij procedures voor hogere geluidgrenswaarden wordt in die gevallen waar sprake is van cumulatie van industrielawaai en wegverkeerslawaai de gecumuleerde geluidbelasting gehanteerd. (Het industrieterrein zelf, inclusief de daarop aanwezige woningen en bedrijfswoningen hebben van rechtswege een hogere waarde van 55 dB(A)).

6.4.3 overige zone - Blauwe Loper

Binnen dit op de verbeelding weergegeven gebied wordt de Blauwe Loper van en naar de Blauwe Stad mogelijk gemaakt.

6.4.4 overige zone - evenemententerrein 1

In het Stadspark vinden evenementen plaats die als ruimtelijk relevant kunnen worden beschouwd. Hiervoor zijn een maximum aantal, een maximale duur en maximale bezoekersaantallen aangegeven. Verder zijn evenementen toegestaan die niet als ruimtelijk relevant worden beschouwd. In de algemene gebruiksregels is een regeling opgenomen.

6.4.5 overige zone - karakteristiek

De karakteristieke panden in het plangebied zijn aangeduid met de gebiedsaanduiding 'overige zone - karakteristiek' (zie ook de als bijlage 3). Er gelden nadere regels voor het behoud van de karakteristieke hoofdvorm van gebouwen en het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen is in principe verboden.

6.4.6 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen

De Omgevingsverordening geeft aan dat langs wegen die deel uit maken van het provinciale basisnet moet worden voorkomen dat in een zone van 30 m nieuwe objecten voor minder zelfredzame personen worden gerealiseerd. In dit bestemmingsplan is met het oog daarop de gebiedsaanduiding opgenomen die dit regelt( veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen). Feitelijk loopt deze overigens maar over een beperkt deel van het plangebied.

6.4.7 veiligheidszone - bedrijven

De veiligheidszone - bedrijven 1 en veiligheidszone - bedrijven 2 zijn gelegen rond het gasontvangststation. Binnen de zones mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, zoals bijvoorbeeld woningen.

6.4.8 veiligheidszone - lpg

Buiten het plangebied aan de Beertsterweg 41 bevindt zich een LPG station. De veiligheidszone van dit station is deels over het plangebied gelegen en daarom op de verbeelding weergegeven. Binnen de veiligheidszone mag niet gebouwd worden voor langdurig verblijf van groepen verminderd zelfredzame personen.

6.4.9 vrijwaringszone - molenbiotoop

Het betreft de vrijwaringszones - molenbiotoop 1, 2 en 3. Er bevinden zich drie molens net buiten het plangebied. Omdat de vrijwaringszone over het plangebied van dit bestemmingsplan ligt zijn deze zones op de verbeelding opgenomen. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 1', 'vrijwaringszone - molenbiotoop 2' en 'vrijwaringszone - molenbiotoop 3' mogen zich geen hoge bouwwerken bevinden. Dit om de windvang van de molen niet te beperken en zo de molen als waardevol beeldbepalend element te beschermen.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van

een bestemmingsplan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke

en de economische uitvoerbaarheid.

7.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Over het voorontwerp van dit bestemmingsplan zijn inspraakmogelijkheden

geboden. Tevens is het plan voorgelegd aan de provincie Groningen, het waterschap en de Veiligheidsregio Groningen in het kader van het overleg op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening. De Nota overleg- en inspraakreacties is opgenomen als bijlage 4.

Het ontwerp bestemmingsplan 'Winschoten – Parkwijk, Bloemenbuurt, Zeeheldenbuurt en Stadspark' heeft met ingang van 17 mei 2018 gedurende zes weken ter inzage gelegen overeenkomstig artikel 3.8, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening. Gedurende deze termijn is aan een ieder de mogelijkheid geboden een zienswijze te geven over het ontwerp bestemmingsplan. De Reactienota zienswijzen behandelt de ingekomen zienswijzen op het ontwerp bestemmingsplan 'Winschoten – Parkwijk, Bloemenbuurt, Zeeheldenbuurt en Stadspark'. Deze reactienota is opgenomen als bijlage 5. Ten slotte is het bestemmingsplan vastgesteld in de gemeenteraad.

7.2 Economische uitvoerbaarheid

Het weergeven van de economische uitvoerbaarheid door middel van een cijfermatige opzet is voor dit bestemmingsplan als geheel niet te geven. Het onderhavige plan is immers in eerste instantie een actualisering van aanvulling op c.q. verbetering van een bestaand beoordelings- en toetsingskader voor verdere ontwikkeling in het plangebied. Bovendien geldt dat de ontwikkelingen die zich in het plangebied nog zullen voordoen voor het merendeel particuliere initiatieven betreffen, welke voor rekening van de initiatiefnemer komen.

7.3 Grondexploitatie

De Grondexploitatiewet (onderdeel van de Wet ruimtelijke ordening) stelt een gegarandeerd kostenverhaal verplicht bij het opstellen van bestemmingsplannen waarin bepaalde bouwplannen mogelijk worden gemaakt.

Een exploitatieplan is verplicht, tenzij het verhalen van kosten al anderszins is verzekerd, het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is en het stellen van eisen en regels over werken en werkzaamheden in het exploitatiegebied niet noodzakelijk is. In dat geval dient de gemeenteraad tegelijk met vaststelling van het bestemmingsplan expliciet en gemotiveerd te besluiten om géén exploitatieplan vast te stellen.

In de situatie van dit plangebied wordt afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan. Het gaat hierbij primair om een conserverend bestemmingsplan in een gebied met bestaande functies. Incidenteel biedt het plan ruimte voor enkele nieuwe ontwikkelingen. Voor zover er geen sprake was van gegroeide rechten volgens het vigerende plan, zijn deze gebonden aan toepassing van een afzonderlijke wijzigingsbevoegdheid. In het kader van de hiervoor benodigde procedure zal de grondexploitatie van de concrete plansituatie aan de orde komen.