Artikel 19 Wonen - 3
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. het wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
-
b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': tevens een parkeerterrein;
-
c. ten minste 1,3 parkeerplaats per woning;
-
d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, tuinen, waterhuishoudkundige voorzieningen en water.
19.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
19.2.1 Hoofdgebouwen
-
a. de woningen worden vrijstaand, twee onder een kap en aaneen gebouwd;
-
b. de voorgevels van hoofdgebouwen worden ten hoogste 3 m uit de aanduiding 'gevellijn' gebouwd.
-
c. de diepte van hoofdgebouwen bedraagt, gemeten vanuit de bestemmingsgrens, ten hoogste 12 m;
-
d. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
-
e. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de goothoogte van het hoofdgebouw vermeerderd met 5 m;
-
f. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m;
-
g. de goothoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
-
1. de dakkapel wordt geplaatst in het dakvlak;
-
2. de breedte van dakkapellen aan de voor-, zij- en achterkant van het hoofdgebouw ten hoogste 80% van het dakvlak bedraagt.
19.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
-
a. de afstand van aan-, uit- en bijgebouwen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 m;
-
b. de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot perceelsgrenzen bedraagt 0 of ten minste 1 m;
-
c. de goothoogte aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw met een maximum van 4 m;
-
d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 5 m;
-
e. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
-
f. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4 m;
-
g. de diepte van aan- en uitbouwen, gemeten vanuit de gevel van het hoofdgebouw waaraan de aan- of uitbouw wordt gebouwd, bedraagt ten hoogste 4 m;
-
h. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
-
i. de totale oppervlakte van overkappingen bedraagt ten hoogste 30 m²;
-
j. het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen en/of aan- en uitbouwen en overkappingen mag ten hoogste 50% van het bij de woning behorende zij- en achtererf bedragen zulks met een maximum van 50 m², met dien verstande dat:
-
1. ten hoogste 75 m² aan bijgebouwen en uitbouwen mag worden gebouwd indien de oppervlakte van de bedoelde gronden groter is dan 150 m²;
-
2. een aaneengesloten oppervlak van ten minste 25 m² van het zij- en/of achtererf onbebouwd en onoverdekt dient te blijven.
19.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
-
a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel bedraagt ten hoogste 1 m;
-
b. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevel bedraagt ten hoogste 2 m;
-
c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
19.3 Specifieke gebruiksregel
19.3.1 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet op de ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:
-
a. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het bijgebouwen betreft;
-
b. het gebruik van delen van de woning en bijgebouwen als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte;
-
c. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn en tot 3 m erachter;
-
d. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
-
e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
-
f. seksinrichtingen;
-
g. opslag en verkoop van vuurwerk;
-
h. het plaatsen van reclameobjecten (zuilen en/of borden).
19.3.2 Met betrekking tot het gebruik geldt dat de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning en bijgebouw met een maximum van 50 m² bedraagt.
19.4 Afwijken van de gebruiksregels t.b.v. mantelzorg
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.3.1 onder a, teneinde bewoning in vrijstaande bijgebouwen mogelijk te maken ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:
-
a. met een medische verklaring de noodzaak van mantelzorg wordt aangetoond;
-
b. aangetoond wordt dat de mantelzorg tijdelijk van aard is;
-
c. de niet zelfstandige woonruimte maximaal 70 m2 bedraagt binnen de bebouwingsregeling, als bedoeld in lid 19.2 past, tenzij mantelzorg wordt gefaciliteerd middels een pre-fab-woonunit;
-
d. er geen onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden plaatsvindt;
-
e. de bedrijfsvoering van nabij gelegen bedrijven niet wordt beperkt;
-
f. per woning maximaal een omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg wordt verleend.
19.5 Afwijken van het bouwen t.b.v. mantelzorg
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2 ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:
-
a. het bevoegd gezag tevens een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in lid 19.4 verleent;
-
b. er geen onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden plaatsvindt;
-
c. de bedrijfsvoering van nabij gelegen bedrijven niet wordt beperkt;
-
d. per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning van mantelzorg wordt verleend;
-
e. mantelzorg wordt gefaciliteerd middels een pre-fab-woonunit.