Gelet op de aard van het voorliggende initiatief, de uitbreiding van een agrarisch bouwvlak, zijn voor de aspecten: archeologie, ecologie, water, bodem, geluid, luchtkwaliteit externe veiligheid, bedrijf- en milieuzonering geen nader onderzoek nodig, deze aspecten worden derhalve globaal onderbouwd.
Archeologie
Ter plaatse is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2' opgenomen. Ten aanzien van deze gebieden stelt de gemeente in haar beleid dat nader onderzoek nodig is bij ingrepen van meer dan 100 m² en dieper dan 30 cm onder maaiveld.
Bij de voorgenomen ontwikkeling is sprake van ingrepen van meer dan 100 m² en dieper dan 30 centimeter onder maaiveld, waarmee nader onderzoek naar archeologische resten noodzakelijk is. Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling zal daarom een archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. Dit onderzoek zal te zijner tijd, maar in ieder geval voor de aanvraag van de omgevingsvergunning voor de bouw van de gewenste nieuw te bouwen akkerbouwloods worden uitgevoerd.
De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2' wordt ook in het voorliggende bestemmingsplan gehanteerd. Hiermee kan worden gesteld dat met de voorgenomen ontwikkeling geen mogelijk voorkomende archeologische resten mogen worden geschaad.
Ecologie
- Gebiedsbescherming
Het plangebied is niet gelegen in een Natura 2000-gebieden. Het dichtstbijzijnd Natura 2000 gebied (Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein) is gelegen op een afstand van ca. 11,6 km van het plangebied. Op een dergelijke afstand is het mogelijk dat een ruimtelijke ontwikkeling van invloed is op het betreffende gebied.
Echter is bij de voorgenomen ontwikkeling sprake van een uitbreiding van een akkerbouwbedrijf. Ter plaatse is geen sprake van het houden van vee, waarmee geen sprake is van een toenemende uitstoot van ammoniak. Ook zal geen sprake zijn van een onevenredige toename van het aantal verkeersbewegingen. Hiermee zal de uitstoot van stikstofoxiden eveneens niet toenemen. De depositie van stikstof zal op de betreffende gebieden daarmee niet toenemen.
Gezien het plangebied niet in of nabij het Natuur Netwerk Nederland (NNN) is gelegen zal de voorgenomen ontwikkeling geen nadelige invloed hebben op deze gebieden en staat het plan de ontwikkeling van deze gebieden niet in de weg.
- Soortenbescherming
De grond binnen het plangebied bestaat voornamelijk uit akkerbouwgrond en uit grond bij een agrarisch erf en is regelmatig in beroering. Hiermee is het aannemelijk dat zich binnen het plangebied geen beschermde soorten planten bevinden. Verder is binnen het plangebied weinig tot geen opgaande beplanting aanwezig. Hiermee is ter plaatse onvoldoende gelegenheid voor dieren om zich te verschuilen en zijn onvoldoende voedselbronnen aanwezig. Hiermee is het aannemelijk dat zich binnen het plangebied geen beschermde diersoorten zullen bevinden.
Er zal met de voorgenomen ontwikkeling geen sprake zijn van sloop van bebouwing en/of het dempen van sloten. Het is daarmee niet aannemelijk dat soorten worden geschaad die zich in bebouwing en/of sloten hebben gevestigd.
Op basis hiervan kan worden gesteld dat met de voorgenomen ontwikkeling geen sprake zal zijn van een mogelijke aantasting van (leefgebieden van) beschermde soorten.
Water
Bij een toename van het verhard oppervlak van meer dan 500 m² is aanvullende compenserende waterberging nodig. Voor de eerste 500 m² geldt een vrijstelling, waardoor de eerste 500 m² niet in de berekening meegenomen hoeft te worden. Voor het berekenen van de noodzakelijke compensatie voor waterberging wordt daarom gebruik gemaakt van de volgende berekening:
Noodzakelijke compensatie = (Totale toename verhard oppervlak - 500) * % compensatienorm peilgebied
De compensatienorm verschilt per peilgebied en geeft het percentage aan dat van de verhardingstoename moet worden gecompenseerd. De locatie is gelegen in een peilgebied waarvoor de compensatienorm 12% geldt. Het verharde oppervlak ter plaatse zal met ongeveer 1.225 m² toenemen. De berekening kan dan als volgt worden gemaakt: Noodzakelijke compensatie = (1.225 - 500) * 12% = 87 m².
Ter compensatie van de toename van het verharde oppervlak zal door de initiatiefnemer ter plaatse een bergingsvoorziening worden aangelegd. Deze voorziening zal voldoende groot worden aangelegd om de gestelde capaciteit te kunnen bergen. De gewenste bergingsvoorziening zal te zijner tijd, maar in ieder geval voor de aanvraag van de omgevingsvergunning voor de bouw van de gewenste nieuw te bouwen akkerbouwloods, in overleg met het waterschap nader worden uitgewerkt.
Bodem
De bodemkwaliteit is in het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) van belang indien er sprake is van functieveranderingen en/of een ander gebruik van de gronden. De bodem moet geschikt zijn voor de functie. Mocht er een verontreiniging te verwachten zijn dan wel mocht deze feitelijk aanwezig zijn, dan dient voor vaststelling van een plan en/of het nemen van het besluit inzichtelijk gemaakt te worden of de bodemverontreiniging de voorgenomen functie- en/of bestemmingswijziging in het kader van gezondheid en/of financieel gezien in de weg staat. Hierbij dient inzichtelijk gemaakt te worden of sprake is van een te verwachten of feitelijke verontreiniging. Dit is echter vooral van belang wanneer inrichtingen worden opgericht waarbij gedurende een groot deel van de dag mensen zullen verblijven. Bij de voorgenomen ontwikkeling is geen sprake van een inrichting waarin gedurende een groot deel van de dag mensen verblijven. Hiermee kan worden aangenomen dat de bodemgesteldheid ter plaatse geschikt is voor de voorgenomen functie- en/of bestemmingswijziging.
Geluid
Door Sain milieuadvies is op 6 april 2020 een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor het agrarisch bedrijf aan het Zuideinde 5 te Zevenhuizen,
bijlagen bij toelichting bijlage 8. Het onderzoek gaat over de situatie na de voorgenomen uitbreiding van het bouwblok. In het onderzoek zijn het gemiddelde geluidsniveau en het piekgeluidsniveau berekend op de woningen ie in de omgeving van het bedrijf liggen. Verder is aandacht besteed aan de geluidsbelasting door het verkeer van en naar het bedrijf.
Uitgangspunten
In het onderzoek is rekening gehouden met alle relevante geluidsbronnen die tijdens een drukke dag kunnen voorkomen. Het gaat onder andere om vrachtverkeer, laad- en losactiviteiten en enkele vast opgestelde installaties.
Op maximaal 12 dagen per jaar vinden activiteiten plaats, zoals de aan- of afvoer van suikerbieten of de aanvoer van aardappelen, die een hogere geluidbelasting tot gevolg hebben.
Gemiddelde geluidsbelasting
De inrichting valt onder de algemene regels van het Activiteitenbesluit. De normstelling uit het Activiteitenbesluit geldt alleen voor de vast opgestelde toestellen en installaties. Voor de nieuwe situatie is echter een planologische procedure noodzakelijk. In dat verband dienen alle geluidbronnen (vaste en mobiele) binnen het bedrijf beoordeeld te worden. Er dient gemotiveerd te worden dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Uit het onderzoek blijkt dat op een reguliere drukke dag voldaan wordt aan het toetsingskader en er daarom sprake is van een aanvaardbare situatie.
Piekniveau
Piekgeluiden bij het bedrijf worden bepaald door het aan- en afrijdend vrachtverkeer en landbouwvoertuigen. De optredende piekgeluiden voldoen in de dagperiode niet aan het toetsingskader waar bij voorkeur aan wordt voldaan. Door het realiseren van een afschermende voorziening kan hier wel aan worden voldaan. Piekgeluiden als gevolg van rijbewegingen met vrachtwagens en landbouwvoertuigen worden uitgezonderd van beoordeling bij toetsing aan het Activiteitenbesluit en dan wordt er voldaan aan de normstelling.
Geluidsbelasting door verkeer op de openbare weg
De geluidsbelasting als gevolg van het verkeer van- en naar het bedrijf voldoet in de beschouwde situatie aan de voorkeursgrenswaarde.
Luchtkwaliteit
De voorgenomen ontwikkeling kan, gelet op de beperkte omvang van de ontwikkeling, gezien worden als een NIBM-project; de ontwikkeling heeft niet in betekenende mate invloed op de luchtkwaliteit ter plaatse. Aan de andere kant is in dit geval geen sprake van de realisatie van een gevoelige bestemming. Toetsing van het aspect luchtkwaliteit is derhalve niet noodzakelijk.
Externe veiligheid
Nabij het plangebied is de provinciale weg N219 gelegen. Over deze weg vindt mogelijk transport van gevaarlijke stoffen plaats. Daarnaast is nabij de locatie een buisleiding voor het transport van aardgas gelegen. Het plangebied is daarmee binnen het invloedsgebied van een buisleiding en een transportroute gelegen. Het groepsrisico dient daarmee nader te worden gemotiveerd.
Het is van belang te onderzoeken of de personendichtheid binnen het invloedsgebied onevenredig toeneemt. Bij de voorgenomen ontwikkeling is geen sprake van het oprichten van nieuwe verblijfsruimten en zal geen sprake zijn van een onevenredige groei van het personeel. Hiermee zal de personendichtheid niet in onevenredige mate toenemen, waarmee geen sprake zal zijn van een onevenredige toename van het groepsrisico.
Milieuzonering
Bij de voorgenomen ontwikkeling is sprake van uitbreiding van een akkerbouwbedrijf. Ten aanzien van akkerbouwbedrijven geldt een maatgevende richtafstand van 30 m voor het aspect geluid.
Het dichtstbijzijnd gevoelig object, de woning aan de Zuideinde 4, bevindt zich op een afstand van ongeveer 35 m. Hiermee wordt aan de gestelde richtafstanden voldaan en zal met de voorgenomen ontwikkeling geen onevenredige hinder worden veroorzaakt aan gevoelige objecten in de omgeving.
Naast het feit dat een ruimtelijke ontwikkeling geen onevenredige hinder aan gevoelige objecten in de omgeving mag veroorzaken mag deze ook niet leiden tot beperkingen van de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven, functies en bestemmingen. Dit is echter vooral van belang wanneer sprake is van het oprichten van nieuwe gevoelige objecten. Bij de voorgenomen ontwikkeling is geen sprake van het oprichten van een nieuw gevoelig object. Hiermee zullen geen omliggende bedrijven, functies en bestemmingen in de ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt.