5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen;
- aan-huis-verbonden beroepen tot maximaal 30% van het grondvloeroppervlak van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken met een maximum van 50 m²;
met de daarbij behorende:
- tuinen;
- water;
- toegangspaden en in- en uitritten;
- bijbehorende bouwwerken;
- parkeervoorzieningen;
- speelvoorzieningen;
- waterlopen en waterpartijen;
5.2 Dubbelbestemming
In aanvulling van het bepaalde in
artikel 5 lid 1 zijn, daar waar aangegeven op de verbeelding, de gronden tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van:
- de onderzoeksplicht betreffende archeologische waarden zoals bedoeld in artikel 6 lid 1.
5.3.1 Algemeen
Op of in de gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming.
5.3.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
- hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaande woning’ één vrijstaande woning;
- minimale en maximale goothoogte: zoals op de verbeelding is aangegeven
- maximale bouwhoogte: zoals op de verbeelding is aangegeven.
- maximale inhoud: zoals op de verbeelding is aangegeven.
- de woning moet zijn voorzien van een kap, waarvan de dakhelling minimaal 20° en maximaal 65° dient te zijn.
5.3.3 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
- bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;
- de minimale afstand tot de voorgevellijn bedraagt 1 m1;
- de goothoogte van uit- en aanbouwen bedraagt de eerste volledige bouwlaag vermeerderd met 0,25 m¹, met een maximum van 4 m1;
- de bouwhoogte van uit- en aanbouwen bedraagt maximaal 6 m1, in geval van een doorgetrokken dakvlak van het hoofdgebouw. In alle andere gevallen is de maximale bouwhoogte gelijk aan de maximale goothoogte;
- de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt maximaal 3 m1;
- de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt maximaal 5 m1;
- de maximale oppervlakte van een vrijstaand bijgebouw bedraagt 125 m2.
5.3.4 Overkappingen
Voor het bouwen van overkappingen gelden, voor zover vallend/passend binnen het bepaalde in
artikel 5 lid 3.3 sub c, de volgende bepalingen:
- de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m¹;
- het bebouwde oppervlakte bedraagt maximaal 20 m².
5.3.5 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen binnen het bouwvlak gebouwd worden;
- de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 m¹ voor de voorgevellijn;
- de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m1 achter de voorgevellijn. Indien de terreinafscheidingen op de grens met het openbaar gebied staat, bedraagt de hoogte:
- maximaal 1 m1;
- maximaal 2 m1, indien deze tenminste 1 m1 van de perceelgrenzen wordt gerealiseerd;
- de hoogte van pergola's en carporten bedraagt maximaal 3 m¹;
- de hoogte van speelvoorzieningen bedraagt maximaal 3 m¹;
- de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 1 m¹.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijking mantelzorg
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 5 lid 3.3 sub g, voor het overschrijden van de maximaal toegestane oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:
- het college tevens afwijkt van het bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 5 lid 6.2 ;
- er geen onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden plaatsvindt;
- de bedrijfsvoering van nabij gelegen bedrijven niet wordt beperkt;
- per woning maximaal één ontheffing ten behoeve van inwoning voor mantelzorg wordt verleend;
- mantelzorg wordt gefaciliteerd middels een pre-fab-woonunit.
5.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in
artikel 9, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- het wonen in vrijstaande bijgebouwen;
- horeca;
- seksinrichtingen;
- zelfstandige 'niet-woon-functie', waarbij de functie wonen niet meer aanwezig is;
- het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Afwijking aan huis verbonden bedrijven
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 5 lid 1 sub a, teneinde de uitoefening van aan-huis-verbonden bedrijven in het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mogelijk te maken, met dien verstande dat:
- uitsluitend afgeweken wordt van het bestemmingsplan voor het uitoefenen van bedrijvigheid, die valt in milieucategorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
- de bedrijfsactiviteit de parkeerdruk op de openbare ruimten niet nadelig beinvloed;
- er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met de bedrijfsmatige activiteit;
- maximaal 30% van het grondvloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, zulks met een maximum van 50 m²;
- een seksinrichting niet toegestaan is.
5.6.2 Afwijking mantelzorg
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 5 lid 5 sub a, teneinde bewoning in vrijstaande bijgebouwen mogelijk te maken ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:
- met een medische verklaring de noodzaak van mantelzorg wordt aangetoond;
- aangetoond wordt dat de mantelzorg tijdelijk van aard is;
- de niet zelfstandige woonruimte maximaal 50 m2 bedraagt en binnen de bebouwingsregeling, als bedoeld in artikel 5 lid 3.3 sub g, past, tenzij mantelzorg wordt gefaciliteerd middels een pre-fab-woonunit;
- er geen onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden plaatsvindt;
- de bedrijfsvoering van nabij gelegen bedrijven niet wordt beperkt;
- per woning maximaal één ontheffing ten behoeve van inwoning voor mantelzorg wordt verleend.