direct naar inhoud van Artikel 16 Wonen
Plan: Moerkapelle Dorp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1892.BpMoerkapelleDorp-Va01

Artikel 16 Wonen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'garage': uitsluitend garages ten behoeve van de woningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens een kantoor;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte': tevens een praktijkruimte;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, waterhuishoudkundige voorzieningen en water.

16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

16.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. per bouwperceel en hoofdgebouw is maximaal 1 woning toegestaan; splitsing van een bouwperceel ten behoeve van nieuwbouw van een tweede woning is niet toegestaan;
  • c. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • d. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de goothoogte van het hoofdgebouw vermeerderd met 5 m;
  • e. de goothoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
    • 1. de dakkapel wordt geplaatst in het dakvlak;
    • 2. de breedte van dakkapellen aan de voor-, zij- en achterkant van het hoofdgebouw ten hoogste 80% van het dakvlak bedraagt.

16.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden zowel binnen als buiten het bouwvlak gebouwd;
  • b. de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 m;
  • c. de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot perceelsgrenzen bedraagt 0 of ten minste 1 m;
  • d. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw met een maximum van 4 m;
  • e. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 5 m;
  • f. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • g. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4 m;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' mag ten hoogste 190 m² aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd mits de oppervlakte van de gronden groter is dan 375 m²;
  • i. de diepte van aan- en uitbouwen, gemeten vanuit de zij- en achtergevel van het hoofdgebouw waaraan de aan- of uitbouw wordt gebouwd, bedraagt ten hoogste 4 m;
  • j. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • k. de totale oppervlakte van overkappingen bedraagt ten hoogste 30 m²;
  • l. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 50% van het bij de woning behorende zij- en achtererf bedragen, zulks met een maximum van 50 m², met dien verstande dat:
    • 1. ten hoogste 75 m² aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag worden gebouwd indien de oppervlakte van de bedoelde gronden groter is dan 150 m².

16.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevel bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

16.3 Specifieke gebruiksregel

16.3.1 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet op de ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  • a. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het bijgebouwen betreft;
  • b. het gebruik van delen van de woning en bijgebouwen als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte;
  • c. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn en tot 3 m erachter;
  • d. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • f. seksinrichtingen;
  • g. opslag en verkoop van vuurwerk;
  • h. het plaatsen van reclameobjecten (zuilen en/of borden).

16.3.2 Met betrekking tot het gebruik geldt dat de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning en bijgebouw met een maximum van 50 m² bedraagt.

16.4 Afwijken van de bouwregels t.a.v. overschrijding bouwhoogte hoofdgebouw voor dakopbouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 16.2.1 onder d ten behoeve van het overschrijden van de maximaal toegestane bouwhoogte van een hoofdgebouw, indien:

  • a. de breedte van de dakopbouw ten hoogste 85% van het dakvlak bedraagt;
  • b. de hoogte van de dakopbouw ten hoogste 0,8 m bedraagt, gemeten vanaf de nok van het dak.

16.5 Afwijken van de bouwregels t.a.v. aan-/uitbouwen (erkers) voor de voorgevel

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.2.2 onder b ten aanzien van het realiseren van een aan-/uitbouw voor de voorgevel, indien:

  • a. de diepte van de aan-/uitbouw ten hoogste 1,5 m bedraagt, gemeten vanaf de voorgevel;
  • b. de breedte van de aan-/uitbouw ten hoogste 50% van de breedte van de oorspronkelijke voorgevel bedraagt;
  • c. de hoogte van de aan-/uitbouw gelijk is aan de hoogte van de verdiepingsvloer, met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste 4 m bedraagt;
  • d. de diepte van de voortuin bedraagt, na voltooiing van de aan-/uitbouw, minimaal 2 m.

16.6 Afwijken van de gebruiksregels t.b.v. mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.3.1 onder a, teneinde bewoning in vrijstaande bijgebouwen mogelijk te maken ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:

  • a. met een medische verklaring de noodzaak van mantelzorg wordt aangetoond;
  • b. aangetoond wordt dat de mantelzorg tijdelijk van aard is;
  • c. de niet zelfstandige woonruimte maximaal 70 m2 bedraagt binnen de bebouwingsregeling, als bedoeld in lid 16.2 past, tenzij mantelzorg wordt gefaciliteerd middels een pre-fab-woonunit;
  • d. er geen onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden plaatsvindt;
  • e. de bedrijfsvoering van nabij gelegen bedrijven niet wordt beperkt;
  • f. per woning maximaal een omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg wordt verleend.

16.7 Afwijken van het bouwen t.b.v. mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.2 ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:

  • a. het bevoegd gezag tevens een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in lid 16.6 verleent;
  • b. er geen onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden plaatsvindt;
  • c. de bedrijfsvoering van nabij gelegen bedrijven niet wordt beperkt;
  • d. per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning van mantelzorg wordt verleend;
  • e. mantelzorg wordt gefaciliteerd middels een pre-fab-woonunit.